Home

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende overgangsmaatregelen voor de hervorming van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met name ten aanzien van bezoldiging en pensioenen

Voorstel voor een Verordening van de Raad betreffende overgangsmaatregelen voor de hervorming van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met name ten aanzien van bezoldiging en pensioenen

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende overgangsmaatregelen voor de hervorming van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met name ten aanzien van bezoldiging en pensioenen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Op 19 mei 2003, en daarna op 29 september 2003 na de resultaten van het Comité van Overleg, heeft de Raad overeenstemming bereikt over het volgende:

De salarisschalen worden pas per 1 januari aan- en toegepast op basis van de huidige methode voor salarisaanpassing. De nieuwe speciale heffing en het nieuwe pensioenbijdragepercentage worden per 1 januari 2004 van kracht.

De overige bepalingen van het nieuwe Statuut worden op 1 mei 2004 van kracht, behalve de nieuwe meerjarige aanpassingsmethode met een looptijd van 9 jaar, die per 1 juli 2004 van kracht wordt.

Deze verordening is gericht op de tenuitvoerlegging, met ingang van 1 januari 2004, van het politieke akkoord ten aanzien van de bovengenoemde overgangsmaatregelen.

2003/0241 (CNS)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD betreffende overgangsmaatregelen voor de hervorming van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen, met name ten aanzien van bezoldiging en pensioenen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 283,

Gelet op artikel 13 van het het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Gemeenschappen,

Gelet op het voorstel van de Commissie [1], dat is ingediend na raadpleging van het Comité voor het Statuut,

[1] PB C [...], [...], blz. [...].

Gelet op de conclusies die de Raad op 19 mei 2003 heeft goedgekeurd [2], en op de resultaten van het Comité van Overleg, die de Raad op 29 september 2003 heeft goedgekeurd [3],

[2] Doc. 9522/03 STAT 34 FIN 201.

[3] Doc. 12957/03 STAT 77 FIN 405.

Gelet op het advies van het Europees Parlement [4],

[4] PB C [...], [...], blz. [...].

Gelet op het advies van het Hof van Justitie [5],

[5] PB C [...], [...], blz. [...].

Gelet op het advies van de Rekenkamer [6],

[6] PB C [...], [...], blz. [...].

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De herziening van het huidige Statuut en de Regelingen voor de andere personeelsleden, die oorspronkelijk in 1962 zijn goedgekeurd, heeft het noodzakelijk gemaakt bepaalde hervormingsmaatregelen in te voeren. De aanpassing van de salarisschalen op basis van de huidige methode, een nieuwe speciale heffing en een nieuw pensioenbijdragepercentage zullen van kracht worden op 1 januari 2004, bij wijze van overgangsmaatregelen, terwijl de herziene Verordening tot wijziging van het Statuut van kracht zal worden op 1 mei 2004.

(2) De nieuwe speciale heffing wordt ingevoerd met het oog op de kosten van het sociale beleid, betere arbeidsomstandigheden en de Europese Scholen.

(3) Artikel 83, lid 4, van het Statuut bepaalt dat indien uit een actuariële raming van de pensioenregeling blijkt dat de bijdrage van de ambtenaren niet toereikend is om het derde gedeelte van de uitkeringen ingevolge de pensioenregeling te financieren, een nieuw bijdragepercentage vastgesteld dient te worden. Uit een dergelijke raming [7] is gebleken dat de huidige bijdragen van de ambtenaren inderdaad niet toereikend zijn om een derde van de uitkeringen te financieren.

[7] Doc. 13157/03 STAT 78 FIN 410 en Doc. 12957/03 STAT 77 FIN 405.

(4) Ingevolge artikel 65 van het Statuut stelt de Raad jaarlijks een onderzoek in naar het bezoldigingspeil van de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschappen, en past dit peil indien nodig aan. Volgens het door de Raad goedgekeurde voorstel zullen de salarisschalen aangepast worden op basis van de huidige methode. Voor dit doel wordt de geldigheidsduur van Bijlage XI van het Statuut, die vanaf 30 juni 2003 niet meer van toepassing was, dienovereenkomstig verlengd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Lid 1 tot en met 5 van artikel 66 bis van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen worden vervangen door de volgende tekst:

1. Tijdelijk en voor een periode die aanvangt op 1 januari 2004 en afloopt op 30 april 2004, wordt een maatregel ingevoerd, hierna te noemen "speciale heffing", die, in afwijking van artikel 3, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 260/68 [8], van toepassing is op de door de Gemeenschappen aan de ambtenaren in actieve dienst betaalde bezoldigingen.

[8] PB L 56 van 4.3.1968, blz. 8: Verordening als laatstelijk gewijzigd bij Verordening (Euratom, EGKS, EEG) nr. 3736/90 (PB L 360 van 22.12.1990, blz. 1).

2. Deze speciale heffing, die van toepassing is op de in lid 4 bedoelde heffingsgrondslag, is vastgesteld op 2,5%.

3. a) De heffingsgrondslag voor de tijdelijke bijdrage is het basissalaris dat hoort bij de rang en de salaristrap waarvan wordt uitgegaan voor de berekening van de bezoldiging, verminderd met:

- de bijdrage voor de stelsels van sociale zekerheid en de pensioenbijdrage alsmede de belasting welke, vóór enige aftrek uit hoofde van de speciale heffing, verschuldigd zou zijn door een ambtenaar van dezelfde rang en dezelfde salaristrap, die geen personen ten laste heeft in de zin van artikel 2 van bijlage VII, en

- een bedrag dat gelijk is aan het basissalaris van een ambtenaar van de rang D 4, eerste salaristrap.

b) De elementen op grond waarvan de heffingsgrondslag wordt vastgesteld, worden uitgedrukt in euro met toepassing van een aanpassingscoëfficiënt van100.

4. De tijdelijke bijdrage wordt iedere maand ingehouden; de opbrengst ervan wordt als ontvangst in de algemene begroting van de Gemeenschappen opgevoerd.

Artikel 2

Voor de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 april 2004 wordt de bijdrage als bedoeld in artikel 83, lid 2, van het Statuut vastgesteld op 9,25%. Het maximumpercentage van betalingen uit hoofde van artikel 42 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen wordt bepaald op 18,5%.

Artikel 3

1. Bijlage XI van het Statuut blijft van toepassing van 1 juli 2003 tot en met 30 juni 2004.

2. Voor de doeleinden van het onderzoek naar het bezoldigingspeil van 2003 wordt de aanpassing zoals bepaald in artikel 65, lid 1, van het Statuut van kracht met ingang van 1 januari 2004.

3. Overeenkomstig Bijlage XI bedraagt deze aanpassing 3,4%.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op [...].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, [...]

Voor de Raad

De Voorzitter

[...]

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage bij het financieel memorandum

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Opmerkingen:

De gevolgen na 1.5.04 zijn in het algemene voorstel betreffende de hervorming opgenomen.

Uitgangspunt voor dit memorandum is de situatie in juni 2003 (een verlenging van de tijdelijke bijdrage en van de methode voor de aanpassing van de salarissen)