Voorstel voor een verordening van de Raad tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China
Voorstel voor een verordening van de Raad tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China
Voorstel voor een verordening van de Raad tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China /* COM/2003/0662 def. */
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China .
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Op 13 juni 2002 werd een tussentijdse herzieningsprocedure ingeleid betreffende de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 2011/2000 van de Raad waren ingesteld op vloeispaat uit de Volksrepubliek China. De herzieningsprocedure was beperkt tot de vorm van de maatregelen.
Bijgaand voorstel voor een verordening van de Raad is gebaseerd op de conclusies van het onderzoek die hebben uitgewezen dat de vorm van de bij Verordening (EG) nr. 2011/2000 van de Raad ingestelde maatregelen niet moest worden gewijzigd.
Voorgesteld wordt derhalve dat de Raad zijn goedkeuring hecht aan bijgaand voorstel voor een Verordening van de Raad die zo spoedig mogelijk moet worden bekend gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot beëindiging van de tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1] ("basisverordening"), met name op artikel 11, lid 3,
[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, als gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1972/2002 (PB L 305 van 7.11.2002, blz. 1).
Gelet op het voorstel dat door de Commissie werd ingediend na overleg met het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Geldende maatregelen
(1) In september 2000 heeft de Raad, bij Verordening (EG) nr. 2011/2000 [2], een definitief antidumpingrecht ingesteld op vloeispaat uit de Volksrepubliek China. Het recht heeft de vorm van een minimuminvoerprijs.
[2] PB L 241 van 26.9.2000, blz. 5.
2. Inleiding van het onderzoek
(2) Op 13 juni 2002 heeft de Commissie, met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen [3] ("bericht van inleiding"), de inleiding bekendgemaakt van een tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China, overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.
[3] PB C 140 van 13.6.2002, blz. 16.
(3) De herzieningsprocedure werd ingeleid op initiatief van de Commissie die wenste na te gaan of de thans geldende maatregel, een minimuminvoerprijs, een passende maatregel is, omdat daarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen verkoop aan gelieerde en aan niet-gelieerde partijen, of tussen de eerste verkoop en de daaropvolgende verkopen in de Gemeenschap. Gebleken is dat dit kan leiden tot problemen bij de handhaving van de maatregel. De huidige maatregel leek daarom niet toereikend om schadeveroorzakende dumping tegen te gaan.
3. Onderzoek
(4) De Commissie heeft de importeurs, de haar bekende gebruikers en hun organisaties, de vertegenwoordigers van het exportland en de producenten van de Gemeenschap van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk bekend te maken en te verzoeken te worden gehoord binnen de in het bericht tot inleiding vermelde termijn.
(5) Een organisatie van producenten van de Gemeenschap, een kamer van koophandel in de Volksrepubliek China, acht gebruikers, één importeur in de Gemeenschap en één handelaar in de Verenigde Staten van Amerika hebben hun standpunt schriftelijk bekendgemaakt. Alle partijen die hiertoe binnen de vastgestelde termijn het verzoek hadden ingediend en konden aantonen dat er bijzondere redenen waren om hen te horen, werden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
(6) De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de beoordeling van de gepastheid van de geldende maatregelen nodig had, ingewonnen en geverifieerd.
B. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK EN BEËINDIGING VAN DE TUSSENTIJDSE HERZIENINGSPROCEDURE
(7) De tussentijdse herzieningsprocedure werd ingeleid om het risico van het ontwijken/ontduiken van het recht te beperken. Het ontwijken/ontduiken van het recht kan op verschillende manieren gebeuren. Exporteurs die zijn onderworpen aan de maatregel kunnen, wanneer zij naar de Gemeenschap uitvoeren, een prijs op de factuur zetten die hoger is dan de minimuminvoerprijs en deze hogere prijs vervolgens compenseren door een overeenkomst met de importeurs. Hierdoor kan de minimumprijs ondoeltreffend worden, daar het betrokken product dan nog steeds tegen een lagere prijs dan de minimuminvoerprijs in de Gemeenschap wordt ingevoerd. Dit kan ertoe leiden dat in de Gemeenschap wederverkoopprijzen worden aangerekend die verhinderen dat de beoogde gevolgen van de maatregelen, namelijk het wegnemen van de schadelijke gevolgen van dumping, worden bereikt. In de conclusies van het Jaarverslag van de Rekenkamer over 2000 [4] werd reeds gewezen op het grote, algemene risico van prijsmanipulatie wanneer rechten de vorm hebben van een minimuminvoerprijs. Om een oplossing te vinden voor dit probleem werd aanvankelijk overwogen de minimuminvoerprijs te vervangen door een ad-valoremrecht.
[4] PB C 359 van 15.12.2001, blz. 1, overwegingen 1.31 en 1.35.
(8) Hoewel een ad-valoremrecht over het algemeen beter geschikt wordt geacht om het risico van prijsmanipulatie te voorkomen, bleek dat het risico van prijsmanipulatie in dit geval zeer laag of zelfs afwezig is, omdat de invoerprijzen over een langere periode ruim boven de minimuminvoerprijs zijn gebleven. Exporteurs zouden derhalve geen reden hebben om de prijzen te manipuleren op de in overweging 7 beschreven wijze. Dit werd voorts bevestigd door de opmerkingen van alle belanghebbenden die hun standpunt schriftelijk bekendmaakten, met inbegrip van de bedrijfstak van de Gemeenschap, die allen van mening waren dat de vorm van de maatregelen niet moest worden gewijzigd.
(9) Vastgesteld wordt derhalve dat er thans, gezien de bijzondere en zeer specifieke omstandigheden van dit geval, geen redenen zijn om de vorm van de maatregel ten aanzien van vloeispaat uit de Volksrepubliek China te wijzigen en dat de lopende tussentijdse herzieningsprocedure moet worden beëindigd zonder dat de bij Verordening (EG) nr. 2011/2000 van de Raad ingestelde antidumpingmaatregelen worden gewijzigd,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De tussentijdse herzieningsprocedure betreffende de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op vloeispaat uit de Volksrepubliek China, die werd ingeleid overeenkomstig artikel 11, lid 3 van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad, wordt hierbij beëindigd zonder dat het thans geldende antidumpingrecht wordt gewijzigd.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, [...]
Voor de Raad
De Voorzitter