Home

Speciaal verslag nr. 9/2003 over het systeem voor de vaststelling van subsidiebedragen voor export van landbouwproducten (uitvoerrestituties), vergezeld van de antwoorden van de Commissie

Speciaal verslag nr. 9/2003 over het systeem voor de vaststelling van subsidiebedragen voor export van landbouwproducten (uitvoerrestituties), vergezeld van de antwoorden van de Commissie

Speciaal verslag nr. 9/2003 over het systeem voor de vaststelling van subsidiebedragen voor export van landbouwproducten (uitvoerrestituties), vergezeld van de antwoorden van de Commissie

Publicatieblad Nr. C 211 van 05/09/2003 blz. 0001 - 0020


Speciaal verslag nr. 9/2003

over het systeem voor de vaststelling van subsidiebedragen voor export van landbouwproducten (uitvoerrestituties), vergezeld van de antwoorden van de Commissie

(uitgebracht krachtens artikel 248, lid 4, tweede alinea, van het EG-Verdrag)

(2003/C 211/01)

INHOUD

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

AFKORTINGEN

DG AGRI directoraat-generaal Landbouw van de Commissie

fob free on board (franco aan boord)

GMO gemeenschappelijke marktordening

MMP mageremelkpoeder

VMP vollemelkpoeder

WTO Wereldhandelsorganisatie

SAMENVATTING

I. Exportrestituties zijn subsidies die aan exporteurs worden betaald om export van landbouwproducten op de wereldmarkt mogelijk te maken.

II. De kosten voor rekening van de communautaire begroting zijn aanzienlijk: in 2000 bedroegen de uitgaven 5,6 miljard euro en in 2001 beliepen zij 3,4 miljard euro.

III. De doelstelling van de controle was, de methode te evalueren die de Commissie hanteert bij het vaststellen van de uitvoerrestituties. De vier belangrijkste productgroepen voor uitvoerrestituties werden geselecteerd: vlees en vleesproducten, melk en zuivelproducten, granen en suiker. Deze vier productgroepen zijn tezamen goed voor ruim 85 % van de uitgaven aan uitvoerrestituties.

IV. Het gaat er niet om, de export te maximaliseren. De Commissie richt zich bij haar marktbeheer op het stabiliseren van de interne markt op een zodanig prijsniveau dat wordt vermeden dat producten in het duurdere interventiesysteem terechtkomen. Uitvoerrestituties worden beschouwd als één van de instrumenten voor het bereiken van deze doelstelling.

V. Hoewel de Commissie in het algemeen ruim voldoende marktinformatie tot haar beschikking had, was deze niet altijd bijgewerkt, volledig of objectief. Vaak was niet duidelijk welk gebruik werd gemaakt van de informatie en welk effect dit had op de feitelijk vastgestelde restitutiebedragen. De Commissie benadrukt dat de vaststelling van de bedragen resulteert uit een complexe beoordeling. Daarbij worden echter geen marktparameters bepaald die bij deze beoordeling gehanteerd moeten worden.

VI. Bij het vaststellen van de restitutiebedragen gaf de Commissie geen uiteenzetting van haar werkmethoden of een systematische en coherente toelichting op de vastgestelde tarieven. De bestuurscontroles waarnaar in het antwoord van de Commissie werd verwezen, werden niet systematisch van bewijsstukken voorzien.

VII. Uitvoerrestituties zouden de kloof tussen EU- en wereldmarktprijzen, voorzover nodig, moeten overbruggen. De Commissie schat de grootte van deze kloof voor zuivelproducten, granen en suiker op basis van indicatieve prijzen of prijsopgaven. Zij doet dit niet voor rundvleesproducten, aangezien zij bij haar standpunt blijft dat daar geen wereldmarktprijzen voor bestaan. Voor het merendeel geven de berekeningen van de Commissie aan dat de restitutie niet groter is dan de geschatte kloof. Voor aanzienlijk lange perioden waarop de controle betrekking heeft, blijkt uit de schattingen van de Commissie echter dat de EU-prijs exclusief restitutie voor bepaalde zuivelproducten onder de wereldmarktprijs ligt.

WAT ZIJN UITVOERRESTITUTIES EN HOE WORDEN RESTITUTIEBEDRAGEN VASTGESTELD?

1. Uitvoerrestituties worden betaald aan exporteurs die landbouwproducten uitvoeren naar landen buiten de Europese Unie. Zo moet het vooral mogelijk worden gemaakt, landbouwproducten in die landen in de handel te brengen door exporteurs compensatie te bieden voor het verschil tussen de marktprijzen binnen de Europese Unie en de - doorgaans lagere - wereldmarktprijzen.

2. De uitgaven aan uitvoerrestituties zijn sinds de WTO-overeenkomsten gedaald. De toekomstige ontwikkeling van deze restituties is afhankelijk van de onderhandelingen over de internationale handel. De kosten voor rekening van de communautaire begroting zijn nog steeds aanzienlijk: in 2000 bedroegen de uitgaven 5,6 miljard en in 2001 3,4 miljard euro.

Grafiek1

Verdeling van uitvoerrestituties over de productgroepen voor EOGFL-jaar 2001

>PIC FILE= "C_2003211NL.000401.TIF">

3. De kosten voor de begroting worden bepaald door twee factoren: de hoeveelheid geëxporteerde producten en de door de Commissie vastgestelde uitvoerrestituties voor de diverse producten. De Commissie controleert de hoeveelheid geëxporteerd product door middel van uitvoervergunningen.

4. Het restitutiebedrag is voor bepaalde producten hoog in vergelijking met de wereldmarktprijs en in sommige gevallen, met name voor suiker, veel hoger dan de wereldmarktprijs. In tabel 1 wordt een selectie van de gecontroleerde bedragen vergeleken met de wereldmarktprijzen.

Tabel 1

Vergelijking van restitutiebedragen en wereldmarktprijzen

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

DG AGRI.

5. De marktafdelingen van directoraat-generaal Landbouw (DG AGRI) van de Commissie, die per productgroep zijn georganiseerd, zijn verantwoordelijk voor het voorstellen van uitvoerrestituties voor elk product dat daarvoor in aanmerking komt. De voorstellen worden voorgelegd aan het betrokken comité van beheer (vertegenwoordigers van de lidstaten), dat over elk voorstel moet stemmen. Wanneer het comité met gekwalificeerde meerderheid van stemmen tegen het voorstel stemt, hetgeen in de praktijk zelden gebeurt, wordt het voorstel doorverwezen naar de Raad. In het andere geval keurt de Commissie de voorgestelde bedragen goed.

6. In bepaalde productsectoren (bijvoorbeeld rundvlees en zuivelproducten) wordt het bedrag periodiek door de Commissie vastgesteld zonder enige inschrijvingsprocedure, waarbij de frequentie wordt bepaald door de verordening die de gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor het betrokken product regelt, ten minste elke vier weken voor zuivelproducten en ten minste elke drie maanden voor rundvlees. Bovendien kan de Commissie de bedragen te allen tijde wijzigen wanneer onvoorziene situaties direct optreden noodzakelijk maken. In andere productsectoren (bijvoorbeeld granen en suiker) worden exporteurs uitgenodigd tot deelname aan een inschrijvingsprocedure voor de uitvoerrestitutie en de tegen het bedrag van de inschrijving te exporteren hoeveelheid. De Commissie besluit tot een "limietbedrag"; elke inschrijving voor een uitvoerrestitutie onder dat limietbedrag wordt aanvaard.

IN HET KADER VAN DE CONTROLE BEHANDELDE VRAGEN

7. In dit verslag wordt onderzocht hoe de Commissie te werk gaat bij de vaststelling van uitvoerrestitutiebedragen. Er wordt gezocht naar een antwoord op de hoofdvraag:

- Wordt het uitvoerrestitutiebedrag door de Commissie op rationele, coherente en oordeelkundige wijze vastgesteld?

alsmede op de volgende onderliggende vragen:

- Wordt er bij de vaststelling van het restitutiebedrag met alle relevante factoren rekening gehouden?

- Zijn de bronnen van onderliggende gegevens relevant, volledig, betrouwbaar, geldig en bijgewerkt?

8. De opmerkingen in dit verslag zijn gebaseerd op een evaluatie van de doelstellingen en systemen van de Commissie voor de vaststelling van de restitutiebedragen, op een evaluatie van de notulen van de vergaderingen van het comité van beheer, op gesprekken met ambtenaren die verantwoordelijk zijn voor het vaststellen van de uitvoerrestitutiebedragen en op analyses van de beschikbare documentatie in de dossiers van de Commissie met betrekking tot het vaststellen van de bedragen. Een steekproef van 38 restitutiebedragen uit de belangrijkste productgroepen (granen, suiker, rundvlees en zuivelproducten) werd geselecteerd voor een uitvoerige controle. Het ging om de volgende producten: zachte tarwe, witte suiker, rundvlees, boter, mageremelkpoeder (MMP) en kaas. De referentieperiode voor de controle van de verrichtingen liep van 1 januari 1999 tot en met 31 juli 2001. De controle werd verricht tussen oktober 2001 en januari 2002. De gedetailleerde bevindingen werden tussen december 2001 en januari 2002 meegedeeld aan de Commissie.

9. De laatste controle van de Rekenkamer op dit terrein vond plaats in 1990(1). De voornaamste conclusies inzake de wijze waarop de uitvoerrestituties werden vastgesteld, luidden dat er geen documentatie was bijgehouden van de feiten, de beoordeling van de feiten door de Commissie, de genomen besluiten en de resultaten, waardoor controle door een onafhankelijke derde en bestuurscontrole vrijwel onmogelijk waren.

Fragmenten uit het laatste controleverslag terzake van de Rekenkamer in 1990:

- is dit [subsidie]niveau afhankelijk van de beoordeling van de Commissie ... Dit zou niet per se aanleiding tot bezorgdheid hoeven te zijn indien er een toereikende documentatie bestond met betrekking tot de feiten, de beoordeling van die feiten door de Commissie, de genomen besluiten en de resultaten.

- Dit is echter niet het geval, hetgeen ernstige gevolgen heeft voor het beheer en een onafhankelijke controle door derden.

- De Kamer heeft in de dossiers van de Commissie niet de informatie aangetroffen die nodig is om te kunnen komen tot meer dan een uiterst elementaire beoordeling van tal van aspecten van de uitvoersubsidies.

- Het [is] onduidelijk hoe er een deugdelijk beheer kan worden gevoerd en hoe de verschillende Comités van beheer als doeltreffend controlemiddel ten opzichte van de Commissie kunnen functioneren".

- In haar antwoorden nam de Commissie het standpunt in dat toereikende documentatie voorhanden was voor belangrijke besluiten en dat het volgens haar niet onduidelijk was hoe er een deugdelijk beheer kon worden gevoerd.

10. De Commissie begrotingscontrole van het Europees Parlement concludeerde in haar verslag over het speciaal verslag van de Rekenkamer dat "met het oog op de openbare verantwoordingsplicht de interne besluitvormingsprocedures van de Commissie moeten worden vastgelegd en schriftelijk gemotiveerd, zodat haar redenering te allen tijde door de toezichthoudende organen kan worden gevolgd"(2).

RESTITUTIEBEDRAGEN KUNNEN HET VERSCHIL TUSSEN WERELDMARKT- EN EU-PRIJZEN COMPENSEREN VOORZOVER NODIG TER BEVORDERING VAN DE EXPORT

11. De verordeningen houdende een marktordening voor de diverse productgroepen(3) bepalen dat er voor verschillende productgroepen een uitvoerrestitutie geldt die is gebaseerd op het verschil tussen de marktprijs binnen de Europese Unie en de wereldmarktprijs, voorzover die nodig is om export daarvan mogelijk te maken. Bij het vaststellen van de restitutie binnen deze grenzen dienen factoren in aanmerking te worden genomen als het prijsverschil, stabiliteit op de interne markt, beperkingen in het kader van de WTO, toekomstige markttrends en het economische aspect van de export.

AANPAK VAN HET MARKTBEHEER DOOR DE COMMISSIE

12. De Commissie is er bij het beheer van de markt op gericht, de interne markt te stabiliseren op een zodanig prijsniveau dat wordt vermeden dat producten in het duurdere interventiesysteem terechtkomen. Uitvoerrestituties worden beschouwd als één van de instrumenten om deze doelstelling te bereiken. Maximalisatie van de export is uitdrukkelijk geen doelstelling van het marktbeheer.

13. Hoewel de verschillende marktafdelingen worden geconfronteerd met soortgelijke voorschriften uit de regelgeving waarmee rekening moet worden gehouden bij het vaststellen van de uitvoerrestituties, bestaan er in de praktijk aanzienlijke verschillen die vaak een afspiegeling vormen van de aard van de verschillende markten, die worden besproken in de paragrafen 19 tot en met 38. Sommige afdelingen stellen de restitutie vast met gebruikmaking van een inschrijvingssysteem, terwijl andere ze direct vaststellen. De frequentie van de restitutiewijzigingen varieert van wekelijks tot driemaandelijks, naar gelang van de marktsector. Zowel granen als suiker zijn eenjarige teelten waarvoor de wereldmarktprijzen dagelijks direct voorhanden zijn. Niettemin baseert de afdeling Granen haar berekeningen op locoprijzen en hanteert de afdeling Suiker termijnkoersen. Terwijl de afdeling Granen een binnen de Europese Unie geldende prijs hanteert die is gebaseerd op van de markt afkomstige informatie, gebruikt de afdeling Suiker hiervoor de interventieprijs. Slechts de afdeling Rundvlees heeft een systeem om de prijzen binnen de Europese Unie ter plaatse te verifiëren. De afdelingen Melk, Granen en Suiker berekenen het verschil tussen de indicatieve EU- en wereldmarktprijzen. De afdeling Rundvlees doet dat niet. Er kunnen legitieme redenen voor dergelijke afwijkingen zijn, maar er is geen bewijs uit recente beheersanalyses voorhanden dat deze rechtvaardigt.

BESCHIKBARE INFORMATIE

14. Bij het vaststellen van uitvoerrestituties opereert de Commissie op markten waar handelaars er voortdurend naar streven, hun voordeel te doen met veranderende marktontwikkelingen. De Europese Unie heeft er belang bij, te zorgen voor een vaste aanwezigheid op de wereldmarkten en te vermijden dat een beperkt aantal grote marktdeelnemers haar marktaandeel overneemt. Om dit te kunnen bewerkstelligen, heeft de Commissie nauw contact met de handel en actuele informatie nodig.

15. Om haar doelstellingen te bereiken en te voldoen aan de bepaling uit de regelgeving dat de restitutie, voorzover nodig, wordt vastgesteld binnen de grenzen van het verschil tussen de wereldmarkt- en de EU-prijzen, dient de Commissie te beschikken over informatie over de prijzen op de wereldmarkt en op de interne markt, alsmede over de export. Laatstgenoemde informatie is eenvoudig verkrijgbaar voor alle marktafdelingen, aangezien gegevens over aanvragen van uitvoervergunningen tweemaal per week aan de Commissie moeten worden voorgelegd (en dagelijks voor zuivelproducten). Prijsgegevens zijn moeilijker in te winnen, met name waar het gaat om wereldmarktprijzen. Zoals beschreven in de volgende paragrafen, moet de Commissie voor de meeste van deze gegevens uitgaan van uiteenlopende handelsbronnen en handelspublicaties. Dit houdt ook automatisch in dat de Commissie problemen ondervindt bij het controleren of de restitutie lager is dan het verschil tussen de wereldmarkt- en de EU-prijzen, met name in de rundvlees- en zuivelsector.

16. De aard en de bronnen van gegevens over wereldmarktprijzen variëren per marktsector. Voor granen worden de prijzen op vrijwillige basis door handelaren, handelsverenigingen en de pers verstrekt; voor suiker geldt de prijs die aan de LIFFE-beurs (London International Financial Futures and Options Exchange) staat genoteerd; voor belangrijke zuivelproducten is een serie wereldprijsnoteringen beschikbaar, afkomstig uit bronnen zoals het Amerikaanse ministerie van Landbouw (USDA, US Department of Agriculture), en voor rundvlees zijn er weliswaar geen wereldreferentieprijzen, maar kan informatie worden ingewonnen bij de Verenigde Staten en Oceanië (Australië en Nieuw-Zeeland), maar niet voor de voornaamste concurrenten van de Europese Unie (Zuid-Amerika en India).

17. Ook variëren de aard en de bronnen van gegevens over de prijzen binnen de Europese Unie per marktsector. De prijzen van rundvlees en zuivelproducten worden wekelijks door de lidstaten opgegeven. Terwijl de Commissie de prijzen van rundvlees periodiek ter plaatse verifieert, worden er voor zuivelproducten echter slechts redelijkheidscontroles bij de Commissie verricht. Aangezien sommige lidstaten de prijzen geheel niet en andere ze laat doorgeven, is de beschikbare informatie over zuivelproducten ook niet volledig en actueel. De opgegeven prijzen voor rundvlees en zuivelproducten variëren voor hetzelfde product aanzienlijk per lidstaat, hetgeen het berekenen van de indicatieve, theoretische kloof tussen de EU- en de wereldmarktprijzen bemoeilijkt (zie tabel 2). Er bestaan geen richtlijnen voor de wijze van berekening, op grond van basisgegevens, van de prijs binnen de Europese Unie die wordt gehanteerd voor het vaststellen van het restitutiebedrag (zie paragraaf 23).

18. In de sector granen is de Commissie voor de berekening van de EU-prijsgegevens dan ook afhankelijk van de handel, handelspublicaties en marktgegevens, net als voor de wereldmarktprijzen. De EU-prijs die voor suiker wordt gehanteerd, is de interventie-/aankoopprijs, die sinds vijf jaar gelijk gebleven is.

Tabel 2

In 2000 aan de Commissie doorgegeven jaarlijkse gemiddelde prijzen per lidstaat

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bron:

Landbouwmarkten 5/2001 (doc. DG AGRI).

PERIODIEK VASTGESTELDE RESTITUTIEBEDRAGEN

Rundvlees

Kenmerken van de markt

19. De Europese rundvleessector is de afgelopen jaren door een aantal crises getroffen: de monetaire crisis in Rusland in 1998, het dioxineprobleem in 1999, bovine spongiforme encefalopathie (BSE) in 2000 en mond- en klauwzeer in 2001. Er is dan ook geen sprake geweest van een "normale marktsituatie". De voornaamste exportbestemmingen zijn minder welvarende landen (Rusland is goed voor circa 80 %). De restitutiebedragen voor de meeste

>PIC FILE= "C_2003211NL.000701.TIF">

rundvleesproducten zijn gebaseerd op de voor karkassen vastgestelde bedragen. Voor de export van rundvlees gelden WTO-quota, maar bij het huidige niveau houden deze geen handelsbeperkingen in.(4)

Vaststelling van het restitutiebedrag

20. Al zou het averechts kunnen werken wanneer de methoden voor vaststelling van de restitutiebedragen transparant zijn voor de buitenwereld onder omstandigheden waarin marktdeelnemers hiervan gebruik zullen maken om te anticiperen op besluiten van de Commissie of deze te manipuleren, toch moeten zij transparant zijn voor de beherende diensten van de Commissie. Het verband tussen de beschikbare informatie (hoeveelheden waarvoor vaststelling vooraf van het restitutiebedrag wordt gevraagd; voor de EU-prijs voor rundvlees is uitgegaan van de Ierse prijs) en het definitieve restitutiebedrag is echter niet duidelijk. Er waren geen richtlijnen die aangaven welke wijzigingen in de marktsituatie een verandering in de restitutiebedragen zouden rechtvaardigen (bijvoorbeeld prijsniveaus binnen de Gemeenschap, voorraden, wisselkoersen). Wanneer restitutiebedragen worden aangepast, wordt niet systematisch en duidelijk toegelicht en gemotiveerd waarom hierbij voor bepaalde producten en voor een bepaald bedrag is gekozen. De Commissie stelt dat zij niet het verschil tussen de wereldmarktprijzen en de EU-prijzen kan berekenen omdat de wereldmarktprijzen ontbreken; daardoor is het voor haar lastig om na te gaan wat het juiste restitutiebedrag is. De uitgaven aan uitvoerrestituties zijn aanzienlijk gedaald, met name door het effect van Agenda 2000 op de prijzen binnen de Gemeenschap, en de noodzaak om de verplichtingen van de Europese Unie in het kader van de WTO-overeenkomsten na te komen.

21. De effectiviteit van een bepaald vastgesteld restitutiebedrag wordt achteraf beoordeeld aan de hand van permanent toezicht op het aantal vergunningsaanvragen, waardoor het onduidelijk is op welke basis organisatiebeheersing en bestuurscontrole precies mogelijk zijn.

Melk en zuivelproducten

Kenmerken van de markt

22. De zuivelmarkt omvat een groot aantal uiteenlopende producten. Van circa 400 hiervan bestaat er een omschrijving met het oog op restitutie. Boter, MMP en kaas maken meer dan 50 % uit van de zuivelproducten die met restitutie worden geëxporteerd. De bedragen voor boter, vollemelkpoeder (VMP) en MMP worden afzonderlijk vastgesteld. De bedragen voor de meeste kazen zijn gebaseerd op het bedrag voor Edammer. De exportmarkt voor zuivelproducten is getroffen door de crises die zich ook voordeden op de rundvleesmarkt.

>PIC FILE= "C_2003211NL.000801.TIF">

Vaststelling van het restitutiebedrag

23. Anders dan de afdeling Rundvlees berekent de afdeling Zuivelproducten het verschil tussen de EU- en de wereldmarktprijsnoteringen en maakt zij wekelijks een vergelijking met het uitvoerrestitutiebedrag. De EU-prijs is niet het gewogen gemiddelde van de door alle lidstaten opgegeven marktprijzen, maar het rekenkundig gemiddelde van prijzen die zijn opgegeven door bepaalde lidstaten die zijn geselecteerd in verband met hun representativiteit en de actualiteit van hun prijsgegevens voor een bepaald product (zoals Duitse en Nederlandse boterprijzen). Met uitzondering van boter bestaan er geen richtsnoeren voor de lidstaten ten aanzien van de al dan niet in de prijs op te nemen kostenposten, zoals vervoerskosten.

24. De voornaamste gegevensbron die de Commissie hanteert voor prijsnoteringen op de wereldmarkt(5) vermeldt twee prijzen per regio, een lage en een hoge. De lage prijs wordt steevast gebruikt, waardoor het berekende prijsverschil (d.w.z. de theoretische restitutie) stijgt.

25. Hoewel de Commissie toezicht houdt op het prijsverschil, zoals beschreven, bestaat er geen rechtstreeks verband tussen deze berekeningen en het vastgestelde restitutiebedrag. Uit de bestanden blijkt niet duidelijk welke van de andere in paragraaf 11 genoemde factoren in aanmerking worden genomen bij het vaststellen van het restitutiebedrag, of hoe dit gebeurt. Er is geen verklaring voor verschillen tussen het berekende theoretische bedrag en het feitelijk voorgestelde bedrag.

26. Volgens de door de Commissie gemaakte analyses van indicatieve prijsgegevens voor de door de controle bestreken periode bleven de vastgestelde restitutiebedragen binnen de grenzen van de ramingen door de Commissie van het verschil tussen EU- en wereldmarktprijzen. In een aanzienlijk aantal gevallen gaven deze ramingen echter aan dat de EU-prijzen na aftrek van de restituties onder de wereldmarktprijzen lagen. De Commissie verklaart dit door te verwijzen naar omstandigheden op de betrokken markten van derde landen. Hier volgen enkele voorbeelden:

a) In de periode van 14 februari tot 21 mei 2001 schommelde de theoretische EU-prijs van MMP na aftrek van restituties van 17 tot 143 euro per ton onder de wereldmarktprijs.

Grafiek 2

Vergelijking van theoretische EU- en wereldmarktprijzen voor MMP

>PIC FILE= "C_2003211NL.000802.TIF">

b) De theoretische EU-prijs van VMP na aftrek van de restituties bleef tussen 28 maart en 12 juli 2001 22 à 240 euro per ton onder de wereldmarktprijs.

Grafiek 3

Vergelijking van theoretische EU- en wereldmarktprijzen voor VMP

>PIC FILE= "C_2003211NL.000901.TIF">

De methode voor het vaststellen van restitutiebedragen voor kaas is gecompliceerd, wordt niet consequent toegepast en is niet bijgewerkt

27. Er bestaat geen coherent verband tussen de vastgestelde bedragen en de marktprijzen. In 1997 berekende de Commissie de theoretische uitvoerrestitutiebedragen voor de meeste kaassoorten op basis van de daarmee gelijkstaande hoeveelheden melkvet en MMP die voor de vervaardiging ervan worden gebruikt, en de toenmalige restitutiebedragen voor die producten. Als belangrijkste referentie voor deze berekening werd Edammer gebruikt en de theoretische bedragen voor de meeste andere kaassoorten waren aan de berekening voor Edammer ontleend. Maar omdat het resulterende theoretische bedrag voor Edammer te hoog werd geacht in vergelijking met het bestaande bedrag, werd het bestaande bedrag wel gehandhaafd maar werd het vet- (boter-) en drogestofgehalte (MMP) berekend. Vervolgens werden de theoretische bedragen voor alle andere kaassoorten gebaseerd op deze gecorrigeerde berekening voor Edammer. Deze theoretische bedragen werden echter niet consequent gehanteerd. In sommige gevallen werd van het berekende bedrag uitgegaan, in andere van het bestaande bedrag, en voor sommige kaassoorten werd het restitutiebedrag verhoogd met toeslagen van 10, 15 of 20 %. Deze toeslagen vervielen in 1998.

>PIC FILE= "C_2003211NL.000902.TIF">

28. Er kunnen dan ook vraagtekens worden gezet bij het praktische nut van veel van de gedetailleerde berekeningen. Geen van de oorspronkelijke en minder dan de helft van de gecorrigeerde theoretische restitutiebedragen werd gebruikt en de daaropvolgende wijzigingen in de restitutiebedragen voor boter en MMP werkten niet door in de restitutiebedragen voor kaas.

DOOR MIDDEL VAN INSCHRIJVINGSPROCEDURES VASTGESTELDE RESTITUTIEBEDRAGEN

Granen

Kenmerken van de markt

29. De grootste beurs voor zachte tarwe bevindt zich in Chicago, Verenigde Staten. De prijzen die aan deze beurs genoteerd staan, worden als de meest representatieve (wereld)marktprijzen beschouwd. De prijzen worden in het algemeen genoteerd voor de termijnhandel (op een zeker tijdstip in de toekomst na te komen contracten). Zachte tarwe bestaat in allerlei kwaliteiten (en dus prijzen), variërend van hoogwaardige zachte broodtarwe tot mindere voedertarwe. Er bestaat geen mondiaal, of zelfs Europees, classificatiesysteem voor tarwe; elk land heeft zijn eigen systeem, zodat tarwe van verschillende herkomst niet direct te vergelijken is.

>PIC FILE= "C_2003211NL.000903.TIF">

Vaststelling van het restitutiebedrag

30. Voor tarwe wordt een maximaal restitutiebedrag vastgesteld op basis van een inschrijvingsprocedure. De regeling voor de vaststelling van het restitutiebedrag is op een aantal punten onduidelijk:

>PIC FILE= "C_2003211NL.001001.TIF">

a) Zachte tarwe bestaat in allerlei kwaliteiten, waarbij te verwachten is dat in de desbetreffende prijzen verschillen in kwaliteit en vraag tot uitdrukking komen. De restitutie wordt in beginsel berekend op basis van het verschil tussen de prijzen binnen de Europese Unie voor de Franse categorie "tout venant" (gemengde korrel) en het equivalent niet-EU-tarwe dat dit het sterkst benadert, de Amerikaanse Soft Red Winter 2 (SRW2). Bij vijf van de zes gecontroleerde gevallen houdt de Commissie echter staande dat hoogwaardiger kwaliteiten tarwe dan "tout venant" werden gebruikt, omdat die in deze gevallen de kwaliteit van SRW2 beter benaderden.

b) De Commissie stelt dat de tarwe die wordt geëxporteerd naar landen in Afrika, het Caribische gebied en het gebied van de Stille Oceaan (ACS-staten), doorgaans van hoge kwaliteit is. Om de restitutiebedragen te berekenen, vergelijkt de Commissie de prijs van hoogwaardige (brood)tarwe uit de Europese Unie met Amerikaanse SRW2, in plaats van een equivalente broodtarwe op de wereldmarkt te nemen. Het resultaat is een hoger restitutiebedrag. Meer dan 80 % van de tarwe die naar ACS-staten wordt geëxporteerd, is afkomstig uit Frankrijk. Bij twee van de vijf onderzochte restitutiebedragen voor ACS-staten waarvoor inschrijvingen van 19000 t werden aanvaard, overschreed het vastgestelde restitutiebedrag zelfs het berekende verschil tussen de wereldmarktprijzen voor Amerikaanse SRW2-tarwe en de EU-prijzen voor Franse broodtarwe. Gezien de herkomst van deze exporten moet worden betwijfeld of deze inderdaad van de door de Commissie veronderstelde kwaliteit waren.

c) Tot de oogst in 2001 gold voor zachte tarwe bestemd voor ACS-staten een forfaitaire toeslag die in de verschillende verkoopseizoenen waarop deze controle betrekking heeft, varieert van 0,02 tot 7,63 euro per ton.

d) De berekeningen van de Commissie zijn gebaseerd op de locoprijs "free on board" (fob) (de prijs van een contract die geldt op de dag waarop het restitutiebedrag wordt vastgesteld) en niet op de toekomstige prijs. De wereldmarktprijzen en EU-prijzen die worden gehanteerd voor de berekening van de theoretische restitutie, zijn de gemiddelde waarden op de betrokken dag van prijzen die door de handel, telersverenigingen enz. zijn opgegeven. Het verband tussen de gemaakte berekeningen en het uiteindelijk vastgestelde restitutiebedrag is echter niet duidelijk.

Grafiek 4

Verschil tussen normale en ACS-restitutie (euro per ton)

>PIC FILE= "C_2003211NL.001002.TIF">

Grafiek 5

Vergelijking van het prijsverschil tussen EU-tarwe en Amerikaanse SRW

>PIC FILE= "C_2003211NL.001003.TIF">

31. Het vastgestelde restitutiebedrag wordt voor bepaalde maanden van het jaar verhoogd met bedragen die de opslagkosten moeten compenseren en die de handelaren moeten stimuleren tot het exporteren van graan dat na afloop van het oogstjaar overblijft. Aangezien de Commissie dan de fob-prijzen voor zowel de wereldmarkt als de interne markt reeds heeft vastgesteld en de uitvoerrestitutie wordt omschreven als het verschil tussen beide prijzen, lijkt de maandelijkse verhoging ongerechtvaardigd.

Suiker

Kenmerken van de markt

32. Voor het beheer van de markt voor suiker wordt onder meer gebruikgemaakt van een productiequotum, dat in combinatie met een preferentieel invoerquotum voor suiker uit de ACS-staten leidt tot een aanzienlijke overbevoorrading van de interne markt(6). Dit overschot (dat ontstaat door de productie van witte suiker binnen de grenzen van de quota en door import uit de ACS-staten) wordt geëxporteerd met behulp van uitvoerrestituties. De communautaire productie boven de productiequota (zogenaamde "C"-suiker) moet worden geëxporteerd zonder dat daarvoor uitvoerrestituties worden toegekend. Het hoofdproduct in deze groep dat uit de Europese Unie wordt geëxporteerd, is witte (geraffineerde) suiker.

>PIC FILE= "C_2003211NL.001101.TIF">

Vaststelling van het restitutiebedrag

33. De suikermarkt verschilt van de andere drie productmarkten in die zin dat hij onder sterke controle van de GMO staat. Bijgevolg is de hoeveelheid die naar verwachting zal worden geëxporteerd, aan het begin van het verkoopseizoen bij de Commissie bekend en wordt op basis daarvan een exportplan voor het hele jaar opgesteld. De vaststelling van restitutiebedragen is bijzonder transparant. De Commissie gaat uit van de interventieprijs, aangepast met een forfaitair bedrag voor fob-kosten, vervoer, opzakken en handelsmarge, om tot een kunstmatige binnenlandse prijs te komen. De voor deze kostenelementen gehanteerde bedragen zijn de afgelopen jaren niet veranderd, zodat de interne prijsfactor in de berekening min of meer vaststaat en algemeen bekend is.

>PIC FILE= "C_2003211NL.001102.TIF">

34. Als wereldmarktprijs wordt de notering aan de LIFFE-beurs genomen. Anders dan voor de graansector, waar deze prijs is gebaseerd op de locoprijs (dagprijs), is de voor suiker gehanteerde prijs de termijnnotering. Doorgaans wordt de termijnkoers voor twee maanden genomen.

35. In het verleden werd een vast bedrag van 0,02 euro in mindering gebracht op het verschil tussen deze twee prijzen, om te komen tot het maximale restitutiebedrag dat in de inschrijvingsprocedures zou worden aanvaard, teneinde te vermijden dat het prijsverschil werd overschreden. Tegenwoordig varieert het bedrag van de verlaging, doch slechts binnen een geringe bandbreedte.

36. Het gebruik van deze methodologie hield in dat exporteurs die inschreven, vooraf het precieze bedrag van de maximale restitutie kenden dat de Commissie zou aanvaarden, omdat alle elementen in de berekening en de methodologie in de handel bekend waren (en zijn). Zelfs nu de variabele verlaging is geïntroduceerd, kan men in de handel nog steeds het restitutiebedrag vaststellen dat hoogstwaarschijnlijk wordt aanvaard.

37. Aangezien de methode en de onderdelen van de procedure ter vaststelling van de maximale restitutie algemeen bekend zijn en de suikermarkt wordt beheerst door een miniem aantal grote bedrijven, werkt het inschrijvingssysteem, dat is bedoeld om uitvoerrestituties op de meest economische wijze voor de communautaire begroting vast te stellen, niet als een echt inschrijvingssysteem in die zin dat handelaren geduchte concurrentie van elkaar ondervinden. Een restitutiebedrag dat direct door de Commissie wordt vastgesteld, zou niet noemenswaardig afwijken van het bedrag vastgesteld via het inschrijvingssysteem, hetgeen omslachtiger is. Een andere hindernis voor het functioneren van het inschrijvingssysteem is de interventieprijs, die inschrijvers een "ondergrens" bezorgt. De Commissie zou moeten overwegen, de opties om het bedrag direct ofwel aan de hand van inschrijving vast te stellen, aan een kosten-batenanalyse te onderwerpen.

38. Het restitutiebedrag voor suiker is aanzienlijk. Voor de gecontroleerde steekproeven bedroegen de aanvaarde restituties 40 à 50 euro per 100 kg ofwel ongeveer tweemaal de wereldmarktprijs. "C"-suiker moet worden geëxporteerd zonder dat daarvoor uitvoerrestituties worden toegekend, zodat te verwachten zou zijn dat de productie van dit soort suiker (boven het quotum) laag ligt. De afgelopen jaren heeft de productie van C-suiker echter geschommeld tussen 11 en 21 % van de quotumproductie, hetgeen in sommige jaren gelijkstaat met de hoeveelheid suiker die met behulp van uitvoerrestituties werd geëxporteerd. Dit roept vraagtekens op bij het hoge niveau van de voor export van quotumsuiker toegekende steun, gelet op het feit dat uitvoerrestituties slechts mogen worden toegekend voorzover nodig om export van het product mogelijk te maken(7). In het EOGFL-jaar 2000 beliepen de restitutiebedragen voor suiker circa 1400 miljoen euro.

CONCLUSIES

39. De verordeningen inzake de marktordeningen voor de verschillende productgroepen(8) bepalen dat voor verschillende producten steun in de vorm van een uitvoerrestitutie kan worden ontvangen op basis van het verschil tussen de prijs binnen de Gemeenschap en de wereldmarktprijs van het product, voorzover nodig om export daarvan mogelijk te maken. Factoren waarmee bij de vaststelling van de restitutie rekening moet worden gehouden, zijn het prijsverschil, stabiliteit op de interne markt, beperkingen in het kader van de WTO, toekomstige markttrends en het economische aspect van export. De Commissie schat het verschil tussen de EU- en de wereldmarktprijzen voor zuivelproducten, granen en suiker op basis van indicatieve prijzen of prijsopgaven. Zij doet dit niet voor rundvleesproducten, omdat zij erbij blijft dat daarvoor geen wereldmarktprijzen bestaan. Voor de meeste gevallen geven de berekeningen van de Commissie aan dat het verschil niet kleiner is dan de restitutie. De ramingen van de Commissie geven echter voor aanzienlijke perioden die door de controle worden bestreken, aan dat de minimum-EU-prijs met aftrek van de restitutie voor bepaalde zuivelproducten onder de wereldmarktprijs ligt. De Commissie beschikt weliswaar over de meeste noodzakelijke informatie, maar een deel hiervan is onvolledig en/of niet actueel (zie de paragrafen 14 tot en met 18), en het gebruik van die informatie kan niet systematisch in verband worden gebracht met berekeningen van voorgestelde restitutiebedragen (zie de paragrafen 1, 18 en 25). In de sectoren rundvlees en zuivelproducten waren de verklaringen voor de voorgestelde restitutiebedragen onvoldoende gedocumenteerd. Er zijn geen richtsnoeren voor procedures voor het vaststellen van restitutiebedragen (zie de paragrafen 20 en 23). Er is geen coördinatie tussen de verantwoordelijke marktafdelingen en er is geen bewijs voorhanden dat er een recente beleidsanalyse is verricht naar de redenen waarom de marktafdelingen verschillend te werk gaan (zie paragraaf 13). De Commissie stelt dat zij bestuurscontroles verricht. Er is echter geen systematisch schriftelijk bewijs dat dergelijke controles zijn uitgevoerd. De algehele conclusie blijft dan ook dezelfde als die in het laatste verslag van de Rekenkamer over dit onderwerp, namelijk dat er nog steeds een gebrek aan aantoonbare samenhang bestaat in de procedures voor de vaststelling van restitutiebedragen voor zuivelproducten, rundvlees en in mindere mate voor granen. Controle door een onafhankelijke derde is bijzonder problematisch. Na deze controle erkende de Commissie echter in haar jaarlijkse activiteitenverslag voor DG AGRI van 1 mei 2002 dat het noodzakelijk was, de interne controles van de kwaliteit van parameters voor de vaststelling van restitutiebedragen te verbeteren.

40. De Rekenkamer stelt vast dat de Commissie naar aanleiding van deze controle:

a) de procedures voor de vaststelling van de restitutiebedragen opnieuw beziet(9);

b) interne richtsnoeren opstelt om tot samenhangender procedures te komen en te waarborgen dat restitutiebedragen tijdig worden gewijzigd;

c) de mogelijkheid zal bezien om in de lidstaten de EU-prijzen voor zuivelproducten te controleren die periodiek door de lidstaten aan de Commissie worden doorgegeven, op soortgelijke wijze als in de rundvleessector (zie paragraaf 12);

d) zal waarborgen dat de voorgestelde tarieven goed onderbouwd zijn en gestaafd worden door alle relevante broninformatie;

e) duidelijk bewijs zal overleggen dat bestuurscontroles met betrekking tot voorstellen voor restitutiebedragen hebben plaatsgevonden;

f) opnieuw zal bezien of maandelijkse verhogingen voor granen wel noodzakelijk zijn, met het oog op afschaffing hiervan;

g) zal overwegen, de opties om het restitutiebedrag direct ofwel aan de hand van inschrijving vast te stellen, aan een kosten-batenanalyse te onderwerpen;

h) van bepaalde bestaande restitutiebedragen zal nagaan of zij de juiste hoogte hebben (bijvoorbeeld suiker en kaas).

Dit verslag werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 5 juni 2003.

Voor de Rekenkamer

Juan Manuel Fabra Vallés

President

(1) Speciaal verslag nr. 2/90 over het beheer en de controle van uitvoerrestituties (PB C 133 van 31.5.1990).

(2) Verslag PE 151.096/def. van de Commissie begrotingscontrole over het beheer en de controle van uitvoerrestituties (speciaal verslag nr. 2/90).

(3) Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21); Verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 252 van 25.9.1999, blz. 1); Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21); Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48).

(4) Foto's met toestemming van het USDA, het Bureau voor officiële publicaties van de Europese Gemeenschappen, M. Rostam en P. J. Kavanagh.

(5) USA Dairy News.

(6) Zie ook speciaal verslag nr. 20/2000 over het beheer van de gemeenschappelijke marktordening voor suiker (PB C 50 van 15.2.2001).

(7) Artikel 18 van Verordening (EG) nr. 2038/1999 (PB L 252 van 25.9.1999, blz. 1).

(8) Verordening (EEG) nr. 1766/92 van de Raad van 30 juni 1992 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen (PB L 181 van 1.7.1992, blz. 21); Verordening (EG) nr. 2038/1999 van de Raad van 13 september 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker (PB L 252 van 25.9.1999, blz. 1); Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21); Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten (PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48).

(9) Naar aanleiding van deze controle heeft de Commissie een werkgroep Uitvoerrestituties opgericht. Eén van haar voornaamste taken zal erin bestaan, de systemen in de diverse marktsectoren aan een kritisch onderzoek te onderwerpen en waar nodig structurele verbeteringen aan te bevelen.

Antwoorden van de commissie

SAMENVATTING

II. Uit de bijgaande tabel (ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, voor de uitvoerrestituties per sector (miljoen EUR)) blijkt duidelijk dat het aandeel van de uitvoerrestituties in de totale landbouwbegroting tussen 1993 en 2002 sterk is gedaald (met 66 %).

Tabel

Ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, voor de uitvoerrestituties per sector

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

V. De Commissie wijst erop dat in de vier behandelde sectoren uiteenlopende mechanismen worden gebruikt voor de berekening van de restituties (met gebruikmaking van inschrijvingen of niet). In sommige sectoren gaat het om producten in bulk (granen, suiker) en in andere om verwerkte producten met een toegevoegde waarde (vlees, zuivelproducten). De specifieke kenmerken van elke sector worden vooral geïllustreerd in de verordeningen van de Raad met betrekking tot de verschillende productgroepen.

De moeilijkheden die worden ondervonden bij het bepalen van een "wereldmarktprijs", worden het best geïllustreerd door de in de zuivelsector gehanteerde aanpak (zie het antwoord op paragraaf 28).

Wat de verhouding tussen de prijzen betreft, wordt erop gewezen dat een exact verschil tussen de interne en de externe prijs niet bestaat. Het gaat veeleer om prijsmarges en het zijn het evenwicht op de interne markt, de verwachte ontwikkeling en de GMO- en begrotingseisen die samen bepalend zijn voor de keuze van het in aanmerking te nemen prijsverschil.

Voorts stelt de bedenktijd die de Commissie heeft voordat zij de restitutieaanvragen inwilligt, haar in staat om snel de restitutie te corrigeren zodra de gevraagde hoeveelheden een normaal profiel overschrijden.

De voor de vaststelling van de uitvoerrestituties gebruikte informatie is de meest recente die beschikbaar is. In sommige sectoren is het nagenoeg onmogelijk om actuele commerciële informatie te verkrijgen. Zonder de volledige contractgegevens kan de informatie nooit volledig zijn, maar anderzijds kan door de marktdeelnemers meegedeelde informatie subjectief zijn. Voorts zijn er duidelijk voordelen verbonden aan enige mate van stabiliteit van de hoogte van de niet bij inschrijving vastgestelde restituties.

VI. De vaststelling van de uitvoerrestituties wordt onderbouwd door analyses en controles door leidinggevenden maken deel uit van de standaardprocedure. Elke vaststelling wordt voorbereid in een vergadering met de directeur-generaal en de voor de betrokken sector verantwoordelijke directeur vraagt het bevoegde comité van beheer om advies (zie het antwoord op paragraaf 40, onder d) en e)).

De verbeteringen van de werkmethoden op het gebied van de vaststelling van de uitvoerrestituties die de diensten van de Commissie op 10 juli 2002 formeel hebben ingevoerd, zijn in overeenstemming met de aanbevelingen van de Rekenkamer.

VII. De hoogte waarop de restitutie wordt vastgesteld, kan niet simpelweg het resultaat zijn van een verschil tussen twee prijzen of prijsmarges. Er moet rekening worden gehouden met andere factoren: het marktevenwicht, de WTO-verbintenissen, buitengewone gebeurtenissen en de verwachte veranderingen in de situatie op de EU- of wereldmarkt.

WAT ZIJN UITVOERRESTITUTIES EN HOE WORDEN RESTITUTIEBEDRAGEN VASTGESTELD?

2. Uit de bijgaande tabel (ontwikkeling van de uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, voor de uitvoerrestituties per sector (miljoen EUR)) blijkt dat het aandeel van de uitvoerrestituties in de totale uitgaven van het EOGFL, afdeling Garantie, is gedaald van bijna 30 % (10,2 miljard EUR) in 1999 tot minder dan 9 % (3,4 miljard EUR) in 2002. De daling is het gevolg van de vanaf 1992 doorgevoerde hervormingen en het beleid van de Commissie blijft hierop gericht.

4. De Commissie gebruikt bepaalde prijzen uit het scala van interne en externe prijzen, maar er moet ook met andere parameters rekening worden gehouden. De vaststelling van de uitvoerrestituties is dan ook geen precieze rekenkundige bewerking.

De laatste kolom van tabel 1 (restitutiebedrag als % van wereldmarktprijs) laat eenvoudig zien dat, om de communautaire landbouwprijzen stabiel te houden, de restitutie moet worden verhoogd wanneer de wereldmarktprijzen dalen, en omgekeerd. Een lage wereldmarktprijs leidt dus noodzakelijkerwijs tot een hoge verhouding restitutie/wereldmarktprijs.

5. Naast de marktafdeling zijn hier nog andere diensten bij betrokken. Het betreft onder meer de voor de begroting, de internationale betrekkingen en de handelsmechanismen verantwoordelijke diensten en de juridische diensten. Ook de topambtenaren zijn erbij betrokken.

6. Beklemtoond dient te worden dat de Raad in de sector rundvlees voorrang heeft gegeven aan een periodieke vaststelling van de restituties (zie artikel 33, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1254/1999). Alleen ter aanvulling en voor beperkte hoeveelheden mag een inschrijvingsprocedure worden toegepast en dan nog alleen voor producten waarvoor deze procedure passend lijkt.

De restituties voor rundvlees moeten ten minste eenmaal per drie maanden worden vastgesteld, wat betekent dat wijzigingen binnen die periode mogelijk zijn als de omstandigheden dat rechtvaardigen, welke wijzigingen meestal volgens de procedure van het comité van beheer worden vastgesteld. Tweemaal per week vind een follow-up plaats. De situatie in de zuivelsector is vergelijkbaar. Hier heeft een maandelijkse vaststelling de voorkeur. Een inschrijvingsprocedure mag worden gebruikt voor de vaststelling van restituties voor boter in bulk en mageremelkpoeder in bulk. De certificaataanvragen worden per dag gevolgd.

IN HET KADER VAN DE CONTROLE BEHANDELDE VRAGEN

9 en 10. De Commissie is van mening dat wel degelijk maatregelen ter verbetering van de interne besluitvorming en documentatie zijn genomen sinds de audit van de Rekenkamer in 1990. In de meeste sectoren zijn de uitvoerrestituties vastgesteld op basis van een gewoonlijk schriftelijke uiteenzetting van de relevante feiten; de resultaten zijn gearchiveerd. Sinds januari 2003 gebeurt dit in alle sectoren en worden ook de motieven voor de vastgestelde bedragen genoteerd.

10. Sinds het laatste verslag van de Rekenkamer zijn de ambtelijke procedures voor de vaststelling van de restituties sterk verbeterd. De feiten die aan de besluiten ten grondslag liggen, worden beter gedocumenteerd. Tot de betrokken gegevens behoren de interne en externe prijsmarges voor de basisproducten, dagelijkse gegevens over de vaststellingen vooraf, maandelijkse streefcijfers voor een aantal producten en maandelijkse gegevens over de feitelijke uitvoer van de Europese Unie en belangrijke concurrenten, de invoer van enkele belangrijke importlanden en wisselkoersen.

Deze en andere relevante documenten werden wekelijks besproken en het betrokken personeel van het DG AGRI werd geïnformeerd over de conclusies. Wanneer wijzigingen nodig werden geacht, werden de voorstellen in die vergaderingen uitgewerkt en dan ter goedkeuring voorgelegd aan de bevoegde diensten. Al deze documenten werden ter beschikking van de Rekenkamer gesteld.

Voor het wijzigen van uitvoerrestituties werd een motiveringsblad ingevoerd.

De besluiten tot wijziging of handhaving van restituties werden altijd gepubliceerd en altijd waren de gevolgen merkbaar wat het aantal certificaataanvragen, de omvang van de uitvoer, het interne marktevenwicht en de prijzen betreft.

De voorstellen en de motivering ervan werden uitvoerig toegelicht aan de afgevaardigden van de lidstaten in de comités van beheer.

AANPAK VAN HET MARKTBEHEER DOOR DE COMMISSIE

13. De nadruk dient te worden gelegd op de verschillen uit productieoogpunt tussen granen en suiker enerzijds en zuivelproducten en rundvleesproducten anderzijds. De eerstgenoemde producten worden eenmaal per jaar in bulk geproduceerd en dan opgeslagen voor latere verkoop op de interne of externe markt. De oorspronkelijk geproduceerde hoeveelheid is niet afgestemd op het restitutieniveau. De laatstgenoemde producten, die producten met toegevoegde waarde worden genoemd omdat er gewoonlijk extra bewerkingen aan te pas komen, worden per dag geproduceerd, grotendeels om te voldoen aan nieuwe contracten die worden gesloten in het licht van de beschikbare restituties.

De basisverordeningen van de Raad voor zuivel en rundvlees (artikel 33 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999) zijn zo opgezet dat de restituties belangrijk zijn als een actief beheersinstrument voor de interne markt.

Alle besluiten over de restituties worden genomen op het hoogste hiërarchische niveau van het DG AGRI. Aangezien de aard van de producten en de systemen voor de productie en afzet ervan niet zijn veranderd, is een nieuwe analyse van de mechanismen voor de vaststelling van de restituties niet nodig. De parameters die in deze mechanismen een rol spelen, worden voortdurend gevolgd.

BESCHIKBARE INFORMATIE

14. Het is niet het beleid van de Commissie een bepaald marktaandeel op de wereldmarkt of in een derde land te verdedigen. Niettemin is het belangrijk om regelmatig op markten van derde landen aanwezig te zijn gezien de economische, logistieke en administratieve problemen waarmee het heropenen van een markt die gedurende enige tijd niet is bediend, gepaard gaat.

In verband daarmee vindt de Commissie het soms nodig in de zuivelsector een actiever uitvoerbeleid te voeren om belangrijke traditionele markten niet kwijt te raken.

Prijsinformatie komt echter niet gemakkelijk beschikbaar. In feite is het moeilijk om informatie over vergelijkbare externe prijzen te verzamelen en zelfs wanneer dergelijke informatie beschikbaar is, is het soms de vraag hoe deugdelijk die is.

15. De Commissie maakt gebruik van alle beschikbare bronnen om prijsinformatie te verkrijgen. Dat is moeilijk in sectoren zonder echte wereldomspannende markten met gepubliceerde prijzen. Bovendien moet niet alleen met de actuele prijzen rekening worden gehouden, maar ook met de voor de toekomst verwachte prijsontwikkeling.

16. Voor alle zuivelproducten zijn slechts prijsmarges beschikbaar en vaak gaat het om een grote marge. De genoteerde prijzen kunnen betrekking hebben op transacties van dat moment of in een nabije of verre toekomst en op producten van uiteenlopende kwaliteit en in uiteenlopende aanbiedingsvormen.

In de sector rundvlees is sinds begin 2000 informatie over uitvoer- of invoerprijzen beschikbaar uit Argentinië, Brazilië en Rusland.

17. De prijzen in de lidstaten vormen slechts één van de elementen waarmee bij de vaststelling van de restitutiebedragen rekening moet worden gehouden. Ondanks de interne markt bestaan er prijsverschillen tussen de lidstaten als gevolg van verschillende factoren zoals bijvoorbeeld verschillen in de veterinaire omstandigheden, een extensieve of intensieve productie, vlees-, melk- of melkvleesrassen, enz. De prijs is uiteindelijk het resultaat van onderhandelingen tussen de marktspelers en komt overeen met het niveau waarop vraag en aanbod met elkaar in evenwicht zijn.

Voor boter bijvoorbeeld varieert de prijs op de interne markt tussen 80,4 % van de interventieprijs in Italië (263,87 EUR/100 kg) en 96,4 % in Oostenrijk (316,38 EUR/100 kg). Dit is een verschil van 52,5 EUR/100 kg bij een gemiddelde prijs van 298,99 EUR/100 kg, die overeenkomt met 91,1 % van de interventieprijs.

Er bestaan specifieke voorschriften voor de berekening van de prijzen (zie bijvoorbeeld Verordening (EG) nr. 2771/1999 voor boter en de Verordeningen (EEG) nr. 563/82 en (EEG) nr. 295/86 voor rundvlees).

In de zuivelsector berekent de Commissie de representatieve prijs in de Gemeenschap aan de hand van de overeenkomstig haar Verordeningen (EG) nr. 2771/1999 en (EG) nr. 1498/1999 verkregen gegevens en maakt zij gebruik van de prijzen in de belangrijkste exportlanden. Er bestaan interne richtsnoeren, maar misschien zouden deze op een formelere wijze kunnen worden gedocumenteerd.

18. De diensten van de Commissie houden rekening met de meest actuele prijzen die door de lidstaten worden meegedeeld. Ook met andere prijsgegevens (van handelaren, verwerkers en makelaars) wordt rekening gehouden om een gemiddelde te kunnen berekenen dat het best overeenstemt met de marktrealiteit.

Ten slotte dient te worden onderstreept dat de vertegenwoordigers van de lidstaten, die verantwoordelijk zijn voor het meedelen van de prijzen, in de betrokken vergadering van het Comité van beheer voor granen zelf deelnemen aan de vaststelling van de restituties.

PERIODIEK VASTGESTELDE RESTITUTIEBEDRAGEN

20. Naar het oordeel van de Commissie is de vaststelling van de restituties in de sector rundvlees transparant genoeg voor een correct verloop van de interne besluitvorming, ook in het comité van beheer. Interne richtsnoeren over de relevante parameters en de op basis daarvan te verrichten berekeningen zijn eind 2002 formeel vastgelegd. Zoals in het antwoord op de paragrafen 9 en 10 is aangestipt, wordt vóór elke nieuwe vaststelling van restituties een volledige schriftelijke analyse van de huidige en de toekomstige situatie verricht, waarin voor elk van de marktindicatoren (prijzen, voorraden, certificaataanvragen, prijsprognoses, productie, enz.) wordt beoordeeld wat de stand van zaken is in vergelijking met de bij verordening van de Raad vastgestelde criteria. In dit verband dient te worden opgemerkt dat de Ierse prijs niet de enige referentieprijs voor de vaststelling van restituties is. Hoewel Ierland de enige exporteur van vlees van ossen is en sterk afhankelijk is van de exportmarkten, worden ook prijsgegevens verzameld voor vlees van jonge stieren (gemiddelde prijs in de Gemeenschap) en voor vlees van koeien (gemiddelde prijs in de Gemeenschap).

Het marktbeheer kan niet op een "vooraf bepaalde" wijze worden gevoerd. Er is een totaalaanpak nodig, waarbij de uitvoerrestituties slechts één van de instrumenten vormen. Daarom werkt de Commissie niet met een "ceteris paribus"-veronderstelling bij het aanpassen van de restituties. Het zou bijvoorbeeld geen goed beheer zijn na een daling van de dollar ten opzichte van de euro (deze koers schommelt elke dag) de restituties onmiddellijk te verhogen als het interne evenwicht tussen vraag en aanbod reeds voor stabiele producentenprijzen zorgt. Ook een verandering van de producentenprijzen mag op zichzelf geen reden zijn om de restituties aan te passen; een dergelijke verandering kan immers door de dollar/euroverhouding worden uitgevlakt.

Bij de handel in rundvlees kunnen door de verscheidenheid van de bestemmingen en van de over de hele wereld geproduceerde en verhandelde producten geen wereldmarktprijzen worden bepaald. Het is bijgevolg onmogelijk een prijsverschil voor controledoeleinden te berekenen. In plaats daarvan worden de certificaataanvragen op de voet gevolgd (tweemaal per week), wat de nodige garanties tegen oversubsidiëring biedt. Een restitutie die te hoog is in het licht van alle andere relevante parameters die in het spel tussen verkoper en afnemer een rol spelen, zou leiden tot een speculatieve toeneming van het aantal aanvragen en, zoals in het verleden is gebleken, tot een antwoord van de Commissie in de vorm van correctiemaatregelen (schorsing van de mogelijkheid om aanvragen in te dienen, en verlaging van de restituties). De daling van de restituties sinds 1995 laat trouwens zien dat de procedure doeltreffend is.

Geconcludeerd mag worden dat in de sector rundvlees sprake is geweest van een doorzichtige procedure die een samenhangend beheer heeft opgeleverd waarbij rekening is gehouden met het totaalbeeld van alle relevante parameters.

21. De Commissie is het niet eens met het laatste deel van de opmerkingen van de Rekenkamer. De marktparameters die het kader vormen voor de vaststelling van de restituties, zijn goed gedefinieerd, bijvoorbeeld via het WTO-uitvoerplafond en het verwachte exportoverschot dat blijkt uit de periodieke voorzieningsbalans voor elk product. Vóór elke vaststelling van restituties wordt volledige schriftelijke informatie beschikbaar gesteld over de parameters die aan frequentere schommelingen onderhevig zijn, zoals bijvoorbeeld de prijzen, de valutakoersen, enz., wat de nodige controle door leidinggevenden mogelijk maakt. Het gaat om een doorzichtig proces, zodat ook audits mogelijk zijn, waarbij wel moet worden beseft dat in het kader van een alomvattend marktbeheer waarbij een restitutieregeling slechts één van de instrumenten is, een verandering van één specifieke parameter niet noodzakelijk tot een aanpassing van de restituties leidt.

23. Dat een verantwoord beheer van de uitvoerrestituties in de sector melk en zuivelproducten is gevoerd, wordt het beste aangetoond door de opmerkelijke daling van de restituties in de afgelopen acht jaar. Hierbij gaat een tabel.

24. In artikel 31, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1255/1999 is bepaald dat rekening moet worden gehouden met de gunstigste prijzen die door derde landen worden toegepast.

25. De vaststelling van de uitvoerrestituties in de zuivelsector is een steeds weer herhaald proces waarin een bedenktijd van vijf dagen is ingebouwd. De restituties worden maandelijks vastgesteld en zo nodig tussentijds gewijzigd.

De factoren waarmee rekening wordt gehouden, zijn die welke zijn vastgesteld bij de verordening van de Raad, namelijk:

a) de situatie en de vooruitzichten voor de prijzen en de beschikbaarheid van melk en zuivelproducten op de markt van de Gemeenschap en de prijzen van melk en zuivelproducten in de internationale handel;

b) de vraag op de markt van de Gemeenschap;

c) de doelstellingen van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten, namelijk te zorgen voor een evenwichtige situatie van deze markten en een natuurlijke ontwikkeling inzake prijzen en handelsverkeer;

d) de limieten die voortvloeien uit overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag gesloten overeenkomsten;

e) het belang om verstoring van de markt van de Gemeenschap te voorkomen;

f) het economische aspect van de beoogde uitvoer;

g) de hoeveelheden melk en zuivelproducten die binnenkomen in het kader van de regeling actief veredelingsverkeer.

Bij de vaststelling van restituties wordt met al deze factoren rekening gehouden.

De Commissie is echter van mening dat er geen betrouwbare wereldmarktprijzen voor melk en zuivelproducten bestaan. Er is slechts een breed spectrum van noteringen die subjectief van aard zijn.

Daarom is de gewoonte van de Commissie om de certificaataanvragen dagelijks te bekijken en de betrokken hoeveelheden te vergelijken met een theoretisch profiel, een essentiële factor in haar overwegingen die aan de vaststelling van restituties ten grondslag liggen.

Andere aspecten zoals het marktevenwicht en de WTO-verbintenissen zijn eveneens relevant en ook stabiliteit, die bijdraagt tot de handelsstromen, is een overweging. De vaststelling van restituties is daarom geen nauwkeurig rekenkundig proces - zie Verordening (EG) nr. 1255/1999.

De overwegingen en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 geven de Commissie enige speelruimte bij haar beoordeling van elke situatie om tot haar uiteindelijke besluit over een bepaalde restitutie te komen. In de door de Rekenkamer genoemde gevallen heeft de Commissie de redenen voor haar handelwijze uiteengezet. Een en ander is misschien niet altijd volledig gedocumenteerd in de individuele dossiers, maar de Commissie heeft wel degelijk uiteengezet dat gedurende de onderzochte periode uiterst belangrijke omstandigheden de doorslag gaven om te kiezen voor een restitutie die verschilde van de theoretische berekening.

De interne procedures zijn verbeterd en er moet nu een gedetailleerde beschrijving worden gegeven van de redenen voor en de berekening van de veranderingen.

26. De door de Commissie berekende fob-prijzen lagen meestal duidelijk boven de laagste noteringen voor soortgelijke producten op de wereldmarkt. De Commissie heeft er reeds op gewezen dat zij bij de vaststelling van uitvoerrestituties rekening houdt met de in de verordening van de Raad genoemde factoren. Omdat kwalitatief goede gegevens over de wereldmarktprijzen ontbreken, is de Commissie sterk afhankelijk van gegevens over hoeveelheden, waarbij zij met name de hoeveelheden in de certificaataanvragen vergelijkt met de hoeveelheden waarvoor volgens de WTO-verbintenissen restituties mogen worden toegekend, en met de hoeveelheden die volgens de voorzieningsbalansen moeten kunnen worden uitgevoerd met het oog op het marktevenwicht.

De Commissie heeft in haar antwoord op paragraaf 25 ook een opmerking gemaakt over de deugdelijkheid van de laagste en hoogste prijsnoteringen voor zuivelproducten op de wereldmarkt die in diverse publicaties worden vermeld. Deze noteringen zijn subjectief en moeten als zodanig worden behandeld.

Zoals ook aangegeven in het antwoord op paragraaf 25, heeft de Commissie dat met de meest recente beschikbare informatie geïllustreerd.

In 2001 was de uitvoer van mageremelkpoeder bijna 47 % kleiner dan gemiddeld in de voorgaande vijf jaren (namelijk 140000 t vergeleken met gemiddeld 262400 t). De uitvoer van vollemelkpoeder was in 2001 16 % kleiner dan gemiddeld in de voorgaande vijf jaar (477500 t vergeleken met gemiddeld 569000 t).

In de betrokken maanden was ook het aantal certificaataanvragen kleiner of niet hoger dan het voor die periode normale aantal. Voor mageremelkpoeder was het aantal aanvragen om uitvoercertificaten zeer laag en voor vollemelkpoeder was het normaal, waaruit blijkt dat de schattingen van de Commissie, waarmee bij de bepaling van de restituties niet volledig rekening was gehouden, onnauwkeurig waren.

In die periode waren ernstige problemen op het gebied van de diergezondheid (BSE en mond- en klauwzeer) van invloed op de sector. Verscheidene derde landen hadden de invoer van melkpoeder uit de Gemeenschap verboden of overwogen om dat te doen.

In maart 2001 hebben de diensten van de Commissie het mogelijke effect van mond- en klauwzeer op de zuivelsector berekend. Als de derde landen die invoerbeperkingen toepasten, dat bleven doen, zouden de interventieaankopen van boter en mageremelkpoeder in de maanden april, mei en juni 2001 als gevolg van de verloren gegane uitvoer oplopen tot 106000 t mageremelkpoeder en 52000 t boter. Die hoeveelheden zouden nog veel groter zijn als alle derde landen de invoer van producten uit de Europese Unie zouden verbieden (bv. 394000 t mageremelkpoeder en 166000 t boter).

Onder deze omstandigheden heeft de Commissie in de betrokken periode de restitutie voor mageremelkpoeder slechts viermaal en die voor vollemelkpoeder slechts driemaal verlaagd.

27 en 28. De zuivelsector is zwaar getroffen door de Russische financiële crisis in 1998, het dioxineprobleem in België in 1999, de BSE-crisis in 2000 en de uitbraak van mond- en klauwzeer in februari 2001. De uitvoer van kaas naar Rusland daalde van 140000 t in 1997 tot 71000 t in 1998 en verder tot 21000 t in 1999. De sector kaas is een ingewikkelde sector wat kwaliteit, samenstelling, aanbiedingsvorm, verpakking en prijzen betreft en de kaasmarkt gaat niet noodzakelijk mee met de ontwikkelingen op de markten voor boter, mageremelkpoeder en vollemelkpoeder.

De Rekenkamer geeft een beknopte beschrijving van de inspanningen van de Commissie om, in het licht van de complexiteit van de sector kaas, minimumnormen vast te stellen voor kaas die voor restituties in aanmerking kan komen, en een nieuwe methode uit te werken om uitvoerrestituties te berekenen door bedragen per eenheid vetten en niet-vette droge bestanddelen vast te stellen en die bedragen dan toe te passen op de minimumgehalten aan vetten en niet-vette droge bestanddelen in de kaas.

De Commissie heeft grote inspanningen geleverd om de regeling voor kaas te verbeteren, met name door minimumnormen vast te stellen voor kaas die voor restituties in aanmerking kan komen.

Zoals de Rekenkamer opmerkt, zijn de theoretische restituties niet consequent toegepast. Dit komt doordat de ontwikkelingen en behoeften op de kaasmarkt niet dezelfde waren als die voor boter en mageremelkpoeder. Dit was met name het geval toen de ontwikkelingen op de markt voor margeremelkpoeder leidden tot zeer lage restituties en uiteindelijk tot de vaststelling van de restituties op nul vanaf september 2000, maar ook toen de berekening zou hebben geleid tot een ongerechtvaardigde verhoging van de bestaande restituties.

De toeslagen werden ingevoerd om te voorkomen dat door de instelling van de nieuwe methode in februari 1997 sommige restituties voor kaas fors zouden dalen. Met name voor bepaalde kaassoorten met een hoog drogestofgehalte werd de berekende restitutie tijdelijk verhoogd met een toeslag van 10 %, 15 % of 20 %, afhankelijk daarvan of het drogestofgehalte van de kaas 55 %, 60 % of 65 % bedroeg. Deze toeslagen werden in oktober 1998 afgeschaft.

DOOR MIDDEL VAN INSCHRIJVINGSPROCEDURES VASTGESTELDE RESTITUTIEBEDRAGEN

30. a) Sinds lang is US SRW-tarwe de belangrijkste referentie voor de prijs op de wereldmarkt. Op de communautaire markt is de prijs van Franse tarwe het meest representatief omdat de Franse oogst meer dan eenderde van de oogst van de Europese Unie uitmaakt. Wanneer verschillende typen tarwe en de prijzen ervan met elkaar worden vergeleken, moet er uiteraard rekening mee worden gehouden dat de kwaliteit van tarwe verschilt naar gelang van de weersomstandigheden. Daarom is het bij de vaststelling van een restitutie niet mogelijk zich te beperken tot een eenvoudige prijsvergelijking tussen tarwe uit de Europese Unie (Franse standaardtarwe) en US SRW-tarwe.

Ook met andere factoren moet rekening worden gehouden, waaronder met name de concurrentie van tarwe uit andere landen: Argentinië, het Zwarte-Zeegebied, Pakistan, India, China, enz. Hun tarwe concurreert namelijk met de Europese en de Amerikaanse tarwe. Om een deel van de wereldhandel in te palmen beconcurreren die andere exportlanden onze tarwe vaak met lagere prijzen.

b) De ACS-landen vormen van oudsher een stabiele markt voor de Europese Unie.

De Europese Unie heeft zich er in het kader van de EU/ACS-overeenkomsten toe verbonden deze landen een voorziening op preferentiële voorwaarden te garanderen.

Sinds het verkoopseizoen 2001/2002 heeft de Commissie geen gedifferentieerde restituties meer toegekend omdat de marktomstandigheden dit niet langer rechtvaardigden.

c) Het verschil in restitutie kon van verkoopseizoen tot verkoopseizoen variëren, hoofdzakelijk in verband met de kwaliteit van de tarwe op de communautaire markt en de wereldmarkt en als gevolg van uiteenlopende prijzen op de onderscheiden markten. Vanaf de oogst 2001 gold de Agenda 2000-regeling en sindsdien is geen enkele specifieke restitutie meer toegekend.

d) Bij de vaststelling van het restitutiebedrag houdt de Commissie niet alleen rekening met de spotprijzen, maar ook met de prijzen voor leveringen op termijn om zo goed mogelijk recht te doen aan de marktontwikkeling tijdens de hele geldigheidsduur van het uitvoercertificaat.

De in het kader van een inschrijving vastgestelde maximumrestitutie komt niet noodzakelijkerwijs strikt overeen met het resultaat van de rekenkundige bewerkingen, maar is mede op andere marktelementen gebaseerd. Deze elementen worden in de vergadering van het comité van beheer besproken met de vertegenwoordigers van de lidstaten. Voorts wordt door de vertegenwoordigers van de lidstaten gestemd over de vaststelling van de restituties in het kader van de inschrijvingen.

Ten slotte worden de adviezen van het comité met een toelichting opgenomen in een dossiernota die toegankelijk is voor de Rekenkamer.

31. In het kader van Agenda 2000 had de Commissie voorgesteld de maandelijkse verhogingen af te schaffen, maar op de top van Berlijn op 24 maart 1999 hebben de staatshoofden en regeringsleiders besloten deze te handhaven. De Commissie heeft dit nogmaals voorgesteld in de voorstellen tot hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, die zij in het kader van de tussenbalans heeft geformuleerd.

32. De gegeven beknopte beschrijving van de suikerregeling behoeft enige aanvulling. Het overschot dat ontstaat door de productie van witte suiker binnen de quota en door de invoer (inclusief ACS-suiker), wordt uitgevoerd met een uitvoerrestitutie, maar slechts tot de limieten waartoe de Europese Unie zich in het kader van de WTO-overeenkomst inzake de landbouw heeft verbonden. Als in een bepaald jaar het uit te voeren overschot die limieten waarschijnlijk zal overschrijden, moet de Commissie de productiequota verlagen met die verwachte overschrijding.

De uitvoerrestitutie wordt alleen toegekend voor quotumsuiker en voor in het kader van het ACS-protocol en uit India ingevoerde suiker. Dit betekent dat de wederuitvoer van het door andere invoer veroorzaakte overschot theoretisch gebeurt door uitvoer van een overeenkomstige hoeveelheid quotumsuiker of suiker uit ACS-landen of India.

33. Vóór juli 2001 werd bij de berekening van de interne prijzen de opslagbijdrage meegerekend als onderdeel van de prijssteun. Sindsdien is er dus een lagere basis voor de interne prijs, waardoor ook de restitutie lager uitvalt.

35 en 36. Voor concurrentie tussen de inschrijvers wordt gezorgd door het verschil tussen de theoretische restitutie en de maximumrestitutie te variëren, waarbij rekening wordt gehouden met het uitvoerprogramma, het prijsniveau en de prijsontwikkeling op de wereldmarkt en de mate van concurrentie. In 2001/2002 varieerde dat verschil tussen 0,03 EUR en 0,730 EUR/100 kg met een gemiddelde van 0,073 EUR/100 kg.

36. Hoewel de berekening van de theoretische restitutie bekend is en hoewel het absolute bedrag en de variatie van het verschil misschien klein zijn in vergelijking met het restitutiebedrag, is het toch dit verschil dat bepaalt of een inschrijver succesvol is. Het verschil is normaliter afhankelijk van het totaal van de ingediende offertes, dat niet te voorzien is. Ook moet worden bedacht dat uitvoer met restitutie in elk geval minder winstgevend is dan verkoop op de interne markt (waar de prijzen doorgaans hoger liggen dan de interventieprijs en waar opslagkosten worden vergoed) en dat de aldus verkregen inkomsten als gevolg van de toegepaste methode ook lager zijn dan het steunniveau.

37. Het feit dat de marktdeelnemers de gebruikte methode kennen, staat dit soort concurrentie niet in de weg. De EU-exporteurs werken op een niveau tussen de interventieprijs (die de producent/verkoper van de suiker wordt gegarandeerd) en de wereldmarktnoteringen, waarbij in exportcontracten gewoonlijk naar die prijzen wordt verwezen. Het inschrijvingssysteem blijkt onder deze voorwaarden naar behoren te functioneren, vooral wanneer de vlotte uitvoering van het exportprogramma daarbij in aanmerking wordt genomen.

In oktober en november 2002 was sprake van een bijzonder hevige concurrentie. Van de totale hoeveelheden waarvoor uitvoeroffertes waren gedaan, werd toen vaak slechts ongeveer de helft toegewezen bij een verschil met de theoretische restitutie dat opliep tot 0,3 EUR/100 kg.

De vraag of een systeem met periodiek vastgestelde restituties besparingen op de totale uitgaven zou opleveren in vergelijking met een inschrijvingssysteem, kan alleen worden beantwoord door een grondiger studie waarin alle mogelijke administratieve gevolgen worden onderzocht en waarin met name aandacht wordt besteed aan het probleem van de controle op hoeveelheden en uitgaven in het kader van de WTO-verbintenissen. De Commissie zal de nodige aandacht geven aan de aanbeveling van de Rekenkamer.

38. C-suiker wordt geproduceerd om het risico af te wenden dat het quotum als gevolg van ongunstige weersomstandigheden niet kan worden opgebruikt, en in de efficiëntste regio's ook doelbewust. Afhankelijk van de wereldmarktprijzen, wordt deze suiker dan geëxporteerd of overgedragen naar het volgende jaar als quotumsuiker van dat jaar.

Dit betekent niet dat quotumsuiker eigenlijk met een lagere restitutie zou kunnen worden uitgevoerd (of wordt uitgevoerd met een hogere restitutie dan nodig is), aangezien in het geval van quotumsuiker een minimumprijs voor de bieten moet worden betaald, waarbij moet worden aangetekend dat overtollige quotumsuiker die niet zou worden uitgevoerd, zou moeten worden aangekocht door het interventiebureau.

De Commissie wenst te beklemtonen dat momenteel een grondige evaluatie van de hele suikerregeling wordt uitgevoerd.

CONCLUSIES

39. Een restitutie kan niet eenvoudigweg worden vastgesteld op basis van het verschil tussen twee prijzen of prijsmarges. Zoals in de betrokken verordeningen van de Raad is bepaald, moet ook rekening worden gehouden met andere factoren: het marktevenwicht, de WTO-verbintenissen, buitengewone gebeurtenissen en de verwachte veranderingen in de situatie op de EU- of de wereldmarkt.

De diensten van de Commissie houden rekening met de meest actuele prijzen die door de lidstaten zijn meegedeeld. Ook andere prijzen (handelaren, verwerkers, makelaars) worden in aanmerking genomen om een gemiddelde te kunnen berekenen dat het best aan de marktrealiteit beantwoordt.

Voor de sector rundvlees zijn eind 2002 interne richtsnoeren opgesteld over de relevante parameters en de daarmee uit te voeren berekeningen. Zoals gezegd in het antwoord op de paragrafen 9 en 10, wordt vóór elke nieuwe vaststelling van restituties gezorgd voor een alomvattende schriftelijke analyse van de situatie op dat moment en in de toekomst.

In de zuivelsector berekent de Commissie de representatieve prijs in de Gemeenschap aan de hand van de overeenkomstig haar Verordeningen (EG) nr. 2771/1999 en (EG) nr. 1498/1999 verkregen gegevens en maakt zij gebruik van de prijzen in de belangrijkste exportlanden. Er bestaan interne richtsnoeren, maar misschien zouden deze op een meer formele wijze kunnen worden gedocumenteerd. In artikel 7 van Verordening (EG) nr. 2771/1999 is bepaald dat de prijs af fabriek moet worden verhoogd met een forfaitair bedrag van 2,50 EUR ter dekking van de vervoerskosten.

Alle besluiten over restituties worden genomen op het hoogste hiërarchische niveau van het DG AGRI. Aangezien de aard van de producten en het systeem voor de productie en de afzet ervan niet zijn veranderd, is een nieuwe analyse van de mechanismen voor de vaststelling van restituties niet nodig. De parameters die in deze mechanismen een rol spelen, worden voortdurend gevolgd.

Alle voorstellen aan het comité van beheer over uitvoerrestituties worden voorbereid of besproken in een door de directeur-generaal (of diens plaatsvervanger) voorgezeten vergadering, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de financiële en juridische diensten. Elk besluit over uitvoerrestituties wordt geparafeerd door de verantwoordelijke directeur (die ook voorzitter van het comité van beheer is) en ondertekend door de directeur-generaal.

De specifieke kenmerken van elke sector worden geïllustreerd door met name Verordening (EEG) nr. 1766/92 voor granen, Verordening (EG) nr. 1255/1999 voor zuivel, Verordening (EG) nr. 295/96 voor rundvlees en Verordening (EG) nr. 1260/2001 voor suiker.

Sinds begin 2002 is er een coördinatiegroep die zich over de vooruitfinanciering, gedifferentieerde restituties en fraude van het carrousseltype heeft gebogen en ook heeft gewerkt aan minimumregels voor de vaststelling van restituties.

AANBEVELINGEN

40. a) In februari 2002 is een interdienstengroep opgericht voor de coördinatie op restitutiegebied. Deze groep heeft met name de minimumregels opgesteld die bij de vaststelling van een restitutie moeten worden gevolgd. Deze regels hebben onder meer betrekking op de verplichting om de methoden voor de berekening van de restituties te verduidelijken en te preciseren, en op de documentatie die over elk op dit gebied genomen besluit nodig is.

b) In richtsnoeren is voor de betrokken sector beschreven volgens welke methode de restituties worden berekend en welk beleid op dit gebied wordt gevolgd.

c) De Commissie zal voor de zuivelsector onderzoeken welke rol een soortgelijk prijscontrolesysteem als dat in de sector rundvlees zou kunnen spelen. Zij zal daarbij rekening houden met alle elementen die voor de vaststelling van uitvoerrestituties van belang zijn, met inbegrip van de prijsnoteringen.

d) Een voorstel tot wijziging van restitutiebedragen moet in een nota aan de hiërarchie worden toegelicht en gemotiveerd vóór de vergadering ter voorbereiding van de vergadering van het comité van beheer.

e) Een besluit om restitutiebedragen te wijzigen of niet te wijzigen moet worden toegelicht in een gedetailleerde beschrijving (dossiernota) van de motieven en de berekeningen. In deze beschrijving moet worden ingegaan op de essentiële elementen die in de besluitvorming een rol hebben gespeeld (prijzen, berekeningen, handelsverkeer, commerciële informatie, tactische overwegingen, nagestreefd doel, niveaus waarop de besluitvorming heeft plaatsgevonden).

f) In het kader van de herziening halverwege van het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft de Commissie de Raad nogmaals voorgesteld het stelsel van maandelijkse verhogingen in de sector granen af te schaffen.

g) De Commissie stemt ermee in dit idee in overweging te nemen.

h) Wat suiker betreft, zal de Commissie de nodige aandacht geven aan de aanbeveling van de Rekenkamer. Voor kaas worden de restituties aan een regelmatig toezicht onderworpen.