Home

Conclusies van de Raad van 26 november 2002 over een concurrerender klimaat voor ondernemingen

Conclusies van de Raad van 26 november 2002 over een concurrerender klimaat voor ondernemingen

Conclusies van de Raad van 26 november 2002 over een concurrerender klimaat voor ondernemingen

Publicatieblad Nr. C 039 van 18/02/2003 blz. 0007 - 0008


Conclusies van de Raad

van 26 november 2002

over een concurrerender klimaat voor ondernemingen

(2003/C 39/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

1. HERINNEREND AAN

- de conclusies van de Europese Raad van Lissabon over de strategie om de Europese Unie uiterlijk in 2010 te doen uitgroeien tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld, die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang, en de verdere uitwerking van deze strategie door de Europese Raden van Stockholm, Göteborg en Barcelona;

- de conclusies van de Europese Raad van Stockholm waarin de lidstaten en de Commissie werd verzocht de statistische gegevens die nodig zijn voor het benchmarken te verbeteren en waarin de Commissie werd verzocht zich te beraden op het gebruik van kwantitatieve doelstellingen in het ondernemingenbeleid;

- het feit dat de Europese Raad van Lissabon heeft besloten om een open coördinatiemethode toe te passen die, waar van toepassing, de bepaling omvat van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren en benchmarks die tot de beste in de wereld behoren en vooral gericht zijn op de behoeften van de verschillende lidstaten en sectoren als middel om de beste praktijken te vergelijken;

- het Europees Handvest voor kleine bedrijven, waarin wordt opgeroepen tot het creëren van een optimaal klimaat voor kleine bedrijven;

- het besluit van de Raad inzake een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) (2001-2005);

2. IS INGENOMEN MET

- de mededeling van de Commissie "Beter ondernemingsklimaat" en de daarmee verband houdende interne werkdocumenten waaruit vooruitgang blijkt en de noodzaak van grotere inspanningen op vele gebieden van het ondernemingenbeleid en die tevens informatie over de kandidaat-lidstaten en indicatoren inzake duurzame ontwikkeling bevatten;

- het voornemen van de Commissie om het industriebeleid te evalueren in het licht van de globalisering en de aanstaande uitbreiding;

- het voornemen van de Commissie om een groenboek over het ondernemerschap voor te leggen;

3. BENADRUKT

- dat de inspanningen ter bevordering van groei en concurrentievermogen verdubbeld moeten worden om het doel van Lissabon te bereiken, en merkt op dat de vertraging in de economische groei de aandacht niet mag afleiden van de uitvoering van de verbintenissen in het kader van de strategie van Lissabon;

- dat structurele hervormingen en de verbetering van de randvoorwaarden voor ondernemingen van cruciaal belang zijn voor groei en dat bewustmaking van het publiek terzake essentieel is;

- dat de nodige verbeteringen in het ondernemingsklimaat verder werk op het passende niveau vereisen op een breed scala van gebieden die voor het concurrentievermogen van belang zijn en dat de omstandigheden die voor het MKB gelden van cruciaal belang blijven;

- dat het concurrentievermogen van Europese ondernemingen moet worden gewaarborgd met de juiste balans tussen de drie pijlers (op sociaal, economisch en milieugebied) van duurzame ontwikkeling, en BENADRUKT in het bijzonder de noodzaak om op alle beleidsgebieden de gevolgen voor het concurrentievermogen in relatie tot de wereldmarkten te evalueren;

- dat verbetering van de kwaliteit van voorschriften en regelingen van cruciaal belang is om de Unie concurrerender te maken en dat de opstelling van betere regelgeving een belangrijke taak voor de Gemeenschapsinstellingen en de lidstaten is;

- dat de lidstaten hun prestaties verder kunnen verbeteren door lering te trekken uit beste praktijken;

4. ERKENT

- de vorderingen bij de ontwikkeling van een kader van kwantitatieve doelstellingen die door de lidstaten op vrijwillige basis kunnen worden bepaald op zeven gebieden van het ondernemingenbeleid die voor het concurrentievermogen van cruciaal belang zijn: ondernemerschap, regelgevings- en administratief klimaat, toegang tot financiering, toegang tot menselijk kapitaal, innovatie en verspreiding van kennis, toegang tot ICT en open en goed functionerende markten;

- dat kwantitatieve doelstellingen een nuttige bijdrage kunnen leveren tot de verwezenlijking van concrete doelstellingen en tot een gerichter en dynamischer ondernemingenbeleid, en neemt er nota van dat de meeste lidstaten verdere werkzaamheden in verband met deze doelstellingen nodig achten, teneinde voort te bouwen op de reeds bepaalde doelstellingen en het gebruik ervan nog meer te integreren in het ondernemingenbeleid;

5. VERZOEKT DE LIDSTATEN

- op vrijwillige basis verder te werken aan de ontwikkeling van kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen op gebieden die de lidstaten relevant achten, en daarbij naar behoren rekening te houden met structurele verschillen;

- een meer stelselmatige verspreiding van beste praktijken in het ondernemingenbeleid te ontwikkelen en bij het uitstippelen van beleidslijnen rekening te houden met de vastgestelde beste praktijken, en met name te wijzen op de resultaten van de projecten in het kader van de Best-procedure;

6. VERZOEKT DE COMMISSIE

- voor een alomvattende en strategische benadering van het concurrentievermogen te kiezen, en haar werkzaamheden toe te spitsen op de structurele determinanten van het concurrentievermogen van ondernemingen in alle sectoren;

- de uitwisseling van beste praktijken te vergemakkelijken om de lidstaten in staat te stellen op meer efficiënte wijze van elkaar te leren;

- haar analytisch kader voor het mededingingsbeleid te verfijnen en in dat verband bij de werkzaamheden inzake kwantitatieve doelstellingen rekening te houden met de resultaten van andere verslagen en procedures;

- binnen een gestroomlijnde aanpak periodiek aan de Raad verslag uit te brengen over de vorderingen bij de kwantitatieve doelstellingen teneinde bij te dragen tot een strategische discussie in de Raad over het concurrentievermogen;

- informatie over de kandidaat-lidstaten in benchmarkingoperaties te blijven opnemen om de vergelijkbaarheid van gegevens in alle landen te waarborgen;

7. VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE

- de werkzaamheden in verband met de vaststelling, het benchmarken en de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van ondernemingenbeleid in de Unie en de kandidaat-lidstaten verder te ontwikkelen;

- op vrijwillige basis voort te gaan met het werk inzake kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen teneinde het gebruik ervan nog meer in het ondernemingenbeleid te integreren;

- het in de lidstaten ontwikkelde ondernemingenbeleid te bespreken en in dit verband na te gaan of het mogelijk is bij wijze van wederzijds leerproces, op gezette tijden en op vrijwillige basis toezicht, evaluatie en peer review te organiseren.