Home

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2706 - Carnival Corporation/P & O Princess Cruises (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2706 - Carnival Corporation/P & O Princess Cruises (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2706 - Carnival Corporation/P & O Princess Cruises

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21))

(2003/C 233/09)

(Voor de EER relevante tekst)

De krachtens artikel 8, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad aan de Commissie voorgelegde ontwerpbeschikking roept een aantal overwegingen op betreffende het recht om te worden gehoord.

Wat het recht van de betrokkenen betreft, heeft de onderzochte concentratie het bijzondere kenmerk dat twee ondernemingen met elkaar wedijveren op de markt om de zeggenschap te verwerven over de onderneming die het doelwit is van de transactie.

Als gevolg daarvan ontstond een klimaat waarin deze ondernemingen zeer terughoudend waren om informatie aan anderen te verstrekken. Daardoor zijn moeilijkheden ontstaan op het gebied van de toegang tot het dossier voor de ondernemingen die daartoe het recht hebben, in het bijzonder Carnival Corporation. Deze moeilijkheden werden een voor een opgelost, met name via talrijke brieven en e-mails tussen de Commissie en de ondernemingen.

Carnival heeft een bijkomende termijn verkregen om te antwoorden op de mededeling van punten van bezwaar, met name omdat de informatie in verband met de onderneming die het doelwit was, welke normaal aan de potentiële koper ten behoeve van de aanmelding wordt verstrekt, niet was vrijgegeven, wegens een vijandig overnamebod.

De ondernemingen Carnival, als aanmeldende partij, en P & O Princess Cruises, als betrokkene, hadden het recht hun argumenten mondeling uiteen te zetten op een formele hoorzitting, overeenkomstig artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 447/98 van de Commissie. Zij hebben daar uitdrukkelijk van afgezien.

Het recht van derden om gehoord te worden heeft een andere inhoud en is minder ruim, aangezien derden slechts indirect aan de transactie deelnemen. Overwegingen 9 tot en met 14 van Verordening (EG) nr. 447/98 illustreren deze verschillende benadering van de wetgever in dit opzicht.

Artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 447/98, dat gesteund is op artikel 18, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 4064/89, kent hen het recht toe schriftelijk in kennis te worden gesteld van de aard en het voorwerp van de procedure, indien zij aantonen daarbij voldoende belang te hebben, teneinde hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en eventueel aan een formele hoorzitting deel te nemen.

In casu heeft de onderneming Royal Caribbean Cruises Limited zich schriftelijk tot mij gericht met het verzoek een formele hoorzitting te houden waartoe zij zou worden toegelaten, zelfs indien de partijen niet om een hoorzitting zouden verzoeken.

Ik heb het rechtmatige belang van deze onderneming om eventueel als betrokken derde deel te nemen aan een hoorzitting erkend, indien om een hoorzitting zou worden verzocht door de partijen zoals bedoeld in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 447/98. Dit was uiteindelijk niet het geval, en ik heb besloten dat derden bij een zaak geenszins het recht hebben van de Commissie te eisen dat zij een formele hoorzitting houdt.

Hoewel dit verzoek van Royal Caribbean niet werd aanvaard, moet worden opgemerkt dat de onderneming volledig werd gehoord, in overeenkomst met haar hoedanigheid als derde bij de zaak.

Deze onderneming heeft inderdaad haar standpunt over alle omstandigheden van het geval meermaals en op uitvoerige wijze schriftelijk aan de Commissie meegedeeld.

Bovendien zou de strikte toepassing van het recht te worden gehoord in het kader van Verordening (EG) nr. 447/98 voor Royal Caribbean hebben meegebracht dat zij noodzakelijkerwijze in beknopte vorm in kennis zou worden gesteld van de aard en het voorwerp van de procedure.

Niettemin heeft Royal Caribbean - met de toestemming van Carnival - een afschrift ontvangen van de niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar.

Derhalve concludeer ik dat de aanmeldende partij, Carnival, de betrokkene, P & O Princess en de derden, waaronder in het bijzonder de onderneming Royal Caribbean, op normale wijze hun recht om te worden gehoord in deze zaak hebben uitgeoefend.

Brussel, 23 juli 2002

Serge Durande