Home

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2903 — DaimlerChrysler/Deutsche Telekom/JV (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2903 — DaimlerChrysler/Deutsche Telekom/JV (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2903 — DaimlerChrysler/Deutsche Telekom/JV (opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21)) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. C 277 van 18/11/2003 blz. 0004 - 0004


Eindverslag van de raadadviseur-auditeur in zaak COMP/M.2903 - DaimlerChrysler/Deutsche Telekom/JV

(opgesteld overeenkomstig artikel 15 van Besluit 2001/462/EG, EGKS van de Commissie van 23 mei 2001 betreffende het mandaat van de raadadviseur-auditeur in bepaalde mededingingsprocedures (PB L 162 van 19.6.2001, blz. 21))

(2003/C 277/05)

(Voor de EER relevante tekst)

De ontwerp-beschikking in deze zaak geeft aanleiding tot de volgende opmerkingen:

Op 11 november 2002 hebben DaimlerChrysler Services AG ("DaimlerChrysler") en Deutsche Telekom AG ("Deutsche Telekom") een voorgenomen concentratie bij de Commissie aangemeld overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 4046/89 van de Raad van 21 december 1989 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen(1) ("concentratieverordening"), waarbij zij gezamenlijk zeggenschap verkrijgen over een nieuwe onderneming, Toll Collect GmbH. Cofiroute SA ("Cofiroute") is eveneens direct betrokken in de voorgenomen concentratie.

Op 20 december 2002 heeft de Commissie in deze zaak de procedure van artikel 6, lid 1, onder c), van de concentratieverordening ingeleid. Op 28 februari 2003 heeft de Commissie de partijen een mededeling van punten van bezwaar toegezonden. De partijen hebben op dezelfde dag inzage in het dossier gekregen door middel van een cd-rom. Zij hebben op 14 maart 2003 op de mededeling van punten van bezwaar geantwoord. Tevens hebben zij, op 11 maart, nieuwe verbintenissen die het concentratieplan wijzigen, voorgelegd aan de Commissie(2). Deze verbintenissen werden onmiddellijk hierna aan een markttoets onderworpen.

Cofiroute heeft op 17 maart 2003 een niet-vertrouwelijke versie van de mededeling van punten van bezwaar ontvangen. Cofiroute heeft geen inzage van het dossier gevraagd.

Op 19 en 20 maart 2003 werd de mondelinge hoorzitting betreffende deze zaak gehouden. Een aantal derde partijen die aan de procedure hadden deelgenomen, waren eveneens aanwezig op de mondelinge hoorzitting. Tijdens de mondelinge hoorzitting ging de aandacht vooral uit naar de verbintenissen die door de partijen op 11 maart waren voorgelegd.

Op 3 april 2003, binnen de in de concentratieverordening bepaalde termijn, hebben de partijen een laatste reeks verbintenissen aan de Commissie voorgelegd. Aangezien in deze zaak reeds uitvoerig overleg met derde partijen was gepleegd, was volgens de diensten van de Commissie een verdere markttoets ter beoordeling van deze verbintenissen overbodig. Met het oog op de door de concentratieverordening opgelegde tijdslimiet is een nieuwe markttoets bovendien niet haalbaar op dit moment van de procedure.

Op 23 april 2003 heeft een van de derde partijen die aan de procedure had deelgenomen, mij schriftelijk gevraagd te worden gehoord aangaande de nieuwe verbintenissen die door de partijen zijn voorgelegd. In mijn antwoord heb ik deze partij meegedeeld dat er om bovengenoemde redenen geen verder overleg aangaande de verbintenissen die door de partijen op 3 april zijn voorgelegd, heeft plaatsgevonden. Deze derde partij heeft tijdens de procedure meermaals de mogelijkheid gehad haar standpunt naar voren te brengen en werd geraadpleegd over de twee markttoetsen die werden verricht aangaande de eerdere verbintenissen die aan de Commissie zijn voorgelegd. Ik heb deze partij eveneens meegedeeld dat de diensten van de Commissie, bij de beoordeling van deze verbintenissen en bij de algemene beoordeling van de concurrentievraagstukken in deze zaak, rekening hebben gehouden met met de meningen van deze en andere partijen.

De partijen hebben geen kwesties aangaande het recht om in deze zaak te worden gehoord, aan de orde gesteld.

In de onwerp-beschikking werd uitsluitend rekening gehouden met punten van bezwaar waarover de partijen hun standpunt kenbaar hebben kunnen maken.

Bijgevolg besluit ik dat het recht om in deze zaak te worden gehoord, is in acht genomen.

Brussel, 28 april 2003.

Karen Williams

(1) PB L 395 van 30.12.1989, blz. 1.

(2) In de eerste fase van de procedure werden reeds verbintenissen voorgelegd, maar ze werden in de mededeling van punten van bezwaar van de Commissie verworpen als zijnde ontoereikend.