Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/434/EEG van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (COM(2003) 613 - C5-0506/2003 - 2003/0239(CNS))
Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 90/434/EEG van 23 juli 1990 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten (COM(2003) 613 - C5-0506/2003 - 2003/0239(CNS))
28.4.2004 || || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/NaN
- || gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2003) 613) (1),
- || gelet op artikel 94 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C5-0506/2003),
- || gelet op artikel 67 van zijn Reglement,
- || gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0121/2004),
1. || hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;
2. || verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;
3. || verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;
4. || wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;
5. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST || AMENDEMENTEN VAN HET PARLEMENT
Amendement 1
||
Amendement 2
|| 11 bis. Teneinde mogelijke gevallen van misbruik met betrekking tot snelle aandelenruil te voorkomen, passen de lidstaten een anti-misbruikbepaling toe die tot doel heeft een minimumdeelnemingsperiode van één jaar vast te stellen, met voor elke lidstaat de mogelijkheid deze te verlengen tot twee jaar.
Amendement 3
|| 11 ter. In gevallen waarin duidelijk sprake is van dubbele belastingheffing als gevolg van de overdracht van aandelen, kunnen de lidstaten de mogelijkheid krijgen om - na overleg met de Commissie - het probleem aan te pakken door gebruik te maken van oplossingen die geacht mogen worden een alternatief te vormen voor en gelijkwaardig te zijn aan de bepalingen van deze richtlijn.
Amendement 4
12. Het feit dat een vennootschap een deelneming in de verworven vennootschap verkrijgt van deelgerechtigden met fiscale woonplaats buiten de Gemeenschap, staat niet in de weg aan de toekenning van de belastingaftrek waarin dit artikel voorziet. || 12. Het feit dat een vennootschap een deelneming in de verworven vennootschap verkrijgt van deelgerechtigden met fiscale woonplaats buiten de Gemeenschap, staat niet in de weg aan de toekenning van de belastingaftrek waarin dit artikel voorziet , voorzover de belastingheffingsrechten van lidstaten met betrekking tot deelgerechtigden uit derde landen niet significant worden aangetast.
Amendement 5
|| 2 bis. Teneinde mogelijke gevallen van misbruik met betrekking tot het snelle doorverkopen van activa te voorkomen, passen de lidstaten een anti-misbruikbepaling toe die tot doel heeft een minimumdeelnemingsperiode van één jaar vast te stellen, met voor elke lidstaat de mogelijkheid deze te verlengen tot twee jaar.
Amendement 6
|| 2 ter. In gevallen waarin duidelijk sprake is van dubbele belastingheffing als gevolg van de inbreng van activa, kunnen de lidstaten de mogelijkheid krijgen om - na overleg met de Commissie - het probleem aan te pakken door gebruik te maken van oplossingen die geacht mogen worden een alternatief te vormen voor en gelijkwaardig te zijn aan de bepalingen van deze richtlijn.
Amendement 7
||
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.
(3) PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) PB C 43 E van 19.2.2004, blz. 42.
(3) PB C 270 E van 25.9.2001, blz. 150.
(4) Nog niet in het PB gepubliceerd.
- || gezien het gemeenschappelijk standpunt van de Raad (13263/3/2003 - C5-0014/2004) (1),
- || gezien zijn in eerste lezing geformuleerde standpunt (2) inzake het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2001) 257) (3),
- || gezien het gewijzigde voorstel van de Commissie (COM(2003) 199) (4),
- || gelet op artikel 251, lid 2 van het EG-Verdrag,
- || gelet op artikel 78 van zijn Reglement,
- || gezien de aanbeveling voor de tweede lezing van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken (A5-0090/2004),
1. || hecht zijn goedkeuring aan het gemeenschappelijk standpunt;
2. || constateert dat het besluit is vastgesteld overeenkomstig het gemeenschappelijk standpunt;
3. || verzoekt zijn Voorzitter het besluit samen met de voorzitter van de Raad overeenkomstig artikel 254, lid 1 van het EG-Verdrag te ondertekenen;
4. || verzoekt zijn secretaris-generaal in het kader van zijn bevoegdheden het besluit te ondertekenen en samen met de secretaris-generaal van de Raad zorg te dragen voor publicatie ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie;
5. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1.
(3) PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1.
(1) Nog niet in het PB gepubliceerd.
(2) PB C 43 E van 19.2.2004, blz. 42.
(3) PB C 270 E van 25.9.2001, blz. 150.
(4) Nog niet in het PB gepubliceerd.