Home

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (COM(2003) 492 - C5-0397/2003 - 2003/0189(COD))

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement over het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (COM(2003) 492 - C5-0397/2003 - 2003/0189(COD))

29.4.2004 || || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/NaN

- || gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 492) (1),

- || gelet op artikel 251, lid 2 en artikel 95 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0397/2003),

- || gezien het advies van de Commissie juridische zaken en interne markt over de voorgestelde rechtsgrondslag,

- || gelet op de artikelen 67 en 63 van zijn Reglement,

- || gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en het advies van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie (A5-0172/2004),

1. || hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2. || verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 maart 2004.

(4)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(5)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(6)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(10)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24, Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/118/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/232/EG van de Commissie (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 28).

(13)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(14)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en anahangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(15)  Richtlijn 94/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 1994 tot dertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brnegen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 331 van 21.12.1994, blz. 7).

(16)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21.

(1)   Voor fabrikanten van kleine series geldt als datum 1 januari 2013.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

P5_TC1-COD(2003)0189

Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 31 maart 2004 met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. .../2004 van het Europees Parlement en de Raad inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag (3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het Zesde Milieuactieprogramma (Milieu 2010: Onze toekomst, onze keuze) (4) wordt klimaatverandering als prioriteit genoemd. In dit programma wordt gesteld dat de Gemeenschap toegezegd heeft de emissie van broeikasgassen in vergelijking met de niveaus van 1990 tussen 2008 en 2012 met 8% te verlagen en dat de wereldwijde emissie van broeikasgassen op langere termijn in vergelijking met de niveaus van 1990 met ongeveer 70% moet afnemen.

(2) De uiteindelijke doelstelling van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, dat bij Besluit 94/69/EG van de Raad van 15 december 1993 betreffende de sluiting van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (5) is goedgekeurd, is te komen tot een stabilisatie van de concentratie van broeikasgassen in de atmosfeer op een niveau waar een gevaarlijke verstoring van het klimaatsysteem door de mens wordt voorkomen.

(3) Uit hoofde van Beschikking 2002/358/EG van de Raad van 25 april 2002 betreffende de goedkeuring, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en de gezamenlijke nakoming van de in dat kader aangegane verplichtingen (6) hebben de Gemeenschap en haar lidstaten toegezegd hun gecombineerde antropogene emissie van broeikasgassen, vermeld in bijlage A van het Protocol van Kyoto, in vergelijking met de niveaus van 1990 in de periode van 2008 tot 2012 met 8% te verlagen.

(4) In bijlage II van Beschikking 2002/358/EG worden verschillende reductiedoelstellingen per lidstaat vastgesteld. De lidstaten zijn derhalve verplicht individuele maatregelen te nemen. De individuele lidstaten moeten derhalve ook adequate maatregelen kunnen nemen of handhaven om hun nationale reductiedoelstellingen te verwezenlijken.

(5) De emissie van gefluoreerde broeikasgassen dient, onverminderd Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (7), Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (8), Richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 september 2000 betreffende autowrakken (9) en Richtlijn2002/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 januari 2003 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (10), te worden voorkomen en tot een minimum te worden beperkt.

(6) Daar er voor de overgrote meerderheid van de toepassingen vervangers voor fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's) en zwavelhexafluoride (SF6) bestaan, is het van essentieel belang het gebruik ervan te beperken tot toepassingen waarvoor geen alternatief beschikbaar is.

(7) De lidstaten nemen elk hun eigen maatregelen om de emissie van gefluoreerde broeikasgassen terug te dringen of hebben plannen daarvoor. De verschillen tussen deze maatregelen in de lidstaten kunnen belemmeringen voor de interne markt creëren of de mededinging verstoren. Derhalve dienen er maatregelen op communautair niveau te worden genomen om ervoor te zorgen dat de interne markt via de harmonisatie van voorschriften inzake de monitoring, de insluiting, het op de markt brengen en het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen wordt beschermd.

(8) Beperkingen voor het op de markt brengen en het gebruik voor bepaalde toepassingen van gefluoreerde broeikasgassen worden geschikt geacht om verstoringen van de interne markt te voorkomen die het gevolg zouden kunnen zijn van uiteenlopende maatregelen die door de lidstaten worden genomen, wanneer er levensvatbare alternatieven beschikbaar zijn en verbetering van de insluiting en terugwinning niet haalbaar is, waarbij rekening moet worden gehouden met vrijwillige initiatieven van sommige bedrijfstakken en het feit dat er nog aan de ontwikkeling van alternatieven wordt gewerkt.

(9) Krachtens het Protocol van Kyoto dient er verslag te worden uitgebracht over de emissie van gefluoreerde broeikasgassen en gegevens over de productie, de invoer en de uitvoer van gefluoreerde broeikasgassen kunnen helpen bij de validering van de nauwkeurigheid van deze verslagen. Derhalve dienen de producenten, de importeurs en de exporteurs van gefluoreerde broeikasgassen tot jaarlijkse rapportage te worden verplicht. Ter nakoming van de hun verplichtingen in het kader van het Protocol van Kyoto om de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen op hun grondgebied te registreren en te melden, dienen de lidstaten verder de mogelijkheid te hebben aanvullende nationale meldplichten vast te stellen.

(10) De emissie van fluorkoolwaterstof-134a (HFK-134a) uit klimaatregelaars in motorvoertuigen baart vanwege de gevolgen daarvan voor klimaatverandering steeds meer zorgen. Er zullen naar verwachting binnenkort kosteneffectieve en veilige alternatieven beschikbaar zijn. Deze alternatieven zijn niet of aanzienlijk minder schadelijk voor het klimaat en hebben geen nadelige gevolgen voor het brandstofverbruik en de daarmee samenhangende emissie van kooldioxide door motorvoertuigen .

(11) Teneinde de monitoring van en controle op de lekkage van klimaatregelingsystemen in nieuwe voertuigen te vergemakkelijken zal de Commissie de opstelling van Europese normen stimuleren en zal zij andere nodige maatregelen nemen om de relevante Europese wetgeving inzake de typegoedkeuring van voertuigen te wijzigen.

(12) Het in bedrijf stellen, service, onderhoud, terugwinnings- en inspectiewerkzaamheden zijn internationale beroepen die dienen te worden beoefend door naar behoren opgeleide en gecertificeerde specialisten. De formulering van een Europees stelsel van criteria voor beroepskwalificaties is van doorslaggevende belang voor de verwezenlijking van het doel van deze richtlijn.

(13) Er dient te worden gezorgd voor monitoring, evaluatie en herziening van de in deze verordening vervatte maatregelen.

(14) De lidstaten dienen regels voor sancties op inbreuken op deze verordening vast te stellen en toe te zien op de tenuitvoerlegging van die regels. Deze sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

(15) Deze verordening neemt de fundamentele rechten en beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn opgenomen.

(16) Aangezien met het oog op het behoud van de interne markt de doelstelling van de voorgestelde maatregel - de insluiting van, de rapportage over en de regulering van het gebruik en het op de markt brengen van bepaalde gefluoreerde broeikasgassen - niet op afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk kan worden verwezenlijkt en dit derhalve gelet op de schaal en de effecten van het voorgenomen optreden beter op communautair niveau kan gebeuren, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen vaststellen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(17) De voor de tenuitvoerlegging van deze verordening benodigde maatregelen dienen overeenkomstig artikel 4 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (11) te worden vastgesteld via het bij Verordening (EG) nr. 2037/2000 (12) ingestelde comité,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze verordening is van toepassing op de insluiting, het gebruik en de terugwinning van gefluoreerde broeikasgassen , waaronder fluorkoolwaterstoffen, perfluorkoolstoffen en zwavelhexafluoride , als opgesomd in bijlage A van het Protocol van Kyoto, op het op de markt brengen en het gebruik van producten en apparatuur die deze gassen bevatten en op de rapportage van informatie over deze gassen. Een indicatieve lijst van de gassen waarop deze verordening betrekking heeft, is opgenomen in bijlage I.

De toepassing van deze verordening laat Richtlijnen 75/442/EEG, 96/61/EG, 2000/53/EG en 2002/96/EG onverlet.

Artikel 2

Definities

Voor de doeleinden van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "producent": een natuurlijke of rechtspersoon die gefluoreerde broeikasgassen produceert binnen de Gemeenschap;

b) "op de markt brengen": de levering of beschikbaarstelling aan derden tegen betaling of kosteloos van gefluoreerde broeikasgassen die onder deze verordening vallen of van producten en apparatuur die deze gassen bevatten of deze voor het functioneren nodig hebben; ten aanzien van voertuigen geldt het "op de markt brengen" voor nieuwe voertuigtypen;

c) "recipiënt": vervoerbare drukapparatuur voor de levering van gefluoreerde broeikasgassen, overeenkomstig de definitie in artikel 2, lid 1 van Richtlijn 1999/36/EG van de Raad van 29 april 1999 (13). Deze definitie heeft geen betrekking op in laboratoria gebruikte houders voor analysedoeleinden en dosisinhalatoren ;

d) "terugwinning": het verzamelen en opslaan van gefluoreerde broeikasgassen , bijvoorbeeld uit machines, apparatuur en insluitsystemen, tijdens het onderhoud of de verwijdering ervan ;

e) "recycling": het hergebruik van een teruggewonnen gefluoreerd broeikasgas na een eenvoudig reinigingsproces zoals filteren en drogen. Voor koelmiddelen omvat recycling in de regel het terugbrengen in apparatuur zoals dat veelal ter plaatse geschiedt;

f) "regeneratie": de opwerking en veredeling van een teruggewonnen gefluoreerd broeikasgas door middel van bijvoorbeeld filteren, drogen, destilleren of chemische behandeling, zodat die stof weer aan een bepaalde kwaliteitsnorm voldoet, waarbij de bewerking veelal elders in een centrale installatie geschiedt;

g) "vernietiging": de onomkeerbare omzetting van de chemische aard van een stof;

h) "voertuigen": motorvoertuigen van de categorieën M1 en klasse I van N1, zoals gedefinieerd in bijlage II van Richtlijn 70/156/EEG (14);

i) "fluorkoolwaterstof": een organische verbinding bestaande uit koolstof, waterstof en fluor die per molecuul maximaal zes koolstofatomen bevat, alleen, in een mengsel of in een bereiding, en onbewerkt, teruggewonnen, gerecycleerd of geregenereerd;

j) "perfluorkoolstof": een organische verbinding die uitsluitend bestaat uit koolstof en fluor en die per molecuul maximaal zes koolstofatomen bevat, alleen, in een mengsel of in een bereiding, en onbewerkt, teruggewonnen, gerecycleerd of geregenereerd;

k) "gefluoreerde broeikasgassen": fluorkoolwaterstoffen (HFK's), perfluorkoolstoffen (PFK's), zwavelhexafluoride (SF6) en preparaten die deze stoffen bevatten, met uitzondering van preparaten waarbij sprake is van een gereguleerde stof, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 2037/2000, of van preparaten met een aardopwarmingspotentieel van minder dan 15;

l) "aardopwarmings-potentieel": hetzij het aardopwarmings-potentieel over een tijdsbestek van 100 jaar als gepubliceerd in het door het Intergouvernementeel Panel inzake klimaatverandering (IPCC) goedgekeurde tweede evaluatierapport of, ingeval deze waarde niet in dat rapport gepubliceerd is, een overeenkomstig de IPCC-methodologie vastgesteld aardopwarmingspotentieel;

m) "klimaatregelingsysteem dat gefluoreerde broeikasgassen met een global warming potential van meer dan 50 bevat": een klimaatregelingsysteem dat gebruik maakt van fluorkoolwaterstoffen met een global warming potential van meer dan 50 , zoals gespecificeerd in bijlage I; in het geval van motorvoertuigen een klimaatregelingsysteem dat bestemd is voor het regelen van het klimaat in de passagiersruimte van een voertuig en dat gebruik maakt van fluorkoolwaterstoffen met een global warming potential van meer dan 50, zoals gespecificeerd in bijlage I;

n) " technisch aërosol": een aërosol dat wordt gebruikt bij het onderhouden, herstellen, reinigen, testen, desinfecteren, bouwen, installeren en andere toepassingen waarbij om veiligheidsredenen een nietontvlambare formulering is vereist, met inbegrip van een aërosol dat wordt gebruikt in "silly strings" als gedefinieerd in de bijlage van Richtlijn 94/48/EG (15);

o) "fabrikant van kleine series": fabrikant van voertuigen die niet meer dan 50000 voertuigen per kalenderjaar in de Europese Unie verkoopt.

Artikel 3

Preventie Alle technisch en economisch uitvoerbare maatregelen moeten worden genomen om de uitstoot van gefluoreerde broeikasgassen te voorkomen en tot een minimum te beperken.

Artikel 4

Insluiting

1.    Eigenaren en exploitanten nemen alle technisch en economisch uitvoerbare maatregelen om de emissie van gefluoreerde broeikasgassen te voorkomen of tot een minimum te beperken.

Alvorens koel-, klimaatregelings- en warmtepompsystemen in gebruik te nemen, worden alle onderdelen en het gehele systeem onderworpen aan gestandaardiseerde tests als gedefinieerd in overeenstemming met de procedure als bedoeld in artikel 15, lid 2. Exploitanten van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en brandbeveiligingssystemen die niet zijn ontworpen volgens de ISO-norm 14520 en gefluoreerde broeikasgassen bevatten, zorgen ervoor dat systemen die ten minste een circuit met 3 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten bij de inbedrijfstelling en vervolgens overeenkomstig lid 5 worden geïnspecteerd door een erkende firma of vakman.

   Met inachtneming van lid 3 waarborgt de eigenaar van stationaire en mobiele - met uitzondering van de in artikel 10 vermelde systemen - koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en brandbeveiligingsystemen die gefluoreerde broeikasgassen bevatten, met uitzondering van apparatuur en systemen die uitsluitend voor persoonlijk gebruik bestemd zijn, dat deze na onderhoud aan de hand van het volgende schema regelmatig op lekkage worden geïnspecteerd:

a) apparatuur die ten minste één onafhankelijk gevoed circuit met 3 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt ten minste één keer per jaar geïnspecteerd door geaccrediteerde bedrijven/gecertificeerd personeel ;

b) apparatuur die 30 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt vier keer per jaar geïnspecteerd door geaccrediteerde bedrijven/gecertificeerd personeel ;

c) apparatuur die 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat, wordt maandelijks geïnspecteerd door geaccrediteerde bedrijven/gecertificeerd personeel .

Indien in het onder a) vermelde geval lekkage wordt vastgesteld en verholpen, wordt een maand later een aanvullende inspectie uitgevoerd. Indien in de onder b) en c) vermelde gevallen bij drie opeenvolgende inspecties geen lekkage wordt vastgesteld, wordt de inspectiefrequentie gehalveerd tot zes respectievelijk twee maanden. Indien er voor brandbeveiligingsapparatuur een inspectieregeling bestaat om te voldoen aan ISO-norm 14520, kan met die inspecties ook worden voldaan aan de in deze verordening gestelde verplichtingen, mits die inspecties ten minste even frequent zijn.

5.   Wanneer een vast of mobiel lekdetectiesysteem is geïnstalleerd voor de bewaking van de delen waar lekkage waarschijnlijk is , vindt de controle in de gevallen als bedoeld in lid 4, onder b) twee maal per jaar en in de gevallen als bedoeld in lid 4, onder c) vier maal per jaar plaats. De inspectiefrequentie wordt verminderd tot eenmaal per jaar in het geval als bedoeld in lid 4, onder b), respectievelijk tweemaal per jaar in het geval als bedoeld in lid 4, onder c) indien bij inspecties in drie op elkaar volgende jaren geen lek werd vastgesteld.

6.    Exploitanten van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en brandbeveiligingsystemen waarvan ten minste één onafhankelijk gevoed circuit deel uitmaakt dat 300 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevat , installeren een lekdetectiesysteem voor de bewaking van de delen waar lekkage waarschijnlijk is .

7.   Eigenaren en exploitanten van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur en brandbeveiligingsystemen die 3 kg of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten, houden een register bij met de hoeveelheid en de aard van de geïnstalleerde gefluoreerde broeikasgassen , eventueel toegevoegde hoeveelheden en de bij het onderhoud teruggewonnen hoeveelheid. Dit register wordt op verzoek ter beschikking van de bevoegde instantie en de Commissie gesteld.

Lekken worden zo spoedig mogelijk geïdentificeerd en hersteld door een naar behoren gecertificeerd persoon. Entiteiten die brandbeveiligingssystemen installeren, verkopen of onderhouden, worden geregistreerd bij de bevoegde instantie.

Artikel 5

Terugwinning

   Gefluoreerde broeikasgassen in de volgende soorten apparatuur worden voor recycling, regeneratie of vernietiging teruggewonnen:

a) de koelcircuits van koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur,

b) apparatuur die oplosmiddelen bevat,

c) brandbeveiligingsystemen en brandblussers, en

d) hoogspanningschakelaars.

De terugwinning vindt plaats bij het onderhoud van die apparatuur en bij de definitieve verwijdering van de apparatuur.

2.   Ongebruikte gefluoreerde broeikasgassen in navulbare houders worden voor recycling, regeneratie of vernietiging teruggewonnen.

3.   Gefluoreerde broeikasgassen in andere producten en apparatuur worden voor recycling, regeneratie of vernietiging teruggewonnen voorzover dit technisch uitvoerbaar en kosteneffectief is.

De lidstaten waarborgen dat er een algemeen toegankelijk elektronisch register van geaccrediteerde bedrijven/gecertificeerd personeel wordt opgesteld.

Artikel 6

Opleidings- en certificeringsprogramma's

1.   De lidstaten stellen opleidings- en certificerings-/accrediteringsprogramma's vast voor het personeel dat, respectievelijk de servicebedrijven die gefluoreerde broeikasgassen verwerken alsmede degenen die bij de in artikel 4, lid 2 t/m 7, en artikel 5 bedoelde inbedrijfstellings-, onderhouds-, terugwinnings- en inspectie werkzaamheden op basis van een set criteria die professionele normen waarborgen, betrokken zijn, of brengen reeds bestaande regelingen in overeenstemming met de vereisten van deze verordening.

De eigenaar van de apparatuur/het systeem waarborgt dat het personeel/servicebedrijf in kwestie beschikt over de vereiste certificering/accreditering.

De lidstaten wijzen de bevoegde instanties aan die verantwoordelijk zijn voor de afgifte van de wettelijk verplichte certificering/accreditering aan bedrijven en personeel in de industriesectoren in kwestie en voor het toezicht op de juiste tenuitvoerlegging van het certificerings-/accrediteringsprogramma, alsook voor de continuïteit van de naleving met de vereiste bevoegdheden en diploma's. De certificering/accreditering heeft betrekking op:

- || het in bedrijf stellen,

- || service,

- || onderhoud,

- || terugwinnings- en inspectiewerkzaamheden overeenkomstig de artikelen 4 en 5.

Via certificerings-/accrediteringsprogramma's wordt gewaarborgd dat het personeel/servicebedrijf dat betrokken is bij de uitvoering van de werkzaamheden overeenkomstig de artikelen 4 en 5 een bevoegdheid heeft verworven ingevolge geldende regelingen en normen voor het veilig toepassen van het type en de omvang van de apparatuur die het in het kader van zijn beroep zal toepassen. Indien een lidstaat van mening is dat de normen voor beroepsbekwaamheid die een voldoende niveau van bekwaamheid aantonen voor het in bedrijf stellen, de service, het onderhoud alsook voor terugwinnings- en inspectiewerkzaamheden overeenkomstig de artikelen 4 en 5, op grond waarvan de bevoegde instanties de bevoegdheden erkennen die in een andere lidstaat zijn verworven, onvoldoende waarborgen bieden met betrekking tot de beroepsbevoegdheden, stelt zij de Commissie hiervan op de hoogte. Zo nodig neemt de Commissie een besluit tot vaststelling van wezenlijke eisen voor en wederzijdse erkenning van opleidings- en certificerings-/accrediteringsprogramma's overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 16, lid 2.

4.   Binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening stellen de lidstaten de Commissie in kennis van informatie over de in lid 1 en 2 bedoelde opleidings- en certificerings-/accrediteringsprogramma's. De Commissie beoordeelt of een programma strookt met lid 2 en zij keurt het, indien dat het geval is, goed met inachtneming van de procedure als bedoeld in artikel 15, lid 2 . De lidstaten erkennen de in een andere lidstaat afgegeven certificaten en leggen geen beperkingen op aan de vrijheid om diensten te verlenen of de vrije vestiging om redenen die verband houden met de certificering/ accreditering in een andere lidstaat , mits de certificerings-/accrediteringsprogramma's door de Commissie zijn goedgekeurd .

5.   Binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening bepaalt de Commissie volgens de in artikel 15, lid 2 bedoelde procedure de vorm van deze kennisgevingen.

Artikel 7

Rapportage

   Uiterlijk op 31 maart van elk jaar met ingang van het tweede kalenderjaar na de inwerkingtreding van deze verordening worden de volgende gegevens over het voorgaande jaar aan de Commissie meegedeeld:

a) Elke producent van gefluoreerde broeikasgassen die meer dan een ton per jaar produceert, verstrekt de volgende gegevens:

b) Elke importeur van gefluoreerde broeikasgassen, met inbegrip van producenten die tevens importeren, verstrekt de volgende gegevens:

c) Elke exporteur die meer dan een ton per jaar uitvoert, met inbegrip van producenten die tevens uitvoeren, verstrekt de volgende gegevens:

De Commissie stelt een onderzoek in ter raming van de gevolgen die de in- en uitvoer van apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevat, hebben voor bovenstaande ramingen van de uitstoot. De bevoegde instanties van de lidstaten houden om de 2 jaar een representatieve steekproef inzake de registers voor elk van de in artikel 4, lid 4 vermelde categorieën en brengen aan de Commissie verslag uit over de geraamde uitstoot. De vorm waarin het verslag wordt gepresenteerd wordt binnen één jaar na inwerkingtreding van deze verordening vastgesteld overeenkomstig de procedure als bedoeld in artikel 15, lid 2.

4.   De vorm van de in lid 1 bedoelde verslagen wordt binnen één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening volgens de in artikel 15, lid 2 bedoelde procedure vastgesteld.

5.   De Commissie neemt de nodige maatregelen om het vertrouwelijke karakter van de bij haar ingediende informatie te beschermen.

In het geval van brandbeveiligingssystemen worden ter vervanging van de in de leden 1 en 4 opgenomen voorschriften de feitelijke emissiecijfers, die overeenkomen met de gegevens inzake navullingen, geregistreerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 7. Deze gegevens worden geregistreerd door personeel dat overeenkomstig artikel 6, lid 1 is opgeleid en gecertificeerd.

7.   De Commissie kan de in lid 1 vervatte rapportagevoorschriften volgens de in artikel 15, lid 2, bedoelde procedure wijzigen teneinde de praktische toepassing van deze rapportagevoorschriften te verbeteren.

Artikel 8

Regulering van het gebruik

1.   Het gebruik van zwavelhexafluoride bij het spuitgieten van magnesium wordt met ingang van 1 januari 2007 verboden .

2.   Het gebruik van zwavelhexafluoride voor het vullen van autobanden wordt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening verboden.

Artikel 9

Op de markt brengen

Het op de markt brengen van producten en apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen bevatten of deze voor het functioneren nodig hebben in de in bijlage II vermelde toepassingen wordt overeenkomstig de bepalingen van die bijlage verboden.

De lidstaten bevorderen het op de markt brengen van koel- en klimaatbeheersingsapparatuur waarin gassen worden gebruikt met een aardopwarmingspotentieel van minder dan 150. Indien de lidstaten fiscale of andere maatregelen invoeren om het op de markt brengen van dergelijke apparatuur te bevorderen, delen zij deze maatregelen mee aan de Commissie.

Artikel 10

Klimaatregelingsystemen in nieuwe voertuigen

1.    Na 31 december 2006 zorgt elke persoon die nieuwe voertuigtypen op de markt brengt met klimaatregelingsystemen die gefluoreerde broeikasgassen met een global warming potential van meer dan 150 bevatten, ervoor dat is gecontroleerd dat de lekkage de grenswaarden die zijn vastgesteld in een specifieke geharmoniseerde testprocedure die door de Commissie is goedgekeurd, niet overschrijdt.

De Commissie stelt een norm op voor de meting van de leksnelheid. Met ingang van 1 januari 2011 mogen de lidstaten de EG-typegoedkeuring krachtens Richtlijn 70/156/EEG voor een nieuw voertuigtype niet meer verlenen wanneer het aardopwarmingspotentieel van de gebruikte gefluoreerde broeikasgassen van het klimaatregelingssysteem hoger is dan 50. Voor fabrikanten van kleine series geldt 1 januari 2013. Met ingang van 1 januari 2014 weigeren de lidstaten de registratie en verbieden zij de verkoop, het in bedrijf stellen of het gebruik van nieuwe voertuigen die zijn uitgerust met een klimaatregelingssysteem waarvan het aardopwarmingspotentieel van de gebruikte gefluoreerde broeikasgassen groter is dan 50. De lidstaten bevorderen de installatie van klimaatregelingsystemen die een gas bevatten dat efficiënt is en een aardopwarmingspotentieel heeft van minder dan 100, bijvoorbeeld CO. Wanneer de lidstaten fiscale of andere maatregelen nemen om de installatie van systemen met een geringer aardopwarmingspotentieel te bevorderen, stellen zij de Commissie daarvan in kennis. De lidstaten kunnen de ombouw van in bedrijf zijnde voertuigen fiscaal of financieel stimuleren indien daardoor klimaatregelingssystemen met een aardopwarmingspotentieel van de gebruikte gefluoreerde broeikasgassen van minder dan 50 worden ingebouwd.

Artikel 11

Bevordering van alternatieven De lidstaten bevorderen het op de markt brengen van apparatuur waarbij gebruik wordt gemaakt van gassen met een aardopwarmingspotentieel van minder dan 100. Lidstaten die fiscale of andere maatregelen invoeren om het op de markt brengen van deze apparatuur te bevorderen stellen de Commissie van deze maatregelen op de hoogte.

Artikel 12

Voorlichting van de consument De lidstaten zien erop toe dat de consumenten en burgers op de hoogte worden gebracht van het aardopwarmingspotentieel van producten die gefluoreerde broeikasgassen bevatten.

Artikel 13

Voortgangsverslag De Commissie legt uiterlijk 2 jaar na inwerkingtreding van deze richtlijn aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de ontwikkeling van milieuvriendelijke klimaatregelingssystemen. Op basis van dit verslag controleert de Commissie de invoeringsdata overeenkomstig artikel 10, leden 1 en 3, bevestigt deze of dient zo nodig voorstellen in.

Artikel 14

Herziening

1.   Op basis van de vorderingen bij de mogelijke insluiting of vervanging van gefluoreerde broeikasgassen in klimaatregeling- en koelsystemen evalueert de Commissie de onderhavige wetgeving en brengt zij uiterlijk op 31 december 2005 daarover verslag uit bij het Europees Parlement en de Raad. Dit verslag gaat waar nodig vergezeld van voorstellen voor wetgeving.

Binnen een periode van twee jaar na inwerkingtreding van deze verordening legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over mogelijke maatregelen ter geleidelijke verwijdering van HFK in nieuwe klimaatbeheersings-, koel- en warmtepompsystemen op basis van een evaluatie van vervangende technologieën met een lagere (al dan niet rechtstreekse) totaaluitstoot van broeikasgassen.

   Binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dient de Commissie op basis van de evaring met de toepassing van deze verordening een verslag bij het Europees Parlement en de Raad in. In het bijzonder bevat het verslag:

- || een evaluatie van de effecten van relevante bepalingen op de emissie en de geraamde emissie van gefluoreerde broeikasgassen en een onderzoek van de kosteneffectiviteit van deze bepalingen;

- || een evaluatie van de opleidings- en certificeringsprogramma's die uit hoofde van artikel 6, lid 1, door de lidstaten zijn ingevoerd;

- || een beoordeling van de noodzaak van normen voor de Europese Gemeenschap in verband met de regulering van de emissie van gefluoreerde broeikasgassen uit apparatuur, met inbegrip van technische voorschriften voor het ontwerp van producten en apparatuur;

- || een beoordeling van de noodzaak van de ontwikkeling en verspreiding van notities waarin de beste beschikbare technieken en de optimale milieupraktijk voor de preventie en minimalisering van de emissie van gefluoreerde broeikasgassen worden beschreven;

- || een algehele inventarisatie van de stand van zaken bij de ontwikkeling van technologie, de opgedane ervaring, milieuvoorschriften en eventuele gevolgen voor het functioneren van de interne markt;

- || nagaan of de in artikel 5 genoemde voorschriften en doelstellingen inzake terugwinning, regeneratie of vernietiging van de gefluoreerde broeikasgassen worden nageleefd en nagaan of bestaande definities, vereisten en goedkeuringsprocedures bij het grensoverschrijdend vervoer van gefluoreerde broeikasgassen met het oog op de terugwinning of thermische behandeling moeten worden herzien.

4.   Het verslag gaat waar nodig vergezeld van voorstellen tot herziening van de relevante bepalingen van deze verordening en van eventuele wijzigingen op Richtlijn 2001/56/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 september 2001 inzake de verwarming van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (16) opdat rekening kan worden gehouden met de noodzakelijke controleprocedures voor de meting van de relatieve mate waarin klimaatbeheersingssystemen in voertuigen lekken .

Artikel 15

Comité voor gefluoreerde broeikasgassen

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een permanent comité voor gefluoreerde broeikasgassen .

2.   In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, is de procedure van artikel 4 van Besluit 1999/468/EG met inachtneming van artikel 7 en artikel 8 van dat besluit van toepassing.

3.   De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op één maand.

Artikel 16

Comité voor de erkenning van beroepskwalificaties De Commissie wordt bijgestaan door een comité voor de erkenning van beroepskwalificaties. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit. De in artikel 5, lid 6 van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden. Het comité kan om advies worden verzocht over andere aangelegenheden in verband met de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 17

Sancties

1.   De lidstaten stellen regels vast voor de sancties op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen zij alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

2.   De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis van de regels inzake sancties en delen haar eventuele latere wijzigingen van deze regels eveneens zo spoedig mogelijk mee.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te ..., op ...

Voor het Europees Parlement

De Voorzitter

Voor de Raad

De Voorzitter

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 maart 2004.

(4)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(5)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(6)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(10)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24, Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/118/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/232/EG van de Commissie (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 28).

(13)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(14)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en anahangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(15)  Richtlijn 94/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 1994 tot dertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brnegen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 331 van 21.12.1994, blz. 7).

(16)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21.

(1)   Voor fabrikanten van kleine series geldt als datum 1 januari 2013.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

BIJLAGE I

Gefluoreerde broeikasgassen

Gefluoreerd broeikasgas || Chemische formule || Global warming potential

Zwavelhexafluoride || SF || 23900

Fluorkoolwaterstoffen (HFK's):

HFK-23 || CHF || 11700

HFK-32 || CHF || 650

HFK-41 || CHF || 150

HFK-43-10mee || CHF || 1300

HFK-125 || CHF || 2800

HFK-134 || CHF || 1000

HFK-134a || CHFCF || 1300

HFK-152a || CHF || 140

HFK-143 || CHF || 300

HFK-143a || CHF || 3800

HFK-227ea || CHF || 2900

HFK-236fa || CHF || 6300

HFK-245ca || CHF || 560

HFC-365mfc || CFCHCFCH || 890

Perfluorkoolstoffen (PFK's)

Perfluormethaan || CF || 6500

Perfluorethaan || CF || 9200

Perfluorpropaan || CF || 7000

Perfluorbutaan || CF || 7000

Perfluorpentaan || CF || 7500

Perfluorhexaan || CF || 7400

Perfluorcyclobutaan || c-CF || 8700

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 maart 2004.

(4)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(5)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(6)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(10)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24, Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/118/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/232/EG van de Commissie (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 28).

(13)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(14)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en anahangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(15)  Richtlijn 94/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 1994 tot dertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brnegen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 331 van 21.12.1994, blz. 7).

(16)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21.

(1)   Voor fabrikanten van kleine series geldt als datum 1 januari 2013.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

BIJLAGE II

Gefluoreerd broeikasgas || Toepassing || Ingangsdatum verbod

Gefluoreerde broeikasgassen met een aardopwarmingspotentieel van meer dan 50 || Klimaatregeling in personenauto's en lichte bedrijfswagens (nieuwe voertuigtypen) || 1 januari 2011 (1 januari 2013) (1)

Zwavelhexafluoride, fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolstoffen || Niet-navulbare houders, behalve voor laboratoriumtoepassingen, gebruik bij analyses en dosisinhalatoren || Eén jaar na de datum van inwerkingtreding

Fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolstoffen || Koelmiddelen in niet-ingesloten systemen voor directe verdamping || Datum van inwerkingtreding

Zwavelhexafluoride, fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolstoffen || Ramen || Twee jaar na de datum van inwerkingtreding

Zwavelhexafluoride || Schoeisel || Datum van inwerkingtreding

Fluorkoolwaterstoffen || Schuim met één component, behalve wanneer dit nodig is om aan nationale veiligheidsnormen te voldoen || Eén jaar na de datum van inwerkingtreding

Fluorkoolwaterstoffen || Aërosolen , met uitzondering van technische aërosolen en medische dosisinhalatoren of andere farmaceutische producten || Twee jaar na de datum van inwerkingtreding

Fluorkoolwaterstoffen en perfluorkoolstoffen || Schoeisel || 1 juli 2006

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 maart 2004.

(4)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(5)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(6)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(10)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24, Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/118/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/232/EG van de Commissie (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 28).

(13)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(14)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en anahangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(15)  Richtlijn 94/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 1994 tot dertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brnegen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 331 van 21.12.1994, blz. 7).

(16)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21.

(1)   Voor fabrikanten van kleine series geldt als datum 1 januari 2013.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

- || gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2003) 622) (1),

- || gelet op de artikelen 251, lid 2 en 175, lid 1 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C5-0505/2003),

- || gelet op artikel 67 van zijn Reglement,

- || gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en consumentenbeleid en de adviezen van de Commissie vrijheden en rechten van de burger, justitie en binnenlandse zaken en de Commissie juridische zaken en interne markt (A5-0190/2004),

1. || hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2. || verzoekt om hernieuwde voorlegging indien de Commissie voornemens is ingrijpende wijzigingen in dit voorstel aan te brengen of dit door een nieuwe tekst te vervangen;

3. || verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.

(1)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(2)  PB C (...) van (...), blz. (...).

(3)  Standpunt van het Europees Parlement van 31 maart 2004.

(4)  Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap (PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1).

(5)  PB L 33 van 7.2.1994, blz. 11.

(6)  PB L 130 van 15.5.2002, blz. 1.

(7)  PB L 194 van 25.7.1975, blz. 39, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 284 van 31.10.2003, blz. 1).

(8)  PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26, Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1882/2003.

(9)  PB L 269 van 21.10.2000, blz. 34. Richtlijn als gewijzigd bij Beschikking 2002/525/EG van de Commissie (PB L 170 van 29.6.2002, blz. 81).

(10)  PB L 37 van 13.2.2003, blz. 24, Richtlijn als gewijzigd bij Richtlijn 2003/118/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 106).

(11)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(12)  PB L 244 van 29.9.2000, blz. 1, Verordening laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 2004/232/EG van de Commissie (PB L 71 van 10.3.2004, blz. 28).

(13)  PB L 138 van 1.6.1999, blz. 20.

(14)  Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en anahangwagens daarvan (PB L 42 van 23.2.1970, blz. 1), Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2004/3/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 36).

(15)  Richtlijn 94/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 december 1994 tot dertiende wijziging van Richtlijn 76/769/EEG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de beperking van het op de markt brnegen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (PB L 331 van 21.12.1994, blz. 7).

(16)  PB L 292 van 9.11.2001, blz. 21.

(1)   Voor fabrikanten van kleine series geldt als datum 1 januari 2013.

(1)  Nog niet in het PB gepubliceerd.