Home

Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid

Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid

22.12.2004

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 318/27


Advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's — De toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid

(2004/C 318/09)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

GEZIEN de Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's over de Toekomst van het Europese audiovisuele regelgevingsbeleid (COM(2003) 784 definitief);

GEZIEN het besluit van de Europese Commissie van 15 december 2003 om het Comité overeenkomstig artikel 265, eerste alinea, van het EG-Verdrag over dit onderwerp te raadplegen;

GEZIEN het besluit van zijn voorzitter van 5 april 2004 om de commissie „Cultuur en opleiding” een advies over dit onderwerp te laten opstellen;

GEZIEN zijn advies over Bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (CDR 387/2001 fin)(1);

GEZIEN zijn advies over het Vierde verslag van de Commissie over de toepassing van Richtlijn 89/552/EEG „Televisie zonder grenzen” (CDR 90/2003 fin)(2);

GEZIEN zijn advies over Belemmeringen voor een brede toegang tot de nieuwe diensten en toepassingen van de informatiemaatschappij via open platforms op het vlak van digitale televisie en mobiele communicatie van de 3e generatie en de Mededeling inzake de overgang van analoge naar digitale omroep (van „omschakeling” naar digitaal tot „uitschakeling” van analoog) (CDR 308/2003 fin);

GEZIEN het op 5 april 2004 door de commissie „Cultuur en opleiding” goedgekeurde ontwerpadvies (CDR 67/2004 rev.1) (rapporteur: de heer Schiffmann, lid van het parlement van Rijnland-Palts (DE/PSE))

heeft tijdens zijn 55e zitting op 16 en 17 juni 2004 (vergadering van 17 juni) het volgende advies uitgebracht, dat met algemene stemmen is goedgekeurd.

1. Opmerkingen van het Comité van de Regio's

1.1

Het Comité van de Regio's erkent de centrale rol die de audiovisuele media spelen bij de ontwikkeling van een pluralistische maatschappij in Europa, de bescherming van de regionale en lokale identiteit en de ontplooiing van de democratisch gelegitimeerde burgerrechten.

1.2

Het wettelijke kader voor de audiovisuele media moet zodanig aangepast worden dat zij in staat worden gesteld hun vooraanstaande taken te vervullen en gestimuleerd worden zich verder te ontwikkelen.

1.3

Ook andere cruciale doelstellingen van algemeen belang die verband houden met de regelgeving op audiovisueel vlak, zoals mededinging, consumentenbescherming en telecommunicatiewetgeving, moeten in aanmerking worden genomen; het Comité is verheugd dat de Commissie daarom een mededeling over de verdere ontwikkeling van het Europese regelgevingsbeleid voor het hele audiovisuele gebied heeft uitgebracht.

1.4

Het is zinvol dat het wettelijke kader voor het audiovisuele beleid juist nu, aan de vooravond van de uitbreiding van de Europese Unie, wordt verduidelijkt en een tijdschema voor de verdere ontwikkeling ervan wordt aangegeven, zodat de toetredingslanden tijdig zo veel mogelijk rechtszekerheid wordt geboden.

1.5

Technologische ontwikkelingen als vlakke beeldschermen houden grote kansen in voor de verdere ontwikkeling van de audiovisuele sector; hiermee moet bij het vaststellen van het wettelijke kader rekening gehouden worden;

1.6

Het Comité kan zich vinden in de belangrijke uitgangspunten die de Commissie voor het wetgevingskader in de audiovisuele sector hanteert.

1.7

Het Comité onderschrijft het positieve oordeel over de richtlijn „Televisie zonder grenzen” als een stabiele, betrouwbare wettelijke basis voor de omroepdiensten in de Gemeenschap, waarbij het vrije verkeer van televisiediensten binnen de Gemeenschap in hoofdzaak is gewaarborgd, en wijst in dit verband op zijn advies CDR 90/2003 fin.

1.8

Het beginsel van het land van herkomst moet gelden als basisbeginsel voor de audiovisuele sector in de interne markt. Het Comité deelt evenwel de bezorgdheid die tijdens de raadpleging werd geuit, dat omroeporganisaties gezien de uiteenlopende nationale wetgevingen steeds kunnen kiezen voor de lidstaat met de meest liberale wetgeving.

1.9

De Commissie stelt terecht dat een fundamentele herziening van de Televisierichtlijn vanwege de huidige ontwikkelingen wellicht noodzakelijk is.

1.10

Gezien de ontwikkelingen en veranderingen die zich ondertussen op de audiovisuele markt hebben voorgedaan, had de Commissie er goed aan gedaan met een initiatief te komen voor een snelle, algemene omvorming van de Televisierichtlijn tot een coherent Europees wettelijk kader voor de verspreiding van audiovisuele inhoud, waarbij de onder de Televisierichtlijn vallende diensten en de diensten van de informatiemaatschappij in meerdere of mindere mate gereguleerd kunnen worden.

1.11

Verdere problemen met de toepassing van de Televisierichtlijn moeten niet door interpretatieve mededelingen, maar door een snelle verdere ontwikkeling van de Televisierichtlijn opgelost worden, om de noodzakelijke rechtszekerheid tot stand te brengen.

1.12

Handhaving van de mededingingsregels op het gebied van het audiovisuele beleid is van groot belang.

1.13

Het Comité wijst op de verantwoordelijkheid voor het behoud en de verdere ontwikkeling van het mediapluralisme in Europa, de lidstaten en de regio's in Europa.

1.14

Er moet een wettelijk kader komen voor de diensten van de informatiemaatschappij, zoals e-commerce, en voor de toegang tot nieuwe diensten. Het is een goede zaak dat de Commissie onderscheid wil blijven maken tussen diensten van de informatiemaatschappij en de diensten die onder de Televisierichtlijn vallen, aangezien deze diensten niet dezelfde mate van regulering vergen.

1.15

Er dient gezorgd te worden voor een gebruikersvriendelijke overschakeling van analoge naar digitale radio en televisie; het Comité wijst op zijn advies hierover (CDR 308/2003 fin).

1.16

Het recht op informatie is een van de belangrijkste individuele rechten van de Europese burgers; het Comité is dan ook verheugd dat de Commissie bij de raadpleging aandacht schenkt aan het recht op informatie bij evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving, en deze kwesties nog nader wil overwegen.

1.17

Steunmaatregelen zijn van groot belang voor regionale films; regionale en lokale audiovisuele producties worden steeds belangrijker en bieden samen met landelijke producties een tegenwicht tegen niet-Europese producties.

1.18

Europese producties moeten gesteund worden; de ondersteuning van het aandeel van Europese producties van onafhankelijke producenten in de programma's kan een belangrijke bijdrage leveren aan de audiovisuele verscheidenheid in Europa en vooral ook aan het behoud van en de aandacht voor het rijke regionale en lokale erfgoed. De huidige quotaregeling is echter onvoldoende om dit doel te realiseren.

1.19

Er moeten evenwichtige regelingen inzake de kwalitatieve en kwantitative voorwaarden voor reclame komen.

1.20

Het Comité is verheugd over de bereidheid van de Commissie om na te denken over actualisering van de aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen en van de menselijke waardigheid.

1.21

Het recht van weerwoord is een belangrijk onderdeel van de rechten van de mens en van de vrijheid van meningsuiting; het Comité steunt het voornemen om dit recht voor alle media te laten gelden.

1.22

Het Comité steunt het voornemen van de Commissie om de aanbeveling betreffende de bescherming van minderjarigen en van de menselijke waardigheid te actualiseren, waarbij de nadruk zal liggen op media-geletterdheid, recht van weerwoord en maatregelen tegen discriminatie en aansporing tot haat in alle on line-media.

1.23

Co- en zelfreguleringsmodellen in de afzonderlijke lidstaten, waarmee uiting gegeven kan worden aan nationale en regionale kenmerken, zijn noodzakelijk, maar er moet wel onderzoek worden gedaan naar coreguleringsmodellen op mediagebied om de gevolgen ervan en de verenigbaarheid met de Europese kaderwetgeving na te gaan.

1.24

De Gemeenschap dient de handhaving van het Europese audiovisuele model ook in internationaal verband en met name in het kader van de WTO-onderhandelingen te blijven waarborgen.

2. Aanbevelingen van het Comité van de Regio's

2.1

De Televisierichtlijn moet op korte termijn worden herzien en geactualiseerd, teneinde met name de toetredingslanden de noodzakelijke rechtszekerheid te bieden en de richtlijn aan de technologische vooruitgang aan te passen.

2.2

Bij de actualisering van de Televisierichtlijn en de overige randvoorwaarden voor de audiovisuele sector dient rekening te worden houden met de belangrijke functie van de audiovisuele media en producties voor de ontwikkeling en ontplooiing van de regionale en lokale identiteit en dient deze functie ondersteund te worden. Aansluitend hierop dient ook de sterke concentratie van audiovisuele bedrijven beteugeld en/of op nationaal en internationaal niveau gecompenseerd te worden.

2.3

Gezien de voortschrijdende convergentie van de media pleit het Comité voor afstemming van de wettelijke regelingen op de inhoud van de producties, los van de technische platforms.

2.4

De kwalitatieve reclamevoorschriften, met name de regels ter bescherming van kinderen en andere minderjarigen en de regels inzake scheiding van reclame en objectieve informatie, moeten volledig gehandhaafd worden.

2.5

De kwantitatieve reclamevoorschriften moeten juist nog eens tegen het licht gehouden worden, rekening houdend met de toenemende keuze- en regelingsmogelijkheden van de gebruikers, teneinde juist met het oog op de uitbreiding van de EU aan te sturen op het afbouwen van bureaucratische voorschriften door een grotere flexibiliteit te bieden.

2.6

De reclamevoorschriften moeten ook gelden voor nieuwe reclamevormen als split-screen, virtuele reclame en interactieve reclame, en er moeten duidelijke wettelijke regels komen voor het gebruik van deze reclamevormen waarmee de strikte scheiding van objectieve informatie en reclame wordt gewaarborgd.

2.7

Terecht gaat de aandacht bij het audiovisuele beleid niet alleen uit naar de Televisierichtlijn maar ook naar andere beleidsterreinen, die in dit verband een steeds grotere rol spelen, zoals mededingingsbeleid, bescherming van het auteursrecht en consumentenbescherming; het Comité pleit ervoor deze samenhang bij toekomstige wetgevingsmaatregelen meer in aanmerking te nemen.

2.8

Met name in het licht van de toetreding van tien nieuwe EU-lidstaten moet ervoor gezorgd worden dat de voorschriften ter bescherming van minderjarigen en van de rechten van de mens op het hele audiovisuele gebied continu worden nageleefd.

2.9

In het aangekondigde voorstel tot actualisering van de aanbeveling van de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en van de menselijke waardigheid zou dan ook meer gedaan moeten worden om efficiënte zelf- en coreguleringsmodellen tot stand te brengen, waaronder meer uitwisseling van optimale praktijkbenaderingen en het ontwikkelen van netwerken, met name in verband met de digitale en de on-line omgeving.

2.10

In dit voorstel moet ook een belangrijke plaats toegekend worden aan maatregelen ter bevordering van de media-geletterdheid, omdat „tegenwoordig … de vaardigheid te weten waar informatie kan worden gevonden en hoe deze geïnterpreteerd moet worden onontbeerlijk” is, zoals de Commissie terecht stelt. Tevens moet in dit noodzakelijke voorstel inzake media-geletterdheid plaats worden ingeruimd voor de taaldiversiteit van de Europese Unie en moeten waarborgen worden geboden omtrent minimumeisen inzake informatie in al deze talen.

2.11

Het recht op informatie moet ook gelden voor onder exclusieve rechten vallende evenementen en voor evenementen van aanzienlijk belang voor de samenleving; de regeling inzake de uitzending van belangrijke evenementen via „free TV” moet flexibel worden opgezet, met inachtneming van de specifieke taalkundige kenmerken van de desbetreffende landen, en er moet worden overwogen een Europese lijst van belangrijke evenementen op te stellen; het recht om informatie van algemeen belang kort weer te geven op televisie dient op Europees niveau vastgelegd te worden.

2.12

Gezien de positieve ontwikkeling van de markt van audiovisuele inhoud in Europa valt te overwegen om van de in de artikelen 4 en 5 van de Televisierichtlijn voorziene huidige quotaregelingen over te stappen op een sterkere ondersteuning van productie en distributie via steunprogramma's, om zo Europese bioscoop- en televisiefilms te bevorderen; bij de beoordeling van deze producties moet vooral worden gekeken naar het behoud van de Europese cultuur en naar de regionale en economische gevolgen. Aansluitend hierop moeten specifieke steunmaatregelen worden genomen voor regionale en/of meertalige audiovisuele productie en distributie.

2.13

In het licht van de investeringen die nodig zijn bij de overgang op digitale productie en de verspreiding daarvan, en omdat lokale en regionale omroepen meer eigen producties uitzenden, moet het toegestaan en/of aangemoedigd worden om lokale en regionale televisiediensten te bevorderen, teneinde de culturele en regionale diversiteit ook in het toekomstige digitale tv-tijdperk veilig te stellen. Voorgesteld wordt voorrang te geven aan het stimuleren van investeringen in de digitalisering van regionale audiovisuele diensten.

2.14

Bij de verdere aanpassing van de Televisierichtlijn moet ervoor gezorgd worden dat de publieke omroep zijn taken overeenkomstig de voorschriften van de lidstaten kan vervullen, en dat ook de regionale publieke omroepen een steuntje in de rug krijgen.

Brussel, 17 juni 2004

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Peter STRAUB