Resolutie van het Europees Parlement over de rechten, prioriteiten en aanbevelingen van de EU voor de 60e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens in Genève (15 maart tot en met 23 april 2004)
Resolutie van het Europees Parlement over de rechten, prioriteiten en aanbevelingen van de EU voor de 60e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens in Genève (15 maart tot en met 23 april 2004)
22.4.2004 || || Publicatieblad van de Europese Unie || C NaN/NaN
- || gezien de 60e zitting van de VN-Commissie voor de rechten van de mens (UNCHR), die zal worden gehouden van 15 maart tot en met 23 april 2004 te Genève,
- || gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie en de daarin vervatte bepalingen inzake de mensenrechten,
- || gelet op het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie,
- || gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement inzake de rol van de Europese Unie bij de bevordering van de mensenrechten en de democratisering in derde landen (COM(2001) 252) en zijn resolutie van 25 april 2002 over deze mededeling (1),
- || onder verwijzing naar zijn resolutie van 4 september 2003 over de mensenrechten in de wereld in 2002 en het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie (2),
- || onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over de VN-Commissie voor de rechten van de mens sinds 1996,
- || onder verwijzing naar zijn resolutie van 29 januari 2004 over de betrekkingen tussen de EU en de VN (3),
- || gelet op artikel 37, lid 2 van zijn Reglement,
A. || overwegende dat een van de voornaamste streefdoelen van de Europese Unie erin moet bestaan het universele en ondeelbare karakter, alsmede de onderlinge afhankelijkheid en correlatie van alle mensenrechten - waaronder burgerrechten, alsmede politieke, economische, sociale en culturele rechten - te handhaven,
B. || overwegende dat de bescherming en de bevordering van de mensenrechten en de grondrechten een van de grondbeginselen van de Unie is,
C. || overwegende dat de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat van prioritair belang zijn voor de Europese Unie in al haar betrekkingen met derde landen, met name in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Unie en haar beleid inzake ontwikkelingssamenwerking,
D. || de moord op de Hoge Commissaris van de Mensenrechten, de heer Sérgio Vieira de Mello, samen met leden van het VN-team in Bagdad op 19 augustus 2003, krachtig veroordelend,
E. || overwegende dat de UNCHR het belangrijkste VN-orgaan is voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in de wereld,
F. || verheugd over de initiatieven van de Europese Unie die zijn ingediend op de 59e zitting van de VNCommissie voor de rechten van de mens, met inbegrip van 11 landenresoluties, 2 thematische resoluties en talrijke resoluties die de Unie heeft helpen indienen, waardoor de EU een van de actiefste spelers in de UNCHR is geworden,
G. || verheugd over de herindiening van resoluties over de Democratische Republiek Congo, Birma, Burundi, Oost-Timor, het Midden-Oosten-conflict (4) en Colombia, en nieuwe initiatieven inzake Wit-Rusland, Noord-Korea en Turkmenistan,
H. || bezorgd over het feit dat er geen resoluties werden aangenomen over de volgende landen met betrekking tot welke het Europees Parlement erop had aangedrongen dat de Europese Unie resoluties zou indienen of zou helpen indienen: China - met name met betrekking tot de situatie in Tibet en Xinjiang-, Algerije, Tunesië, Libië, Saoedi-Arabië, Indonesië, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Ivoorkust, Iran en Nepal,
I. || bezorgd over het feit dat de resoluties over Soedan, Tsjetsjenië en Zimbabwe, die de EU heeft helpen indienen, zijn verworpen door de 59e zitting van de UNCHR,
J. || met name bezorgd over de "no-action"-motie inzake Zimbabwe die is aangenomen op initiatief van Zuid-Afrika en over het feit dat er in de resolutie inzake Cuba geen melding wordt gemaakt van de 78 vreedzame democratischgezinde activisten die in april 2003 tot lange gevangenisstraffen werden veroordeeld,
K. || verheugd over het feit dat de 59e UNCHR-zitting de doodstraf streng heeft veroordeeld en duidelijk heeft gemaakt dat de executie van minderjarigen door het internationaal recht streng wordt verboden,
L. || verheugd over het unanieme besluit om het mandaat van de speciale vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties inzake verdedigers van de mensenrechten te verlengen,
M. || overwegende dat terrorismebestrijding niet mag worden aangevoerd door regeringen om de legitieme uitoefening van fundamentele mensenrechten te belemmeren of democratische beginselen te schenden, en uiteindelijk moet bijdragen tot de versterking van de rechtsstaat en deze grondbeginselen,
N. || overwegende dat het feit dat er een mensenrechtendialoog plaatsvindt tussen de EU en een derde land, geen belemmering mag vormen voor de EU om een resolutie in te dienen over de mensenrechtensituatie in dat land of een initiatief van dat derde land te steunen,
O. || overwegende dat een permanente en constructieve interinstitutionele dialoog tussen het Europees Parlement, de Commissie en de Raad van essentieel belang is voor een consistent en coherent optreden van de Europese Unie op de 60e zitting van de UNCHR,
P. || verheugd over de recente Verklaring van Sana'a over de democratie, de mensenrechten en de rol van het Internationaal Strafhof die is ondertekend door de vertegenwoordigers van alle Arabische landen en de landen van de Hoorn van Afrika,
1. || onderstreept andermaal dat de eerbiediging, bevordering en vrijwaring van het universele karakter van de mensenrechten deel uitmaken van de morele en juridische verworvenheden van de Europese Unie en een van de hoekstenen vormen van de Europese eenheid en integriteit;
2. || dringt er bij de Raad en de Commissie op aan zich in te zetten voor de universele ratificatie van alle mensenrechteninstrumenten;
3. || is verheugd over het werk dat de Europese Unie heeft verricht ten behoeve van de universele ratificatie van het Statuut van Rome tot instelling van het Internationaal Strafhof, alsmede over het gemeenschappelijk standpunt dat is vastgesteld in juni 2003 (5) en dringt er bij de Unie op aan haar werkzaamheden voort te zetten;
4. || dringt er bij het Voorzitterschap en de lidstaten op aan van regeringen die lid van de UNCHR willen worden te eisen dat zij de belangrijkste mensenrechtenverdragen moeten hebben geratificeerd, moeten hebben voldaan aan hun rapportageverplichtingen, uitnodigingen moeten hebben verstuurd aan VN-mensenrechtendeskundigen en niet veroordeeld mogen zijn wegens schendingen van de mensenrechten;
5. || dringt er, gezien de rol die de EU en de lidstaten hebben gespeeld bij de totstandkoming van de Conferentie van Sana'a, bij de lidstaten op aan, in samenwerking met de landen die de Verklaring van Sana'a hebben ondertekend, een resolutie in te dienen ter bekrachtiging van de inhoud van deze verklaring en om te bevorderen dat er gevolg aan wordt gegeven;
6. || dringt er met name bij nieuwe leden van de UNCHR op aan om gebruik te maken van hun termijn bij de UNCHR om te demonstreren dat zij zich inzetten voor de mensenrechten;
7. || dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de VN te steunen in hun pogingen om speciale mensenrechtenrapporteurs te sturen naar landen waar de mensenrechten worden geschonden, met name in landen die nauwe banden hebben met de Europese Unie;
8. || roept het Voorzitterschap en de lidstaten op een resolutie in te dienen of te helpen indienen ter versterking van de speciale UNCHR-procedures, o.a. door voldoende middelen uit te trekken om het effectieve functioneren daarvan te helpen bevorderen;
9. || geeft opnieuw uiting aan zijn bezorgdheid over het feit dat de UNCHR aanzienlijk aan waarde dreigt in te boeten door de betreurenswaardige tendens om in sterke mate gepolitiseerd te raken; betreurt dat debatten en resoluties uit vorige jaren geen afspiegeling vormden van de mensenrechtensituatie maar veeleer van de mobilisatie van de steun voor landen die ervan werden beschuldigd de mensenrechten te schenden; "no-action"-moties tegen resoluties waren vaak succesvol na campagne-offensieven van de betrokken landen; dringt er met name op aan alle nodige hervormingsmaatregelen te treffen om het politiseringsproces terug te draaien en zo de geloofwaardigheid van dit belangrijke forum te handhaven;
10. || dringt er bij het Voorzitterschap op aan om een resolutie in te dienen of te helpen indienen inzake de invoering van een effectief systeem voor het toezicht op en de beoordeling van de implementatie door regeringen van de aanbevelingen van de Commissie en de speciale UNCHR-procedures om de verantwoordelijkheid van staten te vergroten;
11. || bevestigt opnieuw de noodzaak van versterkte raadpleging, samenwerking en coördinatie tussen de EU en de VN, en met name de UNCHR;
12. || herhaalt zijn aanbeveling om samen met de Raad en de Commissie te streven naar een regeling die de Voorzitter van het Europees Parlement in staat stelt namens het EP een beleidsverklaring af te leggen tijdens de 60e zitting;
13. || dringt er bij de EU op aan om in de UNCHR steun te verwerven voor een initiatief inzake de zeer ernstige situatie van de rechtsstaat in Rusland, zoals blijkt uit het alarmerende optreden van de Russische autoriteiten jegens de heer Chodorovski en andere personen die beschuldigd zijn in de zaak-Joekos en alle schendingen van juridische procedures;
14. || verzoekt de Europese Unie om in de VN-Commissie voor de rechten van de mens een concreet initiatief te ontwikkelen met betrekking tot de zeer ernstige situatie in de Palestijnse gebieden ten einde tot een rechtvaardige en duurzame oplossing van het conflict te komen en een einde te maken aan de bezetting, repressie en bouw van de muur omdat deze een schending van het internationale recht vormen;
15. || dringt er bij de Raad, de lidstaten en de Commissie op aan de activiteiten van de UNCHR te intensiveren, alsmede die van de subcommissie voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten inzake inheemse bevolkingsgroepen, met name de werkgroep inzake inheemse bevolkingsgroepen;
16. || dringt er bij de EU op aan, rekening houdend met het feit dat de volgende lijst niet volledig is, dat de omstandigheden van land tot land ver uiteenlopen en dat de situatie in een aantal landen erop is vooruitgegaan, om resoluties in te dienen of te helpen indienen inzake China - met name met betrekking tot de situatie in Tibet en Xinjiang en de repressie van de Falung Gong -, Iran, Pakistan, India - met name met betrekking tot de situatie in Gujarat -, Indonesië - met name met betrekking tot Atjeh en Papoea -, Nepal, Noord-Korea, Vietnam, Colombia, Cuba, Haïti, Irak, de door Israël bezette gebieden en het gebied dat onder het bestuur van de Palestijnse Autoriteit valt, Algerije, Tunesië, Marokko, Libië, Liberia, Saoedi-Arabië, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Ivoorkust, Kameroen, de Democratische Republiek Congo, Togo, Zimbabwe, Soedan, Tsjetsjenië, Wit-Rusland, Turkmenistan en Oezbekistan;
17. || verzoekt de Raad om naleving van de resolutie, die op 18 december 2003 (6) door het Europees Parlement met een overweldigende meerderheid is aangenomen en waarin erop wordt aangedrongen het EU-embargo op de wapenhandel met China strikt te handhaven;
18. || betreurt in dit verband dat de Europese Unie tot dusver niet de politieke wil heeft getoond om steun te verwerven voor een initiatief ten behoeve van de instelling van een algemeen moratorium voor de doodstraf in de Algemene Vergadering van de VN waar het Parlement herhaaldelijk op had aangedrongen en wat het Italiaanse Voorzitterschap had aangekondigd; benadrukt dat dergelijk onzorgvuldig optreden de positie van de EU als geheel alleen verzwakt en de kans van slagen van een initiatief verkleint waarvoor de tijd op zich rijp is;
19. || dringt er bij alle staten die de doodstraf handhaven op aan te handelen in overeenstemming met resolutie 2003/67 die is aangenomen op de 59e zitting van de UNCHR;
20. || dringt er bij de Raad en de Commissie op aan de nodige aandacht te besteden aan de kwestie van de straffeloosheid met betrekking tot schendingen van internationale mensenrechten en van het humanitair recht;
21. || dringt er bij de EU op aan de volledige opneming van een genderperspectief in het stelsel van de Verenigde Naties te steunen;
22. || dringt er bij het Voorzitterschap op aan om resoluties in te dienen of te helpen indienen inzake: mensenrechten en terrorisme, straffeloosheid; onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, rechtsbedeling, marteling en detentie, verdwijningen en standrechtelijke executies, rechten van het kind en met name het dramatische probleem van kinderen in gewapende conflicten, rechten van de vrouw (met name reproductieve rechten), verdedigers van de mensenrechten, vrijheid van drukpers en bescherming van journalisten, bescherming van binnenlandse ontheemden, religieuze onverdraagzaamheid, inheemse bevolkingsgroepen, moderne vormen van slavernij, en seksuele geaardheid;
23. || roept het Voorzitterschap op een resolutie in te dienen waarin er bij de VS op wordt aangedrongen onmiddellijk duidelijkheid te scheppen over de situatie van de gevangenen van Guantánamo, in verband met de internationale normen op het gebied van de mensenrechten en humanitaire wetgeving, en om hen voor het gerecht te brengen of hen vrij te laten; herhaalt zijn oproep voor een onafhankelijk toezichthoudend VN-orgaan dat in het leven moet worden geroepen om in alle landen toezicht te houden op de gevolgen van maatregelen op het gebied van terrorismebestrijding voor de mensenrechten en deze te analyseren; doet een beroep op de EU om de oprichting ervan te steunen als een zaak van de hoogste prioriteit;
24. || roept de EU op een resolutie in te dienen waarin er bij de VS op wordt aangedrongen te garanderen dat Saddam Hussein voor het gerecht wordt gebracht, in overeenstemming met de internationale rechtsnormen van openheid en eerlijkheid, zoals een tribunaal dat onder internationale leiding staat;
25. || dringt er bij de EU op aan een resolutie in te dienen inzake de situatie van de Dalits, alsmede over de bruidsschatgerelateerde moorden op vrouwen in Azië;
26. || dringt er met name bij het Voorzitterschap op aan zich in te zetten voor het initiatief van Brazilië inzake de discriminatie op grond van seksuele geaardheid en gender-identiteit door de door Brazilië ingediende resolutie te ondertekenen en door de steun van andere landen te verwerven en om ervoor te zorgen dat dit onderwerp op de agenda blijft;
27. || dringt er bij het Voorzitterschap, de Commissie en de lidstaten op aan zich bij alle betrokken partijen en binnen de bevoegde VN-organisaties actiever in te zetten voor de vrijlating van alle Marokkaanse krijgsgevangenen die door het Frente Polisario gevangen worden gehouden en van alle Sahrawi-krijgsgevangenen die door Marokko gevangen worden gehouden; dringt er bij Marokko en het Frente Polisario op aan om te blijven samenwerken met het Internationale Comité van het Rode Kruis om opheldering te verschaffen over het lot van de personen die sinds het begin van het conflict verdwenen zijn, in overeenstemming met resolutie 1495 (2003) van de VN-veiligheidsraad en de herhaalde oproepen van de internationale gemeenschap;
28. || bevestigt opnieuw de noodzaak van een gecoördineerd, gezamenlijk en goed voorbereid optreden van de Europese Unie voorafgaand aan, tijdens en na de 60e zitting van de UNCHR teneinde op een doelmatige en effectieve manier te kunnen bijdragen aan de werkzaamheden van de UNCHR;
29. || verzoekt de Conferentie van voorzitters van het EP een ad hoc delegatie van leden van het Europees Parlement samen te stellen om de 60e UNCHR-zitting bij te wonen;
30. || verzoekt de Raad en de Commissie om uiterlijk in mei 2004 volledig verslag uit te brengen aan de plenaire vergadering van het Europees Parlement over de resultaten van de UNCHR-zitting; en wijst erop dat in dit verslag niet alleen in detail moet worden ingegaan op de onderwerpen waarover de EU en haar lidstaten resoluties hebben ingediend of hebben helpen indienen en de activiteiten die de EU heeft ontplooid tijdens de UNCHR-zitting, maar ook in welke gevallen er geen resoluties werden ingediend en om welke redenen;
31. || verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen en parlementen van de lidstaten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties, de Raad van Europa, alsmede aan de regeringen van de landen die in deze resolutie worden genoemd.
(1) PB C 131 E van 5.6.2003, blz. 147.
(2) P5_TA(2003)0375.
(3) P5_TA(2004)0037.
(4) Situatie in bezet Palestina (2003/3), mensenrechten in de bezette Syrische Golan (2003/5), kwestie van de schending van de mensenrechten in de bezette Arabische gebieden, waaronder Palestina (2003/6), Israëlische nederzettingen in de bezette Arabische gebieden (2003/7), mensenrechtensituatie van de Libanese gevangenen in Israël (2003/8).
(5) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.
(6) P5_TA(2003)0599.
(1) International Organisation of Securities Commissions.
(2) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.
(3) PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.
(4) PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.
- || gezien de beginselen-verklaring van de IOSCO (1) betreffende de werkzaamheden van de ratingbureaus,
- || gezien de uitvoering van het Actieplan financiële diensten, met name Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten (2), Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (machtsmisbruik) (3) en Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie van 22 december 2003 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de juiste voorstelling van beleggingsaanbevelingen en de bekendmaking van belangenconflicten betreft (4),
- || gezien de vragenlijst ("Concept Release") die de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) op 4 juni 2003 heeft gepubliceerd over "Rating Agencies and the Use of Credit Ratings under the Federal Securities Laws",
- || gezien de commentaren van het Forum financiële stabiliteit,
- || gelet op artikel 163 van zijn Reglement,
- || gezien het verslag van de Economische en Monetaire Commissie (A5-0040/2004),
A. || overwegende dat de ratingbureaus over het geheel genomen een solide reputatie hebben opgebouwd die berust op verantwoordelijkheidszin, een onafhankelijke meningvorming en doeltreffendheid bij de beoordeling van de kredietwaardigheid van de partijen die op de financiële markten een lening opnemen,
B. || overwegende dat er bij enkele speciale gelegenheden kritiek is uitgeoefend op ratingbureaus, omdat hun beoordelingen ofwel ongeschikt zouden zijn geweest, ofwel zouden hebben bijgedragen tot marktdestabilisatie,
C. || overwegende dat de sector die zich met kredietwaardigheidsbeoordelingen bezighoudt, een sterke concentratie vertoont, zowel op mondiaal als op lokaal vlak,
D. || overwegende dat er potentiële belangenconflicten zijn vastgesteld in de beloningsmethoden, in de voorwaarden voor de toegang tot voorwetenschap en in de bijkomende zakelijke verrichtingen van ratingbureaus,
E. || overwegende dat de ratingbureaus zich overwegend in Amerikaanse handen bevinden en zich hoofdzakelijk richten op het zakenleven in de Verenigde Staten,
F. || overwegende dat de regelgevende instanties in de Verenigde Staten (SEC) een aantal geselecteerde bureaus hebben aangemerkt als "Nationally Recognised Statistical Ratings Organisations" (NRSRO's) en een hiërarchie onder de bureaus hebben ingesteld waaraan ernstige regelgevende consequenties en een protectionistische bijsmaak kleven,
G. || overwegende dat het onderscheid tussen "investment grade ratings" en "speculative grade ratings" alleen gevolgen heeft wanneer de betrokken beoordelingen afkomstig zijn van NRSRO's,
H. || overwegende dat de SEC formeel niet gehouden is specifieke criteria toe te passen bij de selectie van een bureau als NRSRO,
I. || overwegende dat er in de Europese Unie geen regelgevende instantie bestaat die overeenkomt met de SEC,
J. || overwegende dat de Europese kapitaalmarkten geconfronteerd worden met het vooruitzicht van een steeds verder toenemend gebruik van kredietwaardigheidsbeoordelingen voor zakelijke en regelgevende doeleinden,
K. || overwegende dat een toenemend aantal kantoren ratings verschaffen op basis van niet-financiële criteria, zoals ethische, sociale of milieucriteria, en dat dit soort ratings waarschijnlijk steeds meer van invloed zullen zijn op investeringsbeslissingen van particuliere en institutionele beleggers,
L. || overwegende dat de werkzaamheden van de ratingbureaus neerkomen op een continu beoordelingsproces, waarin de status van debiteuren naar boven en naar beneden wordt bijgesteld,
M. || overwegende dat het naar beneden bijstellen van de debiteurenstatus zowel regelgevende gevolgen heeft (effecten komen niet meer in aanmerking voor interinstitutionele portefeuilles) als kosten veroorzaakt (aanvullende pandgeving, aanpassing van de coupontarieven of versnelde aflossing van de schuld),
N. || overwegende dat iedere persoon die getuigenis aflegde op de openbare hoorzitting van het Parlement op 24 november 2003, behalve de vertegenwoordiger van een openbare regelgevingsinstantie, getuigde dat regelgeving onnodig is en contraproductief kan zijn; evenwel overwegende dat de door het Parlement uitgenodigde personen geen statistisch gecontroleerde, willekeurig gekozen groep onbevooroordeelde markdeelnemers vormden en dat bovendien sommige zich wellicht hebben laten leiden door de zeer grote invloed die de bureaus zelf uitoefenen op de meningvorming op de markt,
1. || erkent dat het voor emittenten, beleggers en regelgevende instanties nuttig is dat de ratingbureaus de kredietwaardigheid van debiteuren evalueren en hun status aan de hand van andere, niet-financiële criteria beoordelen, maar ziet ook de gevaren van een zo nadrukkelijke afhankelijkheid van dergelijke beoordelingen;
2. || erkent de bijdrage van de ratingbureaus aan verlaging van de kapitaalkosten, aangezien zij asymmetrieën in de informatie waarover de marktdeelnemers kunnen beschikken verminderen en voor een sterker gevoel van zekerheid over de schuldendienst zorgen;
3. || constateert dat individuele gevallen waarin een onjuiste rating wordt gegeven, met name wanneer deze door fraude worden veroorzaakt, op zichzelf niet het bewijs vormen dat een ratingbureau in gebreke is gebleven, aangezien ratings weergeven wat de kans of waarschijnlijkheid is dat schulden niet worden terugbetaald; alleen wanneer het aantal gevallen waarin schulden niet worden voldaan, aanzienlijk verschilt van de algemeen aanvaarde norm voor het betrokken rating-gebied of wanneer in bepaalde flagrante gevallen de redenen om fraude te vermoeden te duidelijk zijn om deze te negeren, kan worden gezegd dat het systeem gefaald heeft;
4. || volgt met belangstelling het kritische onderzoek dat de Amerikaanse autoriteiten instellen naar de activiteiten van de ratingbureaus, met name naar aanleiding van het faillissement van Enron;
5. || verzoekt de Commissie de nodige stappen te ondernemen en in het bijzonder een kostenbatenanalyse uit te voeren van de gevolgen voor de Europese kapitaalmarkten, en de instelling te evalueren van een bevoegd Europees Registratieschema onder auspiciën van het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) voor de registratie van de rating-kantoren in Europa, aan de hand van duidelijk gespecificeerde en openbaar gemaakte criteria, waaronder geloofwaardigheid bij de marktdeelnemers, objectiviteit, onafhankelijkheid, deskundigheid van het personeel, toereikende middelen, het bestaan van behoorlijke procedures voor het vaststellen van en omgaan met belangenconflicten en transparantie; doet in dit verband een beroep op de Commissie om in nauw contact te blijven met andere regelgevingsinstanties voor de effectenmarkten en de International Organisation of Securities Commissions om ervoor te zorgen dat de ontwikkelingen op dit gebied in de gehele wereld consequent verlopen; verzoekt de Commissie voorts om het Parlement vóór 31 juli 2005 en op gezette tijden daarna verslag te doen van relevante ontwikkelingen;
6. || verzoekt de Commissie en het Comité van Europese effectenregelgevers (CESR) nauwe contacten met de Amerikaanse autoriteiten tot stand te brengen en te handhaven inzake de uitvoering en de uitkomst van hun onderzoek en het Parlement op de hoogte te stellen van eventuele regelgevende ontwikkelingen waartoe in de Verenigde Staten besloten wordt;
7. || wenst dat in Europa ratingbureaus worden bevorderd die meer dan de tegenwoordig bestaande bureaus rekening houden met de specifieke kenmerken en behoeften van de kleinere en middelgrote ondernemingen;
8. || is van mening dat het feit dat een bureau zich toelegt op een bepaald deel van de markt of op bepaalde specifieke essentiële kenmerken van de geëvalueerde entiteiten, geen beletsel vormt voor de autoriteiten om dit bureau op voet van gelijkheid te behandelen met andere bureaus met een breder werkterrein;
9. || verzoekt de Commissie, het CESR en het Europees Bankcomité (EBC), in het licht van de eventuele conclusies van het Forum financiële diensten, het IOSCO-verslag over ratingbureaus en de ervaring met en de hervorming van de goedkeuring van ratingbureaus door de Amerikaanse SEC, specifieke aanbevelingen te doen over de criteria die nodig zijn om voor meer doorzichtigheid van de werkzaamheden van de ratingbureaus te zorgen en over de behoefte aan het opnieuw bezien van een regelingsmechanisme vóór 31 juli 2005 en periodiek daarna;
10. || is van mening dat de verantwoordingsplicht, gezien de doelstellingen in het algemeen belang van ratingbureaus, een belangrijke doelstelling is en dat de bureaus zich ertoe moeten verplichten verslag uit te brengen over hun jaarlijkse activiteiten en over de financiële kant van uitsluitend hun rating-activiteiten; bovendien moeten de ratingbureaus, rekening houdend met de in het IOSCO-verslag opgenomen beginselen, worden uitgenodigd om te spreken over een vrijwillig orgaan van de bedrijfstak dat optimale praktijken zou kunnen vaststellen, beroepsopleiding zou kunnen aanmoedigen en zou kunnen zorgen voor een geschillen- en arbitrageprocedure voor emittenten of investeerders die zich benadeeld achten door het besluit van een ratingbureau;
11. || is van mening dat de bureaus verplicht zijn de markt in kennis te stellen van alle ongevraagde beoordelingen die zij hebben uitgevoerd, en bereid moeten zijn de markt desgevraagd een volledige toelichting te verstrekken over een eventueel substantieel verschil tussen een ongevraagde en een eventueel later aangevraagde beoordeling van dezelfde schuld of geëvalueerde entiteit, wanneer een dergelijk verschil aan het licht komt;
12. || wijst met klem elke poging van toezichthoudende instanties van de hand zich te bemoeien met in de inhoud van de opinies die de bureaus in hun beoordelingen en andere verklaringen kenbaar maken met betrekking tot de kredietwaardigheid van de door hen beoordeelde debiteuren of met het gekozen tijdstip voor publicatie van dergelijke beoordelingen; onderstreept dat er volledige vrijheid van meningsuiting moet bestaan en dat de bureaus onafhankelijk moeten zijn van invloeden uit politiek en zakenleven;
13. || ziet in dat de grens tussen het regelen van processen enerzijds en het regelen van zaken die met inhoud en opinie te maken hebben anderzijds wellicht moeilijk te trekken is; acht dit een belangrijke overweging die in aanmerking genomen moet worden bij het zoeken naar een oplossing door middel van regelgeving; constateert bovendien dat de schuld van een soevereine regering wordt beoordeeld en dat administratieve, aan ratingbureaus te stellen eisen gebruikt kunnen worden voor het uitoefenen van indirecte druk ten behoeve van een hogere rating van staatsschulden;
14. || is van mening dat emittenten of andere debiteuren die hun schuld willen laten beoordelen, de verplichting hebben om de ratingbureaus doorlopend alle relevante informatie te verstrekken en positief te reageren op specifieke verzoeken van de bureaus, dit in de context van een toenemende markttransparantie;
15. || is van mening dat op de ratingbureaus soortgelijke transparantieverplichtingen rusten met betrekking tot hun werkwijze, de gebruikte modellen en de wijze waarop in de relatie van de bureaus met de emittenten vergoedingen worden betaald;
16. || is van mening dat de gebruikers van kredietwaardigheidsbeoordelingen, ongeacht of zij tot de particuliere of de openbare sector behoren, verplicht zijn met de nodige inachtneming van de stabiliteit van de financiële markten gebruik te maken van die beoordelingen, met name door openbaarmaking van eventuele bepalingen in leningovereenkomsten inzake het noodzakelijk worden van een beoordeling ("rating triggers"), of bestraft moeten worden met nietigverklaring van dergelijke clausules;
17. || verzoekt de mededingingsautoriteiten van de Europese Unie onderzoek te doen naar de in de rating-branche bestaande concentratie en na te gaan of er aanwijzingen zijn die duiden op een oligopolie;
18. || verzoekt de Commissie vóór 31 juli 2005 haar beoordeling kenbaar te maken van de behoefte aan passende wetgevingsvoorstellen voor de in deze resolutie genoemde vraagstukken en ervoor te zorgen dat alle goedgekeurde voorschriften in overeenstemming zijn met de eisen in verband met de erkenning van ratingbureaus, zoals vermeld in het werkdocument van de Commissie van 1 juli 2003 inzake de herziening van de kapitaalbehoefte van banken en beleggingsondernemingen ("Bazel II");
19. || verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie, de Amerikaanse Securities and Exchange Commission (SEC) en de International Organisation of Securities Commissions (IOSCO).
(1) PB C 131 E van 5.6.2003, blz. 147.
(2) P5_TA(2003)0375.
(3) P5_TA(2004)0037.
(4) Situatie in bezet Palestina (2003/3), mensenrechten in de bezette Syrische Golan (2003/5), kwestie van de schending van de mensenrechten in de bezette Arabische gebieden, waaronder Palestina (2003/6), Israëlische nederzettingen in de bezette Arabische gebieden (2003/7), mensenrechtensituatie van de Libanese gevangenen in Israël (2003/8).
(5) PB L 150 van 18.6.2003, blz. 67.
(6) P5_TA(2003)0599.
(1) International Organisation of Securities Commissions.
(2) PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64.
(3) PB L 96 van 12.4.2003, blz. 16.
(4) PB L 339 van 24.12.2003, blz. 73.