Home

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard

Voorstel voor een beschikking van de Raad betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard /* COM/2004/0221 def. - CNS 2004/0069 */


Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

INLEIDING

Dit besluit is erop gericht de doeltreffendheid van de preventie en de bestrijding van terrorisme te verhogen en de samenwerking tussen Europol, Eurojust en de op het gebied van terrorismebestrijding bevoegde instanties in de lidstaten te versterken.

Het is met name de bedoeling de informatie-uitwisseling uit te breiden tot veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard.

In het programma van maatregelen om uitvoering te geven aan het beginsel van wederzijdse erkenning van strafrechtelijke beslissingen is sprake van de totstandbrenging van een Europees centraal bestand van strafrechtelijke veroordelingen.

Ook in de mededeling van de Commissie over bepaalde maatregelen die moeten worden genomen ter bestrijding van terrorisme en andere ernstige vormen van criminaliteit, komt dit vraagstuk aan de orde, met name met het oog op een betere informatie-uitwisseling.

In afwachting van de instelling van een dergelijk register - waarvoor een grondige analyse nodig is die veel tijd in beslag zal nemen - moeten zo vlug mogelijk stappen worden gezet om de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en de organen die zich op het niveau van de Unie met terrorismebestrijding bezighouden, te verbeteren.

Voor de bestrijding van het terrorisme is het namelijk van essentieel belang dat de lidstaten de bevoegde organen van de Europese Unie systematisch gegevens verstrekken over personen tegen wie een onderzoek loopt of die vervolgd worden of veroordeeld zijn wegens feiten die met terrorisme verband houden, en dat de lidstaten deze gegevens onderling uitwisselen.

In dit verband is met Besluit 2003/48/JBZ van de Raad van 19 december 2002 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking een belangrijke stap vooruit gezet wat betreft de uitwisseling van informatie tijdens lopende strafrechtelijke procedures, en met name tijdens het strafrechtelijk onderzoek.

Dit besluit, dat op grond van een initiatief van het Koninkrijk Spanje is genomen, draagt inderdaad bij tot een verbetering van de uitwisseling van informatie over strafrechtelijke onderzoeken en procedures betreffende de "personen, groepen of entiteiten" die zijn vermeld in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001.

Gezien de aanhoudende dreiging van het terrorisme en het complexe karakter van dit verschijnsel is het absoluut noodzakelijk dat doeltreffend wordt opgetreden. Daarom moet de informatie-uitwisseling worden uitgebreid tot alle strafbare feiten van terroristische aard in de zin van Kaderbesluit 2002/475/JBZ, en mag de informatie niet beperkt blijven tot de personen of entiteiten die in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB zijn vermeld.

Bovendien moet de informatie-uitwisseling alle stadia van de procedure betreffen, inclusief de strafrechtelijke veroordeling.

Ten slotte moet alle informatie betreffende onderzoek, vervolging en veroordeling zowel aan Europol als aan Eurojust worden verstrekt.

Op grond van de Overeenkomst tot oprichting van een Europese Politiedienst mag het informatiesysteem van Europol gegevens over veroordelingen bevatten.

In artikel 8, lid 1, onder 1), van de Europol-Overeenkomst is namelijk bepaald dat in het informatiesysteem van Europol gegevens mogen worden opgeslagen met betrekking tot personen die veroordeeld zijn voor het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit ten aanzien waarvan Europol bevoegd is.

Overeenkomstig artikel 8, lid 3, onder 5), mogen de gegevens betreffende de veroordeling van deze personen in het informatiesysteem van Europol worden opgeslagen, voor zover deze gegevens betrekking hebben op strafbare feiten ten aanzien waarvan Europol bevoegd is.

Deze gegevens mogen ook worden gebruikt in de werkbestanden voor analysedoeleinden, die Europol in het kader van haar opdracht bijhoudt. Bovendien mag Europol de lidstaten informatie over veroordelingen verstrekken.

De uitwisseling van deze informatie is facultatief; in de praktijk ontvangt Europol slechts weinig gegevens over veroordelingen.

Het is dus van belang dat de lidstaten de nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat de bevoegde instanties Europol systematisch de elementaire gegevens verstrekken betreffende veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard in de zin van het kaderbesluit van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding.

Bovendien is in artikel 9, lid 4 van het Besluit van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust het volgende bepaald: "Ter verwezenlijking van de doelstellingen van Eurojust heeft het nationale lid toegang tot de informatie die is opgenomen in het nationale strafregister of in elk ander register op dezelfde manier als waarop dat in zijn nationale recht is geregeld voor een officier van justitie, een rechter of een politiefunctionaris met vergelijkbare bevoegdheden."

De lidstaten moeten dus ook de nodige maatregelen nemen opdat de bevoegde instanties Eurojust daadwerkelijk en automatisch in kennis stellen van alle informatie betreffende strafbare feiten van terroristische aard, inclusief gegevens betreffende veroordelingen voor dergelijke feiten en de gerechtelijke antecedenten van de betrokken personen.

Daarom wordt Besluit 2003/48/JBZ van de Raad van 19 december 2002 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking ter bestrijding van het terrorisme, overeenkomstig artikel 4 van Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB, ingetrokken en door onderhavig besluit vervangen.

Toelichting per artikel

Preambule

In de eerste en de tweede overweging wordt verwezen naar de vastberadenheid van de Europese Raad om het terrorisme te bestrijden. Deze overwegingen zijn overgenomen van de eerste en de vierde overweging van Besluit 2003/48/JBZ van de Raad van 19 december 2002 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking ter bestrijding van het terrorisme.

In de derde overweging wordt erop gewezen dat het voor het bestrijden van het terrorisme van essentieel belang is dat alle betrokken diensten over volledige en bijgewerkte gegevens beschikken op de gebieden waarop zij bevoegd zijn. De gespecialiseerde nationale diensten in de lidstaten, de gerechtelijke autoriteiten en de bevoegde instanties op het niveau van de Europese Unie zoals Europol en Eurojust, moeten over de nodige informatie beschikken om hun taak naar behoren te kunnen vervullen.

In de vierde overweging wordt het doel van de tekst vastgelegd, waarbij expliciet wordt verwezen naar Besluit 2003/48:JBZ van 19 december 2002, dat op grond van een initiatief van het Koninkrijk Spanje is aangenomen. Het toepassingsgebied van dit besluit moet worden uitgebreid tot alle stadia van de strafrechtelijke procedure, inclusief strafrechtelijke veroordelingen, en tot alle natuurlijke en rechtspersonen, groepen of entiteiten tegen wie een onderzoek loopt of die vervolgd worden of veroordeeld zijn voor strafbare feiten van terroristische aard.

In de vijfde overweging wordt aangegeven dat het besluit in overeenstemming is met de voorschriften inzake subsidiariteit en evenredigheid.

In de laatste overweging ten slotte is vermeld dat het besluit in overeenstemming is met de grondrechten en met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

Artikel 1

In artikel 1 worden de definities gegeven van de belangrijkste begrippen die in het besluit worden genoemd: deze definities zijn in hoofdzaak overgenomen uit andere in de Europese Unie geldende rechtsinstrumenten, waarnaar overigens wordt verwezen.

Zo worden onder "strafbare feiten van terroristische aard" de strafbare feiten verstaan als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding; de "Europol-overeenkomst" is de Overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst en het "besluit inzake Eurojust" is Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken.

Aan het begrip "groep of entiteit" is in het kader van dit besluit een specifieke definitie gegeven met het oog op de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze tekst ten opzichte van dat van Besluit 2003/48/JBZ. Het begrip "groep of entiteit" omvat dus

-enerzijds de "terroristische groepen" in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002, en

-anderzijds de "groepen of entiteiten" die zijn vermeld in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB.

Er bestaat namelijk geen absoluut verband tussen beide begrippen. Daarom is er de voorkeur aan gegeven naar beide teksten te verwijzen om een zo ruim mogelijke uitbreiding van de uitwisseling van informatie over terroristische activiteiten te garanderen.

Artikel 2

Artikel 2 vormt de belangrijkste bepaling van het besluit, waarbij de uitwisseling van informatie over strafbare feiten van terroristische aard wordt geregeld.

Dit artikel bestaat uit zes leden.

Lid 1 komt neer op het bepaalde in artikel 2, lid 1 van Besluit 2003/48/JBZ; de woorden "waarbij eender welke van de op de lijst vermelde personen, groepen of entiteiten betrokken is" zijn evenwel geschrapt, zodat de informatie-uitwisseling kan worden uitgebreid tot alle strafbare feiten van terroristische aard. Het beginsel dat elke lidstaat een gespecialiseerde politiedienst moet aanwijzen die gegevens over strafbare feiten van terroristische aard verzamelt en doorstuurt, blijft behouden.

Lid 2 komt overeen met het bepaalde in artikel 3, lid 1 van Besluit 2003/48/JBZ. Ook hier blijft het beginsel behouden dat een rechterlijke of een andere bevoegde instantie wordt aangewezen die gegevens verzamelt en doorstuurt over strafprocedures die onder de verantwoordelijkheid van de gerechtelijke autoriteiten zijn gevoerd. Het toepassingsgebied is echter uitgebreid tot strafrechtelijke veroordelingen. Bovendien is in dit besluit sprake van de aanwijzing van slechts één instantie per lidstaat, terwijl op grond van Besluit 2003/48/JBZ de mogelijkheid bestond om, als het rechtsstelsel daarin voorziet, meer dan één instantie aan te wijzen.

Een systeem voor het verzamelen en doorzenden van informatie kan pas doeltreffend zijn als het eenvoudig is en gecentraliseerd werkt: de informatie-uitwisseling moet dus in iedere lidstaat plaatsvinden via één enkele politiedienst en één enkele instantie op gerechtelijk niveau.

In lid 3 is bepaald dat iedere lidstaat de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat ten minste de in lid 4 bedoelde gegevens worden toegezonden:

-enerzijds aan Europol, overeenkomstig de nationale wetgeving en voor zover daarbij de bepalingen van de Europol-overeenkomst in acht worden genomen, zodat deze gegevens overeenkomstig artikel 10, lid 6 van die overeenkomst kunnen worden verwerkt, en

-anderzijds aan Eurojust, overeenkomstig de nationale wetgeving en voor zover daarbij de bepalingen van het besluit inzake Eurojust in acht worden genomen, zodat Eurojust zijn taken kan vervullen

Lid 4 bevat de lijst van de soorten informatie die moet worden verstrekt: deze lijst is gebaseerd op de gegevens die in de artikelen 2 en 3 van Besluit 2003/48/JBZ zijn genoemd, maar is aangevuld met het oog op de uitbreiding van het toepassingsgebied van de tekst en teneinde ervoor te zorgen dat de informatie die Europol en Eurojust ontvangen, zo volledig mogelijk is.

Zo moet alle relevante informatie die op het gebied van terrorisme beschikbaar is bij Europol en Eurojust terechtkomen, zodat deze organen hun respectieve taken in optimale omstandigheden kunnen vervullen.

De lijsten van artikel 2, lid 2, en artikel 3, lid 2, van Besluit 2003/48/JBZ, zijn aangevuld met gegevens in verband met veroordelingen: strafbare feiten van terroristische aard waarvoor de betrokkene is veroordeeld, opgelegde straffen, eventuele ontzettingen ingevolge de veroordeling, en gerechtelijke antecedenten.

Voortaan moeten de volgende gegevens zowel aan Europol als aan Eurojust worden verstrekt:

-identificatiegegevens van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, groep of entiteit;

-de onderzochte of vervolgde handelingen en de specifieke omstandigheden daarvan;

-de kwalificatie van de vervolgde strafbare feiten;

-het verband met samenhangende zaken;

-verzoeken om wederzijdse rechtshulp, met inbegrip van rogatoire commissies, van of aan een andere lidstaat, en de resultaten daarvan;

-de strafbare feiten van terroristische aard waarvoor de betrokkene is veroordeeld en specifieke omstandigheden daarvan;

-de opgelegde straf en gegevens betreffende de uitvoering daarvan;

-eventuele ontzettingen waarmee de veroordeling gepaard gaat;

-de gerechtelijke antecedenten

Alleen de in lid 5 genoemde gegevens zijn uitsluitend voor Europol bestemd. Deze gegevens, die in artikel 2, onder c) en d), van Besluit 2003/48/JBZ zijn genoemd, zijn voor Eurojust van geen nut. Het betreft gegevens over het gebruik van communicatietechnologieën en over de dreiging die uitgaat van het bezit van massavernietigingswapens.

Lid 6 komt neer op het bepaalde in artikel 7 van Besluit 2003/48/JBZ betreffende de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten. Het enige verschil bestaat erin dat het toepassingsgebied is uitgebreid: het betreft niet meer uitsluitend "de op de lijst vermelde personen, groepen of entiteiten" - dit zijn de personen, groepen of entiteiten van wie de naam is vermeld in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB; de te verstrekken informatie heeft betrekking op alle strafbare feiten van terroristische aard.

Zo moet elke lidstaat erop toezien dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, onmiddellijk toegankelijk zijn voor of ter beschikking gesteld worden van de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, wanneer daar een onderzoek loopt of kan worden ingeleid dan wel een vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard

Artikel 3

In artikel 13 van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000), is voorzien in de instelling van gemeenschappelijke onderzoeksteams. Met het Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams is een wettelijke regeling vastgesteld, waarbij het de lidstaten vrijstaat al dan niet van deze mogelijkheid gebruik te maken. Tijdens zijn bijeenkomst van 15 en 16 oktober 1999 in Tampere heeft de Europese Raad er evenwel op aangedrongen de onderzoeksteams onverwijld in te stellen, met name ter bestrijding van het terrorisme.

Met Besluit 2003/48/JBZ is een nieuwe stap in die richting gezet. Artikel 4 van dat besluit luidt namelijk als volgt: "De lidstaten nemen, voorzover nodig, de noodzakelijke maatregelen voor het opzetten van gemeenschappelijke onderzoeksteams met het oog op strafrechtelijk onderzoek van strafbare feiten van terroristische aard waarbij eender welke van de op de lijst vermelde personen, groepen of entiteiten betrokken is."

Hoewel deze bepaling verder gaat dan het eigenlijke doel van dit besluit, namelijk de uitwisseling van informatie, is het toch wenselijk dit beginsel te behouden, omdat het een meerwaarde toevoegt aan de basisteksten betreffende de gemeenschappelijke onderzoeksteams, waarin alleen is voorzien in de mogelijkheid om dergelijke teams in te stellen.

In de nieuwe tekst is het toepassingsgebied van deze bepaling uitgebreid: het betreft niet meer uitsluitend de personen, groepen of entiteiten die op de "lijst" voorkomen - dit wil zeggen van wie de namen in de bijlage bij Gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB zijn opgenomen -, maar alle strafbare feiten van terroristische aard.

Ter verduidelijking van de tekst zijn de woorden "voorzover nodig" vervangen door de woorden " in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen".

Artikel 4

Artikel 4 betreft de verzoeken om rechtshulp en om erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, waarvan in artikel 6 van Besluit 2003/48/JBZ al sprake was. Het toepassingsgebied is uitgebreid tot alle strafbare feiten van terroristische aard.

Artikel 5

Ter wille van de leesbaarheid van de tekst werd het wenselijk geacht Besluit 2003/48/JBZ in te trekken. Bijna alle bepalingen van dat besluit zijn in de nieuwe tekst opgenomen; het toepassingsgebied ervan is uitgebreid en sommige bepalingen zijn verscherpt.

Artikel 5 van Besluit 2003/48/JBZ komt in de nieuwe tekst niet voor en moet derhalve als ingetrokken worden beschouwd.

Het werd niet nodig geacht dit artikel te behouden, omdat alle soorten gegevens zowel aan Europol als aan Eurojust moeten worden verstrekt, met uitzondering van de in artikel 2, lid 5 vermelde gegevens, die niet relevant zijn voor Eurojust.

Artikel 6

Artikel 6 betreft de inwerkingtreding van het besluit.

2004/0069 (CNS)

Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD betreffende de uitwisseling van informatie en de samenwerking op het gebied van strafbare feiten van terroristische aard

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name op de artikelen 29, 30, lid 1, 31 en 34, lid 2, onder c),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Tijdens zijn buitengewone zitting op van 21 september 2001 heeft de Europese Raad verklaard dat terrorisme een ware uitdaging voor de wereld en voor Europa is en dat de strijd tegen het terrorisme een prioritaire doelstelling van de Europese Unie moet zijn.

(2) Op 19 oktober 2001 heeft de Europese Raad verklaard vastbesloten te zijn het terrorisme in al zijn verschijningsvormen wereldwijd te bestrijden en zich te blijven inzetten om de coalitie van de internationale gemeenschap ter bestrijding van het terrorisme in al zijn vormen te versterken, bijvoorbeeld door de versterking van de samenwerking tussen de met terrorismebestrijding belaste operationele diensten: Europol, Eurojust, de inlichtingendiensten, de politiediensten en de gerechtelijke autoriteiten.

(3) Voor het bestrijden van het terrorisme is het van essentieel belang dat alle betrokken diensten over volledige en bijgewerkte gegevens beschikken op de gebieden waarop zij bevoegd zijn. De gespecialiseerde nationale diensten in de lidstaten, de gerechtelijke autoriteiten en de bevoegde instanties op het niveau van de Europese Unie zoals Europol en Eurojust, moeten over de nodige informatie beschikken om hun taak naar behoren te kunnen vervullen.

(4) Met Besluit 2003/48/JBZ van de Raad van 19 december 2002 is al een belangrijke stap vooruit gezet. De aanhoudende dreiging van het terrorisme en het complexe karakter van dit verschijnsel vereisen een ruimere uitwisseling van informatie. De informatie-uitwisseling moet worden uitgebreid tot alle stadia van de strafrechtelijke procedure, inclusief strafrechtelijke veroordelingen, en tot alle natuurlijke en rechtspersonen, groepen of entiteiten tegen wie een onderzoek loopt of die vervolgd worden of veroordeeld zijn voor strafbare feiten van terroristische aard. De informatie-uitwisseling moet met name worden uitgebreid tot de straffen die zijn opgelegd bij veroordelingen voor strafbare feiten die met terrorisme verband houden, ontzettingen die met de veroordeling gepaard gaan en de gerechtelijke antecedenten.

(5) Gezien de noodzakelijke wederkerigheid kunnen de doelstellingen van het overwogen optreden niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en is het beter dat overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel maatregelen op het niveau van de Unie worden genomen. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te bereiken.

(6) Dit besluit is in overeenstemming met de grondrechten en met de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn vastgelegd.

BESLUIT:

Artikel 1

Definities

In dit besluit wordt verstaan onder

(a) "strafbare feiten van terroristische aard": de strafbare feiten genoemd in de artikelen 1 tot en met 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding [1];

[1] PB L 164 van 22.6.2002, blz.3.

(b) "de Europol-overeenkomst": de overeenkomst van 26 juli 1995 tot oprichting van een Europese politiedienst [2];

[2] PB C 316 van 27.11.1995, blz.2.

(c) "het besluit inzake Eurojust": Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken [3];

[3] PB L 63 van 6.3.2002, blz.1.

(d) "groep of entiteit": "terroristische groep" in de zin van artikel 2 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002, en de "groepen of entiteiten" die zijn vermeld in de bijlage bij Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van 27 december 2001.

Artikel 2

Uitwisseling van informatie betreffende strafbare feiten van terroristische aard

1. Elke lidstaat wijst onder zijn politiediensten een gespecialiseerde dienst aan, die overeenkomstig de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens over strafrechtelijke onderzoeken die betrekking hebben op strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens verzamelt.

2. Elke lidstaat wijst een nationale correspondent van Eurojust inzake terrorisme of een geëigende rechterlijke of andere bevoegde instantie aan, die overeenkomstig de nationale wetgeving toegang heeft tot alle relevante gegevens over strafprocedures en strafrechtelijke veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard, en die deze gegevens verzamelt.

3. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat ten minste de in lid 4 bedoelde gegevens betreffende strafrechtelijke onderzoeken, vervolgingen en veroordelingen voor strafbare feiten van terroristische aard, die door de bevoegde instantie zijn verzameld, worden toegezonden

-aan Europol, overeenkomstig de nationale wetgeving en voor zover daarbij de bepalingen van de Europol-overeenkomst in acht worden genomen, zodat deze gegevens overeenkomstig artikel 10, lid 6 van die overeenkomst kunnen worden verwerkt, en

-aan Eurojust, overeenkomstig de nationale wetgeving en voor zover daarbij de bepalingen van het besluit inzake Eurojust in acht worden genomen, zodat Eurojust zijn taken kan vervullen.

4. De overeenkomstig lid 3 toe te zenden gegevens zijn de volgende:

-identificatiegegevens van de betrokken natuurlijke of rechtspersoon, groep of entiteit;

-de onderzochte of vervolgde handelingen en de specifieke omstandigheden daarvan;

-de kwalificatie van de vervolgde strafbare feiten;

-het verband met samenhangende zaken;

-verzoeken om wederzijdse rechtshulp, met inbegrip van rogatoire commissies, van of aan een andere lidstaat, en de resultaten daarvan;

-de strafbare feiten van terroristische aard waarvoor de betrokkene is veroordeeld en specifieke omstandigheden daarvan;

-de opgelegde straf en gegevens betreffende de uitvoering daarvan;

-eventuele ontzettingen waarmee de veroordeling gepaard gaat;

-de gerechtelijke antecedenten.

5. Bovendien moet de hiernavolgende gegevens die overeenkomstig het bepaalde in lid 2 zijn verzameld, aan Europol worden verstrekt:

-gegevens betreffende het gebruik van communicatietechnologieën;

-gegevens betreffende de dreiging die uitgaat van het bezit van massavernietigingswapens

6. Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alle relevante gegevens die voorkomen in documenten, dossiers, bestanden of andere bewijsstukken die tijdens een strafrechtelijk onderzoek of een strafrechtelijke procedure in verband met strafbare feiten van terroristische aard in beslag genomen of verbeurd verklaard zijn, onmiddellijk toegankelijk zijn voor of ter beschikking worden gesteld van de autoriteiten van andere betrokken lidstaten, met inachtneming van de nationale wetgeving en de desbetreffende internationale rechtsinstrumenten, wanneer daar een onderzoek loopt of kan worden ingeleid dan wel een vervolging is ingesteld in verband met strafbare feiten van terroristische aard.

Artikel 3

Gemeenschappelijke onderzoeksteams

De lidstaten nemen, in de gevallen die daarvoor in aanmerking komen, de nodige maatregelen om gemeenschappelijke onderzoeksteams in te stellen met het oog op het verrichten van strafrechtelijke onderzoeken naar strafbare feiten van terroristische aard.

Artikel 4

Verzoeken om rechtshulp en om erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen

Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat van andere lidstaten ontvangen verzoeken om rechtshulp of om erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen met betrekking tot strafbare feiten van terroristische aard, met spoed en met voorrang worden behandeld.

Artikel 5

Intrekking van bestaande bepalingen

Besluit 2003/48/JBZ wordt ingetrokken.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de ... dag volgende op die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

de Voorzitter