Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013) {SEC(2004) 954}
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013) {SEC(2004) 954}
Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013) {SEC(2004) 954} /* COM/2004/0469 def. - COD 2004/0150 */
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013) {SEC(2004) 954}
(ingediend door de Commissie)
TOELICHTING
1. Inleiding : Achtergrond
1.1 Rechtsgrondslag
Artikel 151 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap vormt de passende rechtsgrondslag voor de communautaire actie op cultureel gebied.
Dit artikel wijst op de noodzaak van de inachtneming van twee fundamentele aspecten: enerzijds de culturele diversiteit onder eerbiediging van het subsidiariteitsbeginsel en anderzijds de bevordering van het gemeenschappelijk cultureel erfgoed en de samenwerking tussen de lidstaten. Het gaat bijgevolg om het aanmoedigen van de culturele samenwerking tusen de lidstaten door het aanvullen van hun actie.
1.2 Tenuitvoerlegging van artikel 151
Op grond van dit artikel zijn twee eerste generaties van programma's goedgekeurd: eerst de sectorale programma's Caleidoscoop, Ariane en Raphaël [1] tussen 1993 en 1999, en daarna een enig kaderprogramma, Cultuur 2000 [2], goedgekeurd in februari 2000. Al deze programma's hebben getracht de creativiteit en de mobiliteit van de kunstenaars, de toegang van zoveel mogelijk burgers tot cultuur, de verspreiding van kunst en cultuur, de interculturele dialoog en de kennis van de geschiedenis van de Europese volkeren aan te moedigen.
[1] Zie respectievelijk de Besluiten van het Europees Parlement en de Raad nrs. 719/96/EG (PB L 99 van 20.4.1996), 2085/97/EG (PB L 291 van 24.10.1997) en 2228/97/EG (PB L 305 van 8.11.1997).
[2] Zie de Besluiten van het Europees Parlement en de Raad nrs. 508/2000/EG (PB L 63 van 10.03.2000) en 626/2004/EG (PB L 99 van 03.04.2000).
Daarnaast ondersteunt de Europese Unie ook organisaties en netwerken voor culturele samenwerking die ijveren voor de integratie van ons continent en de opkomst van een Europese civiele samenleving [3] en draagt zij bij tot de bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie [4].
[3] Zie met name de resolutie van de Raad van 14 november 1991 betreffende Europese culturele netwerken (PB C 314 van 5.12.1991).
[4] Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L138 van 30.04.2004).
Tenslotte wijst de EU sinds 1985 ieder jaar een of meer culturele hoofdsteden van Europa aan, waaraan zij eventueel financiële steun toekent [5].
[5] Oorspronkelijk opgezet als intergouvernementeel initiatief, is dit evenement een eigenlijke communautaire actie geworden bij Besluit nr. 1419/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 166 van 1.7.1999).
2. De grondslagen van het nieuwe programma
2.1 Belangrijke analyse- en prospectiewerkzaamheden
Om het nieuwe programma voor te bereiden en om de balans op te maken van de op het gebied van de culturele samenwerking gevoerde acties zijn evaluaties uitgevoerd van de communautaire acties en programma's op cultuurgebied [6]. Bij deze evaluaties komen nog talrijke bijdragen van de cultuursector en de door de Commissie opgedane ervaring bij de uitvoering van haar culturele programma's.
[6] Evaluatie ex post van de oude culturele programma's Caleidoscoop, Ariane en Raphaël, tussentijdse evaluatie van Cultuur 2000, evaluatie van de organisaties van Europees cultureel belang.
Verder heeft de Commissie een uitgebreide prospectieve bezinning gehouden. Zij heeft met name een Forum over de culturele samenwerking georganiseerd [7], een groep van deskundigen belast met een bezinning over het toekomstige culturele programma [8] en een openbare raadpleging georganiseerd [9]. Zij heeft voorts seminars over transversale of sectorale thema's georganiseerd en studies laten uitvoeren over onderwerpen in verband met de culturele samenwerking [10].
[7] Forum van 21-22 november 2001 over de culturele samenwerking in Europa.
[8] In dit kader heeft de groep van deskundigen in juni 2003 een verslag opgesteld, getiteld « Towards a new cultural framework programme of the European Union ».
[9] Openbare raadpleging over het toekomstige Europese culturele programma, uitgevoerd tussen april en juli 2003 op internet.
[10] Studie naar de exploitatie en de ontwikkeling van het werkgelegenheidspotentieel van de cultuursector in het tijdperk van de digitalisering (juni 2001), studie naar de mobiliteit en het vrij verkeer van personen en producties in de Europese cultuursector (april 2002), Eurobarometer-studies naar de culturele participatie in de Europese Unie (april 2002), haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een Europese waarnemingspost voor culturele samenwerking (augustus 2003), verslag over de stand van de culturele samenwerking in Europa (oktober 2003).
Tenslotte heeft de Commissie bij de uitwerking van haar voorstel ook rekening gehouden met de werkzaamheden van de Raad, het Europees Parlement en het Comité van de Regio's [11].
[11] Zie met name de resoluties van de Raad van 25 juni 2002 (PB C 162 van 6.7.2002) en van 19 december 2002 (PB C 13 van 18.1.2003), de resoluties van het Europees Parlement van 5 september 2001 (PB C 72 E van 21.03.2002), van 28 februari 2002 (PB C 293 E van 28.11.2002) en van 21 oktober 2002 (PB C 300 E van 11.12.2003), alsook het advies van het Comité van de Regio's van 9 oktober 2003 over de verlenging van het programma Cultuur 2000.
2.2 Voornaamste resultaten
Deze omvangrijke werkzaamheden hebben in de eerste plaats de gegrondheid en de relevantie van de culturele actie van de Europese Unie aangetoond.
Zij hebben echter ook gewezen op een aantal tekortkomingen die het nieuwe programma wil verhelpen.
2.2.1In verband met de Europese culturele actie
De communautaire actie is thans te zeer versnipperd. Naast het kaderprogramma « Cultuur 2000 » bestaan vooral twee grote communautaire acties : de ondersteuning van de organisaties van Europees cultureel belang en het evenement « Culturele hoofdsteden van Europa ». Hun band met dit programma is te zwak, zo niet onbestaande. Deze versnippering in drie acties schaadt het imago van de Gemeenschap bij haar burgers die niet op de hoogte zijn van de omvang van de inspanningen die worden geleverd voor het behoud en de uitstraling van hun culturen en de inachtneming van de culturele dimensie in de opbouw van Europa. Zij tast vooral de gehele samenhang aan.
2.2.2 In verband met het programma Cultuur 2000
Het programma Cultuur 2000 streeft een te groot aantal doelstellingen na, gezien de beperkte financiële middelen waarover het beschikt. Dat schaadt de doeltreffendheid en de « leesbaarheid » van het programma, aangezien door de talrijke en gevarieerde ondersteunde projecten een gevoel van versnippering kan ontstaan.
Bovendien is de afschotting tussen de verschillende culturele disciplines in het programma Cultuur 2000 aangemerkt als een hinderpaal voor de actoren. Door deze afschotting is het immers niet mogelijk voldoende rekening te houden met de veranderende realiteit in de sector, waardoor bepaalde vormen van culturele expressie dreigen te worden uitgesloten.
2.2.3 In verband met het type gesteunde acties
Sommige acties worden door het communautaire culturele programma niet in aanmerking genomen. Zo wordt thans niet echt steun verleend aan de bezinningsactiviteiten over de rol en de middelen van de culturele samenwerking in Europa.
3. Het programma van de derde generatie
3.1 Een algemene visie
Het algemene doel van de communautaire actie is de totstandbrenging van een gemeenschappelijke culturele ruimte door de ontwikkeling van de culturele samenwerking in Europa. Deze actie zal aldus actief bijdragen aan de ontwikkeling van een Europese identiteit vanaf de basis.
Zoals de Commissie in een recente mededeling heeft aangegeven [12], «zijn de Europese burgers vanzelfsprekend de uiteindelijke doelgroep van alle EU-acties op het gebied van cultuur. Toch hebben de Europese instellingen behoefte aan tussenpersonen om de burgers te kunnen bereiken en hun culturele acties van hoog niveau met een Europese dimensie te kunnen bieden.» Deze tussenpersonen zijn de schouwburgen, de musea, de beroepsverenigingen, de onderzoekcentra, de universiteiten, de culturele instellingen, de overheden, enz.
[12] «Naar een actief burgerschap: cultuur en verscheidenheid in Europa bevorderen door programma's voor jeugd, cultuur, de audiovisuele sector en participatie van de burgers» COM (2004) 154 def.
Uit voornoemde werkzaamheden is gebleken dat het aantal doelstellingen moet worden verminderd en dat in dit perspectief voorrang moet worden gegeven aan de volgende drie zwaartepunten waarover een brede consensus bestaat [13] : de ondersteuning van de transnationale mobiliteit van de personen die in de culturele sector werkzaam zijn, de ondersteuning van het transnationale verkeer van artistieke en culturele werken en producten en tenslotte de ondersteuning van de interculturele dialoog. Aan de culturele actoren en bijgevolg aan de burgers moeten meer gelegenheden worden geboden om netwerken op te richten, projecten uit te voeren, meer mobiel te zijn of de culturele dialoog in Europa en in andere regio's van de wereld te bevorderen. De door het programma ondersteunde projecten moeten voldoende omvang hebben en voor een maximale meerwaarde op Europees niveau zorgen: elk project moet bijgevolg ten minste twee van deze doelstellingen nastreven.
[13] Zie onder meer de resolutie van de Raad van 21 januari 2002 (PB C 032 van 05.02.2002), de resolutie van de Raad van 19 december 2002 (PB C13 van 18.01.2003, blz. 5), de resolutie van het Europees Parlement van 22 oktober 2002 (PB C 300 E van 11.12.2003, blz.156), de resolutie van het Europees Parlement van 4 september 2003, de conclusies van het Forum over de culturele samenwerking, de resultaten van de openbare raadpleging of het verslag van de groep van deskundigen van juni 2003.
Ten aanzien van de eerste twee generaties van de culturele actie wil het voorgestelde programma een coherent, algemeen en compleet instrument voor de multilaterale culturele samenwerking in Europa zijn, dat in staat is de gehele complexiteit daarvan te vatten. Dit programma voorziet immers in drie steunverleningsniveaus die elk zijn gericht op drie verschillende en aanvullende lagen van de culturele samenwerking en bijgevolg voldoen aan onderscheiden behoeften die echter van elkaar afhankelijk zijn. Dat is de voornaamste innovatie van dit programma: een algemene visie die de culturele sector in zijn geheel omvat en synergieën bevordert.
Voor elke steunverleningsniveau bestaat een apart deel.
Het eerste deel omvat de verlening van directe financiële steun aan duurzame, verkennende of « bijzondere » samenwerkingprojecten [14]. Het is van essentieel belang, aangezien het bijdraagt aan het dynamisme van de culturele activiteit met een Europese dimensie en concreet gestalte krijgt in de vorm van voor de Europese burger zichtbare acties, zowel binnen als buiten het grondgebied van de aan het programma deelnemende landen. Dit deel zal de Europese Unie ook in staat stellen haar culturele uitstraling op internationaal niveau te versterken door het bevorderen van concrete projecten in het veld.
[14] In zijn advies van 9 oktober 2003 spreekt het Comité van de Regio's zich uit voor de bevordering van culturele activiteiten met een plaatselijk karakter en een hoog cultureel niveau. Verder hebben ook de tussentijdse evaluatie van het programma Cultuur 2000 en de evaluatie van de oude culturele programma's de relevantie en de samenhang van deze aanpak per project aangetoond.
Deze actie moet echter worden aangevuld met een meer structurele steunverlening ten gunste van de samenwerking, die verder reikt dan de projectgewijze aanpak. Daarom voorziet het tweede deel in de totale integratie van het communautaire actieprogramma ter bevordering van de organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn; er moet met name steun worden verleend voor het functioneren van de Europese organisaties die op duurzame wijze ijveren voor de culturele samenwerking of de rol van « ambassadeur » van de Europese cultuur spelen en die een grote expertise terzake hebben verworven [15].
[15] In zijn resolutie van 14 november 1991 (PB C 314 van 5.12.1991) heeft de Raad de belangrijke rol van de netwerken van culturele organisaties in de culturele samenwerking in Europa onderstreept.
Deze meerjarige steun moet deze organisaties in staat stellen gebruik te maken van hun ervaring en hun activiteiten te ontwikkelen. Om te zorgen voor de continuïteit met het programma ter ondersteuning van de organisaties moet ook steun worden verleend aan acties ter bescherming en herdenking van de belangrijkste plaatsen en archieven met betrekking tot de deportatie.
Tenslotte beoogt het derde deel de verlening van steun aan analyse- en voorlichtingsactiviteiten om een gunstige omgeving voor de samenwerking te scheppen. Het bestaat uit drie aanvullende acties die de culturele samenwerking op verschillende niveaus « omgeven ». De eerste actie beoogt de bevordering van de productie van conceptuele instrumenten door het ondersteunen van de uitvoering van studies en analysewerkzaamheden over de culturele samenwerking, wat tot een betere kennis van dit verschijnsel moet leiden. De tweede actie heeft ten doel bepaalde praktische belemmeringen voor de samenwerking op te heffen door de ontwikkeling van een internetinstrument voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken [16]. De derde actie voorziet in de ondersteuning van « culturele contactpunten », om te zorgen voor een doelgerichte, doeltreffende en veldgerichte verspreiding van praktische informatie over het nieuwe culturele programma.
[16] In zijn resolutie van 21 januari 2002 (PB C 032 van 05.02.2002, blz.1) verzoekt de Raad de Commissie en de lidstaten om "het gebruik van de bestaande netwerken of de netwerken die in de toekomst in de lidstaten tot stand kunnen worden gebracht, te bevorderen voor het vergemakkelijken van de samenwerking en voor de uitwisseling van informatie en goede praktijken op Europees niveau" en om "het netwerken van culturele informatie te bevorderen, opdat alle burgers via de meest geavanceerde technologische middelen toegang krijgen tot de Europese culturele inhoud, met name door de ontwikkeling van het door de Commissie ontworpen Europees portaal verder te stimuleren, alsmede door dit portaal te verbinden met de in de lidstaten aanwezige gedigitaliseerde culturele inhoud". De haalbaarheidsstudie naar de oprichting van een waarnemingspost voor culturele samenwerking heeft ook de noodzaak aangetoond van de organisatie van de massa informatie die door een zeer groot aantal netwerken en internetsites ter beschikking van de culturele actoren wordt gesteld.
Elk van deze acties moet in het licht van de drie specifieke doelstellingen worden bekeken.
3.2 De specifieke doelstellingen van het nieuwe programma
De hieronder vastgestelde specifieke doelstellingen zorgen voor een echte Europese meerwaarde. Dat betekent dat het nastreven van deze doelstellingen door communautaire acties volledig gerechtvaardigd is, aangezien zij door een nationale actie niet zouden kunnen worden bereikt [17]. De voor communautaire steun geselecteerde projecten en acties moeten bijgevolg aan ten minste twee daarvan beantwoorden.
[17] Reeds vermelde resolutie van 19 december 2002 (PB C13 van 18 januari 2003, blz. 5).
3.2.1 Ondersteuning van de transnationale mobiliteit van de personen die in de culturele sector werkzaam zijn
De informatie die de beroepsbeoefenaren ter beschikking wordt gesteld over de sociale, reglementaire en fiscale bepalingen die van toepassing zijn tijdens een verblijf van korte of lange duur in een ander land is heel vaak nog te fragmentarisch. Om de mobiliteit van deze beroepsbeoefenaren te bevorderen is het nodig dat de oprichting van netwerken wordt bevorderd, dat naar een grotere coördinatie wordt gestreefd en dat de verspreiding van kennis en informatie wordt gestimuleerd.
Er zullen twee soorten mobiliteit door een communautaire actie op cultuurgebied worden aangemoedigd: de mobiliteit in verband met verlening van culturele diensten (b.v.: tournees) of vestiging en de mobiliteit om zich te scholen, andere culturen of artistieke praktijken te leren kennen of ervaringen uit te wisselen.
3.2.2 Aanmoediging van het transnationale verkeer van artistieke en culturele werken en producten
Het verkeer van al dan niet materiële kunstwerken en artistieke en culturele producten over de nationale grenzen heen brengt meerkosten voor de organisator met zich: transportkosten, verzekeringskosten, kosten voor de prospectie van nieuwe markten, extra publiciteitskosten om grotere bekendheid te geven aan werken of kunstenaars die in het buitenland misschien minder bekend zijn, investering in tijd om de doelmarkt te leren kennen (ontvangststructuren, reglementaire en administratieve formaliteiten, enz.). Deze doelstelling beantwoordt aan de doelstellingen van het Verdrag (de artikelen 3q en 151) en is in lijn met sommige basistaken van de Gemeenschap (voltooing van de interne markt en versterking van de Europese integratie door de totstandbrenging van een gemeenschappelijke culturele ruimte)
3.2.3 Bevordering van de interculturele dialoog
Als een op het beginsel van openheid en gelijkheid van de culturen gebaseerde vorm van uitwisseling leidt de interculturele dialoog tot een wederzijdse verrijking en het gemeenschappelijk zoeken naar gedeelde waarden en opvattingen. Hij kan ook een fundamentele rol spelen, met name voor de integratie van de nieuwe, uit diverse culturen afkomstige Europeanen.
3.3 De middelen
3.3.1 Een nieuw opener instrument
Het nieuwe programma is opener, aangezien het afstapt van de sectorale aanpak (op grond van artistieke en culturele disciplines). De actoren zullen vrij zijn projecten voor te stellen die overeenkomen met hun belangen en hun aspiraties, ongeacht of het hierbij om sectorale of transsectorale projecten gaat, mits zij betrekking hebben op ten minste twee van de hierboven beschreven doelstellingen. Geen enkele culturele of artistieke activiteit zal bijgevolg a priori worden uitgesloten.
De communautaire culturele actie wil open staan voor een grote verscheidenheid aan deelnemers, met name variërend van overheidsdiensten tot netwerken en van culturele verenigingen tot ondernemingen uit de cultuursector, en multipele en variabele samenwerkingsvormen mogelijk maken.
Tenslotte wil het programma meer open staan voor deelnemers uit derde landen, met name landen waarop het nieuwe nabuurschapsbeleid betrekking heeft, en projecten ondersteunen die buiten de grenzen van de Europese Unie worden uitgevoerd en daardoor aan haar uitstraling bijdragen.
3.3.2 Een nieuw vollediger instrument
Het nieuwe programma is vollediger, aangezien het de verschillende facetten van de culturele samenwerking in een zelfde financieel instrument integreert. Het bestaat uit drie grote delen.
3.3.2.1 Eerste deel: ondersteuning van culturele acties
Het programma voorziet in directe steunverlening aan Europese samenwerkingsprojecten met variabele duur en omvang, die betrekking hebben op ten minste twee van de hierboven beschreven doelstellingen. De « contactpunten voor samenwerking » leggen de nadruk op het duurzame karakter van de samenwerking. Elk contactpunt brengt actoren uit een of meer sectoren samen rond diverse meerjarige activiteiten of projecten van sectorale of transsectorale aard, die echter gemeenschappelijke doelstellingen nastreven. De « samenwerkingsacties » zijn gericht op de creativiteit en de innovatie en openen de weg naar nieuwe samenwerkingen die in sommige gevallen in contactpunten voor samenwerking kunnen worden voortgezet. Met een maximale looptijd van één jaar brengen zij Europese actoren samen rond acties van sectorale of transsectorale aard. De « bijzondere acties », tenslotte, worden gekenmerkt door hun « emblematische » en federatieve aard. Deze grootschalige acties moeten een significante weerklank bij de volkeren van Europa hebben en moeten bijdragen tot een betere bewustwording van het feit dat zij tot een zelfde gemeenschap behoren en tot de bewustmaking van het belang van de culturele verscheidenheid van de lidstaten en de interculturele en internationale dialoog. Tot de « bijzondere acties» behoren met name de « Culturele hoofdsteden van Europa » waarvan de Europese dimensie moet worden versterkt.
3.3.2.2 Tweede deel: ondersteuning van Europese organisaties die op cultureel gebied actief zijn
Naast de directe steun voor samenwerkingsprojecten moet steun worden verleend voor het functioneren van organisaties die ijveren voor de culturele samenwerking of de rol van « ambassadeur » van de Europese cultuur spelen. Het nieuwe programma wil de steun aan deze organisaties integreren om de samenhang van de communautaire actie te vergroten.
In dit kader passen ook de acties die worden gesteund ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie - gesymboliseerd door gedenktekens in de voormalige kampen en op andere plaatsen waar burgers op grote schaal gemarteld of uitgeroeid werden - en het levend houden van de herinnering aan de slachtoffers in die plaatsen.
3.3.2.3 Derde deel: ondersteuning van analysewerkzamheden en de verzameling en de verspreiding van informatie op het gebied van de culturele samenwerking
Het is van fundamenteel belang dat men beschikt over informatie en cijfermateriaal over de ontwikkelingen van de culturele samenwerking op Europees niveau, met name wat de mobiliteit van de actoren, het verkeer van werken en de interculturele dialoog betreft. Dit zal het mogelijk maken het verschijnsel van de samenwerking beter te leren kennen en een voor de ontwikkeling daarvan gunstig terrein te scheppen.
Verder wil het programma de ontwikkeling van een krachtig communicatie- en informatie-instrument op internet aanmoedigen, dat is afgestemd op de behoeften van de beroepsbeoefenaren op het gebied van de samenwerking.
Om te zorgen voor een doelgerichte, doeltreffende en veldgerichte verspreiding van praktische informatie over het nieuwe culturele programma, wordt tenslotte voorzien in de ondersteuning van « culturele contactpunten ». Deze organen, die op nationaal niveau optreden, worden in samenwerking met de lidstaten en op vrijwillige basis opgericht.
3.4. Naar een gemakkelijker te gebruiken programma
In haar hierboven vermelde mededelingen van 10 februari 2004 en 9 maart 2004 heeft de Commissie onderstreept dat het belangrijk is dat de herziening van de rechtsinstrumenten wordt aangegrepen om het concept en de tenuitvoerlegging van de communautaire instrumenten aanzienlijk te vereenvoudigen en om deze nieuwe programma's zoveel mogelijk te rationaliseren.
3.4.1 Eenvoudigere voorwaarden voor de begunstigden
De Commissie zal alle thans beschikbare middelen onderzoeken om onder naleving van de geldende financiële voorschriften de voorwaarden voor de begunstigden te verlichten door met name :
- de formulieren en de voorwaarden voor de indiening van aanvragen te vereenvoudigen,
- de toekenningsprocedure transparanter te maken en de voorlichting van de aanvragers te verbeteren,
- zoveel mogelijk het evenredigheidsbeginsel toe te passen, bijvoorbeeld door voor kleine bijdragen en zeer identificeerbare uitgaven een beroep te doen op forfaitaire systemen en door de eisen in verband met de verificatie van de financiële draagkracht van de begunstigde organisaties voor kleine subsidies te beperken.
3.4.2.Een gerationaliseerde beheersmethode
Om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het programma te versterken zal de Commissie het beheer daarvan aan een uitvoerend agentschap opdragen overeenkomstig de verordening van de Raad tot vaststelling van het statuut van de uitvoerende agentschappen waaraan bepaalde taken voor het beheer van communautaire programma's worden gedelegeerd [18] en de « Guidelines for the establishment and operation of executive agencies financed by the general budget of the European Communities » (Richtsnoeren voor de oprichting en de werking van uit de begroting van de Europese Gemeenschappen gefinancierde uitvoerende agentschappen) [19].
[18] Verordening nr. 58/2003 van de Raad van 19 december 2002, PBEU L11 van 16.01.2003.
[19] C/2003/4645 van 12.12.2003.
4. Conclusie
De Europese Commissie, geleid door de ambitie om een gemeenschappelijke culturele ruimte tot stand te brengen die de nationale en regionale verscheidenheid eerbiedigt, stelt een programma voor met het oog op de ontwikkeling van de transnationale culturele samenwerking dankzij de verlening van steun aan culturele samenwerkingsacties, aan op cultuurgebied actieve Europese organisaties, aan studies en analysewerkzaamheden en aan informatie- en communicatieactiviteiten.
De Commisie stelt het Europees Parlement en de Raad bijgevolg voor om het bijgevoegde besluit met betrekking tot het programma Cultuur 2007 goed te keuren.
2004/0150 (COD)
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het programma Cultuur 2007 (2007-2013)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 151, lid 5, eerste streepje,
Gezien het voorstel van de Commissie [20],
[20] PB C [...] van [...], blz. [...].
Gezien het advies van het Comité van de Regio's [21],
[21] PB C [...] van [...], blz. [...].
Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag,
Overwegende hetgeen volgt :
(1) Het is van essentieel belang dat de culturele samenwerking en de culturele uitwisselingen worden gestimuleerd om de verscheidenheid van de culturen in Europa te bevorderen en om de kennis te verbeteren die de Europese burgers van de andere culturen van Europa dan de hunne hebben. De bevordering van de culturele samenwerking en verscheidenheid draagt er aldus toe bij dat het Europese burgerschap een tastbare realiteit wordt door het aanmoedigen van een directe deelname van de Europese burgers aan het integratieproces.
(2) Cultuur moet bijdragen aan de verbetering van de externe zichtbaarheid van de Europese Unie door de bevordering van haar culturele verscheidenheid en de gemeenschappelijke dimensies van haar culturen.
(3) Met het oog op de volledige steun en deelname van de burgers aan de Europese integratie moet meer nadruk komen te liggen op hun gemeenschappelijke culturele waarden en wortels als kernelement van hun identiteit en het feit dat zij behoren tot een op vrijheid, rechtvaardigheid, democratie, tolerantie en solidariteit berustende maatschappij.
(4) Het is ook nodig dat een actief burgerschap wordt bevorderd en dat de strijd tegen alle vormen van uitsluiting, met inbegrip van racisme en vreemdelingenhaat, wordt versterkt.
(5) Artikel 3 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaalt dat de Gemeenschap bij elk in dit artikel bedoeld optreden ernaar streeft de ongelijkheden tussen mannen en vrouwen op te heffen en de gelijkheid van mannen en vrouwen te bevorderen.
(6) De culturele programma's Caleidoscoop, Ariane en Raphaël en daarna Cultuur 2000, respectievelijk ingesteld bij de Besluiten nrs.°719/96/EG [22], 2085/97/EG [23], 2228/97/EG [24] en 508/2000/EG [25] van het Europees Parlement en de Raad waren positieve fasen in de tenuitvoerlegging van de communautaire actie op cultuurgebied. Aldus is aanzienlijke ervaring opgedaan, met name dankzij de evaluatie van voornoemde culturele programma's. Het is thans dienstig de culturele actie van de Gemeenschap te rationaliseren en te versterken op grond van de resultaten van deze evaluaties, de resultaten van de raadpleging van alle betrokken partijen en de werkzaamheden van de Europese instellingen. Er moet daarom een programma daartoe worden ingesteld.
[22] PB L 99 van 20.04.1996, blz. 20.
[23] PB L 291 van 24.10.1997, blz. 26.
[24] PB L 305 van 08.11.1997, blz. 31.
[25] PB L 63 van 10.03.2000, blz. 1.
(7) De Europese instellingen hebben zich bij verschillende gelegenheden geuit over onderwerpen in verband met de communautaire culturele actie en het belang van de culturele samenwerking: met name de Raad in zijn resoluties van 25 juni 2002 over een nieuw werkplan voor Europese samenwerking inzake cultuur [26] en van 19 december 2002 over de uitvoering van het werkplan voor Europese samenwerking inzake cultuur [27], het Europees Parlement in zijn resoluties van 5 september 2001 over de culturele samenwerking in de Europese Unie [28], van 28 februari 2002 over de tenuitvoerlegging van het programma Cultuur 2000 [29], van 22 oktober 2002 over het belang en de dynamiek van het theater en de dramatische kunsten in het Europa na de uitbreiding [30], alsmede het Comité van de Regio's in zijn advies van 9 oktober 2003 over de verlenging van het programma Cultuur 2000.
[26] PB C 162 van 6.7.2002, blz. 5
[27] PB C 13 van 18.1.2003, blz.5
[28] PB C 72 E van 21.3.2002
[29] PB C 293 E van 28.11.2002, blz. 105
[30] PB C 300 E van 11.12.2003, blz.156
(8) De Raad heeft gewezen op de noodzaak van de goedkeuring op communautair niveau van een meer coherente aanpak wat cultuur betreft en op het feit dat de Europese meerwaarde een essentieel en doorslaggevend element is in het kader van de Europese samenwerking op cultuurgebied alsook een algemene voorwaarde voor de acties op het gebied van cultuur [31].
[31] Reeds vermelde resoluties van de Raad van 25 juni 2002 en 19 december 2003.
(9) Om de voor de volkeren van Europa gemeenschappelijke culturele ruimte te realiseren moeten de transnationale mobiliteit van de culturele actoren en het transnationaal verkeer van artistieke en culturele werken en producten worden bevorderd en moeten de culturele dialoog en de culturele uitwisselingen worden gestimuleerd.
(10) In deze context moet een grotere samenwerking tussen de culturele actoren worden bevorderd door hen aan te moedigen contactpunten voor samenwerking te vormen die het mogelijk maken gemeenschappelijke activiteiten te ontplooien, steun te verlenen aan meer doelgerichte acties met een echte Europese meerwaarde, emblematische culturele evenementen te ondersteunen, Europese organisaties voor culturele samenwerking te ondersteunen en analysewerkzaamheden over gekozen thema's van Europees belang en activiteiten met betrekking tot de verzameling en verspreiding van informatie op het gebied van de culturele samenwerking aan te moedigen.
(11) Overeenkomstig het besluit tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement « Culturele Hoofdstad van Europa » [32] is het dienstig significante financiële steun te verlenen aan dit evenement dat bij de Europeanen grote bekendheid geniet en bijdraagt aan het gevoel te behoren tot een gemeenschappelijke culturele ruimte. In het kader van dit evenement moet de nadruk worden gelegd op de Trans-Europese culturele samenwerking.
[32] Besluit 1419/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement "Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019 (PBEG L 166 van 1.7.1999).
(12) Het is dienstig dat steun wordt verleend voor het functioneren van organisaties die ijveren voor de Europese culturele samenwerking en aldus de rol van « ambassadeur » van de Europese cultuur spelen, door gebruik te maken van de ervaring die door Europese Unie is opgedaan in het kader van Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 tot vaststelling van een communautair actieprogramma ter ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultuurgebied actief zijn [33].
[33] PB L 138 van 30 april 2004.
(13) Het is ook dienstig dat de in het kader van voornoemd Besluit nr. 792/2004/EG door de Europese Unie ondernomen actie wordt voortgezet om bij te dragen aan de Europese en internationale bescherming van nazi-concentratiekampen als historische monumenten.
(14) Om de meerwaarde van de communautaire actie te vergroten moet worden gezorgd voor de nodige samenhang en complementariteit tussen de in het kader van dit besluit gevoerde acties en andere relevante communautaire beleidsmaatregelen, acties en instrumenten onder naleving van artikel 151, lid 4, van het Verdrag.
(15) Het is nodig dat het programma onder eerbiediging van het beginsel van vrijheid van meningsuiting bijdraagt aan de inspanningen van de Unie op het gebied van de bevordering van de duurzame ontwikkeling en de bestrijding van alle vormen van discriminatie.
(16) Het wordt wenselijk geacht dat de kandidaat-lidstaten van de Europese Unie en de EVA-landen die de EER-overenkomst hebben ondertekend overeenkomstig de met deze landen gesloten overeenkomsten aan de communautaire programma's kunnen deelnemen.
(17) De Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003 heeft "De agenda voor de Westelijke Balkan: op weg naar Europese integratie" goedgekeurd waarin wordt bepaald dat de communautaire programma's open moeten staan voor de landen van het stabilisatie- en associatieproces op grond van tussen de Gemeenschap en deze landen te sluiten kaderovereenkomsten. Deze landen moeten, als zij dat wensen, op grond van begrotingsoverwegingen of politieke prioriteiten aan het programma kunnen deelnemen of in aanmerking kunnen komen voor een beperktere samenwerkingsformule op basis van aanvullende kredieten en specifieke tussen de betrokken partijen overeen te komen voorwaarden.
(18) Het programma moet ook open staan voor samenwerking met andere landen die met de Europese Gemeenschap overeenkomsten met een cultureel onderdeel hebben gesloten, onder nog nader te bepalen voorwaarden.
(19) Het is wenselijk dat voor de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013 één enkel financierings- en programmeringsinstrument voor culturele samenwerking wordt vastgesteld, genaamd "Cultuur 2007".
(20) De communautaire actie vult de nationale of regionale acties op het gebied van de culturele samenwerking aan. Aangezien de doelstellingen van de voorgenomen actie (transnationale mobiliteit van de culturele actoren in Europa, transnationaal verkeer van kunstwerken en culturele en artistieke producten alsook interculturele dialoog) wegens hun transnationaal karakter niet voldoende door de lidstaten kunnen worden gerealiseerd en dus beter op communautair niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen nemen overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag vastgelegde subsidiariteitsbeginsel. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vervatte evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
(21) Wat de tenuitvoerlegging van de communautaire steunverlening betreft, moet rekening worden gehouden met de specifieke aard van de culturele sector in Europa en moet er met name voor worden gezorgd dat de administratieve en financiële procedures zoveel mogelijk worden vereenvoudigd en worden aangepast aan de nagestreefde doelstellingen en de praktijken en ontwikkelingen in de culturele sector.
(22) In het kader van een samenwerking tussen de Commissie en de lidstaten moet worden gezorgd voor een continue controle en evaluatie van dit programma om aanpassingen, met name in de prioriteiten voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen, mogelijk te maken. De evaluatie moet ook een externe evaluatie door onafhankelijke en onpartijdige organen omvatten.
(23) Er moeten passende maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en om verloren gegane, onterecht betaalde of niet naar behoren aangewende gelden terug te vorderen.
(24) Dit besluit stelt voor de gehele looptijd van het cultureel programma financiële middelen vast die als referentiepunt voor de begrotingsautoriteit fungeren in de zin van punt 33 van het Interinstitutioneel akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure [34].
[34] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.
(25) De voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden [35].
[35] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.
(26) Er moet worden voorzien in overgangsbepalingen om te zorgen voor een soepele overgang tussen, enerzijds, de bij de Besluiten nrs. 508/2000/EG of 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde programma's en, anderzijds, het bij dit besluit vastgestelde programma,
BESLUITEN:
Artikel 1
Vaststelling van het programma en looptijd
1. Dit besluit stelt het programma Cultuur 2007 vast, dat één enkel meerjarig programma voor de communautaire acties op cultuurgebied is, hierna te noemen "het programma".
2. Het programma wordt uitgevoerd in het tijdvak van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2013.
Artikel 2
Begroting
1. De financiële middelen voor de uitvoering van dit programma voor het in artikel 1 bedoelde tijdvak belopen 408 miljoen euro.
2. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.
Artikel 3
Doelstellingen van het programma
1. Het algemene doel van het programma is bij te dragen aan de bevordering van een voor de Europeanen gemeenschappelijke culturele ruimte door de ontwikkeling van de culturele samenwerking tussen de scheppende kunstenaars, de culturele actoren en de culturele instellingen van de aan het programma deelnemende landen met het oog op de bevordering van de opkomst van een Europees burgerschap.
- 2. De specifieke doelstellingen van het programma zijn:
(a) de bevordering van de transnationale mobiliteit van de personen die in de culturele sector werkzaam zijn;
(b) de aanmoediging van het transnationaal verkeer van artistieke en culturele werken en producten;
(c) de stimulering van de interculturele dialoog.
Artikel 4
Actiegebieden van het programma
1. De doelstellingen van het programma worden nagestreefd door de uitvoering van de volgende acties, zoals beschreven in de bijlage:
(a) Ondersteuning van culturele acties
* De contactpunten voor culturele samenwerking
* De samenwerkingsacties
* De bijzondere acties
(b) Ondersteuning van organisaties die op Europees niveau op cultureel gebied actief zijn, alsook van acties ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie - gesymboliseerd door gedenktekens in de voormalige kampen en op andere plaatsen waar burgers op grote schaal gemarteld of uitgeroeid werden - en het levend houden van de herinnering aan de slachtoffers in die plaatsen.
(c) Ondersteuning van analysewerkzamheden en de verzameling en de verspreiding van informatie op het gebied van de culturele samenwerking
2. Deze acties worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen in de bijlage.
Article 5
Bepalingen betreffende derde landen
1. Het programma staat open voor deelname van de volgende landen :
- de EVA-landen die lid zijn van de EER, overeenkomstig de bepalingen van de EER-overeenkomst;
- de kandidaat-lidstaten die deelnemen aan een pretoetredingsstrategie van de Europese Unie, overeenkomstig de algemene beginselen en de algemene voorwaarden voor de deelname van deze landen aan de communautaire programma's, als respectievelijk vastgesteld in de kaderovereenkomst en in de besluiten van de Associatieraden;
- de landen van de westelijke Balkan volgens de met deze landen overeengekomen voorwaarden ingevolge de te sluiten kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan de communautaire programma's.
Mits aan de gestelde voorwaarden wordt voldaan en middels betaling van aanvullende kredieten, nemen de in dit lid genoemde landen ten volle aan het programma deel.
2. Het programma staat eveneens open voor samenwerking met andere derde landen die met de Europese Gemeenschap associatie- of samenwerkingsovereenkomsten hebben gesloten waarin culturele bepalingen zijn opgenomen, op grond van aanvullende kredieten en nader te bepalen specifieke voorwaarden.
- De in lid 1 bedoelde landen van de westelijke Balkan die niet ten volle aan het progrmma wensen deel te nemen, kunnen met het programma samenwerken onder de in dit lid vastgestelde voorwaarden.
Artikel 6
Samenwerking met internationale organisaties
Het programma maakt samenwerking mogelijk met op cultuurgebied bevoegde internationale organisaties, zoals de Unesco of de Raad van Europa, op basis van paritaire bijdragen en met inachtneming van de eigen regels van elke instelling of organisatie voor de uitvoering van de in artikel 4 genoemde acties.
Artikel 7
Complementariteit met andere communautaire actie-instrumenten
De Commissie zorgt voor de afstemming tussen het programma en andere communautaire maatregelen, met name op het gebied van onderwijs, beroepsopleiding, jeugd, sport, talen, sociale integratie, bestrijding van discriminatie en onderzoek.
Article 8
Tenuitvoerlegging
1. De Commissie zorgt voor de uitvoering van de communautaire acties die deel uitmaken van dit programma, overeenkomstig de bijlage.
2. De volgende maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de beheersprocedure, als bedoeld in artikel 9, lid 2 :
(a) het jaarlijkse werkplan, met inbegrip van de prioriteiten, alsmede de selectiecriteria en -procedures;
(b) de jaarlijkse begroting en de verdeling van de middelen over de verschillende acties van het programma;
(c) de maatregelen voor het toezicht op en de evaluatie van het programma.
3. Alle andere voor de uitvoering van dit besluit noodzakelijke maatregelen worden vastgesteld volgens de raadplegingsprocedure, als bedoeld in artikel 9, lid 3.
Artikel 9
Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op twee maanden.
3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 3 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 van dat besluit.
4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.
Artikel 10
Culturele contactpunten
1. De culturele contactpunten, als bedoeld in punt I.3.3 van de bijlage, treden op als uitvoeringsorgaan voor de verspreiding van informatie over het programma op nationaal niveau, met inachtneming van artikel 54, lid 2, onder c), en lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.
2. De culturele contactpunten moeten aan de volgende criteria voldoen :
- zij moeten beschikken over voldoende personeel dat de voor de uitvoering van zijn taken vereiste beroepskwalificaties en aan het werk in een internationale samenwerkingsomgeving aangepaste taalvaardigheden bezit;
- zij moeten beschikken over een aangepaste infrastructuur, met name wat computerapparatuur en communicatiemiddelen betreft;
- zij moeten werken in een administratieve context die hen in staat stelt zich naar behoren van hun taken te kwijten en elk belangenconflict te vermijden.
Artikel 11
Financiële bepalingen
1. Krachtens artikel 176, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie kan de Commissie op grond van de eigenschappen van de begunstigden en de aard van de acties besluiten of het dienstig is hen vrij te stellen van de verificatie van de beroepsbekwaamheden en -kwalificaties die vereist zijn om de actie of het werkprogramma tot een goed einde te brengen.
2. De financiële steun zal de vorm aannemen van subsidies aan rechtspersonen. Overeenkomstig artikel 114, lid 1, van het Financieel Reglement nr. 1605/2002 van de Raad kunnen in sommige gevallen beurzen aan natuurlijke personen worden toegekend. De Commissie kan ook prijzen toekennen aan natuurlijke of rechtspersonen voor in het kader van het programma uitgevoerde acties of projecten. Overeenkomstig artikel 181 van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie kunnen volgens de aard van de actie forfaitaire financieringen en/of de toepassing van tarieven op grond van eenheidskosten worden toegestaan.
3. Krachtens artikel 168, lid 1, van Verordening (EG, Euratom) nr. 2342/2002 van de Commissie kan een subsidie worden toegekend voor sommige concrete activiteiten van de Culturele Hoofdsteden van Europa, aangewezen overeenkomstig Besluit 1419/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 tot vaststelling van een communautaire actie voor het evenement "Culturele Hoofdstad van Europa" voor het tijdvak 2005 tot 2019.
Artikel 12
Bijdrage van het programma aan andere communautaire beleidsmaatregelen
Het programma draagt bij aan aan de versterking van het transversaal beleid van de Europese Gemeenschap, met name door:
(a) het fundamenteel beginsel van de vrijheid van meningsuiting te bevorderen;
(b) de bewustmaking van het belang van de bijdrage aan de duurzame ontwikkeling aan te moedigen;
(c) bij te dragen aan de opheffing van elke vorm van discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afstamming, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
Er zal bijzondere aandacht worden besteed aan de samenhang en de complementariteit tussen het programma en het communautaire beleid op het gebied van de culturele samenwerking met derde landen.
Artikel 13
Toezicht en evaluatie
1. De Commissie zorgt voor een regelmatig toezicht op het programma. Bij de uitvoering van het programma wordt rekening gehouden met de resultaten van het toezicht- en evaluatieproces.
Dit toezicht omvat met name de opstelling van de in lid 3, onder a) en c), bedoelde verslagen.
De specifieke doelstellingen zullen eventueel worden herzien op grond van de resultaten van de toezichtverslagen.
2. De Commissie zorgt voor een regelmatige, externe en onafhankelijke evaluatie van het programma.
3. De Commissie legt aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's het volgende voor:
(a) uiterlijk op 31 december 2010, een tussentijds evaluatieverslag over de verkregen resultaten en de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de tenuitvoerlegging van het programma;
(b) uiterlijk op 31 december 2011 een mededeling over de voortzetting van het programma;
(c) uiterlijk op 31 december 2015 een verslag over de evaluatie ex post.
Artikel 14
Overgangsbepalingen
De acties die vóór 31 december 2006 zijn begonnen op grond van Besluit nr. 508/2000/EG of Besluit nr. 792/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad blijven tot de afsluiting daarvan beheerd worden overeenkomstig de bepalingen van deze besluiten.
Het in artikel 5 van Besluit nr. 508/2000/EG bedoelde comité wordt vervangen door het in artikel 9 van dit besluit bedoelde comité.
Artikel 15
Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag volgend op die van de bekendmaking daarvan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel, [...]
Voor de Raad
De Voorzitter
[...]
BIJLAGE
I. Beschrijving van de activiteiten en evenementen
1. Eerste deel : ondersteuning van culturele acties
1.1. De contactpunten voor culturele samenwerking
Het cultureel programma ondersteunt duurzame en gestructureerde contactpunten voor culturele samenwerking tussen Europese culturele actoren. Deze steun heeft tot doel deze contactpunten in hun start- en structureringsfase of in hun geografische uitbreidingsfase te helpen. Het is de bedoeling dat zij daarbij worden gestimuleerd om zich op duurzame basis te ontwikkelen en financiële autonomie te bereiken.
Elk contactpunt moet zijn samengesteld uit ten minste 6 actoren uit 6 verschillende aan het programma deelnemende landen en kan actoren uit een of meer sectoren samenbrengen rond diverse meerjarige activiteiten of projecten van sectorale of transsectorale aard, die een gemeenschappelijk doel nastreven.
Elk contactpunt beoogt de uitvoering van talrijke gestructureerde en meerjarige culturele activiteiten. Deze activiteiten moeten ten uitvoer worden gelegd tijdens de gehele duur van de communautaire financiering. Zij moeten betrekking hebben op ten minste twee van de drie specifieke doelstellingen, als bedoeld in artikel 3 van dit besluit. Er zal prioriteit worden toegekend aan contactpunten die activiteiten willen ontwikkelen die betrekking hebben op de drie specifieke doelstellingen van dat artikel.
De contactpunten voor culturele samenwerking worden na oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd onder naleving van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 [36] (hierna te noemen het « Financieel Reglement ») en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. In dit kader zal de selectie onder meer geschieden op grond van de erkende expertise van de medeorganisatoren op hun activiteitsgebied, hun financiële draagkracht en operationele capaciteit om de voorgestelde activiteiten tot een goed einde te brengen, alsook de kwaliteit van deze activiteiten en de overeenstemming daarvan met de algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen van het programma, als aangegeven in artikel 3 van dit besluit.
[36] PB L 248 van 16.9.2002, blz.1.
De contactpunten moeten zijn gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst, dat wil zeggen een gemeenschappelijk document met een in één van de deelnemende landen erkende rechtsvorm, dat door alle medeorganisatoren is ondertekend.
De communautaire steun kan niet meer bedragen dan 50 % van de begroting van het project en heeft een degressief karakter. Hij bedraagt ten hoogste 500.000 euro per jaar. Deze steun wordt gedurende 5 jaar verleend.
Bij wijze van indicatie kan worden vermeld dat circa 36% van de totale begroting van het programma voor dit type steun is bestemd.
1.2. De samenwerkingsacties
Het programma ondersteunt culturele samnwerkingsacties van sectorale of transsectorale aard tussen Europese actoren. Daarbij wordt een grote plaats ingeruimd voor creativiteit en innovatie. Acties die nieuwe samenwerkingsvormen verkennen met het oog op de ontwikkeling daarvan op de langere termijn, worden bijzonder aangemoedigd.
Elke actie moet in de vorm van een partnerschap worden opgezet en uitgevoerd door ten minste 4 culturele actoren uit 3 verschillende deelnemende landen, ongeacht of deze actoren uit een of meer sectoren afkomstig zijn.
De acties worden na oproepen tot het indienen van voorstellen geselecteerd onder naleving van het Financieel Reglment en de uitvoeringsvoorschriften daarvan. In dit kader zal de selectie onder meer geschieden op grond van de erkende expertise van de medeorganisatoren, hun financiële draagkracht en operationele capaciteit om de voorgestelde acties tot een goed einde te brengen, alsook de kwaliteit van deze acties en de overeenstemming daarvan met de algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen van het programma, als aangegeven in artikel 3 van dit besluit.
De communautaire steun kan niet meer bedragen dan 50% van de begroting van het project. Hij bedraagt minimaal 60.000 euro en maximaal 200.000 euro per jaar. Deze steun wordt verleend gedurende maximaal 12 maanden.
Bij wijze van indicatie kan worden vermeld dat circa 24% van de totale begroting van het programma voor dit type steun is bestemd.
1.3. De bijzondere acties
Het programma ondersteunt ook bijzondere acties. Deze acties zijn bijzonder in die zin dat het gaat om acties die een aanzienlijke omvang en een grote dimensie moeten hebben, die veel weerklank moeten vinden bij de volkeren van Europa en die ertoe moeten bijdragen dat deze zich niet alleen sterker bewust worden van het feit dat zij tot eenzelfde gemeenschap behoren, maar ook van de culturele verscheidenheid van de lidstaten; tevens moet door deze acties de interculturele en internationale dialoog worden bevorderd. Zij moeten betrekking hebben op ten minste twee van de drie specifieke doelstellingen, als bedoeld in artikel 3 van dit besluit.
Deze bijzondere acties geven ook een grotere zichtbaarheid aan de communautaire culturele actie en zij vergroten de culturele uitstraling van ons continent.
Bij wijze van voorbeeld kan in het kader van de «bijzondere acties» steun worden verleend aan het uitreiken van prijzen, voor zover deze prijzen kunstenaars, culturele of artistieke werken of realisaties in het licht zetten, hen over de grenzen heen bekend maken en de mobiliteit en de uitwisselingen bevorderen.
In dit kader zal ook significante steun worden verleend aan de « Culturele Hoofdsteden van Europa » om te helpen bij de uitvoering van activiteiten waarbij de nadruk wordt gelegd op de Europese zichtbaarheid en de Trans-Europese culturele samenwerking.
Er kan in dit kader ook steun worden verleend aan samenwerkingsacties met derde landen en internationale organisaties, als bedoeld in artikel 5, lid 2, en artikel 6 van dit besluit.
De hierboven vermelde voorbeelden vormen geen uitputtende lijst van acties die uit hoofde van dit deel van het programma kunnen worden gesteund.
De voorwaarden voor de selectie van de bijzondere acties zullen afhangen van de actie in kwestie. Er zal financiële steun worden toegekend na oproepen tot het indienen van voorstellen of aanbestedingen, behalve in de gevallen, als bedoeld in de artikelen 54 en 168 van het Financieel Reglement. Er zal ook rekening worden gehouden met de overeenstemming van elke actie met de algemene doelstelling en de specifieke doelstellingen van het programma, als aangegeven in artikel 3 van dit besluit.
De communautaire steun kan niet meer bedragen dan 60% van de begroting van het project.
Bij wijze van indicatie kan worden vermeld dat circa 17% van de totale begroting van het programma voor dit type steun is bestemd.
2. Tweede deel : ondersteuning van Europese organisaties die op Europees niveau op cultureel gebied actief zijn, alsook van acties ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie
Deze steun neemt de vorm aan van een van de volgende twee soorten subsidies:
- hetzij een exploitatiesubsidie, bestemd voor de medefinanciering van de kosten in verband met het permanent werkprogramma van een organisatie die een doelstelling van algemeen Europees belang op cultuurgebied nastreeft of een doelstelling die in het beleid van de Europese Unie op dit gebied past (2.1),
- hetzij een subsidie om een concrete actie op dit gebied mede te financieren (punt 2.2).
Deze subsidies zullen op grond van jaarlijkse oproepen tot het indienen van voorstellen worden toegekend.
Bij wijze van indicatie kan worden vermeld dat circa 10% van de totale begroting van het programma voor dit deel is bestemd.
2.1. Steun voor het functioneren van organisaties van Europees cultureel belang
Voor deze steun komen organisaties in aanmerking, die ijveren voor de culturele samenwerking door het vervullen van representatiefuncties op communautair niveau, door het verzamelen en verspreiden van informatie om de Trans-Europese communautaire culturele samenwerking te vergemakkelijken, door het oprichten van netwerken op Europees niveau van organisaties die op cultuurgebied actief zijn, door het deelnemen aan de uitvoering van culturele samenwerkingsprojecten of door het spelen van de rol van ambassadeur van de Europese cultuur.
Deze organisaties moeten een echte Europese dimensie hebben. Daarom moeten zij hun activiteiten op Europees niveau alleen of in de vorm van diverse gecoördineerde verenigingen uitoefenen en hun structuur (ingeschreven leden) en hun activiteiten moeten een potentiële uitstraling op het niveau van de gehele Europese Unie hebben of ten minste zeven Europese landen bestrijken.
De selectie van de organisaties waaraan dergelijke exploitatiesubsidies worden toegekend, geschiedt door middel van een oproep tot het indienen van voorstellen. Zij is gebaseerd op de overeenstemming van het werkprogramma van de organisaties met de specifieke doelstellingen, als bedoeld in artikel 3 van dit besluit.
Het bedrag van de exploitatiesubsidie die uit hoofde van dit deel van de bijlage wordt toegekend, mag niet meer bedragen dan 80% van de subsidiabele uitgaven van de organisatie voor het kalenderjaaar waarvoor de subsidie wordt toegekend.
2.2. Steun voor acties ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie
Er kunnen acties worden gesteund ter bescherming van de belangrijkste plaatsen en archieven in verband met deportatie - gesymboliseerd door gedenktekens in de voormalige kampen en op andere plaatsen waar burgers op grote schaal gemarteld of uitgeroeid werden - en het levend houden van de herinnering aan de slachtoffers in die plaatsen.
3 Derde deel : ondersteuning van analysewerkzamheden en de verzameling en de verspreiding van informatie op het gebied van de culturele samenwerking
Bij wijze van indicatie kan worden vermeld dat circa 5% van de totale begroting van het programma voor dit deel is bestemd.
3.1. Steun voor analysewerkzaamheden op het gebied van de culturele samenwerking
Het programma ondersteunt de uitvoering van studies en analysewerkzaamehden op het gebied van de culturele samenwerking. Deze steun heeft tot doel de informatie en het cijfermateriaal over de culturele samenwerking op Europees niveau te vergroten, met name wat betreft de mobiliteit van de culturele actoren, het verkeer van artistieke en culturele werken en producten en de interculturele dialoog.
In het kader van dit deel kunnen studies en analysewerkzaamheden worden ondersteund die bijdragen aan de verrijking van de kennis over het verschijnsel van de Trans-Europese culturele samenwerking en de totstandbrenging van een voor de ontwikkeling daarvan gunstige omgeving. Er zullen met name projecten worden aangemoedigd die op de verzameling en de analyse van statistische gegevens zijn gericht.
3.2. Steun voor de verzameling en de verspreiding van informatie op het gebied van de culturele samenwerking
Het programma verleent steun voor de verzameling en de verspreiding van informatie via de ontwikkeling van een instrument op internet, dat is gericht op de behoeften van de culturele actoren op het gebied van de Trans-Europese culturele samenwerking.
Dit instrument moet de uitwisseling van ervaringen en goede praktijken, de verspreiding van informatie over het cultureel programma en de Trans-Europese culturele samenwerking in brede zin mogelijk maken.
3.3. Ondersteuning van de culturele contactpunten
Om te zorgen voor een doelgerichte, doeltreffende en veldgerichte verspreiding van praktische informatie over het nieuwe culturele programma wordt voorzien in de ondersteuning van « culturele contactpunten ». Deze organen, die op nationaal niveau optreden, worden in samenwerking met de lidstaten en op vrijwillige basis opgericht.
De culturele contactpunten hebben tot taak:
- te zorgen voor de promotie voor het programma;
- de toegang tot het programma te vergemakkelijken en de deelname aan de acties van een zo groot mogelijk aantal culturele beroepsbeoefenaren en actoren te bevorderen dankzij een effectieve verspreiding van informatie;
- te zorgen voor een permanent contact met de verschillende instellingen die in de lidstaten steun verlenen aan de culturele sector om er aldus toe bij te dragen dat de acties van het programma en de nationale steunmaatregelen elkaar aanvullen;
- te zorgen voor de voorlichting en de contacten op het passende niveau tussen de actoren die deelnemen aan het programma en aan andere communautaire programma's die openstaan voor culturele projecten.
II. Beheer van het programma
Het budget van het programma kan ook de uitgaven dekken voor de uitvoering van acties op het gebied van voorbereiding, toezicht, controle, audit en evaluatie, die direct nodig zijn voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen daarvan, met name studies, vergaderingen, informatie- en publicatieacties, uitgaven in verband met de informaticanetwerken voor de uitwisseling van informatie, alsook alle andere uitgaven voor administratieve en technische bijstand waarop de Commissie voor het beheer van het programma een beroep kan doen.
III. Controles en audits
Voor de overeenkomstig de in artikel 11, lid 1, van dit besluit beschreven procedure geselecteerde projecten wordt een auditsysteem aan de hand van steekproeven opgezet.
De begunstigde van een subsidie houdt alle bewijsstukken van de gedane uitgaven gedurende vijf jaar na de laatste betaling ter beschikking van de Commissie. De begunstigde van een exploitatiesubsidie zorgt ervoor dat eventuele bewijsstukken in het bezit van partners of leden ter beschikking van de Commissie worden gesteld.
De Commissie heeft het recht om de aanwending van de subsidie te onderwerpen aan een audit die rechtstreeks wordt uitgevoerd door haar eigen personeel, dan wel door een bevoegde externe organisatie van haar keuze. Deze audits kunnen worden uitgevoerd tijdens de volledige looptijd van de overeenkomst, en tijdens een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop het saldo van de subsidie is betaald. De auditresultaten kunnen er eventueel toe leiden dat de Commissie besluiten tot terugvordering neemt.
Het personeel van de Commissie en de door de Commissie gemachtigde externe personen hebben op passende wijze toegang tot met name de kantoren van de begunstigde, alsook tot alle noodzakelijke gegevens, ook in elektronische vorm, om deze audits tot een goed einde te brengen.
De Europese Rekenkamer en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) hebben dezelfde rechten als de Commissie, en met name het recht van toegang.
Om de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraude en andere onregelmatigheden te beschermen is de Commissie krachtens Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad [37] gemachtigd ter plaatse controles en verificaties in het kader van het programma uit te voeren. Eventueel voert het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoek uit krachtens Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad [38].
[37] PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.
[38] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.
IV. Voorlichtings- en communicatieacties
1. Commissie
De Commissie kan seminars, colloquia of vergaderingen organiseren om de tenuitvoerlegging van het programma te vergemakkelijken en zij kan de nodige informatie-, publicatie- en verspreidingsacties ondernemen, alsook acties met betrekking tot het toezicht op en de evaluatie van het programma. Dergelijke activiteiten kunnen worden gefinancierd door middel van subsidies of via aanbestedingsprocedures; zij kunnen ook direct door de Commissie worden georganiseerd en gefinancierd.
2. Contactpunten
De Commissie en de lidstaten organiseren op vrijwillige basis en versterken de uitwisseling van nuttige informatie voor de tenuitvoerlegging van het programma door middel van culturele contactpunten die optreden als uitvoeringsorgaan op nationaal niveau, met inachtneming van artikel 54, lid 2, onder c), en lid 3, van Verordening nr. 1605/2002.
V. Verdeling van de totale begroting
Indicatieve verdeling van de jaarlijkse begroting van het programma
// Percentage van de begroting
Deel 1 (ondersteuning van projecten) // Circa 77%
- contactpunten voor culturele samenwerking // Circa 36%
- samenwerkingsacties // Circa 24%
- bijzondere acties // Circa 17%
Deel 2 (ondersteuning van organisaties) //
Circa 10%
Deel 3 (analyse en informatie) //
Circa 5%
Totaal operationele uitgaven // Circa 92%
Beheer van het programma // Circa 8%
FICHE FINANCIÈRE LÉGISLATIVE
Domaine(s) politique(s): Education et Culture
Activité(s): culture et langues
Intitulé de l'action: programme Culture 2007
1. LIGNE(S) BUDGÉTAIRE(S) + INTITULÉ(S)
15 04 02 01 - Programme-cadre en faveur de la culture
15 01 04 07 - Programme-cadre en faveur de la culture - Dépenses pour la gestion administrative
15 01 04 30 - Agence exécutive Education et culture
2. DONNÉES CHIFFRÉES GLOBALES
2.1. Enveloppe totale de l'action : crédits d'engagement
408,00 millions d'euros
2.2. Période d'application:
Du 1er janvier 2007 au 31 décembre 2013
2.3. Estimation globale pluriannuelle des dépenses:
a) Échéancier crédits d'engagement/crédits de paiement (intervention financière)
Millions d'euros (à la 3e décimale)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
b) Assistance technique et administrative (ATA) et dépenses d'appui (DDA) (cf. point 6.1.2)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
c) Incidence financière globale des ressources humaines et autres dépenses de fonctionnement (cf. points 7.2 et 7.3)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
2.4 Compatibilité avec la programmation financière et les perspectives financières
[X] Proposition compatible avec la Communication de la Commission concernant les moyens budgétaires 2007-2013 - COM (2004) 101 du 10 février 2004
Cette proposition nécessite une reprogrammation de la rubrique concernée des perspectives financières,
y compris, le cas échéant, un recours aux dispositions de l'accord interinstitutionnel.
2.5 Incidence financière sur les recettes
[X] Aucune implication financière sur les recettes (concerne des aspects techniques relatifs à la mise en oeuvre d'une mesure).
3. CARACTÉRISTIQUES BUDGÉTAIRES
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
4. BASE LÉGALE
Article 151 du Traité CE.
5. DESCRIPTION ET JUSTIFICATION
5.1 Nécessité d'une intervention communautaire
5.1.1 Objectifs poursuivis
L'objectif poursuivi est de permettre à l'action communautaire de coopération culturelle de continuer sur une base renouvelée, à la suite du programme "Culture 2000" [39] et du programme d'action communautaire pour la promotion des organismes actifs au niveau européen dans le domaine de la culture [40] qui devraient s'achever le 31 décembre 2006.
[39] Le Programme Culture 2000 a été initialement fondé sur la décision du Parlement européen et du Conseil 508/2000/CE du 14 février 2000 (JO L63 du 10.3.2000) établissant ce programme pour la période 2000-2004, puis prolongé de deux années par la décision no 626/2004/CE du Parlement européen et du Conseil du 31 mars 2004 modifiant la décision no 508/2000/CE établissant le programme « Culture 2000 » (JO L 99 du 3.4.2000).
[40] Décision du Parlement Européen et du Conseil 792/2004/CE du 21 avril 2004 (JO L138 du 30 avril 2004) établissant un programme d'action communautaire pour la promotion des organismes actifs au niveau européen dans le domaine de la culture
Comme indiqué à l'article 3 de la proposition de décision, l'objectif général du programme proposé est de poursuivre la mise en oeuvre de l'article 151 du Traité, en contribuant à la mise en valeur d'un espace culturel commun aux Européens par le développement de la coopération culturelle entre les créateurs, les acteurs culturels et les institutions culturelles des pays participant au programme.
Compte tenu des considérations qui précèdent, les effets directs correspondant aux objectifs spécifiques visés par le programme, à court et à moyen terme, peuvent être groupés comme suit:
(a) mobilité transnationale accrue des acteurs de la culture. Deux sortes de mobilité seront encouragées : d'une part, la mobilité pour prestation de services culturels (ex: tournées) ou établissement et, d'autre part, la mobilité dans le but de se former, de se confronter à d'autres cultures ou pratiques artistiques, d'échanger des expériences;
(b) circulation transnationale accrue des oeuvres et des produits artistiques et culturels. Il s'agit d'aider la circulation des oeuvres d'art et des produits artistiques et culturels au-delà des frontières nationales, qui entraîne un surcoût pour l'organisateur. Cet objectif correspond à ceux du Traité (articles 3q et 151) et répond à certaines missions communautaires de base (finalisation du marché intérieur et renforcement de l'intégration européenne grâce à la réalisation d'un espace culturel commun, qui serait fondé à la fois sur la diversité nationale et régionale et sur les valeurs partagées par les Européens);
(c) dialogue interculturel renforcé. L'objectif est de favoriser un échange fondé sur l'ouverture et l'égalité entre cultures visant à amener, dans le respect des droits fondamentaux de la personne humaine et du principe de diversité culturelle, à un enrichissement mutuel et à la recherche commune de valeurs et interprétations partagées et visera notamment à mieux permettre l'intégration des nouveaux Européens issus de cultures diverses.
Par la nature même de ses trois principaux objectifs, le programme Culture 2007 a un caractère clairement multilatéral et, partant, une valeur ajoutée européenne élevée. En effet, bien que les autorités nationales ou régionales contribuent à favoriser les échanges culturels, une étude récente sur l'état de la coopération culturelle en Europe a montré que les gouvernements continuaient à axer leur politique culturelle étrangère sur la coopération bilatérale et qu'une poignée d'Etats membres seulement faisaient de la mobilité culturelle l'une de leurs priorités ou encourageaient au développement du dialogue trans-culturel en allant au-delà des limites plutôt formelles des accords de coopération culturelle bilatéraux ou multilatéraux.
5.1.2 Dispositions prises relevant de l'évaluation ex ante
a) Un rapport d'analyse d'impact étendue, intégrant également les exigences de l'évaluation ex°ante, a été réalisé par les services de la Commission européenne entre septembre 2003 et mars 2004.
Ce rapport est disponible sur le site internet Europa [41]. Il inclut notamment un exposé des problèmes que le nouveau programme sera chargé de traiter, une présentation des objectifs généraux, spécifiques et opérationnels de cette nouvelle proposition et des indicateurs pertinents, une analyse des différentes options stratégiques et des mécanismes alternatifs, un examen des risques et des éventuelles incertitudes soulevées par le programme proposé, un exposé des impacts attendus, l'examen de la valeur ajoutée européenne de l'action, les leçons tirées du passé et notamment des évaluations des programmes antérieurs, une analyse coût-efficacité des propositions, etc.
[41] Document SEC (2004) xxx
b) Brève description des constatations et enseignements tirés de l'évaluation ex ante [42].
[42] Communication sur l'évaluation SEC(2000) 1051.
L'évaluation ex ante permet d'abord de souligner le bien-fondé et la pertinence de l'action culturelle de l'Union européenne, qui peut à la fois contribuer aux grands objectifs de l'Union européenne tels que le renforcement d'un espace de liberté et de citoyenneté en Europe ou le développement du dialogue interculturel, et répondre aux besoins particuliers du secteur.
L'expérience acquise à travers les programmes précédents et Culture 2000 a révélé que la coopération culturelle est un phénomène dont la complexité tend à s'accroître parallèlement au développement des télécommunications et des transports et, d'une manière plus générale, au développement du secteur culturel et de la société civile. L'analyse des besoins exprimés par le secteur ainsi que des différents points de vue permet de conclure à la nécessité d'un nouveau programme, qui serait un outil global et cohérent en faveur de la coopération culturelle et irait au-delà du soutien direct apporté aux actions culturelles.
Des observations spécifiques ont été formulées sur un certain nombre de points :
- La nécessité d'un budget culturel accru. L'octroi d'une aide communautaire à des projets axés sur la coopération multilatérale est éminemment souhaitable, étant donné que les États membres ont tendance à soutenir essentiellement des projets nationaux ou bilatéraux. Les opérateurs ont également souligné la nécessité d'une aide financière à long terme pour mettre en place des projets de coopération durables. L'appui au fonctionnement de certains réseaux ou associations européennes peut également présenter une importante valeur ajoutée.
- La nécessité d'une véritable stratégie globale en ce qui concerne l'action culturelle européenne et d'une action plus cohérente. Le grand nombre d'objectifs de Culture 2000 s'est avéré déroutant et a été considéré comme dommageable à l'efficacité du programme. Les opérateurs ont également mentionné le fait que la division du programme Culture 2000 en différents secteurs ou activités culturels représentait pour eux une contrainte, étant donné que certains projets pluridisciplinaires n'entrent pas dans ces catégories. Les priorités annuelles fixées par le programme semblent être une source de « frustration » pour tous ceux qui ne sont pas éligibles (ou ne le sont que d'une manière limitée). C'est pour répondre à cette demande que l'approche sectorielle a été supprimée dans le cadre du programme et que le nombre d'objectifs spécifiques a été réduit à trois, considérés comme présentant une véritable valeur ajoutée européenne (voir point 5.1.1.).
- Un réel besoin d'une plus grande quantité d'informations pratiques et actualisées sur la coopération culturelle [43] et d'une meilleure diffusion des bonnes pratiques. L'attention a fréquemment été attirée sur le manque de travaux de recherche concernant la coopération culturelle en Europe. De tels travaux, ainsi que la collecte de données statistiques, aideraient à asseoir la position de la culture au sein des politiques européennes et contribueraient indirectement à l'essor de la coopération européenne. C'est la raison pour laquelle une partie du programme (troisième volet) est consacrée au soutien à des travaux d'analyse et de collecte de données dans le domaine de la coopération culturelle.
[43] Etude sur la mobilité et la libre circulation des personnes et des productions dans le secteur culturel européen et étude de faisabilité sur la création éventuelle d'un observatoire européen de coopération culturelle.
- Il semble nécessaire d'accroître la visibilité de l'action communautaire dans le domaine de la culture. Cet objectif pourrait être atteint grâce à un programme plus ciblé et plus cohérent, mais aussi à une meilleure communication autour du programme et des projets soutenus. C'est pourquoi il a été décidé de regrouper au sein d'un seul programme des actions qui relevaient précédemment de programmes différents. Par ailleurs, le nouveau programme apportera à un certain nombre de projets un soutien de plus longue durée que les programmes précédents et renforcera son soutien à des actions emblématiques telles que les capitales européennes de la culture
- C'est en tenant compte de ces nécessités que la Commission a élaboré un nouveau programme, de troisième génération, qui tire des enseignements des expériences passées et explore de nouvelles pistes d'actions.
5.1.3 Dispositions prises à la suite de l'évaluation ex post
Les travaux d'évaluation des programmes communautaires antérieurs dans le secteur de la culture (évaluation à mi-parcours du programme "Culture 2000" prévue à l'article 8 de la décision n° 508/2000/CE, évaluation des anciens programmes Ariane, Kaléidoscope et Raphaël, évaluation de l'ancienne ligne budgétaire A30-42 intégrée depuis dans le programme de soutien aux organismes actifs dans le domaine culturel) [44] ont fourni des éléments d'appréciation dont il a été tenu compte pour juger de la pertinence de proposer un nouveau programme.
[44] Voir rapport d'évaluation réalisé par société PLS Ramboll Management et rapport de la Commission sur l'évaluation - COM(2003) 722. Voir aussi évaluation ex post des anciens programmes culturels Kaléidoscope, Ariane et Raphaël, évaluation des organismes d'intérêt culturel européen : (http://europa.eu.int/comm/culture/eac/sources_info/studies_evaluation/studies_fr.html)
Les enseignements du passé peuvent être considérés sous deux angles différents:
- a) les enseignements applicables à la conception du programme
En ce qui concerne la conception du programme, la Commission a bien pris note des difficultés relevées par les évaluations des autres programmes dans le domaine culturel, par exemple en ce qui concerne le cloisonnement entre les différentes disciplines culturelles au sein du programme « Culture 2000 » mentionné comme étant une contrainte pour les opérateurs, ou encore le nombre trop élevé d'objectifs qui a pu entraîner une dispersion des effets de l'action compte tenu des masses budgétaires relativement limitées.
- b) les enseignements applicables à la gestion du programme
En ce qui concerne la gestion du programme, la Commission a tenu compte des critiques figurant dans les évaluations d'autres programmes communautaires en envisageant plus particulièrement des mécanismes de mise en oeuvre permettant une gestion simplifiée et allégée. Lors de l'élaboration de la proposition, une attention particulière a été accordée aux critiques émises à l'égard de la gestion de la première phase du programme Culture 2000, la Commission ayant d'ailleurs depuis adopté des mesures pour y remédier.
La proposition vise plus particulièrement à éviter dans la mesure du possible:
- les procédures financières complexes,
- les procédures administratives lourdes,
- le caractère tardif des décisions relatives à la sélection des bénéficiaires.
L'adoption du présent programme entraînera une diminution du nombre de bases juridiques actuellement en vigueur dans le secteur culturel, qui passeront de deux à une, et de lignes budgétaires, qui seront ramenées de quatre à une. L'existence d'un seul et unique programme financier donnera une visibilité et une cohérence beaucoup plus importantes à l'action communautaire dans le domaine de la coopération culturelle.
Le programme sera conçu comme un outil global, cohérent et plus convivial en faveur de la coopération culturelle. Il sera ouvert à tous les secteurs culturels et artistiques, sans catégories préétablies, et à une plus grande variété d'opérateurs culturels, allant des administrations nationales ou locales aux réseaux et entreprises du secteur culturel.
La décision législative sera rédigée dans un souci de concision, de simplicité et de souplesse. Par exemple, aux fins d'une lisibilité accrue, certains articles de l'ancienne décision, qui portaient sur des questions assez différentes, seront divisés en articles distincts. Puisque les actions soutenues seront ouvertes à tous les secteurs artistiques et culturels et seront toutes axées sur les trois mêmes objectifs stratégiques, la description des actions soutenues figurant dans les annexes sera plus courte et plus simple. Certains éléments de flexibilité seront introduits dans l'article ayant trait aux aspects financiers.
La Commission proposera certaines simplifications pratiques d'une grande importance pour les bénéficiaires, telles que l'autorisation de financements forfaitaires pour de petites contributions ou pour des coûts spécifiques.
Lors de la mise en oeuvre de ce programme, la Commission veillera à ce qu'il reste aussi simple et facile à utiliser que possible.
5.2 Actions envisagées et modalités de l'intervention budgétaire
Le nouveau programme tire des enseignements des expériences passées et explore de nouvelles pistes d'actions. Il s'agit d'un programme de troisième génération, après les programmes de la période 1994-1999 (Kaléidoscope, Ariane, Raphaël) et ceux de la période 2000-2006 (Culture 2000, et programme de soutien aux organismes actifs dans le domaine culturel sur la fin de cette période).
Durant la période 2004-2006, deux programmes d'action communautaire vont en effet coexister dans le domaine culturel, le programme « Culture 2000 » ainsi que le « programme d'action communautaire pour la promotion des organismes actifs au niveau européen dans le domaine de la culture ». Cette proposition procède à une simplification de ce système puisqu'elle prévoit l'intégration de la plupart des champs d'action de chacun de ces programmes au sein d'un même programme.
Par rapport aux deux premières générations de l'action culturelle, le programme proposé se veut donc un outil cohérent, global et complet en faveur de la coopération culturelle multilatérale en Europe, capable d'en appréhender toute la complexité. Les objectifs du programme sont mis en oeuvre dans les domaines d'intervention suivants :
- Premier volet : soutien à des actions culturelles
Le programme prévoit un soutien direct à trois catégories de projets européens de coopération, de durée et d'ampleur variables.
* Les pôles de coopération
* Les actions de coopération
* Les actions spéciales
- Deuxième volet : soutien à des organismes actifs au niveau européen dans le domaine culturel
Ce volet permet d'intégrer au sein du nouveau programme les actions de promotion des organismes actifs au niveau européen dans le domaine de la culture, qui font actuellement l'objet d'un programme distinct.
- Troisième volet : soutien à des travaux d'analyse ainsi qu'à la collecte et à la diffusion de l'information dans le domaine de la coopération culturelle
Ce volet vise à apporter un soutien à des activités d'analyse et à l'information, afin de créer un environnement propice à la coopération. Il comporte trois actions complémentaires :
* Soutien à des travaux d'analyse dans le domaine de la coopération culturelle
* Soutien à la collecte et à la diffusion de l'information dans le domaine de la coopération culturelle
* Soutien aux points de contact culture
Toutes ces actions concernent le secteur culturel européen et les opérateurs des Etats membres et des autres pays participant au programme qui seront susceptibles de participer à des actions de coopération culturelle au niveau européen. De manière plus indirecte, ce sont tous les citoyens européens qui sont visés.
Les actions seront financées par les moyens suivants :
- subventions destinées à cofinancer des projets bénéficiant également d'une aide du secteur public et/ou privé; le financement à 100 % par la Communauté européenne ne sera pas possible;
- financement à 100 % des achats de services (études, publications ou experts).
5.3 Modalités de mise en oeuvre
Les mécanismes de mise en oeuvre prévus dans la proposition suivent l'approche communautaire classique en matière de subventions et de cofinancements, fondée sur des demandes de financement détaillées.
La Commission assure la mise en oeuvre de ce programme par le biais de ses services et d'une agence exécutive.
Des crédits sont à prévoir pour couvrir les dépenses administratives directement liées à l'objectif du programme (études, réunions d'experts, information et publications, contribution aux frais de fonctionnement d'une agence exécutive et autres dépenses d'assistance technique et administrative).
Les financements seront accordés à la suite d'appels à propositions et d'appels d'offres, sauf dans des cas relevant des articles 54 et 168 du Règlement financier.
6. INCIDENCE FINANCIÈRE
6.1 Incidence financière totale sur la partie B (pour toute la période de programmation)
6.1.1 Intervention financière
Crédits d'engagement en millions d'euros (à la 3e décimale)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Ces dépenses incluent la contribution du programme aux frais de fonctionnement de l'agence exécutive Education et culture, notamment les frais de personnel qui seront exposés par cette agence au titre de ce programme. Ces dépenses de personnel correspondent à une estimation de 28 personnes (personnel statutaire de l'agence et agents contractuels) en 2007 et de 36 personnes en 2013; l'augmentation de cet effectif au cours de la période résulte de l'augmentation des volumes d'activité qui seront confiés à l'agence, du fait de la croissance des budgets alloués aux volets dont la gestion lui sera déléguée.
6.2 Calcul des coûts par mesure envisagée en partie B (pour toute la période de programmation)
Crédits d'engagement en millions d'euros (à la 3ème décimale)
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7. INCIDENCE SUR LES EFFECTIFS ET LES DÉPENSES DE FONCTIONNEMENT
7.1 Incidence sur les ressources humaines
L'estimation des dépenses relevant de ce point 7 est une estimation moyenne sur la période 2007-2013. Il est envisagé d'augmenter les ressources humaines actuellement affectées à la gestion du programme Culture 2000 afin de prendre en compte l'évolution des crédits opérationnels affectés au programme; ces ressources humaines passeraient de 16 hommes/ans en 2007 à 20 hommes/ans en 2013 (pour 2013, les chiffres figurent entre parenthèses dans le tableau ci-dessous).
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
7.2 Incidence financière globale des ressources humaines
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Les montants correspondent aux dépenses totales pour 12 mois.
7.3 Autres dépenses de fonctionnement découlant de l'action
>RUIMTE VOOR DE TABEL>
Les montants correspondent aux dépenses totales de l'action pour 12 mois.
(1) Préciser le type de comité ainsi que le groupe auquel il appartient.
I. Total annuel (7.2 + 7.3) // 2 239 750 EUR
II. Durée de l'action // 7
III. Coût total de l'action (I x II) // 15 678 250 EUR
Les besoins en ressources humaines et administratives seront couverts à l'intérieur de la dotation allouée à la Direction Générale gestionnaire dans le cadre de la procédure d'allocation annuelle.
L'allocation de postes dépendra d'une part, de l'organisation interne de la prochaine Commission et d'autre part, d'une éventuelle réallocation de postes entre services suite aux nouvelles perspectives financières.
8. SUIVI ET ÉVALUATION
8.1 Système de suivi
Au niveau de la mise en oeuvre du programme, des indicateurs de réalisation ont été définis concernant le nombre de projets à soutenir au titre des différents volets.
Le système de collecte des données relatives aux projets et actions cofinancés par le programme fonctionnera à plusieurs niveaux :
- les formulaires de demande de subvention;
- les rapports d'activité et financiers intermédiaires et finaux présentés par les bénéficiaires à la Commission et que celle-ci doit approuver;
- les éventuels audits et visites in situ effectués par le personnel de la Commission.
Pour les besoins du suivi, les indicateurs ci-dessous ont été déterminés :
Objectifs // Indicateurs
Objectif général //
Contribuer à l'épanouissement de valeurs culturelles européennes partagées sur la base d'une coopération culturelle accrue entre les artistes, les opérateurs culturels et les institutions culturelles // * Attitudes des bénéficiaires du programme
Objectifs spécifiques //
Promouvoir la mobilité transnationale des artistes et des opérateurs culturels // * Proportion de projets lancés/exécutés qui visent/visaient expressément à intensifier les déplacements d'artistes et d'opérateurs culturels
* Nombre d'artistes participant, par le canal du programme, à des échanges et des collaborations
* Nombre d'opérateurs culturels participant, par le canal du programme, à des échanges et des collaborations
* Proportion de projets correspondants menés à bien qui, s'ils n'avaient pas bénéficié d'un financement au titre du programme, n'auraient probablement pas été entrepris (sur la base d'une enquête réalisée auprès des participants)
Encourager la circulation transnationale des oeuvres d'art et des produits artistiques et culturels // * Proportion de projets lancés/exécutés qui visent/visaient expressément à encourager la circulation des oeuvres d'art et des produits artistiques et culturels
* Nombre d'oeuvres d'art et de produits artistiques et culturels mis en circulation par le canal du programme
* Proportion de projets correspondants qui, s'ils n'avaient pas bénéficié d'un financement au titre du programme, n'auraient probablement pas été réalisés (sur la base d'une enquête effectuée auprès des participants)
Favoriser le dialogue interculturel
// * Proportion de projets lancés/exécutés qui visent/visaient expressément à favoriser le dialogue interculturel et promouvoir la diversité culturelle
* Proportion de projets correspondants qui, s'ils n'avaient pas bénéficié d'un financement au titre du programme, n'auraient probablement pas été réalisés (sur la base d'une enquête effectuée auprès des participants)
Objectifs opérationnels //
Soutenir les actions culturelles via:
-- des pôles de coopération culturelle
-- des actions de coopération
-- des actions spéciales //
* Nombre de pôles lancés
* Proportion du budget total alloué au programme utilisée pour soutenir les pôles (objectif indicatif : 36%).
* Nombre d'actions de coopération lancées
* Proportion du budget total alloué au programme utilisée pour soutenir les actions de coopération (objectif indicatif : 24%)
* Nombre d'actions spéciales lancées
* Proportion du budget total alloué au programme utilisée pour soutenir les actions spéciales (objectif indicatif : 17%)
Soutenir des organismes européens actifs dans le domaine culturel // * Nombre d'organismes européens actifs dans le domaine culturel soutenus
* Proportion du budget total alloué au programme utilisée pour soutenir de tels organismes (objectif indicatif : 10%)
Soutenir des travaux d'analyse ainsi que la collecte et la diffusion d'informations dans le domaine de la coopération culturelle // * Nombre d'études et d'enquêtes financées
* Nombre de conférences soutenues
* Degré d'utilisation du portail d'information
* Proportion du budget total alloué au programme utilisée pour soutenir cet objectif opérationnel (objectif indicatif : 5%).
8.2 Modalités et périodicité de l'évaluation prévue
La Commission présentera au Parlement européen, au Conseil, au Comité économique et social et au Comité des régions un rapport intermédiaire d'évaluation sur les résultats obtenus et sur les aspects qualitatifs et quantitatifs de la mise en oeuvre du présent programme (au plus tard le 31 décembre 2010) et une Communication sur la continuation du présent programme au plus tard le 31 décembre 2011.
Au terme de l'exécution du programme proposé, la Commission présentera au Parlement européen, au Conseil, au Comité économique et social et au Comité des régions un rapport centré sur sa mise en oeuvre (rapport d'évaluation ex post au plus tard le 31 décembre 2015).
Ces rapports d'évaluation mettront en particulier en évidence la création de la valeur ajoutée, notamment de nature culturelle et européenne.
9. MESURES ANTI-FRAUDE
Les décisions et conventions de financement conclues entre la Commission et les bénéficiaires prévoient que la Commission et la Cour des comptes effectuent des contrôles in situ dans les locaux des bénéficiaires d'une aide communautaire, et confèrent le pouvoir d'exiger des justificatifs de toute dépense effectuée au titre desdits conventions, accords et engagements juridiques dans les cinq ans suivant la fin de la période contractuelle.
Les bénéficiaires sont assujettis à des obligations de déclaration et de comptabilité financière, lesquelles sont analysées sous l'angle du contenu et de l'éligibilité des dépenses, conformément à l'objet du financement communautaire et compte tenu des obligations contractuelles et des principes d'économie et de bonne gestion financière.
En annexe aux conventions de financement figurent des informations de nature administrative et financière, destinées à préciser le type de dépenses éligibles dans le cadre de ces conventions. Le cas échéant, une limitation de l'intervention communautaire à la couverture de certains éléments de coût, réels, identifiables et vérifiables dans la comptabilité du bénéficiaire, sera de nature à faciliter le contrôle et l'audit (ainsi que l'évaluation pour les besoins de la sélection) des projets subventionnés.