Home

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India

Voorstel voor een verordening van de Raad tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India /* COM/2004/0571 def. */


Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Op 21 augustus 2003 heeft de Commissie een antidumpingonderzoek ingeleid in verband met de invoer in de Gemeenschap van bepaalde grafietelektrodesystemen uit India. Op 19 mei 2004 heeft de Commissie voorlopige antidumpingrechten ingesteld.

Het bijgevoegde voorstel voor een verordening van de Raad is gebaseerd op de definitieve bevindingen die de dumping en schade, alsmede het oorzakelijk verband tussen beide, bevestigen. Het onderzoek naar de belangen van met name de bedrijfstak van de Gemeenschap, de niet-gelieerde importeurs en de verwerkende bedrijven bevestigde de conclusie dat de instelling van definitieve maatregelen niet indruist tegen het belang van de Gemeenschap.

Indien de normale termijn die geldt voor antidumpingprocedures zou worden toegepast zou dit impliceren dat definitieve antidumpingmaatregelen uiterlijk 20 november 2004 moeten zijn ingesteld. Er loopt evenwel een parallelle antisubsidieprocedure in verband met hetzelfde product uit hetzelfde land en hiervoor geldt als termijn 20 september 2004. Omdat het in dergelijke gevallen gebruikelijk is beide verordeningen gelijktijdig bekend te maken wordt de Raad voorgesteld het bijgevoegde voorstel voor een verordening goed te keuren zodat deze uiterlijk 20 september 2004 in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt kan worden.

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op grafietelektrodesystemen uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap [1] ("de basisverordening"), met name op artikel 9,

[1] PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 461/2004 (PB L 77 van 13.3.2004, blz. 12).

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORLOPIGE MAATREGELEN

(1) Op 19 mei 2004 heeft de Commissie bij Verordening (EG) nr. 1009/2004 [2] ("de voorlopige verordening") een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaalde grafietelektrodesystemen uit India.

[2] PB L 183 van 20.5.2004, blz. 61.

B. VERVOLG VAN DE PROCEDURE

(2) Na de bekendmaking van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan werd besloten voorlopige antidumpingmaatregelen in te stellen, leverden verschillende belanghebbenden commentaar en maakten zij hun standpunten met betrekking tot de voorlopige bevindingen bekend. De partijen die erom verzochten, werden in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord.

(3) De Commissie verzamelde en verifieerde verder alle gegevens die zij voor de definitieve bevindingen noodzakelijk achtte.

(4) Alle partijen werden op de hoogte gebracht van de voornaamste gegevens en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was de instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen uit India alsmede de definitieve inning van de bedragen die voor het voorlopig recht als zekerheid waren gesteld, aan te bevelen. De partijen werd ook een termijn toegestaan binnen welke zij op de bekendmaking van de voornaamste gegevens en overwegingen konden reageren.

(5) Er werd rekening gehouden met de mondelinge en schriftelijke opmerkingen van de belanghebbenden en waar nodig werden de bevindingen dienovereenkomstig gewijzigd.

C. PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

(6) Aangezien geen nieuwe opmerkingen werden ontvangen in verband met het betrokken product en het soortgelijk product, worden de overwegingen 11 tot en met 15 van de voorlopige verordening bevestigd.

D. DUMPING

1. Verzoeken van de exporteurs/producenten

(7) De twee medewerkende exporteurs/producenten voerden nogmaals aan dat een correctie van de normale waarde voor terugbetaalde invoerrechten had moeten worden toegestaan overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder b) "invoerrechten en indirecte belastingen" of overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder k) "andere factoren" van de basisverordening voor de voordelen die de DEPB post-exportregeling ("Duty Entitlement Passbook Scheme post-export") had opgeleverd. Zij voerden aan dat tenminste een correctie moest worden toegestaan voor de DEPB-kredietpunten die overeenstemden met het bedrag aan invoerrechten dat werd geheven bij de invoer van grondstoffen die gebruikt werden bij de vervaardiging van het uitgevoerde product.

(8) Er wordt opgemerkt dat geen correctie kon worden toegestaan aangezien, zoals werd uiteengezet in overweging 25 van de voorlopige verordening, uit het onderzoek is gebleken dat geen direct verband kon worden aangetoond tussen de in het kader van de DEPB-regeling verstrekte kredietpunten en de aangekochte grondstoffen omdat de kredietpunten gebruikt konden worden voor de betaling van rechten op eender welke ingevoerde goederen met uitzondering van kapitaalgoederen en goederen waarvoor een invoerbeperking of -verbod gold. Bovendien konden de exporteurs/producenten zelfs indien de kredietpunten waren gebruikt voor de betaling van rechten op ingevoerde goederen die bij de productie van grafietelektrodesystemen waren gebruikt, niet aantonen dat deze grondstoffen waren gebruikt voor de vervaardiging van de producten die werden uitgevoerd. Voorts werd het voordeel dat in het kader van de DEPB-regeling werd verkregen in de boekhouding van de ondernemingen geboekt als inkomsten en niet als negatieve kosten. In de boekhouding van de ondernemingen was er derhalve geen verband tussen de prijs van de uitgevoerde goederen en de inkomsten uit de DEPB-regeling. Tot slot werden geen nieuwe argumenten ingediend om de toepassing van artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening te rechtvaardigen. Deze verzoeken konden derhalve niet worden aanvaard en de bevindingen van de overwegingen 25 en 26 van de voorlopige verordening worden bevestigd.

(9) Beide medewerkende exporteurs/producenten herhaalden ook hun verzoek ingevolge artikel 2, lid 10, onder d), ii), van de basisverordening in verband met het verschil in handelsstadium. Zij reikten evenwel geen nieuwe argumenten aan en derhalve worden de bevindingen van de overwegingen 27 en 28 van de voorlopige verordening bevestigd.

(10) De medewerkende exporteurs/producenten betwistten ook de koers die werd toegepast bij de berekening van de uitvoerprijzen. Zij voerden aan dat de gebruikte koers die moest zijn van de datum waarop werd betaald en niet die van de datum waarop de factuur werd opgesteld. Zij voerden ook aan dat het nauwkeuriger was geweest de werkelijke dagkoers te gebruiken in plaats van gebruik te maken van de gemiddelde koers van de maand waarin de factuur was opgesteld.

(11) In dit verband wordt opgemerkt dat het bij de Commissie een vaste praktijk is om gebruik te maken van de koers van de datum waarop de factuur werd opgesteld omdat bij het vaststellen van de prijs rekening wordt gehouden met die koers. Het verzoek om gebruik te maken van de koers van de datum waarop de betaling geschiedde, werd derhalve van de hand gewezen. De Commissie stemde er evenwel mee in om gebruik te maken van de werkelijke koers van de datum waarop de factuur werd opgesteld en niet het maandelijks gemiddelde te gebruiken. Rekening houdend hiermee werden de dumpingberekeningen gewijzigd.

(12) Tijdens dat onderzoek werd vastgesteld dat er een fout was geslopen in de ter beschikking gestelde gegevens voor de gemiddelde maandelijkse koers. Aangezien deze koers werd vervangen door de dagkoers zoals in overweging 11 werd uiteengezet, wordt deze fout als gecorrigeerd beschouwd.

2. Berekening van de dumping

(13) Na de correcties van de gebruikte koersen die werden beschreven in de overwegingen 10, 11 en 12 hierboven, bedraagt de definitief vastgestelde dumpingmarge, uitgedrukt in percenten van de nettoprijs cif-grens Gemeenschap voor:

Graphite India Limited (GIL) // 31,1%

Hindustan Electro Graphite (HEG) Limited // 22,4%

Alle andere ondernemingen // 31,1%

E. BEDRIJFSTAK VAN DE GEMEENSCHAP

(14) Bij gebrek aan wezenlijk nieuwe gegevens of argumenten in dit verband worden de overwegingen 32 tot en met 35 van de voorlopige verordening bevestigd.

F. SCHADE

(15) Na de bekendmaking van de voorlopige bevindingen werd er door de Indiase exporteurs op gewezen dat de onderbiedingsmarge van een bepaald type van het betrokken product sterk afweek van die van andere types. De bewering werd terdege onderzocht en er werd vastgesteld dat het verschil te wijten was aan de foute rapportage van een aantal kredietnota's en kortingen door een bepaalde producent van de Gemeenschap. Het verzoek om correctie werd derhalve aanvaard en de onderbiedingsmarge voor dit type, en eventueel voor andere types, werd dienovereenkomstig gecorrigeerd.

(16) Voorts werd vastgesteld dat een aantal verkooptransacties van EG-producenten die voor de berekening van de onderbiedingsmarges waren gebruikt, tweemaal waren geteld. De transacties die tweemaal waren geteld, moesten derhalve worden geschrapt en de berekeningen van de onderbiedingsmarges moesten dienovereenkomstig worden aangepast. Bij de vaststelling van de cijfers die werden gebruikt voor de beoordeling van de schade-indicatoren, werden deze transacties evenwel niet tweemaal geteld, waardoor de schade-indicatoren niet moesten worden aangepast.

(17) Ten gevolge hiervan leverde de vergelijking van de prijzen van het betrokken product uit India dat in de Gemeenschap werd verkocht met de prijzen van de bedrijfstak van de Gemeenschap tijdens het onderzoektijdvak onderbiedingsmarges op die varieerden van 3% tot 11%.

(18) Bij gebrek aan wezenlijk nieuwe gegevens of argumenten in dit verband worden de overwegingen 36 tot en met 72 van de verordening voorlopig bevestigd met uitzondering evenwel van overweging 42 (zie de overwegingen 15 tot en met 17 hierboven).

G. OORZAKELIJK VERBAND

1. Terugkeer naar normale concurrentie na de verbreking van het kartel

(19) De Indiase exporteurs herhaalden hun argument dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap ondervond gebaseerd is op onbetrouwbare gegevens omdat een kartel was gevormd dat tot begin 1998 standhield. De Indiase exporteurs stelden evenwel binnen de termijn die in dit verband voor het indienen van opmerkingen was vastgesteld geen nieuwe gegevens ter beschikking.

2. Invoer uit andere derde landen

(20) Verschillende belanghebbenden voerden aan dat de Commissie ook een procedure had moeten inleiden in verband met de invoer van het soortgelijk product uit Japan. Op het ogenblik waarop onderhavige procedure werd ingeleid, beschikte de Commissie evenwel over onvoldoende bewijs voor schadelijke dumping zoals voorgeschreven in artikel 5 van de basisverordening om de opening van een onderzoek naar de invoer uit Japan te rechtvaardigen. De gegevens die bepaalde partijen na de inleiding van de procedure hebben verstrekt, vormen dat vereiste bewijs niet, noch op zichzelf noch in combinatie met andere informatie in handen van de Commissie ten tijde van het onderzoek, aangezien er geen bewijs van schadelijke dumping uit blijkt. De bewijzen die ter beschikking werden gesteld door de bovenvermelde partijen, bevatten bijvoorbeeld slechts gegevens over de gemiddelde binnenlandse prijzen en uitvoerprijzen voor grafietelektrodesystemen uit Japan evenwel zonder enige aanwijzing dat deze grafietelektrodesystemen beantwoordden aan de omschrijving van het betrokken product die werd gegeven in overweging 13 van de voorlopige verordening. Het feit dat deze procedure geen betrekking heeft op de invoer uit Japan, wijzigt hoe dan ook in generlei wijze de conclusies van het onderzoek in verband met het bestaan van een oorzakelijk verband.

(21) Bij gebrek aan wezenlijk nieuwe gegevens of argumenten worden de overwegingen 73 tot en met 93 van de voorlopige verordening bevestigd.

H. BELANG VAN DE GEMEENSCHAP

(22) Een organisatie die verwerkende bedrijven vertegenwoordigt en een verwerkend bedrijf herhaalden hun belangrijkste zorg, namelijk dat de instelling van maatregelen de concurrentie op de markt van de Gemeenschap voor dit bepaalde product in het algemeen zou beperken en onvermijdelijk zou leiden tot een stijging van de prijzen omdat deze maatregelen Indiase leveranciers van de markt van de Gemeenschap zouden uitsluiten. Zoals evenwel reeds werd uiteengezet in overweging 103 van de voorlopige verordening, zullen de gevolgen van een stijging van de prijzen van het soortgelijk product voor de eindgebruikers waarschijnlijk minimaal zijn. Verder wordt eraan herinnerd dat het doel van antidumpingmaatregelen niet is te verhinderen dat producten uit India de Gemeenschap binnenkomen, maar wel het door onbillijke handelspraktijken verstoorde evenwicht in de concurrentievoorwaarden te herstellen. Tenslotte wordt geoordeeld dat het niveau van de maatregelen niet van dien aard is dat de Indiase producenten hierdoor van de markt van de Gemeenschap zullen worden uitgesloten.

(23) Bij gebrek aan wezenlijk nieuwe gegevens of argumenten terzake worden de overwegingen 94 tot en met 107 van de voorlopige verordening bevestigd.

I. SCHADEMARGE

(24) Na de bekendmaking van de voorlopige bevindingen voerden verschillende belanghebbenden aan dat de winst van 9,4% die de bedrijfstak van de Gemeenschap zou boeken bij afwezigheid van schadelijke dumping uit India, te hoog geschat was. Zij voerden aan dat het gebruikelijk was om deze winstmarge voor basisproducten uit de sectoren staal, textiel en basischemicaliën op 5% vast te stellen. Dezelfde partijen verzochten voorts om uitvoerige toelichting van de berekeningswijze die tot dit cijfer had geleid.

(25) Zoals werd uiteengezet in overweging 110 van de voorlopige verordening was de winstmarge van 9,4% het resultaat van een degelijke evaluatie die op een aantal elementen gebaseerd was zoals: (i) de winst die door de bedrijfstak van de Gemeenschap werd geboekt in 1999 toen het marktaandeel van de invoer met dumping het laagst was, (ii) de marktverhoudingen op dat ogenblik en (iii) de omzet berekend met gegevens van een gegevensbank die op de boekhoudingen van de ondernemingen is gebaseerd. Laatstgenoemde gegevens worden eerst verzameld door de centrale banken van de grootste industrielanden, dus de meeste lidstaten van de Europese Unie, de VS en Japan, en vervolgens bijeengevoegd per sector door het European Committee of Central Balance Sheet Data Offices en de Europese Commissie. De gegevensbank werd bijgewerkt in de periode tussen de voorlopige en de definitieve vaststelling. Een onderzoek van de bijgewerkte gegevens in verband met de EU-lidstaten, de VS en Japan toont aan dat de gemiddelde winst, in normale omstandigheden, voor ondernemingen die het dichtst bij deze sector aanleunen, 7,5% bedroeg in 2002, het laatste jaar waarvoor in de gegevensbank gegevens beschikbaar waren.

(26) Voorts is de Commissie de mening toegedaan dat bij de berekening van de winst die bij afwezigheid van dumping bereikt had kunnen worden, terdege rekening moet worden gehouden met alle relevante kwalitatieve en kwantitatieve elementen. Zo werd met name - zoals in overweging 110 van de voorlopige verordening - de winst van de bedrijfstak van de Gemeenschap in de periode waarin het marktaandeel van de invoer met dumping het laagst was (in 1999) terdege onderzocht en werden andere oorzaken en omstandigheden nagegaan die gevolgen zouden kunnen hebben voor de representativiteit van deze periode. Tenslotte wordt opgemerkt dat het betrokken product wordt aangewend in toepassingen die hoge eisen stellen en dat bepaalde parameters, zoals de elektrische weerstand, strikt in acht moeten worden genomen. Hierdoor wordt het fabricageprocédé zeer kapitaalintensief en zijn de kosten voor onderzoek en ontwikkeling niet te verwaarlozen. Het feit dat slechts een beperkt aantal producenten in de wereld deze technologie beheerst is een verdere aanwijzing dat dit product beslist niet als een basisproduct kan worden beschouwd.

(27) Rekening houdend met al deze omstandigheden en elementen wordt definitief concludeerd dat om de schademarge te berekenen de winstmarge, waarvan redelijkerwijze kan worden aangenomen dat zij representatief is voor de financiële situatie van de bedrijfstak van de Gemeenschap bij afwezigheid van schadelijke dumping door India, op 8% moet worden vastgesteld.

(28) Ten gevolge van bovenstaande overwegingen en rekening houdend met de bevindingen inzake onderbieding (zie de overwegingen 15 tot en met 17 hierboven) en met de herziene wisselkoersen (zie overweging 11) werden de schademarges als volgt aangepast:

Graphite India Limited (GIL) // 15,7%

Hindustan Electro Graphite (HEG) Limited // 7,0%

J. DEFINITIEVE MAATREGELEN

(29) Rekening houdend met de conclusies in verband met de dumping, de schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Gemeenschap en overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisverordening dient een definitief antidumpingrecht te worden ingesteld dat overeenstemt met het niveau van de dumpingmarge maar niet hoger mag zijn dan de schademarge indien deze lager is.

(30) Het corrigeren van de dumpingmarge en de schademarge had bij de toepassing van de lagere-recht-regel geen gevolgen. Rekening houdend met de parallelle instelling van compenserende rechten op de invoer van hetzelfde product uit India wordt de methode die gebruikt werd voor de vaststelling van de antidumpingrechten die werd beschreven in de overwegingen 114 en 115 van de voorlopige verordening derhalve bevestigd. De definitieve rechten bedragen derhalve:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

K. DEFINITIEVE INNING VAN HET VOORLOPIGE RECHT

(31) Rekening houdend met de omvang van de dumpingmarges die voor de Indiase exporteurs/producenten werden vastgesteld en met de omvang van de schade die de bedrijfstak van de Gemeenschap werd berokkend, wordt het nodig geacht de bedragen die voor het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid werden gesteld definitief te innen ten belope van het bedrag van het definitief ingestelde recht. Aangezien het definitieve recht lager is dan het voorlopige recht moeten de bedragen die voor het voorlopige recht als zekerheid werden gesteld en die het definitieve recht overschrijden worden vrijgegeven.

(32) De individuele antidumpingrechten voor ondernemingen in deze verordening werden vastgesteld op basis van de bevindingen van onderhavig onderzoek. Zij geven dus de situatie weer waarin deze ondernemingen zich tijdens dit onderzoek bevonden. Deze rechten zijn dus (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen") alleen van toepassing op de producten uit het betrokken land die vervaardigd worden door deze ondernemingen, dus door specifiek vermelde juridische entiteiten. Op ingevoerde producten die vervaardigd worden door andere ondernemingen die niet specifiek, met naam en adres, zijn vermeld in het dispositief van deze verordening, met inbegrip van ondernemingen die met de specifiek vermelde ondernemingen gelieerd zijn, zijn deze percentages niet van toepassing en deze producten zijn onderworpen aan het recht dat van toepassing is op "alle andere ondernemingen".

(33) Verzoeken om toepassing van een individueel antidumpingrecht (bijvoorbeeld na de naamswijziging van de entiteit of de oprichting van een nieuwe productie- of handelsmaatschappij) dienen onverwijld aan de Commissie te worden gericht en vergezeld te gaan van alle relevante gegevens met name wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het vlak van productie, binnenlandse verkoop en uitvoer die verband houden met die naamswijziging of de oprichting van die productie- of handelsmaatschappij. Indien nodig zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door middel van een aanpassing van de lijst van ondernemingen waarop individuele rechten van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens wordt gebruikt met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm³ en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 ??.m die vallen onder GN-code ex 8545 11 00 (TARIC-code 8545 11 00 10) en nippels voor deze elektroden, die vallen onder GN-code ex 8545 90 90 (TARIC-code 8545 90 90 10), tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India.

2. Het definitieve antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Gemeenschap, vóór inklaring, voor producten die worden vervaardigd door de hieronder vermelde ondernemingen bedraagt:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

3. Tenzij anders vermeld zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1. De bedragen die ingevolge Verordening (EG) nr. 1009/2004 van de Commissie voor het voorlopige antidumpingrecht als zekerheid zijn gesteld bij de invoer van grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens wordt gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm³ en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 ??.m, die vallen onder GN-code ex 8545 11 00 (TARIC-code 8545 11 00 10), en nippels voor deze elektroden, die vallen onder GN-code ex 8545 90 90 (TARIC-code 8545 90 90 10) tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India worden definitief geïnd op de volgende wijze:

De bedragen die als zekerheid werden gesteld en die het definitieve antidumpingrecht overschrijden worden vrijgegeven.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, op [...]

Voor de Raad

De Voorzitter