Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van de gevolgen van de toetreding van Tsjechië en Polen voor de deelname van de Europese Gemeenschap aan de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe
Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van de gevolgen van de toetreding van Tsjechië en Polen voor de deelname van de Europese Gemeenschap aan de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe
Brussel, 16.12.2004
COM(2004) 810 definitief
Voorstel voor een
BESCHIKKING VAN DE RAAD
tot vaststelling van de gevolgen van de toetreding van Tsjechië en Polen voor de deelname van de Europese Gemeenschap aan de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
Naar aanleiding van de toetreding van de nieuwe lidstaten op 1 mei 2004 heeft zich in de situatie van grensoverschrijdende, door EU-lidstaten en derde landen gedeelde rivierbekkens in tweeërlei opzicht een wijziging voorgedaan.
Enerzijds wordt het nu, als gevolg van de oostwaartse verschuiving van de EU-grenzen, noodzakelijk te bezien hoe het, op het stuk van grensoverschrijdende rivieren, met de betrekkingen met onze nieuwe buren gesteld is. Hiertoe zal moeten worden gekeken naar de haalbaarheid en modaliteiten van een mogelijke deelname van de Europese Unie aan bestaande of nieuwe internationale overeenkomsten inzake verder naar het oosten van Europa gelegen grensoverschrijdende rivieren en waterlopen.
Nog een onmiddellijk gevolg is dat de situatie aanzienlijk veranderd is voor die internationale rivieren welke sinds de uitbreiding volledig binnen het grondgebied van de EU zijn komen te liggen. Dit is het geval met de Oder en de Elbe.
De Europese Gemeenschap is partij geweest bij de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging[1] en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe[2] (hierna ‘de Overeenkomsten betreffende de Oder en de Elbe’ te noemen).
In beide gevallen was de deelname van de Gemeenschap nodig omdat de Overeenkomsten met derde landen gesloten waren en betrekking hadden op zaken die onder het milieubeleid van de EG vielen. Er is dan ook een bijzonder nauwe verwantschap met het communautair recht en de twee Overeenkomsten zijn algemeen erkend als belangrijke instrumenten ter bevordering van de doelstellingen van de kaderrichtlijn Water in Polen en de Tsjechische Republiek, zulks vooruitlopend op de toetreding van deze landen tot de EU.
Vanaf de datum van de toetreding van Polen en Tsjechië zijn alle staten die partij waren bij de Overeenkomsten betreffende de Oder en de Elbe thans lidstaten van de EU. Naar aanleiding van deze ingrijpende wijziging in de situatie in Europa wordt met deze beschikking de slotbalans opgemaakt van de juridische relatie tussen de Economische Gemeenschap en deze twee Overeenkomsten, die thans tot een einde is gekomen.
De uitbreiding van de Europese Unie heeft tot effect gehad dat de juridische betrekkingen tussen de partijen zich drastisch hebben gewijzigd. Met de recente toetredingen is het mogelijk geworden de onderliggende beleidsdoelstellingen door middel van de in de interne communautaire wetgeving neergelegde maatregelen te verwezenlijken. De betrekkingen met Polen en Tsjechië betreffende een geïntegreerd waterbeheer in de stroomgebieden van de Oder en de Elbe zijn nu een kwestie geworden van overeenstemming met het bestaande acquis van de EU, en met name de kaderrichtlijn Water.
Wat dit betreft, wordt eraan herinnerd dat de kaderrichtlijn Water reeds een bepaling bevat waarbij, in het geval van internationale stroomgebiedsdistricten, de betrokken lidstaten samen op deze coördinatie zullen toezien en voor dit doel van bestaande structuren die hun oorsprong vinden in internationale overeenkomsten gebruik mogen maken (artikel 3, lid 3).
Dit is reeds het geval met verscheidene overeenkomsten tussen lidstaten betreffende grensoverschrijdende rivieren (b.v. overeenkomsten inzake de Schelde of de Maas). De huidige waarnemersstatus maakt een passende samenwerking mogelijk en vergemakkelijkt de onderlinge afstemming van beleidsmaatregelen. De Gemeenschap is echter geen partij bij deze overeenkomsten tussen lidstaten, aangezien er geen derde landen bij betrokken zijn en de kwestie van de externe bevoegdheid van de Gemeenschap in de zin van artikel 300 van het EG-Verdrag hier niet speelt. Hetzelfde zou van toepassing moeten zijn in het geval van de Oder en de Elbe na de toetreding van Polen en Tsjechië.
De conclusie luidt dan ook dat de Gemeenschap, als gevolg van de ingrijpende verandering die zich na de toetreding in de juridische betrekkingen tussen de partijen bij de Overeenkomsten heeft voorgedaan, niet langer partij bij de twee Overeenkomsten kan zijn.
Voorstel voor een
BESCHIKKING VAN DE RAAD
tot vaststelling van de gevolgen van de toetreding van Tsjechië en Polen voor de deelname van de Europese Gemeenschap aan de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,
Gelet op de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassingen in de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrondvest (hierna de ‘Akte van toetreding’ te noemen)[3], en met name op artikel 57,
Gezien het voorstel van de Commissie[4],
Overwegende hetgeen volgt:
De deelneming van de Europese Gemeenschap aan de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging[5] en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe[6] (hierna ‘de Overeenkomsten betreffende de Oder en de Elbe’ te noemen) was noodzakelijk omdat de beide overeenkomsten gesloten waren met derde landen en betrekking hadden op aangelegenheden die onder het milieubeleid van de EG vielen.
Met ingang van 1 mei 2004 zijn, ten gevolge van de toetreding van Polen en Tsjechië tot de Europese Unie, alle staten die partij waren bij de twee Overeenkomsten thans lidstaten van de Europese Unie. Om deze reden is de grondslag voor de instemming van de Gemeenschap om zich door deze overeenkomsten te laten binden niet langer aanwezig. Vanaf dit ogenblik is de deelname van de Gemeenschap niet langer nodig of gewettigd.
Bovendien heeft de uitbreiding van de Europese Unie een radicale wijziging van de juridische betrekkingen tussen de partijen tot gevolg gehad. Met de recente toetredingen is het mogelijk geworden de onderliggende beleidsdoelstellingen door middel van de in de interne communautaire wetgeving neergelegde maatregelen te verwezenlijken.
De Akte van toetreding voorziet niet in specifieke bepalingen voor deze situatie en het is derhalve noodzakelijk de vereiste maatregelen goed te keuren in overeenstemming met artikel 57 van de Akte van toetreding, op grond waarvan deze leemten kunnen worden gevuld.
Daarom moet duidelijk worden gesteld dat de Gemeenschap, met ingang van de datum van de toetredingen, niet langer partij bij de Overeenkomsten is en dat er wellicht bepaalde overgangsmaatregelen moeten worden genomen,
HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:
Artikel 1
1. De Europese Gemeenschap is niet langer partij bij de Overeenkomst inzake de Internationale Commissie ter bescherming van de Oder tegen verontreiniging en de Overeenkomst betreffende de Internationale Commissie voor de bescherming van de Elbe, en dit met ingang van 1 mei 2004.
2. In voorkomend geval komt de Commissie met de drie betrokken lidstaten oplossingen overeen voor enigerlei overgangsprobleem dat zou kunnen optreden als gevolg van het feit dat de Gemeenschap niet langer partij bij de Overeenkomsten is.
Artikel 2
Deze beschikking is gericht tot de Tsjechische Republiek, de Bondsrepubliek Duitsland en Polen.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad
De voorzitter
[1] Besluit 1999/257/EG van de Raad van 29 maart 1999, PB L 100 van 15.4.1999, blz. 20.
[2] Besluit 1991/598/EEG van de Raad van 18 november 1991, PB L 321 van 23.11.1991, blz. 24.
[3] PB L 236 van 23.9.2003.
[4] PB C […] van […], blz. […].
[5] Besluit 1999/257/EG van de Raad van 29 maart 1999, PB L 100 van 15.4.1999, blz. 20.
[6] Besluit 1991/598/EEG van de Raad van 18 november 1991, PB L 321 van 23.11.1991, blz. 24.