Home

Advies van de Commissie betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus - Toepassing van artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Advies van de Commissie betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus - Toepassing van artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

Advies van de Commissie betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus - Toepassing van artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap /* SEC/2004/0800 def. */


ADVIES VAN DE COMMISSIE betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus - Toepassing van artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

TOELICHTING

Op 7 april 2004 heeft de Commissie haar voorjaarsprognoses 2004 gepubliceerd [1]. Volgens deze prognoses, waarin rekening is gehouden met de gegevens die Cyprus in maart 2004 heeft verstrekt, is het overheidstekort van Cyprus opgelopen van 4,6% van het BBP in 2002 naar 6,3% van het BBP in 2003, waardoor het hoger is uitgekomen dan de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP.

[1] De voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie zijn beschikbaar op de volgende website: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/publications/european_economy/2004/ee204en.pdf.

Op grond van dit bewijsmateriaal heeft de Commissie op 12 mei 2004 de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Cyprus ingeleid met de goedkeuring van het verslag als bedoeld in artikel 104, lid 3, van het Verdrag [2]. Op 24 mei 2004 heeft de Commissie het convergentieprogramma van Cyprus ontvangen. Daarin werd het tekort van 6,3% van het BBP in 2003 bevestigd.

[2] De volledige tekst van dit verslag is beschikbaar op de volgende website: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/procedures_en.htm.

De toepassing van de buitensporigtekortprocedure (BTP) is geregeld bij artikel 104 van het Verdrag en bij Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact [3]. De landen die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden, zijn lidstaten met een derogatie. Deze dienen weliswaar buitensporige tekorten te vermijden, maar sancties uit hoofde van artikel 104, leden 9 en 11, van het Verdrag kunnen aan hen niet worden opgelegd.

[3] PB L 209 van 2.8.1997.

In het Commissieverslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag werd geconcludeerd dat het feit dat het tekort van Cyprus in 2003 de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3% van het BBP overschreed, niet werd veroorzaakt door een buiten de macht van de Cypriotische autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en evenmin het gevolg was van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact, aangezien de reële BBP-groei in 2003 is uitgekomen op 2,0%. Wat de ontwikkelingen in 2004 betreft, luidde de conclusie dat het overheidstekort waarschijnlijk zal afnemen, maar wel boven de 3% van het BBP blijft. Zo wordt in de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie uitgegaan van een overheidstekort van 4,6% van het BBP in 2004, dat daarmee wel onder de raming van 5,2% van het BBP in het convergentieverslag van de Cypriotische autoriteiten ligt.

In het Commissieverslag, dat op de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie is gebaseerd, werd ook geconcludeerd dat de schuldquote, die in 2003 was uitgekomen op 72,2%, in 2004 nog verder zal afwijken van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%. In de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie wordt er meer bepaald van uitgegaan dat de schuldquote in 2004 74,6% zal bedragen, hetgeen wel minder is dan de raming van 75,2% in het convergentieverslag van de Cypriotische autoriteiten.

In artikel 104, lid 4, van het Verdrag wordt bepaald dat "het in artikel 114 bedoelde Comité (d.i. het Economisch en Financieel Comité) advies uitbrengt over het verslag van de Commissie". Het Comité bracht advies uit op 25 mei 2004 en sloot zich daarin aan bij de beoordeling van het Commissieverslag. Met name kwam het Comité tot de conclusie dat volgens de beide in artikel 104, lid 2, genoemde criteria voor de vaststelling van dergelijke tekorten in de Cypriotische begrotingssituatie sprake is van een dergelijk tekort. Meeweging van andere relevante factoren, met name de begrotingssituatie op middellange termijn en de investeringsquote van de overheid, leidde niet tot een andere beoordeling dan die op basis van de criteria zelf. Ook achtte het Comité het waarschijnlijk dat het overheidstekort in 2004 boven de referentiewaarde van het Verdrag blijft en dat de bruto overheidsschuld, die al boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60% ligt, in 2004 nog verder zal stijgen.

Na onderzoek van de in haar verslag in aanmerking genomen relevante factoren en gezien het advies van het Comité is de Commissie van mening dat er op Cyprus een buitensporig tekort bestaat. Dit advies, dat op 24 juni 2004 door de Commissie werd goedgekeurd, wordt bij deze aan de Raad uitgebracht overeenkomstig artikel 104, lid 5, van het Verdrag. De Commissie beveelt de Raad aan dienovereenkomstig te besluiten conform artikel 104, lid 6. Bovendien dient de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag bij de Raad een aanbeveling in voor een tot Cyprus te richten aanbeveling van de Raad om te bereiken dat het buitensporige tekort wordt verholpen.

ADVIES VAN DE COMMISSIE betreffende het bestaan van een buitensporig tekort op Cyprus - Toepassing van artikel 104, lid 5, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

ALGEMENE OVERWEGINGEN

Overeenkomstig artikel 104 van het Verdrag dienen de lidstaten buitensporige tekorten te vermijden. Dit geldt ook voor de lidstaten met een derogatie, wat het geval is voor alle landen die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden. Beschikkingen betreffende het bestaan van een buitensporig tekort zijn geregeld bij de buitensporigtekortprocedure (BTP), die wordt uiteengezet in artikel 104 van het Verdrag en Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad, die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact [4].

[4] PB L 209 van 2.8.1997.

Volgens artikel 104, lid 2, van het Verdrag moet de Commissie toezien op de ontwikkeling van de begrotingssituatie en de omvang van de overheidsschuld in de lidstaten, teneinde aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen. Met name moet de Commissie nagaan of de hand wordt gehouden aan de begrotingsdiscipline op basis van twee criteria, namelijk de verhouding tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product (BBP) en de verhouding tussen de overheidsschuld en het BBP. De statistische gegevens over deze variabelen worden door de Commissie verstrekt op basis van door de lidstaten in te dienen gegevens.

Overeenkomstig artikel 104, lid 3, van het Verdrag moet de Commissie een verslag opstellen indien een lidstaat niet voldoet aan beide criteria of aan een van de criteria van artikel 104, lid 2, of indien zij, ook al is aan de criteria voldaan, van mening is dat er gevaar voor een buitensporig tekort in een lidstaat aanwezig is. In het verslag van de Commissie wordt er tevens rekening mee gehouden of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid en worden alle andere relevante factoren in aanmerking genomen, met inbegrip van de economische en budgettaire situatie van de lidstaat op middellange termijn, zoals voorgeschreven bij artikel 104, lid 3, van het Verdrag. Op basis van haar voorjaarsprognoses 2004, waarin rekening is gehouden met de door Cyprus in maart 2004 verstrekte gegevens, heeft de Commissie op 12 mei 2004 haar goedkeuring gehecht aan een dergelijk verslag voor Cyprus.

Vervolgens heeft het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, op 24 mei 2004 advies uitgebracht over het verslag van de Commissie.

Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Om tot zo'n oordeel te komen, moet volgens de Commissie rekening worden gehouden met: i) de conclusies in haar eigen verslag en ii) het desbetreffende advies van het Economisch en Financieel Comité. Op basis van deze elementen heeft de Commissie een aantal overwegingen voor Cyprus opgesteld.

OVERWEGINGEN BETREFFENDE CYPRUS

1. Het overheidstekort van Cyprus bedroeg in 2003 6,3% van het BBP en lag daarmee ruim boven de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 3%. Het lag ook hoger dan het tekort van 2002 (4,6% van het BBP).

2. De overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van 3% van het BBP in 2003 werd niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Cypriotische autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis en was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang in de zin van het stabiliteits- en groeipact. In 2003 is de reële BBP-groei uitgekomen op 2,0%.

3. In 2003 kwam het feitelijke overheidstekort 4,4 procentpunt van het BBP hoger uit dan werd verwacht in augustus 2002, toen de begroting voor 2003 werd goedgekeurd. Deze stijging hield verband met een ongunstig extern klimaat, de bescheiden groei in de EU (de meeste toeristen die Cyprus bezoeken, komen uit de EU), de gevolgen van 11 september 2001 en andere terroristische aanvallen, de oorlog in Irak en SARS. Al deze factoren hebben bijgedragen aan een vermindering van de externe (toeristische) vraag en hebben daarmee direct en indirect geleid tot een lagere groei en een verslechtering van de overheidsfinanciën, die nog verder onder druk kwamen te staan door extra overheidsuitgaven en tegenvallende inkomsten.

4. De bruto overheidsinvesteringen bedroegen in 2003 3,8% van het BBP, terwijl het overheidstekort 6,3% van het BBP beliep.

5. Het overheidstekort zal in 2004 vermoedelijk boven de referentiewaarde van het Verdrag blijven. Zo wordt in de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie ervan uitgegaan dat dit tekort in 2004 zal uitkomen op 4,6%, dat daarmee wel onder de raming van 5,2% in het convergentieverslag van mei 2004 van de Cypriotische autoriteiten ligt.

6. De bruto schuldquote, die in 2003 was uitgekomen op 72,2% van het BBP, zal in 2004 waarschijnlijk nog verder zal afwijken van de in het Verdrag vastgelegde referentiewaarde van 60%. In de voorjaarsprognoses 2004 van de Commissie wordt er meer bepaald van uitgegaan dat de schuldquote in 2004 74,6% zal bedragen, hetgeen wel minder is dan de raming van 75,2% in het convergentieverslag van de Cypriotische autoriteiten.

CONCLUSIE

Naar aanleiding van het toezicht op de begrotingssituatie op Cyprus en met name het onderzoek naar de naleving van de criteria van artikel 104, lid 2, heeft de Commissie een verslag opgesteld overeenkomstig artikel 104, lid 3, van het Verdrag. Na onderzoek van alle relevante factoren waarmee in dit verslag rekening is gehouden en gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité, is de Commissie van mening dat er op Cyprus een buitensporig tekort bestaat.