Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief”(COM(2005) 136 def. — 2005/0051 (CNS))
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief”(COM(2005) 136 def. — 2005/0051 (CNS))
25.11.2005 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 294/54 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot wijziging van Richtlijn 77/388/EEG betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde wat betreft de geldigheidsduur van de minimumhoogte van het normale tarief”
(COM(2005) 136 def. — 2005/0051 (CNS))
(2005/C 294/10)
De Raad heeft op 27 april 2005 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig art. 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over voornoemd voorstel.
De gespecialiseerde afdeling „Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 22 juni 2005 goedgekeurd; rapporteur was de heer BURANI.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 13 en 14 juli 2005 gehouden 419e zitting (vergadering van 14 juli) het volgende advies uitgebracht, dat met 91 stemmen vóór en zonder stemmen tegen, bij 2 onthoudingen, is goedgekeurd:
1. Inleiding
1.1 | In artikel 12, lid 3, onder a), tweede alinea, van Richtlijn 77/388/EEG is bepaald dat de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, met eenparigheid van stemmen een besluit neemt over de hoogte van het normale tarief van de belasting over de toegevoegde waarde (BTW). In januari 1993 heeft de Commissie voorstellen geformuleerd voor de invoering van een definitief geharmoniseerd belastingstelsel, maar de Raad slaagde er niet in deze goed te keuren omdat de vereiste eenparigheid van stemmen ontbrak. |
1.2 | Wel werd een akkoord bereikt over de onderlinge aanpassing van de tarieven, en werd bij Richtlijn 92/77/EEG een minimumtarief van 15 % vastgesteld. De vervaldatum van dat besluit, oorspronkelijk vastgesteld op 31 december 1996, werd al drie keer verlengd; de einddatum is momenteel 31 december 2005. |
2. Het voorstel van de Commissie
2.1 | Met het oog op de naderende einddatum heeft de Commissie voorgesteld de huidige richtlijn te verlengen tot 31 december 2010. De bepalingen uit die richtlijn blijven daarentegen ongewijzigd: het normale tarief mag niet lager zijn dan 15 % en de maatstaf van heffing is gelijk voor goederen en diensten. |
3. Opmerkingen van het Comité
3.1 | Gezien het huidige fiscaal beleid van de lidstaten, met name op het gebied van de BTW, kan het Comité alleen maar instemmen met het initiatief van de Commissie, dat in feite niet kon uitblijven. |
3.2 | Het Comité maakt van de gelegenheid gebruik om enkele bijkomende opmerkingen te maken, in de hoop dat deze de aandacht van de lidstaten krijgen. |
3.3 | Het feit dat de lidstaten op fiscaal gebied en met name op het gebied van de BTW niet op één lijn zitten is zeker niet nieuw: deze situatie dateert al van de oprichting van de Europese Unie, en de achtereenvolgende uitbreidingen van de oorspronkelijke 6 tot de huidige 25 lidstaten hebben de verdeeldheid alleen maar groter gemaakt. De lidstaten hebben zelfs geen overeenstemming weten te bereiken over het voorstel van de Commissie om een bandbreedte in te stellen met een minimumtarief van 15 % en een maximumtarief van 25 % (hoewel zo'n bandbreedte in de praktijk wel degelijk bestaat); wanneer het gaat om de uniforme toepassing van het beginsel dat de BTW in het land van oorsprong moet worden betaald liggen hun standpunten nog verder uit elkaar. Ook is nooit serieus getracht de vele vrijstellingen en afwijkingen af te schaffen; iedere lidstaat kent wel een paar van dergelijke vrijstellingen, om verschillende redenen. Als zij al aan een termijn zijn gebonden, dan wordt die vrijwel nooit nageleefd. |
3.4 | In de huidige situatie is spreken van een „voorlopig BTW-stelsel”, terwijl men het heeft over een stelsel dat al decennia voortduurt in afwachting van een „definitief stelsel” dat alsmaar problematischer wordt, een vorm van misleiding die het EESC niet meer accepteert. In het kader van de „transparantie” waar iedereen zo de mond vol van heeft, zou de Raad in een verklaring moeten benadrukken dat harmonisatie van BTW-stelsels een strategische doelstelling blijft, die echter onmogelijk op de korte of middellange termijn kan worden verwezenlijkt. Zo wordt voorkomen dat energie en middelen worden verspild aan vergeefse pogingen om unanimiteit te bereiken over kwesties die van fundamenteel belang zijn voor het fiscaal en sociaal beleid van iedere lidstaat, en waarvoor geen enkele lidstaat bereid is concessies te doen. |
Brussel, 14 juli 2005
De voorzitter
van het Europees Economisch en Sociaal Comité
A.-M. SIGMUND