Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Ethische handel en garantiesystemen voor consumenten

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Ethische handel en garantiesystemen voor consumenten

3.2.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 28/72


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Ethische handel en garantiesystemen voor consumenten”

(2006/C 28/15)

Naar aanleiding van een in februari 2005 door het komende Britse voorzitterschap ingediend verzoek heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité op 8 februari 2005 besloten om een advies op te stellen over Ethische handel en garantiesystemen voor consumenten.

De gespecialiseerde afdeling „Externe betrekkingen”, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 10 oktober 2005 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Adams.

Het Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 oktober 2005 gehouden 421e zitting (vergadering van 27 oktober 2005) onderstaand advies uitgebracht, dat met 75 stemmen vóór en 12 stemmen tegen, bij 10 onthoudingen, is goedgekeurd.

Samenvatting

1.

Ethische handel (in al zijn in dit advies omschreven verschijningsvormen(1)) kan een substantiële bijdrage leveren aan duurzame ontwikkeling en aan de directe betrokkenheid van consumenten bij een positieve en krachtige respons op de mondialisering.

2.

„Ethische handel” is afhankelijk van op kennis gebaseerde systemen die zowel de aanbieder als de producent van goederen en diensten informeren, en marktgeoriënteerde maatregelen en reacties van consumenten bevorderen. Europa heeft wereldwijd een leidende positie op dit gebied. Initiatieven in het kader van ethische handel sluiten aan bij de strategie van Lissabon en helpen de millenniumdoelen te verwezenlijken.

3.

Met de verbreiding van garantiesystemen voor consumenten wordt gestreefd naar een breed scala aan ethische, maatschappelijke en milieugaranties. De meeste systemen zijn toegespitst op één of een beperkt aantal vraagstukken die kenmerkend zijn voor het betreffende product, zoals eerlijke handel, biologische landbouw, duurzaam beheerde bossen, milieueffecten, kinderarbeid of dierenwelzijn.

4.

In dit advies wordt kritisch gekeken naar de voorwaarden waaraan dergelijke garantiesystemen moeten voldoen om doeltreffend te kunnen zijn, naar de mate waarin EU-beleid op dit gebied adequaat wordt geformuleerd en naar de dringende noodzaak van verduidelijking en coördinatie. In het advies worden verder praktische voorstellen gedaan voor maatregelen die de communautaire instellingen, de lidstaten en de regionale en lokale gemeenschappen en overheden kunnen nemen om initiatieven op dit terrein te consolideren, te ondersteunen en uit te breiden.

5.

In dit advies worden tevens voorstellen gedaan voor een beleidskader aan de hand waarvan de diverse communautaire instellingen de meest uiteenlopende initiatieven op het gebied van ethische handel kunnen onderwerpen aan dezelfde vragen inzake garanties en aantoonbaarheid van effecten, en ervaringen kunnen uitwisselen die kunnen helpen bij het beantwoorden van deze vragen. Dit zal ertoe bijdragen dat de doeltreffendheid wordt vergroot en dat dubbel werk en onnodige controles zoveel mogelijk worden voorkomen.

6.

Een dergelijk beleidskader moet een rationele basis verschaffen voor de vergelijking van voor consumenten bestemde garantiesystemen met andere beleidsinstrumenten waarmee soortgelijke doelstellingen worden nagestreefd, en moet voor de communautaire instellingen en de lidstaten een praktisch instrument vormen waaraan de samenhang van het beleid en de investering van middelen kan worden getoetst.

7.

De werkzaamheden in het kader van dit advies hebben veel belangstelling gewekt en geleid tot een grote inzet bij veel Commissiediensten, de belangrijkste spelers op de markt en NGO's. Het EESC zal een stimulerende rol blijven spelen door

de nodige praktische maatregelen te nemen voor een in 2006 met belanghebbenden te voeren dialoog, die tot doel heeft te komen tot een gemeenschappelijk kader voor garanties op het gebied van ethische handel waarmee effecten kunnen worden beoordeeld en kwaliteit kan worden gewaarborgd;

de nodige praktische maatregelen te nemen voor een in datzelfde jaar met belanghebbenden te voeren dialoog ter voorbereiding van de deelname van de EU en het EESC aan de werkzaamheden tot vaststelling van een ISO 26000-norm inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen;

een voorlichtingsprogramma voor consumenten in het leven te roepen, dat vanaf de eerste schooljaren levenslang wordt aangeboden en consumenten ervan bewust moet maken dat ze de sociale en ecologische dynamiek kunnen beïnvloeden door weloverwogen aankopen te doen.

1. Inleiding

1.1

In februari 2005 ontving het EESC in het kader van het toekomstige Britse voorzitterschap van juli tot december 2005 een verzoek van de Britse overheid tot het opstellen van een advies over ethische handel en garantiesystemen voor consumenten als bijdrage aan initiatieven inzake duurzame ontwikkeling. „Ethische handel” in al zijn verschijningsvormen is reeds aan de orde gesteld in een aantal recente EESC-adviezen, met name over duurzame ontwikkeling (CESE 661/2004) en de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven (CESE 355/2002). Het EESC houdt zich al lange tijd bezig met eerlijke handel, om te beginnen met zijn advies uit 1996(2). Het Comité is dan ook ingenomen met deze nieuwe gelegenheid om nader op dit onderwerp in te gaan.

1.2

Handel is doorgaans bevorderlijk voor positieve economische groei, welvaart en sociale kansen, maar kan tegelijkertijd gepaard gaan met uitbuiting van mensen en hulpbronnen, alsook met milieuvervuiling. „Ethische handel” biedt wellicht mogelijkheden om een aantal van deze punten van wrijving uit de wereld te helpen. Met een doelgerichte consumptie kunnen consumenten grote invloed uitoefenen; bedrijven zijn zeer gevoelig voor trends onder consumenten, en zetten hun reputatie niet graag op het spel. De potentiële invloed van „ethische handel” is aanzienlijk. Van de 100 grootste economieën ter wereld zijn 51 ondernemingen en zijn 49 landen(3). De internationale handel bedroeg in 2003 meer dan 9,1 biljoen dollar — zo'n 25 % van het mondiale BBP — en groeit al langer dan 20 jaar met gemiddeld ruim 6 % per jaar(4). De omvang van de „ethische handel” kan moeilijk in absolute getallen worden uitgedrukt, maar op basis van de omzet aan goederen en diensten van ondernemingen die deelnemen aan sociale en ecologische controleprogramma's wordt deze handel op 5 à 7 % van de wereldhandel geschat.

1.3

De mondialisering van de economie, de consumptiemaatschappij die het aanzien van de wereld bepaalt en de toenemende invloed van het transnationale bedrijfsleven hebben ertoe bijgedragen dat er een discussie over „ethische handel” op gang is gekomen, en hebben geleid tot de huidige roep om een grotere verantwoordelijkheid op sociaal en milieugebied van de partijen die deelnemen aan de handelsketen en om een samenhangender nationaal en internationaal rechtskader om daaraan gestalte te geven. Deze tendens heeft geleid tot steeds meer pogingen om „ethische handel” door middel van uiteenlopende beoordelingsinstrumenten te „meten”.

1.4

„Ethische handel” raakt direct aan de strategische belangen van de EU. Een belangrijk onderdeel van de strategie van Lissabon is de nadruk die op de kennismaatschappij wordt gelegd met het oog op een groot concurrentievermogen. „Ethische handel” is afhankelijk van op kennis gebaseerde systemen die zowel de aanbieder als de producent van goederen en diensten informeren, marktgeoriënteerde maatregelen bevorderen en reacties van consumenten uitlokken. Europa heeft wereldwijd een leidende positie wat initiatieven op het gebied van „ethische handel” betreft, en zal tevens een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de millenniumdoelen als het deze positie consolideert. Bovendien wordt in het huidige zesde milieuactieprogramma(5) gewezen op het grote belang van goederen en diensten waarmee milieueffecten zoveel mogelijk worden beperkt.

1.5

De diverse nieuwe strategieën en initiatieven ter bevordering van „ethische handel” hebben gemeen dat ze zijn gebaseerd op een niet-verplichtende aanpak en op de erkenning van consumenten en investeerders als machtsfactor. De in deze strategieën en initiatieven gehanteerde methoden en analyses komen voor een belangrijk deel overeen met die van de beweging voor meer Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO), en vormen een aanvulling hierop. De Europese Commissie heeft in juli 2002 nieuwe richtsnoeren voor de bevordering van MVO goedgekeurd, en zal op korte termijn komen met een strategie ter bevordering en ontwikkeling van MVO in de Europese Unie.

1.6

Dit specifieke onderwerp is uitvoerig behandeld in het recente initiatiefadvies van het EESC over „Informatie- en meetinstrumenten voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in een geglobaliseerde economie”.(6)

1.7

Dit advies dient als aanvulling op bovengenoemd advies en heeft dezelfde uitgangspunten. Hiermee wordt impliciet erkend dat er op het gebied van transnationaal ondernemen, internationale ontwikkeling, milieu, corruptie, buitenlandse aangelegenheden, arbeidsvraagstukken en mensenrechten al algemeen aanvaarde internationale overeenkomsten en randvoorwaarden van kracht of in de maak zijn. Deze overeenkomsten en randvoorwaarden zijn gebaseerd op een combinatie van menselijke ethiek en internationale wetgeving.

1.8

Deze rechtskaders zijn neergelegd in een normenstelsel dat wereldwijd als maatstaf dient. Voorbeelden hiervan zijn de Tripartiete Verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) betreffende internationale ondernemingen en sociaal beleid, de IAO-Verklaring betreffende de grondrechten en overeenkomsten inzake arbeidsvoorwaarden en rechten van werknemers, de richtsnoeren van de OESO voor multinationale ondernemingen, de Universele Verklaring van de rechten van de mens van de VN, en de overeenkomsten die worden genoemd in verband met de nieuwe SAP+-maatregelen (zie bijlage 1).

1.9

De bevordering van MVO — zoals met het Multi-stakeholder Forum(7) van de Commissie en het Ethical Trading Initiative (initiatief inzake Ethische handel)(8) van de Britse regering — heeft mede bijgedragen tot het verder creëren van een marktkader voor consumentenbetrokkenheid. De in het kader van deze en soortgelijke initiatieven ontwikkelde concepten en instrumenten hebben inmiddels de aanzet gegeven tot een praktische consensus inzake productie- en toeleveringsketens.

1.10

MVO spitst zich toe op processen aan de aanbodzijde, terwijl „ethische handel” breder georiënteerd is en tevens betrekking heeft op initiatieven van consumenten. Met name detailhandelaren hebben controleprogramma's voor de toeleveringsketen(9) ontwikkeld, waarvan sommige zijn gesteund door NGO's en vakbonden. Er zijn ook NGO's die onafhankelijke productkeurmerken hebben gesteund. Deze initiatieven zorgen bij producenten en/of consumenten voor een bewustwording van de sociale aspecten van de markt, en kunnen mogelijkheden bieden om door middel van koopkracht invloed van morele en sociale aard uit te oefenen.

1.11

In dit advies wordt erkend dat het niet voor niet alle consumenten financieel haalbaar is om „ethische” producten te kopen. Niettemin wordt ingegaan op de vraag hoe consumenten die wél „ethische” regelingen steunen, kan worden gegarandeerd dat deze regelingen (en bedrijven) daadwerkelijk doen wat ze beloven, en niet méér beloven of suggereren dan ze kunnen waarmaken. Ook wordt nagegaan in hoeverre het communautaire beleid op dit gebied adequaat wordt geformuleerd, waar de verantwoordelijkheden liggen, en welke mate van coördinatie nodig is. Ten slotte worden voorstellen gedaan voor praktische maatregelen die Europese instellingen, lidstaten en regionale/lokale overheden kunnen nemen.

1.12

De resultaten van dit initiatief zullen ook andere belanghebbenden ten goede komen. Vakbonden en hun leden hebben er veel belang bij dat onderscheid wordt gemaakt tussen regelingen die al dan niet de waardigheid van arbeid erkennen — en die de arbeidsvoorwaarden van hun leden en andere achtergestelde werknemers verbeteren -. Bedrijven hebben er van hun kant belang bij dat het consumentenvertrouwen groeit doordat er een maatschappelijk draagvlak voor kwaliteitsgarantiesystemen ontstaat. Hoewel overheden gebonden zijn aan communautaire regelgeving betreffende overheidsopdrachten, kunnen zij in hun beleid inzake de gunning van opdrachten ook op „ethische handel” gebaseerde kwaliteitsnormen opnemen, en daarmee hun beleidsdoelstellingen ondersteunen.

1.13

Hiermee zal dit advies een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van garantiesystemen die een positieve kosten/batenverhouding bieden, die voor echte vooruitgang op sociaal en milieugebied zorgen, die tevredenheid van consumenten waarborgen en die werkgevers met verantwoordelijkheidsbesef in staat stellen om zich aan de hand van objectieve criteria te onderscheiden van anderen die in de eerste plaats marktvoordeel willen behalen.

2. Reikwijdte

2.1

„Ethische handel” omvat een aantal maatregelen die consumenten in staat moeten stellen om een goede respons te vinden voor sommige sociale en milieukosten die productie met zich meebrengt. Aangezien niet in alle lidstaten aan deze vraagstukken evenveel prioriteit wordt verleend, is het zaak om de reikwijdte van dit advies duidelijk af te bakenen.

2.2

Terwijl MVO betrekking heeft op de beheersing en beperking van de negatieve gevolgen van bedrijfsactiviteiten in de breedste zin, zijn er specifieke initiatieven ontwikkeld om de sociale, economische en milieueffecten van activiteiten in de toeleveringsketen in de hand te houden, te beheersen en te verbeteren. Hierbij zijn de middelen waarvan bij MVO gebruik wordt gemaakt om de sociale en milieuprestaties van leveranciers te verbeteren, doorgaans inbegrepen. Dit fenomeen wordt inmiddels aangeduid als Ethische handel.

2.3

Binnen dit brede spectrum kan onderscheid worden gemaakt tussen initiatieven die gericht zijn op risicobeheersing en initiatieven die tot doel hebben het imago van een onderneming te beïnvloeden dan wel marktvoordeel te behalen door middel van publieke beweringen. De meeste initiatieven op het gebied van Ethische handel zijn in wezen van defensieve aard; het gaat hierbij om maatregelen waarmee bedrijven een negatieve berichtgeving in de media kunnen voorkomen of zich hiertegen op geloofwaardige wijze kunnen verweren. Andere initiatieven zijn er duidelijker op gericht, marktkansen te creëren door garanties te verlenen aan het publiek of aan andere afnemende bedrijven.

2.4

Verder kan onderscheid worden gemaakt tussen maatregelen die voornamelijk gericht zijn op garanties en maatregelen die ook moeten leiden tot verbetering van een bepaalde situatie. Vaak wordt bij louter op het bieden van garanties gerichte regelingen gestreefd naar een „nalevingsmentaliteit”, met gebruikmaking van sancties. Daarentegen gaat het bij maatregelen ter verbetering van een bepaalde situatie niet zozeer om het naleven van normen als wel om het aanpakken van oorzaken die aan de niet-naleving ten grondslag liggen. Hierbij wordt doorgaans meer waarde gehecht aan contacten en management op de lange termijn dan aan de noodzaak om controles uit te voeren.

2.5

Tot slot zijn er de regelingen die in hoofdzaak „mainstream” kunnen worden genoemd, en regelingen die gericht zijn op de kleine groep van consumenten die door hun koopgedrag reeds sociale of ecologische waarden tot uitdrukking willen brengen. Maatregelen die streven naar ofwel de verbetering van een bepaalde situatie ofwel het behalen van marktvoordeel zullen vaak zijn gebaseerd op de bereidheid van de consument om voor een bepaald product meer te betalen, of hieraan in ieder geval de voorkeur te geven. Andere initiatieven brengen vaak minder kosten met zich mee, waarbij de bijkomende kosten binnen de toeleveringsketen worden opgevangen, wat wordt gerechtvaardigd door de verkregen extra waarborg voor de reputatie van het betreffende bedrijf.

2.6

In dit advies wordt uitsluitend ingegaan op initiatieven die consumenten garanderen dat aan hun koop van bepaalde producten of diensten een bepaald sociaal of ecologisch nut verbonden is. In sommige gevallen zijn dergelijke concepten te herkennen aan productkeurmerken waarop één of enkele aspecten worden aangegeven die kenmerkend zijn voor het betreffende product. Bekende voorbeelden hiervan zijn Fairtrade, Organic, Marine and Forest Stewardship, Eco-label en Child Labour. Andere regelingen worden wellicht gepromoot door een afzonderlijk bedrijf of een handelsassociatie en kennen geen door een derde partij afgegeven productkeurmerk; in plaats daarvan worden producten met dat label door middel van verpakking, verkooppunten of PR-materiaal onder de aandacht van de consument gebracht.

2.7

Aan al deze concepten is een risico verbonden; als namelijk een te rooskleurige voorstelling wordt gegeven van de effecten en de voordelen of als het publiek wordt misleid, ontstaat een vertrouwensbreuk bij alle betrokkenen. Daarom moet er een gezaghebbende kwaliteitsbeoordeling voor garantiesystemen voor consumenten komen. Aangezien met de regelingen uiteenlopende doelstellingen worden nagestreefd, is het niet haalbaar of wenselijk om een algemeen geldende definitie van „ethische handel” te formuleren. In plaats daarvan kan worden gedacht aan een algemeen kader waarin is vastgelegd hoe kwaliteit moet worden gewaarborgd. Een dergelijk kader moet worden vastgesteld door een instantie die niet onder druk staat van commercie of bedrijfsleven, zoals een multi-stakeholdergroep.

2.8

Niet alle initiatieven zijn gericht op zulke specifieke resultaten. Met name het Ethical Trading Initiative (ETI; initiatief inzake Ethische handel) in het Verenigd Koninkrijk is gebaseerd op maatschappelijke organisaties die onderling samenwerken om na te gaan hoe programma's op dit gebied doeltreffend kunnen zijn en tot de beoogde resultaten kunnen leiden. Hoewel het ETI niet echt een „garantiesysteem” is, kunnen de hiermee opgedane ervaringen op zinvolle wijze voor allerlei categorieën van garantiesystemen worden gebruikt en zullen de organisaties die eraan deelnemen, zich op den duur wellicht bij garantiesystemen aansluiten of daarin leveranciers worden.

2.9

In de praktijk kan er geen duidelijke scheidslijn tussen de systeemcategorieën worden getrokken; de meeste concepten zullen er aanspraak op maken een bijdrage te leveren aan die bewustmaking en praktijk van duurzame ontwikkeling. In dit advies wordt met name ingegaan op garantiesystemen waarbij ervan wordt uitgegaan dat de doelstellingen ervan kunnen worden bereikt dankzij het gedrag van goed geïnformeerde consumenten

3. Het belang van „ethische handel” voor de EU

3.1

De Europese burgers genieten sociale zekerheid, die wordt gefinancierd uit belastingen die gemiddeld 40 % van het BBP bedragen. Productie en dienstverlening in de EU vinden plaats binnen een kader van sociale, arbeids- en milieuwetgeving, waarvan de kosten in de prijzen worden doorberekend en door de consument worden betaald.

3.2

Hoewel dit Europees model heeft bijgedragen aan de algehele invoering van passende normen op veel terreinen, is de markt wereldwijd van grote invloed op de verspreiding van goede praktijken. Prijs en kwaliteit blijven de belangrijkste overwegingen, maar sommige consumenten zijn in toenemende mate bereid te kiezen voor producten en diensten van bedrijven die pretenderen de grootste bijdrage te leveren aan vooruitgang op sociaal en milieugebied, zowel in de EU als daarbuiten (en dan met name in minder ontwikkelde landen). Beproefde, transparante en efficiënte garantiesystemen kunnen wetgeving aanvullen door goede praktijken te belonen. De door maatschappelijke waarden ingegeven invloed van de consument gaat in de handel een steeds grotere rol spelen, waarbij bedrijven die tegemoetkomen aan de zorg van consumenten worden beloond en bedrijfsculturen een afspiegeling kunnen vormen van de veranderende sociaal-economische normen (die uiteraard tot op zekere hoogte per lidstaat verschillen al naargelang economische mogelijkheden en prioriteiten).

3.3

Het niet-verplichtende karakter van deze garantiesystemen brengt met zich mee dat consumenten bereid moeten zijn om de kosten van de tenuitvoerlegging ervan te dragen. De in de marktwerking tot uiting komende consumentenvraag is daarom bepalend voor de groei. Dit niet-verplichtende karakter houdt tevens in dat de naleving van de mededingingsregels en van de handelsregels van de WTO niet in gevaar komt door de bevordering van goede praktijken. Overigens doen op basis van vrijwilligheid opgezette systemen niets af aan de noodzaak van goede WTO-rechtskaders waarmee de garantie moet geboden dat in alle handelsbetrekkingen tusssen landen minimale basisnormen in acht worden genomen.

3.4

Zowel afzonderlijke lidstaten als de Commissie hebben de ontwikkeling van meerdere garantiesystemen die momenteel op de markt zijn, financieel gesteund. Dit betekent niet alleen een erkenning van de potentiële impact van deze garantiesystemen op sociaal en milieugebied, maar ook van de bijdrage die ze kunnen leveren aan de bewustmaking van de consument en aan de bijsturing van diens gedrag. Het is van groot belang dat de waarde van deze systemen wordt beoordeeld, zowel op doeltreffendheid als op kostenefficiëntie.

3.5

Ook hebben de EU en de lidstaten in de vorm van financiële middelen en wetgeving steun verleend aan productie- en verwerkingssystemen die garanties bieden. De vaststelling van normen en de ondersteuning van producenten bij de naleving van deze normen zijn erkend als een belangrijke factor voor de instandhouding van een eigen Europese aanpak. Bekende voorbeelden hiervan zijn passende verpakkingen, energie-efficiëntie, verwijdering van producten, en biologische landbouw. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de wetgeving voor dergelijke garantiesystemen is voorafgegaan door uitgebreide praktijkervaring met de uitvoering van duidelijk afgebakende, op vrijwilligheid gebaseerde programma's.

3.6

Er is veel aandacht besteed aan de gevolgen van een op kennis gebaseerde economie voor de verzorging van de aanbodzijde van de Europese product- en dienstensector (technologie, levenslang leren, onderzoek etc.), maar aan de gevolgen daarvan voor de vraagzijde van de economie is grotendeels voorbijgegaan. Als Europese consumenten de best geïnformeerde consumenten ter wereld zijn, dan ligt het voor de hand dat zij ook het meest selectief en het meest kritisch zijn — en zich bij hun keuze niet alleen laten leiden door traditionele factoren zoals prijs en kwaliteit, maar ook door een reeks sociale en ecologische overwegingen. Etikettering van producten is een eenvoudige manier om complexe zaken inzichtelijk te maken. De complexiteit van kwesties op het gebied van „ethische handel” vereist echter een nieuwe aanpak inzake consumenteneducatie en -informatie die gebaseerd is op een toetsing aan duurzame ontwikkeling.

3.7

De ontwikkelingen in de internationale economie — een gemondialiseerde economie en gediversifieerde productie alsmede toenemende vergelijkingsmogelijkheden voor de consument — zorgen voor nieuwe markttypen. Consumenten zijn steeds meer in de positie dat ze producten en diensten kunnen eisen en verkrijgen die op hun wensen zijn toegesneden. Deze wensen gaan inmiddels verder dan traditionele factoren zoals prijs, stijl en kwaliteit, en hebben tevens betrekking op een reeks sociale en milieunormen die gelden voor zowel de processen aan het begin van de toeleveringsketen als de gevolgen van het gebruik en de verwijdering van producten. Het bevorderen van deze kritische houding van de consument is zeer in het belang van Europese bedrijven en werknemers, die zeer wel in staat moeten zijn om hierop goed te reageren, en sluit naadloos aan bij de behoeften van een goed functionerende vrije markt waarin consumenten beschikken over de kennis en het beoordelingsvermogen die nodig zijn om specifieke eisen te stellen. Zonder deze kennis treden verstoringen van de markt op, waarbij sociale en milieukosten niet doelmatig worden toegewezen of gedragen.

3.8

Niettemin is duidelijk dat de belangen en prioriteiten van de consumenten in de 25 lidstaten sterk verschillen. Met name in de nieuwe lidstaten zijn de consumenten terecht het meest geïnteresseerd in de kwaliteit, de veiligheid en de waarde van producten. In veel van de nieuwe lidstaten ontbreekt het nog aan basale garanties op dit gebied. Het Comité wijst andermaal op het niet-verplichtende karakter van ethische garantiesystemen, waardoor bedrijven zich aan de ethische normen kunnen conformeren zonder de prioriteiten van de consument uit het oog te verliezen.

4. Initiatieven op het gebied van „ethische handel” in Europa

4.1

Voor consumenten in Europa en de rest van de wereld bestaan diverse garantiesystemen (zie voorbeelden in par. 2.6) die ervoor zorgen dat het imago van bedrijven wordt verbeterd, locaties worden gecontroleerd en gecertificeerd, en producten een specifiek keurmerk krijgen. Al deze maatregelen gaan gepaard met aanzienlijke kosten voor zowel het naleven van de normen als het documenteren en garanderen daarvan. Deze kosten worden over het algemeen in de productprijzen doorberekend aan consumenten die een bijdrage willen leveren aan sociale en ecologische vooruitgang. Het is moeilijk om uitgebreide informatie over deze garantiesystemen te verkrijgen, aangezien er momenteel nog geen coördinatiecentrum, handelsassociatie of erkend contactpunt bestaat. Niettemin wordt geraamd dat in de 25 lidstaten meer dan 100 garantiesystemen met een keurmerk meer dan 20 miljard euro aan omzet genereren.

4.2

Elk systeem heeft zijn eigen regelingen die ervoor moeten zorgen dat de normen daadwerkelijk worden nageleefd. Momenteel worden initiatieven genomen om voor deze uiteenlopende systemen een gezamenlijke aanpak te ontwikkelen. Deze gezamenlijke aanpak kan en moet tot onderling vergelijkbare systemen voor kwaliteitsbewaking en tot meer efficiëntie en andere kostenbesparingen leiden. Dit zou alle belanghebbenden ten goede komen.

4.3

Ook bestaat de behoefte om een gezamenlijke aanpak voor het bewaken van de effecten te ontwikkelen en door te voeren, aangezien de handhaving van normen op zichzelf nog niet garandeert dat er verbeteringen optreden, noch op specifieke locaties noch in het algemeen. Zo kunnen minimale arbeidsnormen het gemakkelijkst worden gerealiseerd door vooraf leveranciers te selecteren die reeds aan deze normen voldoen, of door de vergunning voor locaties die niet aan de eisen voldoen, in te trekken. Hoewel hierdoor de technische normen worden gehaald en de consument de nodige garanties krijgt, kunnen de normen in hun algemeenheid dalen doordat zwakke producenten verder worden benadeeld.

4.4

Veel (maar niet alle) door onafhankelijke instanties gecontroleerde garantiesystemen komen tot een gezamenlijke aanpak om aan te tonen dat aan hun normen is voldaan. Zo ontwikkelt de International Social and Environmental Accreditation and Labelling Alliance (ISEAL; Internationale alliantie voor accreditering en etikettering op sociaal en milieugebied) gemeenschappelijke kwaliteitswaarborgen voor haar leden. Voor de garantiesystemen in hun totaliteit moet er een dergelijk samenhangend instrument komen in de vorm van een effectbeoordeling, waarmee kan worden gewaarborgd dat de normen de gewenste uitwerking hebben. Door een gezamenlijke aanpak inzake effectbeoordeling, waarbij wordt nagegaan in hoeverre aan de behoeften van de consument wordt tegemoetgekomen en in hoeverre de kosten die op de consument worden afgewenteld, begrepen worden en gerechtvaardigd zijn, wordt een objectievere evaluatie van de garantiesystemen mogelijk. Daarbij zouden ook de kwaliteitsvereisten worden vastgesteld waaraan garantiesystemen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor steun van de Commissie — steun die zelf ook weer moet zijn gebaseerd op aantoonbare effecten om te kunnen bijdragen aan de verwezenlijking van overeengekomen beleidsdoelstellingen -.

4.5

Consumenten en leveranciers kunnen alleen vertrouwen hebben in „ethische handel” als zij de waarborg krijgen dat de kosten en voordelen voor consumenten en bedrijven enerzijds en de beoogde resultaten op sociaal en milieugebied anderzijds tegen elkaar opwegen. Zo kan een programma dat betere arbeidsvoorwaarden voor werknemers in ontwikkelingslanden moet waarborgen, ertoe leiden dat de productie slechts wordt verlegd naar randsectoren waarvoor geen regelgeving bestaat; een instrument voor de vermindering van milieuschade kan niet te rechtvaardigen kosten voor controles met zich meebrengen of tot ernstige inefficiëntie leiden; normen voor biologische veeteelt kunnen nadelig zijn voor het welzijn van dieren als die louter mechanisch worden toegepast; een initiatief dat consumenten garanties moet bieden op het gebied van kinderarbeid kan ertoe leiden dat kinderen worden ingezet bij nog schadelijkere activiteiten of geen geld meer hebben om in deeltijd naar school te gaan.

4.6

Aangezien „ethische handel” door de overgrote meerderheid van de producenten en dienstverleners wordt gezien als een belangrijke trend op de markt, spelen zij een belangrijke rol bij de vertaling van de idealistische verwachtingen van de consument in praktische en werkbare instrumenten. Vanwege de onvermijdelijke kloof tussen verwachtingen en realiteit loopt de beweging voor „ethische handel” (in al haar verschijningsvormen) het risico van naïviteit te worden beschuldigd. De houding van bedrijven verschilt al naargelang hun ontvankelijkheid voor de druk van consumenten en hun invloed binnen de handelsketen. Sommige reacties worden ingegeven door het belang dat aan public relations wordt gehecht (bescherming van de merkwaarde), andere door de markt (ontwikkeling van producten voor deze nieuwe aandachtsgebieden) of door mogelijkheden om opdrachten te verwerven (een cultuur van zorgvuldigheid en risicobeheersing). Al deze overwegingen kunnen legitiem zijn, maar de verschillen in de drijfveren van ondernemingen maken duidelijk dat een gemeenschappelijk kader voor analyse noodzakelijk is.

5. Gemeenschappelijk kader

5.1

Elk concept inzake „ethische handel” dat consumenten veel garanties biedt, kent tegenstrijdigheden. Enerzijds streeft het systeem binnen de toeleveringsketen naar sociale en milieudoelstellingen, anderzijds moet het systeem garanties bieden aan consumenten. Dit kan aanleiding geven tot een aantal problemen:

5.2

De voor deze garanties benodigde instrumenten staan wellicht niet in verhouding tot de feitelijke impact als het gaat om de verwezenlijking van de doelstellingen ervan — zo kan de controle duur zijn en kunnen de met het oog op de transparantie vereiste administratieve veranderingen kostbaar en ingewikkeld zijn.

5.3

Erger nog, de garantievereisten kunnen in feite negatief op de doelstellingen van het concept uitwerken — zo kunnen de prioriteiten in het gedrang komen door een te sterke gerichtheid op meetbare en controleerbare parameters. Ook kunnen de producenten die de grootste behoefte aan verbeteringen hebben, worden uitgesloten vanwege de vereisten en kosten van de controles.

5.4

Bovendien kunnen in veel gevallen de gebrekkige kennis van zaken en de hieraan gekoppelde prioriteiten van de consument tot verstoringen binnen het garantiesysteem leiden — zo zullen consumenten doorgaans de voorkeur geven aan een „schone” toeleveringsketen (geen kinderarbeid, geen achtergebleven pesticiden) boven een substantiële vooruitgang in het veld (betere lonen, beschikbaarheid van scholen, beter milieubeheer).

5.5

Dit alleen al kan ertoe leiden dat ondernemingen kiezen voor nieuwe leveranciers die reeds aan de juiste normen voldoen in plaats van langetermijnverbeteringen in hun bestaande toeleveringsketen door te voeren, wat per saldo geen nut voor de algehele doelstellingen oplevert.

5.6

Tot slot kan een systeem dat niet door een onafhankelijke instantie wordt getoetst, beweringen doen waarbij de daadwerkelijke invloed van het systeem wordt overdreven of al te simplistisch wordt voorgesteld (of die zelfs onjuist zijn!). Op de korte termijn zal dit de doelstellingen uithollen, en op langere termijn zal het vertrouwen van de consument in garantiesystemen hierdoor in het algemeen worden ondergraven.

5.7

In het geval van systemen die door een gering aantal grote geldschieters worden gefinancierd, kunnen deze problemen worden ondervangen door goed management, maar een systeem dat hoofdzakelijk wordt gefinancierd uit de hogere prijs die door de selectieve consument wordt betaald, beschikt niet noodzakelijkerwijs over de juiste managementsprocedures en consumenten kunnen zelf niet de kwaliteit of de kosten/batenverhouding van een garantiesysteem beoordelen.

5.8

Een vaak gehoord punt van kritiek op garantiesystemen voor consumenten is dat ze een eenvoudiger en omvattender garantie bieden dan door de praktijk wordt gerechtvaardigd, aangezien ze tot op zekere hoogte afhangen van het gedrag van de consument, die op zijn beurt een beperkt inzicht in de problematiek heeft. Alleen een meer open en gefundeerde discussie kan hier een oplossing aandragen en ruimte bieden voor de ontwikkeling van een open en goed geïnformeerde (kennis-)markt.

5.9

Het zou echter niet juist zijn als de EU of de lidstaten de definities of de essentiële normen voor de diverse vormen van „ethische handel” centraal zouden willen voorschrijven; een dergelijke centrale regulering zou niet flexibel genoeg zijn om rekening te kunnen houden met verbeterde prestaties of veranderende omstandigheden. Ook zou een centrale regulering indruisen tegen het recht van de consument om een keuze te maken op basis van zijn eigen veranderende waarden. Wat wél centraal kan — en moet — worden geregeld, zijn de voorwaarden op basis waarvan de consument er zeker van kan zijn dat garantiesystemen waarmaken wat ze pretenderen.

5.10

In dit advies wordt getracht een kader te scheppen waarin uiteenlopende initiatieven aan dezelfde vragen inzake de waarborging en aantoonbaarheid van effecten kunnen worden onderworpen, en waarin ervaringen kunnen worden uitgewisseld die bij het beantwoorden van deze vragen kunnen helpen. De dynamiek van ethische handel is schematisch weergegeven in bijlage 2. De diverse garantiesystemen streven uiteenlopende doelstellingen na, waardoor een eenvoudige kosten/batenanalyse problematisch zou zijn en uiteindelijk waarschijnlijk niet tot resultaat zou leiden omdat dergelijke uiteenlopende en subjectieve „goederen” zich moeilijk laten beoordelen. Niettemin is het mogelijk om een gemeenschappelijk kader te ontwikkelen waarbinnen over alle systemen dezelfde vragen inzake kwaliteit worden gesteld en vergelijkbare antwoorden worden verkregen. Uiteindelijk moeten consumenten en consumentenorganisaties daarna op de verkregen informatie hun eigen waarden toepassen.

5.11

Hoewel de precieze voorwaarden en de maatstaven voor het meten van resultaten per garantiesysteem zullen verschillen al naargelang het toepassingsgebied en de doelstellingen van het betreffende systeem, liggen aan alle garantiesystemen dezelfde vragen inzake kwaliteit ten grondslag. Na verder onderzoek en overleg zal een aantal kernvragen kunnen worden vastgesteld waarop elk garantiesysteem een antwoord moet kunnen bieden, en waarvoor elk systeem met bewijzen zal moeten komen die de kwaliteit ervan aantonen. Het zal er vooral om gaan, ambitieuze doelstellingen op sociaal, economisch en milieugebied vast te stellen waaraan de garantiesystemen een bijdrage moeten leveren. Deze doelstellingen zijn bepalend voor de basiselementen die aan het betreffende garantiesysteem ten grondslag liggen, zoals belanghebbenden, toepassingsgebied en maatregelen.

5.12

De volgende vragen kunnen hierbij als uitgangspunt dienen (hoewel wordt aanbevolen om deze vragen in een later stadium af te stemmen op bestaande, geloofwaardige en hoogwaardige kaders voor garantiesystemen):

a) Beheer van het garantiesysteem

Wie heeft in laatste instantie de controle op het garantiesysteem?

Betreft het een multi-stakeholderconcept waarbij de belanghebbenden op evenwichtige wijze in de besluitvormingsorganen zijn vertegenwoordigd?

Wordt het systeem gecontroleerd door onafhankelijke en onpartijdige „gevolmachtigden” waarop de belanghebbenden een beroep kunnen doen?

b) Doelstellingen van het garantiesysteem

Zijn de doelstellingen duidelijk omschreven?

Sluiten de doelstellingen van het betreffende systeem aan bij de behoeften van de belanghebbenden die het meest door het handelsstelsel worden benadeeld?

Komen de doelstellingen van het betreffende systeem overeen met de prioriteiten van de consument en met de door het systeem uitgedragen „visie”?

Zijn de betreffende belanghebbenden (met inbegrip van belanghebbenden in ontwikkelingslanden) betrokken geweest bij het formuleren en vastleggen van de doelstellingen?

Kan het grote publiek kennis nemen van de doelstellingen van het systeem?

c) Toepassingsgebied van het garantiesysteem

Wordt met het systeem het eigenlijke „probleem” in zijn gangbare definitie aangepakt?

Wordt de „problematiek” voldoende afgedekt door de modaliteiten van het systeem, of richten deze zich alleen op minder belangrijke aspecten die gemakkelijk hanteerbaar zijn?

Komen de profielen van gecertificeerde locaties („producenten”) overeen met de uitgedragen visie en de nagestreefde doelstellingen?

Voldoen de locaties reeds aan de normen of vormt voortdurende verbetering een belangrijk onderdeel van het betreffende garantiesysteem?

d) Normen of voorwaarden van het garantiesysteem

Komen de doelstellingen tot uitdrukking in de voor het systeem vastgestelde en gecontroleerde normen?

Hebben belanghebbenden (met inbegrip van belanghebbenden in ontwikkelingslanden) inspraak bij de vaststelling van de normen?

Bestaat er een geloofwaardig instrument waarmee wordt gewaarborgd dat de goedkeuring van de normen bijdraagt aan de verwezenlijking van de doelstellingen?

Kan het grote publiek kennis nemen van de normen of voorwaarden van het garantiesysteem?

e) Effectbeoordeling

Worden de effecten van het systeem op de doelstellingen op geloofwaardige wijze beoordeeld?

Worden de effecten die zich in brede zin en op langere termijn in de betreffende sector voordoen, in de gaten gehouden, en komen veranderingen („resultaten”) overeen met de doelstellingen van het betreffende garantiesysteem?

Worden lokale belanghebbenden actief en bewust betrokken bij de vaststelling van de voorwaarden van de effectbeoordeling en bij de uitvoering daarvan?

Bestaat er een procedure om negatieve effecten te constateren en aan te pakken?

f) Onafhankelijke toetsing

Vindt er een onafhankelijke toetsing van het functioneren van het garantiesysteem plaats?

Worden belanghebbenden (met inbegrip van belanghebbenden in ontwikkelingslanden) betrokken bij de vaststelling van de toetsingsvoorwaarden of bij de toetsing zelf?

Kan het grote publiek kennis nemen van de resultaten van dergelijke toetsingen?

g) Kosten/batenanalyse

Bestaat er een procedure voor de toetsing en evaluatie van de verhouding tussen de door leveranciers, groothandelaars en consumenten gedragen kosten van het garantiesysteem enerzijds en de bij de verwezenlijking van de doelstellingen geboekte vooruitgang anderzijds?

h) Publieke beweringen

Komen de publieke beweringen van gecertificeerde bedrijven of leveranciers overeen met de doelstellingen, normen en resultaten van het betreffende garantiesysteem?

Wordt in het kader van de toetsing door onafhankelijke derden of belanghebbenden tevens nagegaan in hoeverre de publieke beweringen van de bedrijven die aan het systeem deelnemen, gerechtvaardigd zijn?

5.13

Aan dergelijke (nog nader uit te werken en te testen) kwaliteitsvereisten moet worden voldaan door alle garantiesystemen die het vertrouwen van de consument willen verdienen en in aanmerking willen komen voor steun van de Commissie en de nationale regeringen. Van systemen die niet aan deze eisen voldoen, kan worden gesteld dat ze het geld niet waard zijn.

5.14

De deelname van meerdere belanghebbenden, mét overheidssteun op communautair niveau, moet de ontwikkeling en bevordering van deze kwaliteitsnormen geloofwaardigheid verlenen.

5.15

Het spreekt vanzelf dat het ontwikkelen van een vergelijkende kosten/batenanalyse op dit terrein de nodige voeten in de aarde heeft, maar een dergelijk beoordelingsmechanisme zou wel een rationele basis verschaffen voor het vergelijken van voor consumenten bestemde garantiesystemen met andere beleidsinstrumenten waarmee soortgelijke doelstellingen worden nagestreefd.

6. Beleidskader en -verantwoordelijkheden

6.1

Voor dit aan snelle veranderingen onderhevige terrein is een samenhangend beleidskader van cruciaal belang; in hoofdstuk 7 worden hiertoe concrete voorstellen gedaan. De EU en afzonderlijke lidstaten zijn van mening dat in de wereldhandel en de diplomatie strenge ethische en humanitaire normen moeten worden gehanteerd. Niet alleen is het streven naar een „betere” wereld op zich lovenswaardig, maar ook zorgen dergelijke gemeenschappelijke prioriteiten er mede voor dat in geheel Europa een op waarden gebaseerde cultuur kan opbloeien. Meer concreet kan het bevorderen van ethisch koopgedrag en een ethische consumentenhouding voor het Europese bedrijfsleven een uitgelezen kans worden, omdat het bij uitstek geschikt is om de zakelijke mogelijkheden ervan uit te buiten. De EU en de lidstaten moeten zich niet scharen achter een bepaald merk, maar zich inzetten voor een garantiesysteem waarbij alle erkende initiatieven op het gebied van consumentengaranties zich kunnen aansluiten.

6.2

Een samenhangend beleid is dan ook een eerste prioriteit. Tijdens het opstellen van dit advies hebben reeds uitgebreide en vruchtbare gedachtewisselingen over ethische handel en het te voeren beleid plaatsgevonden. Er wordt voorgesteld om als follow-up van dit advies en onder auspiciën van het EESC formeel een gestuurde en actieve dialoog tussen de belanghebbenden over „ethische handel” en garanties voor consumenten op gang te brengen.

6.3

Deze dialoog zou tot doel hebben

elementen vast te stellen die onontbeerlijk zijn voor een gecoördineerd beleid inzake sociale en ecologische garantiesystemen voor consumenten;

de maatregelen in kaart te brengen die nodig zijn om dit beleid in het communautair optreden te verankeren;

na te gaan hoe de lidstaten ertoe kunnen worden aangespoord om meer rekening te houden met deze beleidsaspecten.

7. Praktische maatregelen

7.1

In dit advies wordt nagegaan in hoeverre de procedures om ethische garantiesystemen beter onder de aandacht van de consument te brengen, coherent zijn. Er worden aanwijzingen gegeven en beleidsinstrumenten aangereikt op basis waarvan de EU kan besluiten of op dit terrein verdere steun moet worden verleend, en hoe dit rationeel en kostenefficiënt kan gebeuren. De EU kan enkele praktische maatregelen nemen om de verdere ontwikkeling van „ethische handel” (zoals in het kader van dit advies gedefinieerd) zodanig te bevorderen en te ondersteunen dat overeenstemming met de algemene beleidsdoelstellingen van de EU wordt gewaarborgd.

7.2

Het is duidelijk dat de EU en afzonderlijke lidstaten de ontwikkeling van specifieke initiatieven op dit gebied wellicht willen blijven steunen. Het verdient aanbeveling om deze steun toe te spitsen op initiatieven die garanties voor de consument bieden én waarvan objectief kan worden aangetoond dat ze bijdragen aan tastbare verbeteringen in de sociaal-economische en ecologische omstandigheden van gemeenschappen die met de betrokken toeleveringsketens te maken hebben. Systemen die capaciteitsopbouw in zuidelijke landen bevorderen, moeten in ieder geval worden gesteund.

7.3

Om dit te vergemakkelijken, zou de EU onderzoek moeten laten doen dat tot doel heeft duidelijke en breed toepasbare kwaliteitscriteria vast te stellen op basis waarvan de garantiesystemen voor consumenten kunnen worden beoordeeld. Dit onderzoek moet, behalve op systemen van consumentenorganisaties, betrekking hebben op uiteenlopende garantiesystemen, waaronder sociale en milieukeurmerken. Bovendien moet daaraan door betrokken partijen in de gehele toeleveringsketen worden deelgenomen om een brede toepasbaarheid van de criteria te waarborgen en de ontwikkeling van samenhangende instrumenten voor kwaliteitsbewaking in de sector te vergemakkelijken.

7.4

De in hoofdstuk 5 genoemde vragen kunnen als uitgangspunt voor een uitgebreider beoordelingskader dienen. Het EESC wijst erop dat het niet in de bedoeling ligt om nog méér bureaucratie te creëren of nieuwe belemmeringen voor bedrijven of garantiesystemen op te werpen. Het is van mening dat van garantiesystemen altijd hun doeltreffendheid, kwaliteit en kostenefficiëntie moeten kunnen worden aangetoond en dat een gemeenschappelijk kader dubbel werk zoveel mogelijk kan helpen voorkomen.

7.5

Een dergelijk onderzoek zou tevens bevorderlijk zijn voor het vertrouwen van de consument in de garantiesystemen, waardoor maatschappelijke organisaties hun leden en andere belanghebbenden kunnen adviseren die systemen te steunen die tegemoetkomen aan hun eigen wensen op sociaal en milieugebied. Aangezien deze kwestie van belang is voor meerdere directoraten-generaal, moet er een coördinatiecentrum komen dat zich toelegt op informatievoorziening en de ontwikkeling van een samenhangend beleid.

7.6

Daar consumenten momenteel zijn aangewezen op keurmerken om na te gaan of producten overeenkomstig specifieke sociale, milieu- en dierenwelzijnsnormen zijn vervaardigd en verhandeld, groeit het risico op verwarring en geringere doeltreffendheid vanwege het grote aantal verschillende keurmerken voor dezelfde producten. Het is derhalve eveneens raadzaam dat de EU een onderzoek laat uitvoeren naar alternatieve methoden om de sociale en ecologische kwaliteit van producten op betrouwbare wijze te meten en onder de aandacht van de consument te brengen.

7.7

Door middel van een strategisch programma voor consumenteneducatie moet de consument zich ervan bewust worden gemaakt hoe en in welke mate hij zijn koopgedrag kan aanwenden om sociale en milieudoelstellingen te verwezenlijken die bij zijn prioriteiten aansluiten.

7.8

Er dient op te worden gewezen dat het — dankzij de snelle ontwikkeling van systemen voor productinformatie die op verkooppunten, via Internet en langs andere kanalen kunnen worden geraadpleegd — de komende jaren steeds gemakkelijker zal worden om databanken met informatie over de herkomst en de kwaliteit van producten aan te leggen. Naast de in dit advies aan de orde gestelde sociale en milieuvraagstukken kan in deze databanken tevens meer algemene informatie over kwaliteit en veiligheid — zoals specifieke voedingsparameters — worden opgeslagen, zodat consumenten zelf hun prioriteiten kunnen bepalen overeenkomstig hun waarden of behoeften.

7.9

Door de ontwikkeling van een gemeenschappelijk kader voor de beoordeling van de kwaliteit en effecten van garantiesystemen op het gebied van „ethische handel” zal het gemakkelijker worden om te komen tot een objectiever en duurzamer ethisch aanbestedingsbeleid binnen de Commissie en wellicht ook in de lidstaten.

7.10

Door middel van overheidsaankopen kan de vraag naar producten verder worden gestimuleerd. De afgelopen vijf jaar is de functie van maatschappelijk verantwoorde overheidsaankopen duidelijker geworden en geconsolideerd. Met bovengenoemde voorstellen kunnen tastbare resultaten worden bereikt als aankopende overheden, met inachtneming van de communautaire wetgeving, voor producten kiezen die sociale en ecologische voordelen opleveren.

8. Vooruitgang boeken

8.1

De totstandkoming van dit advies biedt de voornaamste belanghebbenden de mogelijkheid om zich uit te spreken en een dialoog aan te gaan, zij het op zeer bescheiden schaal. Naar aanleiding van dit overleg zou het EESC kunnen meewerken aan de volgende vijf nieuwe initiatieven:

tussen de belangrijkste actoren (waaronder consumentenorganisaties) op communautair (en eventueel mondiaal) niveau kan een permanente dialoog over het formuleren van een samenhangend beleid inzake „ethische handel” en garantiesystemen voor consumenten in gang worden gezet. Het EESC stelt voor dat het in 2006 het voortouw neemt bij de organisatie van een specifiek forum van belanghebbenden volgens het concept dat zijn waarde inmiddels heeft bewezen. Daarbij kan ook worden gekeken naar de haalbaarheid van de mogelijke instelling van een database waarin algemene gegevens over de aan de kwaliteit en prestaties van een product ten grondslag liggende sociale, milieu- en andere factoren kunnen worden bijeengebracht en (op grond van duidelijke, objectieve evaluatieprotocols) bevestigd, waarna die gegevens openbaar worden gemaakt. DG Ontwikkeling heeft al laten weten dat het belangstelling heeft voor de terbeschikkingstelling van kritische gegevens voor de beoordeling van systemen inzake ethische handel, waarmee producenten en exporteurs kunnen worden geholpen om toegang tot de Europese markt te krijgen(10);

in breder en diepgaander overleg met belanghebbenden in lidstaten en wereldwijd kan een op effectbeoordeling en kwaliteitsbewaking gericht gemeenschappelijk kader voor garantiesystemen inzake ethische handel worden geschapen. Hierdoor zullen de EU en lidstaten objectiever onderscheid kunnen maken tussen initiatieven met een echte meerwaarde en initiatieven waarmee een bestaande garantie alleen maar nog eens wordt bevestigd. Aldus zullen de beleidsdoelstellingen van DG Ontwikkeling worden bekrachtigd doordat duurzamere handelsbetrekkingen worden bevorderd. Ook zullen de werkzaamheden van DG Gezondheid en consumentenbescherming worden vergemakkelijkt doordat betrouwbare consumenteninformatie beschikbaar komt;

er kan worden meegewerkt aan de vaststelling van een ISO 26000-norm met een praktische richtsnoer voor MVO, waarbij de belanghebbenden worden geïdentificeerd en inspraak krijgen en de geloofwaardigheid van verslaggeving over MVO en de aan MVO gestelde eisen wordt vergroot. Alhoewel de bedoeling daarvan vooral is dat MVO wordt genormaliseerd, kan dit ook een baseline zijn waaraan de resultaten van specifieke systemen inzake ethische handel worden getoetst;

er kan een voorlichtingsprogramma voor consumenten worden opgezet, dat vanaf de eerste schooljaren levenslang wordt aangeboden en dat consumenten ervan bewust moet maken dat ze de sociale en ecologische dynamiek kunnen beïnvloeden door weloverwogen te kopen. DG Gezondheid en consumentenbescherming heeft zich reeds voorstander getoond van méér consumenteneducatie over eerlijke handel. Het streven naar een beter geïnformeerde en invloedrijkere maatschappij van consumenten die op de markt bewuste keuzes kunnen maken, is essentieel voor de rol van dit DG;

voorgesteld wordt om een internationaal onderzoekscentrum op te richten dat zich toelegt op onderzoek naar leveranciers en de markt, op technische informatie en informatie inzake de verkoop, en op educatieve initiatieven en initiatieven voor de ontwikkeling van beleid. Dit onderzoeksprogramma zou als gemeenschappelijk programma steun moeten krijgen van de Commissie, de lidstaten en de voornaamste belanghebbenden.

9. Slotnota: definitie van de in dit advies gebruikte termen

De mondiale impact van handelsactiviteiten op samenleving en milieu heeft geleid tot het ontstaan van een aantal nieuwe termen en concepten. Hieronder wordt uiteengezet in welke betekenis deze begrippen in dit advies worden gebruikt. Aangezien de betreffende termen en definities per land verschillen, is het van groot belang dat dit glossarium consequent wordt gebruikt om misverstanden als gevolg van de vertaling te voorkomen.

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) Deze term is inmiddels gemeengoed geworden, en heeft betrekking op de gedachte dat het creëren van welvaart en het naleven van nationale uitvoeringsbepalingen een wezenlijk onderdeel van alle verantwoorde handelsactiviteiten vormen. MVO heeft dan ook in het bijzonder betrekking op het op vrijwillige basis door een onderneming gevoerde beleid en al haar praktijken die erop gericht zijn de sociale en milieuprestaties van al haar activiteiten op hetzelfde niveau te handhaven en te verbeteren. Dit kan inhouden dat het optreden van de betreffende onderneming op basis van interne beheers- en beoordelingssystemen of op basis van een externe evaluatie wordt bijgestuurd.

Ethische handel

Ethische handel maakt deel uit van (en is als begrip recenter dan) MVO, en wordt gebruikt in twee hoofdbetekenissen.

In het algemene gebruik wordt er het volgende mee bedoeld: Een doelbewust streven om de handelsactiviteiten (productie, detailverkoop of koop) van een onderneming, een organisatie of een persoon zodanig in te richten dat ze aan bepaalde ethische normen voldoen. De ethiek is het onderdeel van de filosofie dat zich met het wezen en het gedrag van de mens bezighoudt. Als zodanig kan ethische handel dus betrekking hebben op een zeer breed scala aan waarden, en op de meest uiteenlopende producten en diensten (waaronder financiële diensten en toerisme) die in welk land dan ook worden aangeboden, met inbegrip van EU-lidstaten. In dit advies wordt, wanneer deze betekenis wordt gebruikt, gesproken van „ethische handel”. Ook de titel van het advies moet in deze zin worden opgevat.

De tweede, hiervan afwijkende betekenis wordt gebruikt binnen de Commissie en in het kader van een aantal Europese initiatieven, zoals het Ethical Trading Initiative (ETI) in het Verenigd Koninkrijk, het Initiative Clause Sociale (ICS) in Frankrijk en het Business Social Compliance Initiative (BSCI), waarbij deelnemers uit meerdere landen zijn aangesloten. In deze zin houdt ethische handel doorgaans het volgende in: door een onderneming gevoerd beleid of toegepaste praktijken die erop gericht zijn de sociale en milieueffecten van haar bevoorradingsactiviteiten, en in het bijzonder de arbeidsomstandigheden van leveranciers, te beheersen. Wanneer de term in deze betekenis wordt gebruikt, wordt in dit advies een hoofdletter gebruikt: Ethische handel.

Eerlijke handel

Dit kan worden beschouwd als een onderdeel van ethische handel. Over het algemeen wordt onder „eerlijke handel” het volgende verstaan: Handel waarbij de betrokken partijenof het nu om producenten of consumenten, kopers of verkopers gaatniet worden benadeeld en een redelijke en evenredige winst behalen. Wanneer in dit advies van eerlijke handel in deze betekenis wordt gesproken, wordt het begrip weergegeven als „eerlijke handel”.

De tweede, hiervan afwijkende betekenis luidt als volgt: Een op overleg, transparantie en respect gebaseerd handelspartnerschap waarmee naar een rechtvaardigere internationale handel wordt gestreefd. Eerlijke handel draagt bij aan duurzame ontwikkeling door de handelsvoorwaarden van gemarginaliseerde producenten en werknemersmet name in zuidelijke landente verbeteren en hun rechten te waarborgen. Zo hanteren de in de European Fair Trade Association (Europese vereniging voor eerlijke handel) vertegenwoordigde organisaties deze definitie van het begrip „eerlijke handel”. Waar deze betekenis in dit advies wordt gebruikt, wordt een hoofdletter gebruikt: Eerlijke handel.

Garantiesystemen voor consumenten

In dit advies gaat het om één specifiek aspect van „ethische handel” en „eerlijke handel”, namelijk om de door de consument uitgeoefende druk en het koopgedrag van de consument — en vaak zijn bereidheid om méér te betalen voor een bepaald product — als belangrijkste drijfveer voor verandering. In het kader van dit advies worden garantiesystemen voor consumenten als volgt gedefinieerd: Systemen die consumenten in staat stellen en hen aanmoedigen om deel te nemen aan ethische handel door goederen en diensten te kopen die zodanig worden geproduceerd dat ze in sociaal of ecologisch opzicht voor bepaalde maatschappelijke groepen of voor de maatschappij als geheel voordelen opleveren.

Hierbij dient te worden opgemerkt dat de term „garantiesysteem” tevens betrekking heeft op sociale en ecologische garanties die worden geboden door afzonderlijke bedrijven of samenwerkende bedrijven, alsook op garanties van onafhankelijke derde partijen en groepen belanghebbenden.

Duurzame ontwikkeling

„Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die voldoet aan de huidige behoeften, zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, in gevaar te brengen”.(11)

Brussel, 27 oktober 2005

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

Anne-Marie SIGMUND