Home

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 15/2005 van 22 december 2004 , vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem voor de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (Voor de EER relevante tekst)

Gemeenschappelijk Standpunt (EG) nr. 15/2005 van 22 december 2004 , vastgesteld door de Raad, volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met het oog op de aanneming van een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem voor de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen (Voor de EER relevante tekst)

11.5.2005

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 111/19


GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT (EG) Nr. 15/2005

vastgesteld door de Raad op 22 december 2004

met het oog op de aanneming van Verordening (EG) nr. …/2005 van het Europees Parlement en de Raad van … tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem voor de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen

(Voor de EER relevante tekst)

(2005/C 111 E/02)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 71, lid 1, onder d),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 9 van Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen(3) bepaalt dat de lidstaten elkaar bijstaan bij de uitvoering van deze richtlijn en dat zij bilateraal of multilateraal gegevens kunnen uitwisselen, met name om vóór de inschrijving van een voertuig na te gaan wat de rechtstoestand daarvan is, zo nodig in de lidstaat waar het tot dusver was ingeschreven. Daarbij kan in het bijzonder gebruik worden gemaakt van een elektronisch netwerk.

(2)

Het Schengeninformatiesysteem (hierna „het SIS” genoemd), dat is ingesteld bij titel IV van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen(4) (hierna „de Schengenuitvoeringsovereenkomst” genoemd) en dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen krachtens het Protocol dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, is een elektronisch netwerk tussen de lidstaten dat onder andere gegevens bevat over gestolen, verduisterde of anderszins vermiste motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc. Krachtens artikel 100, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst worden gegevens over dergelijke motorvoertuigen die met het oog op inbeslagneming of als bewijsmiddel in een strafprocedure worden gezocht, in het SIS opgenomen.

(3)

Het initiatief van het Koninkrijk der Nederlanden met het oog op de aanneming van een besluit van de Raad betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties(5) voorziet in het gebruik van het SIS als een integrerend deel van de handhavingsstrategie op het gebied van voertuigcriminaliteit.

(4)

Artikel 101, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst bepaalt dat uitsluitend de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor grenscontroles en andere politie- en douanecontroles in het binnenland en de uitoefening van coördinerende functies terzake, toegang verkrijgen tot de in het SIS opgenomen gegevens en bevoegd zijn tot directe bevraging van SIS-gegevens.

(5)

Artikel 102, lid 4, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst bepaalt dat de gegevens in geen geval voor administratieve doeleinden mogen worden gebruikt.

(6)

Diensten die in de lidstaten specifiek werden aangewezen om en verantwoordelijk zijn voor de afgifte van kentekenbewijzen voor voortuigen, moeten toegang hebben tot in het SIS opgenomen gegevens betreffende motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc, aanhangers en caravans met een ledig gewicht van meer dan 750 kg, en gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte kentekenbewijzen en kentekenplaten, zodat zij kunnen nagaan of de voertuigen die ter registratie bij hen worden aangemeld, gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn. Daarom moeten regels worden vastgesteld die deze instanties en diensten toegang geven tot dergelijke gegevens en hun de mogelijkheid bieden deze gegevens te gebruiken voor een administratief doel, te weten de correcte afgifte van kentekenbewijzen.

(7)

De lidstaten dienen de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat bij een gebleken signalering de in artikel 100, lid 2, voorgeschreven maatregelen worden genomen.

(8)

De aanbeveling van het Europees Parlement aan de Raad van 20 november 2003 betreffende de tweede generatie van het Schengeninformatiesysteem (SIS II) noemt een aantal belangrijke punten van zorg en bevat overwegingen met betrekking tot de ontwikkeling van het SIS, in het bijzonder waar het de toegang tot het SIS betreft voor particuliere organen zoals voertuigregistratiediensten.

(9)

Niet-openbare organen in de lidstaten die belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen voor voertuigen, dienen indirect toegang tot het SIS te krijgen, via een dienst zoals bedoeld in artikel 101, lid 1, van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, die toeziet op de naleving van de maatregelen die de lidstaten hebben getroffen uit hoofde van artikel 118 van de overeenkomst.

(10)

Op de verwerking van persoonsgegevens door de diensten in de lidstaten die belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen voor voertuigen, is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(6) van toepassing, alsmede de specifieke regels inzake gegevensbescherming in de Schengenuitvoeringsovereenkomst die de in die richtlijn vervatte beginselen aanvullen of verduidelijken.

(11)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen toegang te geven tot het SIS zodat zij hun taken uit hoofde van Richtlijn 1999/37/EG gemakkelijker kunnen uitvoeren, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, omdat het SIS een gemeenschappelijk informatiesysteem is, beter door de Gemeenschap kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(12)

De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de praktische maatregelen te nemen die nodig zijn om deze verordening toe te passen.

(13)

Wat IJsland en Noorwegen betreft, houdt deze verordening een ontwikkeling in van de bepalingen van het Schengenacquis die vallen onder het gebied dat is bedoeld in artikel 1, onder G, van Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis(7).

(14)

Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende beginselen in acht.

(15)

Deze verordening vormt een besluit dat het Schengenacquis uitwerkt of daar anderszins mee samenhangt in de zin van artikel 3, lid 2, van de Toetredingsakte van 2003,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In titel IV van de Schengenuitvoeringsovereenkomst wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 102 bis

1. Niettegenstaande artikel 92, lid 1, artikel 100, lid 1, artikel 101, leden 1 en 2, en artikel 102, leden 1, 4 en 5, hebben de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen voor motorvoertuigen zoals bedoeld in Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29 april 1999 inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen(8), recht op toegang tot de volgende gegevens in het Schengeninformatiesysteem enkel en alleen om na te gaan of voertuigen die ter registratie worden aangemeld, niet gestolen, verduisterd of anderszins vermist zijn:

a)

gegevens over gestolen, verduisterde of anderszins vermiste motorvoertuigen met een cilinderinhoud van meer dan 50 cc;

b)

gegevens over gestolen, verduisterde of anderszins vermiste aanhangers en caravans met een ledig gewicht van meer dan 750 kg;

c)

gegevens over gestolen, verduisterde, anderszins vermiste of ongeldig gemaakte voertuigregistratiebewijzen en voertuigkentekenplaten.

Onverminderd lid 2 wordt de toegang tot deze gegevens voor deze diensten geregeld bij nationaal recht.

2. Als in lid 1 bedoelde diensten overheidsdiensten zijn, hebben zij het recht de in dat lid genoemde gegevens in het Schengeninformatiesysteem rechtstreeks te bevragen.

Als in lid 1 bedoelde diensten geen overheidsdiensten zijn, hebben zij alleen toegang tot de in dat lid genoemde gegevens in het Schengeninformatiesysteem via een autoriteit in de zin van artikel 101, lid 1. Die autoriteit heeft het recht de gegevens rechtstreeks te bevragen en ze aan die diensten door te geven. De betrokken lidstaat ziet erop toe dat die diensten en de werknemers daarvan verplicht zijn eventuele beperkingen ten aanzien van het gebruik van de gegevens die door de openbare autoriteit worden verstrekt, in acht te nemen.

3. Artikel 100, lid 2, is niet van toepassing op de bevraging van gegevens overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Op de melding aan de politiële of justitiële autoriteiten van informatie die bij bevraging van het Schengeninformatiesysteem aan het licht is gekomen en op grond waarvan een strafbaar feit wordt vermoed door de in lid 1 bedoelde diensten, is het nationale recht van toepassing.

Artikel 2

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2. Zij is van toepassing vanaf …(9).

3. Voor de lidstaten waar de bepalingen van het Schengenacquis met betrekking tot het SIS nog niet van toepassing zijn, is deze verordening van toepassing binnen zes maanden na de datum waarop deze bepalingen op hen van toepassing worden, zoals bepaald in het daartoe overeenkomstig de toepasselijke procedures vastgestelde besluit van de Raad betreffende de invoering van een aantal nieuwe functies voor het Schengeninformatiesysteem, met inbegrip van de strijd tegen het terrorisme.

4. Deze verordening wordt verbindend voor Noorwegen 270 dagen na de datum van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

5. Noorwegen dient voor de in lid 4 bedoelde datum aan de Raad en de Commissie te laten weten dat is voldaan aan de grondwettelijke vereisten, zodat deze verordening voor Noorwegen verbindend kan worden, onverminderd de kennisgevingsvereisten in artikel 8, lid 2, onder c), van de Overeenkomst inzake deelneming van Noorwegen en IJsland aan het Schengenacquis(10).

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

Voor de Raad

De voorzitter



MOTIVERING VAN DE RAAD

INLEIDING

1.

Op 3 september 2003 heeft de Commissie de Raad een voorstel toegezonden voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor wat betreft de toegang tot het Schengeninformatiesysteem voor de diensten die in de lidstaten belast zijn met de afgifte van kentekenbewijzen van voertuigen.

2.

Het Coreper heeft het politieke akkoord over deze ontwerp-verordening op 9 november 2004 bevestigd. Na de bijwerking door de juristen/vertalers, heeft de Raad zijn gemeenschappelijk standpunt vastgesteld op 22 december 2004.

AMENDEMENTEN

3.

Het Europees Parlement heeft op 1 april 2004 advies(1) uitgebracht en daarbij tien amendementen voorgesteld(2).

4.

Alle door het Parlement voorgestelde amendementen die voor de Commissie aanvaardbaar waren (amendementen nrs. 1, 2, 3, 5, 6 en 7) zijn in de tekst verwerkt. Amendement nr. 8, dat de Commissie volgens eerdere berichten niet zou kunnen steunen(3), maar dat volgens de Commissiediensten toch aanvaardbaar is, is ook opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt.

5.

De overige amendementen (amendementen nrs. 4, 10 en 11), die voor de Commissie onaanvaardbaar waren, zijn niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen omdat men van mening is dat de huidige ontwerp-verordening niet de juiste en toereikende rechtsgrond voor deze bepalingen bevat.

6.

Wat amendement nr. 4 betreft is de Raad zich bewust van het feit dat de huidige formulering van de verordening betekent dat de betreffende bepalingen van het ontwerp-besluit van de Raad betreffende de invoering van enkele nieuwe taken in het Schengeninformatiesysteem, met inbegrip van de bestrijding van terrorisme, van kracht moeten zijn geworden voordat de verordening in werking treedt. Aangezien over het ontwerp-besluit van de Raad overeenstemming is bereikt en het wachten alleen nog is op de intrekking van één parlementair voorbehoud, wil de Raad vasthouden aan de huidige formulering. De kwestie zal in tweede lezing opnieuw zorgvuldig worden bekeken, in het licht van de vooruitgang die dan met bovengenoemd ontwerp-besluit van de Raad is geboekt.