Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 7.9.2005
COM(2005) 423 definitief
2003/0175 (COD)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
2003/0175 (COD)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 1999/62/EG betreffende het in rekening brengen van het gebruik van bepaalde infrastructuurvoorzieningen aan zware vrachtvoertuigen
1. ACHTERGROND
Indiening van het voorstel bij het EP en de Raad [document COM(2003) 448 definitief- C5-0351/2003 - 2003/0175(COD)]: | 28 juli 2003 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 3 juni 2004 |
Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 20 april 2004 |
Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 6 september 2005 |
2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE
In het verlengde van het Witboek inzake het Europees vervoersbeleid tot het jaar 2010[1] en ingevolge het verzoek van de Europese Raden van december 2002 en maart 2003, heeft de Commissie een gewijzigde versie voorgesteld van Richtlijn 1999/62/EG inzake wegenheffingen voor zware vrachtvoertuigen. Dit voorstel spoort met het door de Commissie gevoerde beleid inzake vervoersinfrastructuurheffingen, dat erin bestaat een geharmoniseerde communautaire heffingsaanpak te ontwikkelen voor alle vervoersmodaliteiten. Als grondslag voor vervoersheffingen zouden de kosten moeten worden genomen die momenteel aan het vervoer verbonden zijn voor gebruikers, belastingbetalers en de samenleving als geheel.
Richtlijn 1999/62/EG voorziet in het thans geldende regelgevingskader voor wegenheffingen die aan zware vrachtvoertuigen worden aangerekend. Aangezien de lidstaten geleidelijk overgaan van heffingsregelingen (vignetten) op tolregelingen, moet de richtlijn echter worden bijgewerkt om de grondslag voor tolheffing op wegen nader uit te werken en te verduidelijken en om ervoor te zorgen dat de huidige lappendeken van heffings- en tolregelingen zich op transparante wijze ontwikkelt tot een geharmoniseerd geheel. Voorts dient het kader voor wegenheffingen te worden aangepast om meer ruimte te creëren voor het aantrekken van investeringen in nieuwe vervoersinfrastructuur.
Het voorstel van de Commissie voor de bijwerking van Richtlijn 1999/62/EG voorziet in deze doelstellingen. Ter verbetering en harmonisering van de grondslag voor tolheffing wordt daarin:
- de kostenbasis voor tolregelingen nader gespecificeerd, in die zin dat de kosten voor aanleg, exploitatie, onderhoud en ontwikkeling van het netwerk alsook de ongedekte kosten van ongevallen daar uitdrukkelijk deel van uitmaken;
- de mogelijkheid voor differentiatie van toltarieven verruimd en een methodiek voor transparante kostenraming vastgesteld;
- het toepassingsgebied van de richtlijn uitgebreid tot meer commerciële voertuigen (vanaf 3,5 ton) en meer wegen (het trans-Europese wegennet en de alternatieve routes).
Om te helpen voorzien in de financieringsbehoefte van de vervoersinfrastructuur:
- worden toltarieven gekoppeld aan de kosten voor onderhoud en ontwikkeling van de infrastructuur;
- wordt de verplichting opgelegd de opbrengsten aan te wenden voor onderhoud en ontwikkeling van de vervoersinfrastructuur;
- wordt toegestaan verhoogde toltarieven toe te passen waarvan de extra opbrengsten moeten worden aangewend voor investeringen in alternatieve infrastructuur binnen dezelfde TEN-corridor.
3. COMMENTAAR OP HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
De Raad heeft een aantal wijzigingen in het voorstel van de Commissie aangebracht die aanvaardbaar zijn omdat deze ervoor zorgen dat de beoogde doelstellingen worden gehaald:
- De definitie van aanlegkosten is gewijzigd en nader uitgewerkt in die zin dat wordt gespecificeerd welke financieringskosten in aanmerking kunnen worden genomen en dat wordt bepaald dat de periode waarvoor kosten in aanmerking worden genomen niet langer mag zijn dan de levensduur van de betrokken infrastructuur.
- De toegestane toldifferentiatie is gewijzigd om de transparantie te verbeteren en discriminatie te voorkomen.
- De voorwaarden voor toepassing van verhoogde toltarieven zijn aangescherpt om de transparantie te verbeteren; in de meeste gevallen wordt de verhoging beperkt tot 15% in plaats van 25%. Een maximale verhoging van 25% is alleen van toepassing op wegen binnen dezelfde corridor als grensoverschrijdende gedeelten van prioritaire projecten van Europees belang in bergachtige gebieden.
- Nieuwe tolregelingen worden onderworpen aan controle door de Commissie volgens de in bijlage III opgenomen kernbeginselen. Deze controle vindt rechtstreeks plaats voor regelingen die geen betrekking hebben op concessietolgelden en waarbij de tolgelden worden berekend volgens de kernbeginselen en de lidstaten kernwaarden en -parameters voor verificatie aanleveren. Voor concessietolregelingen wordt de controle echter indirect uitgevoerd. De lidstaten moeten alle informatie verstrekken die nodig is om te kunnen nagaan of het toltarief niet hoger is dan het op basis van de kernbeginselen berekende tarief.
Wat betreft het in aanmerking nemen van externe kosten en het toepassingsgebied van de tolheffing, op welke punten de Raad eveneens wijzigingen heeft aangebracht in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie, heeft de Commissie een verklaring afgelegd waarin zij:
- heeft toegezegd een nadere analyse uit te voeren van de geleidelijke internalisatie van externe kosten bij haar tussentijdse evaluatie, eind 2005, van het Witboek inzake vervoer, met name in het licht van de tweede lezing door het Parlement;
- stelde dat het recht van de lidstaten om bepaalde onderdelen van het netwerk van tolheffing vrij te stellen op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig het Verdrag moet worden uitgeoefend. In dit verband heeft de Commissie verklaard dat zij rekening zal houden met objectieve criteria zoals de noodzaak de toegankelijkheid van afgelegen regio's te verbeteren of congestie en verontreiniging terug te dringen.
Na het afleggen van deze verklaringen heeft de Commissie haar tevredenheid uitgesproken over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad, dat zij een moeizaam bereikt compromis noemde.
Van de 42 amendementen die op 20 april 2004 door het Parlement werden aangenomen, werden er 9 door de Commissie aanvaard die uiteindelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen; 23 amendementen waren aanvaardbaar voor de Commissie maar zijn niet door de Raad overgenomen; 6 amendementen werden door de Commissie afgewezen maar zijn in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen; 4 amendementen waren noch voor de Commissie, noch voor de Raad acceptabel.
4. GEDETAILLEERD COMMENTAAR VAN DE COMMISSIE OP DE IN EERSTE LEZING DOOR HET EUROPEES PARLEMENT AANGENOMEN AMENDEMENTEN
4.1. Door de Commissie aanvaarde en geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen
Amendement 21 : in de definitie van de kosten voor aanleg wordt het principe opgenomen dat alleen rekening wordt gehouden met het gedeelte van de kosten dat niet is afgeschreven.
Amendement 22 : een definitie van gewogen gemiddeld toltarief is opgenomen, zij het in een andere vorm dan voorgesteld door het Parlement, om een grotere technische precisie in de formulering te bereiken.
Amendement 24 : een definitie van concessie is opgenomen, zij het in een andere vorm dan voorgesteld door het Parlement, om een grotere juridische precisie in de formulering te bereiken (op basis van de definitie in Richtlijn 2004/18/EG).
Amendementen 10 en 34 : zoals voorgesteld door het Parlement, is elke vermelding van de kosten van ongevallen door de Raad geschrapt.
Amendementen 18 en 38 : de Raad heeft ook het plan om een onafhankelijke infrastructuurautoriteit aan te wijzen verworpen.
Amendement 39 : het voorstel om belastingen op verzekeringen toe te voegen aan de lijst van belastingen en heffingen die niet onder de richtlijn vallen is geaccepteerd.
Amendement 43 : de tabel in bijlage II is aangepast: de recentste EURO-emissieklassen zijn daarin opgenomen. De hogere waarden voor oudere voertuigen zijn echter niet overgenomen.
4.2. Door de Commissie aanvaarde maar niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen amendementen
Amendementen 1, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 : de volgorde van de overwegingen waarin de algemene gedachtengang achter de richtlijn wordt weergegeven, inclusief de diverse aan de richtlijn ten grondslag liggende beleidsprioriteiten, de desbetreffende conclusies van de Raad, enz. is door de Raad ongewijzigd gelaten.
Amendementen 2 en 25 : de Raad heeft elke vermelding van externe kosten, inclusief de desbetreffende overweging en de definitie, geschrapt. De Commissie heeft dit aanvaard om tot een compromistekst te kunnen komen, maar heeft daarover wel een verklaring in de bijlage laten opnemen.
Amendement 12 : de bepaling dat de variatie van de toltarieven inkomstenneutraal moet zijn is in de tekst opgenomen, echter zonder een bijbehorende overweging.
Amendement 13 : het voorstel van de Commissie om tolgelden te mogen compenseren door andere vervoersbelastingen te verlagen tot onder het minimum EU-niveau is door de Raad niet aanvaard.
Amendement 20 : deze definitie van "hoofdwegennet" is overbodig geworden daar de Raad elke vermelding van het hoofdwegennet in artikel 1, lid 3, heeft geschrapt.
Amendementen 14 en 26 : de mogelijkheid voertuigen van humanitaire en hulporganisaties vrij te stellen van tolheffing is niet geaccepteerd aangezien alleen aan duidelijk identificeerbare en controleerbare voertuigen vrijstellingen krachtens dit artikel worden verleend. Bovendien is niet voor elke vrijgestelde gebruikerscategorie een overweging vereist (amendement 14).
Amendementen 11 en 27 : in een richtlijn van de Raad en het Parlement is een bepaling die de lidstaten verplicht de plaatselijke en/of regionale instanties te raadplegen niet op haar plaats: dit aspect valt onder het subsidiariteitsbeginsel en daaraan wordt invulling geven afhankelijk van de bestuursstructuur van elke lidstaat.
Amendement 28 : de grondslag voor het bepalen van de toltarieven is beperkt tot infrastructuurkosten; de Raad heeft externe kosten uitgesloten.
Amendement 29 : de door het Parlement voorgestelde differentiatie van de toltarieven werd ontoereikend geacht. De differentiatie waarin het gemeenschappelijk standpunt voorziet verschaft zekerheid en duidelijkheid, in combinatie met een grotere mate van flexibiliteit die het mogelijk maakt toltarieven te variëren op basis van milieu- en congestiecriteria. Voorts zijn de criteria PM10 en NOx niet opgenomen, aangezien deze globaal worden weergegeven in de euro-emissieklassen en moeilijk afzonderlijk te verifiëren zijn. Bovendien zouden dergelijke milieucriteria (indien haalbaar) aanvaardbaar zijn binnen de criteria voor de euro-emissieklassen.
Amendementen 16 en 30 : het toestaan van verhoogde toltarieven in stedelijke gebieden zou stroken met de functie van dergelijke verhogingen; de Raad heeft dit amendement echter verworpen.
Amendement 32 : een verplichting voor de lidstaten om het hoogste toltarief op te leggen aan voertuigen die niet kunnen aantonen tot welke euro-emissieklasse zij behoren is door de Raad verworpen.
Amendement 36 : de bepalingen met betrekking tot de compensatieregeling (verlaging van voertuigbelastingen enz.) zijn door de Raad geschrapt.
Amendement 42 : het voorstel van de Commissie om verslag uit te brengen over de effecten van de richtlijn op verkeersongevallen en het milieu is door de Raad verworpen.
4.3. Door de Commissie verworpen amendementen die toch in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen
Amendementen 9, 19, 33, 52 : Concessietolregelingen kunnen niet worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de richtlijn, aangezien deze daardoor onwerkzaam zou worden. De Raad heeft echter een afzonderlijke handhavingsstructuur voor concessietolregelingen geïntroduceerd die is afgestemd op het bijzondere karakter van concessies, zodat het handhavingsrecht van de Commissie overeind blijft.
Amendementen 46 en 48 : de toewijzing van opbrengsten geschiedt op vrijwillige basis, zoals bepaald in de tekst van het Parlement.
4.4. Door de Commissie verworpen amendementen die niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen
Amendementen 17, 41 en 50 : aan de Commissie mag niet door een richtlijn de verplichting worden opgelegd een dergelijk werkprogramma te ondernemen (hoewel in het Witboek al sprake is van het voornemen in de toekomst de externe kosten te internaliseren). Bovendien heeft de Raad geen behoefte aan verwijzingen naar de ontwikkeling van methodieken voor de raming van externe kosten.
Amendement 37 : compensatieplannen voor nationale tolregelingen behoren tot de verantwoordelijkheid van de lidstaten en hoeven dus niet te worden besproken in het kader van een richtlijn.
(13 hier niet vermelde amendementen (15, 19, 35, 40, 44, 45, 47, 49, 51, 53-56) werden door het Parlement in de plenaire zitting verworpen. De amendementen 23 en 31 zijn niet van toepassing op de Engelse tekst)
5. CONCLUSIE
De Commissie schaart zich achter het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt.
Zoals vermeld in de tijdens de vergadering van de Raad op 25 april 2005 door de Commissie afgelegde verklaring,
- zal zij een nadere analyse uitvoeren van de geleidelijke internalisatie van externe kosten bij haar tussentijdse evaluatie, eind 2005, van het Witboek inzake vervoer, met name in het licht van de tweede lezing door het Parlement;
- wijst zij erop dat het in het gemeenschappelijk standpunt vastgelegde recht van de lidstaten om bepaalde onderdelen van het netwerk van tolheffing vrij te stellen op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig het Verdrag moet worden uitgeoefend. In dit verband zal de Commissie rekening houden met objectieve criteria zoals de noodzaak de toegankelijkheid van afgelegen regio's te verbeteren of congestie en verontreiniging terug te dringen.
Bijlage: Verklaring van de Commissie tijdens de Raadsvergadering van 21 april 2005
INTERNALISATIE VAN EXTERNE KOSTEN EN GEOGRAFISCHE DEKKING
Verklaring van de Commissie
Bij de voor eind 2005 geplande tussentijdse evaluatie van het Witboek inzake vervoer zal de Commissie een nadere analyse uitvoeren van de geleidelijke internalisatie van externe kosten, met name in het licht van de tweede lezing door het Europees Parlement van het voorstel voor een richtlijn « Eurovignet ».
De Commissie wijst erop dat het recht van de lidstaten om bepaalde onderdelen van het netwerk van tolheffing vrij te stellen op niet-discriminerende wijze en overeenkomstig het Verdrag moet worden uitgeoefend. In dit verband zal de Commissie met name rekening houden met objectieve criteria zoals de noodzaak de toegankelijkheid van afgelegen regio's te verbeteren of congestie en verontreiniging terug te dringen.
[1] COM (2001)370 van 12.9.2001