Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De gevolgen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië voor het personeelsbeleid van de Commissie
Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - De gevolgen van de toetreding van Bulgarije en Roemenië voor het personeelsbeleid van de Commissie
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 15.11.2005
COM(2005) 573 definitief
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
DE GEVOLGEN VAN DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË VOOR HET PERSONEELSBELEID VAN DE COMMISSIE
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT
DE GEVOLGEN VAN DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË VOOR HET PERSONEELSBELEID VAN DE COMMISSIE
INLEIDING
Het Europees Parlement stemde op 13 april 2005 in met de toetreding van Bulgarije en Roemenië. Op grond hiervan hebben de lidstaten van de EU en Bulgarije en Roemenië op 25 april 2005 het toetredingsverdrag ondertekend te Luxemburg. Mits de toetredingsverdragen worden geratificeerd en op voorwaarde dat deze landen tijdig de noodzakelijke voorwaarden vervullen om het acquis vanaf de dag van de toetreding volledig ten uitvoer te leggen, wordt verwacht dat Bulgarije en Roemenië in januari 2007 leden van de EU worden.
De Commissie heeft op 25 oktober een mededeling aangenomen (Uitgebreid monitoringverslag van de Commissie over de stand van de voorbereiding op de toetreding tot de Europese Unie van Bulgarije en Roemenië) waarin er, onder verwijzing naar een monitoringverslag dat de Commissie voornemens is bij de Raad en het Parlement in te dienen in april/mei 2006, op wordt gewezen dat de Commissie de Raad op dat moment kan aanbevelen de toetreding van Bulgarije of Roemenië uit te stellen tot 1 januari 2008 indien er een ernstig risico bestaat dat een van deze staten duidelijk niet voorbereid is om tegen januari 2007 op een aantal belangrijke terreinen te voldoen aan de vereisten voor het lidmaatschap. In de mededeling drukt de Commissie de verwachting uit dat Bulgarije en Roemenië tegen die tijd alle noodzakelijke corrigerende maatregelen zullen nemen om te voorkomen dat zij een dergelijke aanbeveling zal moeten geven.
Met deze mededeling wordt beoogd de vraag van de Commissie om extra personele middelen te staven door het vaststellen van de behoeften van de diensten met betrekking tot de gevolgen van de toetreding van deze twee nieuwe lidstaten voor de werkzaamheden van de Commissie. De algemene aspecten en de gevolgen van de uitbreiding voor de personele middelen worden erin beschreven per groep van beleidsterreinen en per functieomschrijving. De mededeling zal van cruciaal belang zijn bij toekomstige begrotingsvoorstellen en bij het uitstippelen van een aanwervingsbeleid. Deze mededeling heeft evenwel geen betrekking op de aanwervingsdoelstellingen voor onderdanen van de nieuwe lidstaten; dat is een andere kwestie die te zijner tijd zal worden behandeld.
Met deze vaststelling wordt de in 2002 voorgelegde mededeling voor de tien lidstaten die in mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden (EU-10), uitgebreid tot Bulgarije en Roemenië (EU-2). De aard en de timing van de uitbreiding met de EU-2 maken deze erg gelijkend op de vorige. Gelet op de evidente gelijkenissen, werd de vaststelling uitgevoerd met behulp van dezelfde methodologie als in 2002, maar daarbij werd wel rekening gehouden met de ervaring uit de in 2004 reëel uitgevoerde uitbreiding met de EU-10. Deze mededeling bevestigt en actualiseert derhalve de ramingen van de behoeften aan personele middelen op middellange termijn, die in 2002 zijn opgesteld, zoals verzocht door het Europees Parlement in zijn resolutie betreffende de jaarlijkse beleidsstrategie voor 2006.
1. DOELSTELLING EN CONTEXT VAN DE MEDEDELING
Uit de ervaring blijkt dat het aanwerven van nieuwe personeelsleden en hun vlotte integratie in de diensten van de Commissie veel gemakkelijker verlopen indien tijdig voorbereidingen worden getroffen. Het vaststellen en plannen van de aantallen personeelsleden die in de periode na de toetreding nodig zullen zijn, zorgt voor een stabiel kader. In de vroegere mededeling betreffende de EU-10[1] werd de nadruk gelegd op het cruciale belang van deze voorbereiding en het nut ervan voor de begrotingsautoriteit en de Commissie.
Toen de nieuwe Commissie haar voorontwerp van begroting voor 2006[2] indiende, bevestigde zij uitdrukkelijk dat de in 2002 gemaakte analyse geldig is en dat er op middellange termijn (tegen 2008) ongeveer 3900[3] nieuwe personeelsleden nodig zijn om taken uit te voeren die voortvloeien uit de toetreding van de tien nieuwe lidstaten. De conclusies van de mededeling van 2002 blijven geldig voor de EU-10[4].
Gedurende de voorbije drie jaar (van 2003 tot 2005) heeft de begrotingsautoriteit de Commissie 1980 nieuwe personeelsleden toegestaan voor taken in verband met de uitbreiding (1480 nieuwe ambtenaren en 500 externe personeelsleden). Deze eerste versterkingen zijn weliswaar aanzienlijk, maar niettemin onvoldoende om de goede werking van de uitgebreide EU en de onverkorte uitvoering van alle beleidsmaatregelen van de Commissie, communautaire regels en programma's te waarborgen. Om de continuïteit te verzekeren van alle lopende werkzaamheden, in het bijzonder op de belangrijkste gemeenschappelijke beleidsgebieden in verband met de cohesie en de interne markt, acht de Commissie de rest van de 3900 VTE's noodzakelijk om haar institutionele verantwoordelijkheden in de betrokken periode te kunnen vervullen.
2. DE DRAAGWIJDTE VAN DE UITDAGING
2.1. Wat wordt verwacht van de Commissie in een uitgebreide Unie?
Als uitvoerend orgaan van de Europese Unie is de Commissie bevoegd voor het beheer en de tenuitvoerlegging van de EU-begroting en de door het Parlement en de Raad goedgekeurde beleidsmaatregelen en programma's. Na de uitbreiding zal de Commissie programma's moeten beheren die bestemd zijn om de nieuwe lidstaten te ondersteunen, vooral in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, de structurele maatregelen en het intern beleid.
Als behoedster van de Verdragen moet de Commissie ervoor zorgen dat het Gemeenschapsrecht naar behoren wordt toegepast in alle lidstaten. Hoewel de kandidaat-lidstaten aanzienlijke inspanningen hebben geleverd om hun toekomstige verantwoordelijkheden als lidstaten te vervullen, kunnen hun administratieve en juridische stelsels en capaciteiten enkele jaren nodig hebben om stabiliteit te bereiken.
De behoorlijke werking van de interne markt, de veiligheid en de gezondheid van de bevolking, de bescherming van het milieu, het toezicht op de buitengrenzen van de EU en het zorgvuldig beheer van de communautaire middelen in een uitgebreide EU vereisen alle dat de Commissie extra personele middelen ontvangt om:
- het EU-beleid actief te beheren en toe te zien op de tenuitvoerlegging hiervan in de nieuwe lidstaten;
- de nieuwe lidstaten te helpen het Gemeenschapsrecht correct toe te passen en zo nodig inbreukprocedures in te leiden;
- communautaire programma's, die bestemd zijn om de nieuwe lidstaten financiële steun te verlenen, voor te stellen en vervolgens uit te voeren;
- erop toe te zien dat de programmering en de uitgaven correct worden uitgevoerd;
- communautaire documenten in twee nieuwe talen bekend te maken en te publiceren.
2.2. Omvang van de taken in cijfers
De draagwijdte van de uitdaging van de volgende uitbreiding kan worden gemeten aan de volgende indicatoren:
- twee nieuwe lidstaten brengen het ledenaantal van de EU van 25 op 27 (toename met 8 %);
- twee nieuwe officiële talen brengen het totale aantal van 20 op 22 (toename met 10 %[5]);
- 30 miljoen burgers extra brengen de totale bevolking van de EU in 2007 van 452 op 482 miljoen (toename met 6,6 %);
- met een BBP per hoofd in koopkrachtstandaard van ongeveer 30 % van het gemiddelde van de EU-25 zijn de twee nieuwkomers de totnogtoe armste nieuwe lidstaten.
De gevolgen van deze uitbreiding voor de werkzaamheden van de Commissie moeten worden beschouwd in de context van de vorige uitbreiding, aangezien de toetreding van 12 nieuwe lidstaten in een vrij korte periode de communautaire instellingen uiteraard voor nieuwe uitdagingen stelt doordat zij nu te maken krijgen met 80% meer lidstaten en dubbel zoveel talen.
3. UITGANGSPUNTEN, METHODOLOGIE EN STRATEGIE
3.1. Uitgangspunten
Het werkscenario voor de vaststelling van de gevolgen van de uitbreiding is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:
1. Mits de toetredingsverdragen worden geratificeerd en op voorwaarde dat zij tijdig de noodzakelijke voorwaarden vervullen om het acquis vanaf de dag van de toetreding volledig ten uitvoer te leggen, zullen twee nieuwe landen op 1 januari 2007 toetreden tot de Europese Unie. Indien deze voorwaarden niet worden vervuld, wordt het in deze mededeling voorgestelde tijdschema dienovereenkomstig aangepast. De ramingen van de behoeften aan personele middelen blijven evenwel geldig, ongeacht de uiteindelijke toetredingsdatum.
2. De werkzaamheden worden beoordeeld op volle kruissnelheid, zodra alle werkzaamheden en taken in verband met de uitbreiding geleidelijk zijn ingevoerd of opgeheven, waarbij er in het bijzonder op wordt gelet dat zeker voldoende personeelsleden belast blijven met het beheer en de controle van de pretoetredingsprogramma's tot de afsluiting van deze programma's. Het tijdsprofiel van de behoeften aan personele middelen zal van dienst tot dienst verschillen, wat zal worden weerspiegeld in de jaarlijkse toewijzing[6].
3. Het uitgangspunt voor het aantal personeelsleden per activiteit is de situatie in 2006, waarbij ervan wordt uitgegaan dat deze specifieke uitbreiding het beleid, de programma's en de uitvoeringssystemen niet wijzigt. Er is evenwel rekening gehouden met toekomstige wijzigingen die reeds zijn goedgekeurd of door de Commissie voorgesteld (bv. uitvoerende agentschappen[7]).
4. Alle soorten posten (personeelsformatieposten en extern personeel) en alle financieringsbronnen (administratieve begroting of operationele programma's) worden op gelijke voet behandeld. De personeelsbehoeften worden gemeten in voltijdsequivalenten (VTE). Het fundamentele uitgangspunt is dat deze uitbreiding de verhouding tussen de verschillende soorten posten bij de Commissie niet drastisch zal veranderen. De verdeling van de personele middelen per soort post en per financieringsbron is op algemeen niveau gebeurd en zal in iedere afzonderlijke begrotingsprocedure worden gespecificeerd.
5. De beoordeling is uitgevoerd op een nettobasis, waarbij rekening wordt gehouden met de ruimte voor herschikking in het licht van de verwachte voltooiing van de pretoetredingsactiviteiten gedurende deze periode (pretoetredingsprogramma's, onderhandelingen, betrekkingen met kandidaat-lidstaten).
6. De totale raming omvat 100 externe personeelsleden die reeds zijn opgenomen in het voorontwerp van begroting (VOB) voor 2006 als een voorschot op de behoeften op middellange termijn. Om tijdig klaar te zijn voor de uitbreiding, moeten de voorbereidingen in 2006 beginnen. In haar VOB schatte de Commissie haar prioritaire behoeften aan personele middelen op 100 personen, die belast zouden worden met essentiële werkzaamheden ter voorbereiding van de uitbreiding, vooral in de taalsector. Deze personeelsleden komen niet bovenop de geraamde behoeften voor na de uitbreiding, maar maken deel uit van het totale pakket.
3.2. Methodologie
Aangezien deze vaststelling de mededeling van 2002 betreffende de toetreding van de EU-10 actualiseert met het oog op de uitbreiding met de EU-2, kan dezelfde methodologie consequent worden gebruikt.
De behoeften aan personele middelen werden vastgesteld op grond van de in de nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting (AGB) bepaalde werkzaamheden. Om een methodisch en homogeen overzicht van de verwachte ontwikkelingen te verkrijgen werd een vragenlijst aan alle diensten toegezonden.
Vervolgens werden de gevolgen van de uitbreiding voor de activiteiten onderzocht en werd van iedere activiteit bepaald of zij zou toenemen, ongewijzigd zou blijven of zou verminderen. De volgende stap was het beoordelen van de gevolgen voor de personele middelen. In de regel zijn wijzigingen in de personeelsbehoeften geschat op basis van wijzigingen in de belangrijkste factoren die de werklast voor een activiteit bepalen.
Wanneer een activiteit, organisatie of uitvoeringssysteem sinds 2002 niet significant is gewijzigd of zal worden gewijzigd, en wanneer ervan wordt uitgegaan dat de gevolgen van de uitbreiding met de EU-2 evenredig zullen zijn aan die bij de uitbreiding met de EU-10, zijn de resultaten van de eerdere mededeling over de EU-10 geëxtrapoleerd naar de uitbreiding met de EU-2.
Omdat de aanvragen voor de diverse activiteiten coherent moeten zijn, werden de antwoorden getoetst om een gelijke behandeling en de vergelijkbaarheid van de gegevens te waarborgen zodat er zekerheid kon zijn dat:
- de verstrekte gegevens en de onderliggende motivering coherent waren;
- de geraamde behoeften van de diverse diensten voor soortgelijke activiteiten gelijk werden behandeld;
- uitsluitend de extra werklast ten gevolge van de uitbreiding in aanmerking werd genomen;
- terdege rekening werd gehouden met de ruimte voor herschikking die voortvloeit uit pretoetredingsactiviteiten.
3.3. Overgangsperiode voor nieuwe posten
In deze vaststelling wordt rekening gehouden met de behoeften van de diensten en het vermogen van de Instelling om nieuwe aanwervingen te verwerken. Daarom stelt de Commissie voor dat de nieuwe posten geleidelijk worden ingevoerd gedurende een periode van drie jaar, afhankelijk van de beschikbaarheid van reservelijsten en de absorptiecapaciteit van de betrokken diensten. De meeste diensten van de Commissie vonden de periode van vijf jaar voor nieuwe EU-10-posten, die noodzakelijk was wegens beperkingen van de begroting en bij de aanwervingen, wel te lang en de selectie en aanwerving hebben nu de kruissnelheid bereikt.
Dit heeft geen gevolgen voor de duur van de overgangsperiode voor de aanwerving van ambtenaren uit de twee nieuwe lidstaten. De Commissie stelt hiervoor een periode van vijf jaar voor. De Commissie zal derhalve te zijner tijd de aanwervingsdoelstellingen voor onderdanen van de nieuwe lidstaten bepalen, wat een andere kwestie is.
4. RESULTERENDE BEHOEFTEN AAN PERSONELE MIDDELEN
4.1. Resultaat van de doorlichting
Oorspronkelijk stelden de diensten van de Commissie hun brutobehoeften aan extra personeelsleden vast op ongeveer 1084 VTE's en verwachtten zij dat het einde van de pretoetredingsactiviteiten 237 VTE's zou vrijmaken.
De doorlichting leidde tot herziene ramingen die de op grond van de uitbreiding van de activiteiten vereiste brutotoename van personele middelen op meer dan 984 VTE's brengen. Deze behoeften kunnen worden opgevangen door ongeveer 98 posten te herschikken (23 daarvan binnen de diensten) en 886 nieuwe personeelsleden aan te werven. Een herschikking is nodig omdat de Commissie ernaar streeft diensten van hoge kwaliteit tegen een redelijke prijs te leveren. Tevens wordt aangenomen dat het equivalent van ongeveer 145 externe personeelsleden die momenteel werkzaam zijn bij de pretoetredingsinstrumenten (en die worden gefinancierd uit hoofde van de vroegere BA-begrotingsplaatsen), zal moeten worden ontslagen, aangezien deze personen niet kunnen worden herschikt. Dat brengt de nettobehoeften aan personele middelen op 741 VTE's.
[pic]
In vergelijking met de huidige toestand vertegenwoordigen deze 741 VTE's een toename met 2,5 % van de totale personele middelen die in dienst zijn bij de Commissie. Dit ligt beneden het relatieve gewicht van de toetredende landen, zoals gemeten met de diverse indicatoren die in deel 2 van deze mededeling zijn vermeld.
4.2. Aard van personele middelen en financieringsbron
Zoals voorgesteld in tabel 1 hieronder, kunnen de 741 extra posten als volgt indicatief worden verdeeld volgens hun aard en financieringsbron:
- 750 posten in de operationele personeelsformaties (administratieve begroting onder de huidige rubriek 5 van de financiële vooruitzichten), waaronder ongeveer 166 voor talendiensten;
- 36 posten in de personeelsformaties voor onderzoek (operationele begroting);
- extra kredieten voor ongeveer 100 externe personeelsleden ten laste van de administratieve begroting;
- schrapping van de kredieten voor het equivalent van 145 externe personeelsleden die momenteel worden gefinancierd via de operationele begroting (vroegere BA-begrotingsplaatsen van de pretoetredingsinstrumenten).
Tabel 1
Posten in personeelsformaties | Extern personeel (VTE) |
Administratieve begroting | 750 | 100 | 850 |
Operationele begroting | 36 | -145 | -109 |
786 | -45 | 741 |
Deze tabel bevestigt dat ongeveer 850 VTE's ten laste van de administratieve begroting nodig zullen zijn, wat overeenstemt met het uitgangspunt van de voorgestelde financiële vooruitzichten.
4.3. Geleidelijke aanwerving van 850 nieuwe personeelsleden ten laste van de administratieve begroting
De Commissie stelt voor dat de nieuwe personeelsleden geleidelijk over een periode van drie jaar worden aangeworven. Zo zou rekening kunnen worden gehouden met de reële behoeften van de diensten en het vermogen van de Instelling om nieuwe aanwervingen te verwerken. Het indicatieve tijdschema is opgenomen in tabel 2 hieronder, waarbij ervan wordt uitgegaan dat de toetreding plaats vindt in 2007.
Tabel 2
Jaar | Deel van de extra posten | Nieuwe posten van de personeelsformaties (administratieve begroting) | Externe perso-neels-leden[8] | Gepland totaal aantal personeelsleden administratieve begroting |
2006 | 100 | 100 |
2007 | 33% | 250 | 350 |
2008 | 33% | 250 | 600 |
2009 | 33% | 250 | 850 |
Het tijdsprofiel en het jaarlijkse deel van de toekomstige verzoeken voor posten van de personeelsformatie zou een zekere flexibiliteit kunnen vergen. De Commissie zal in iedere jaarlijkse beleidsstrategie en ieder voorontwerp van begroting details geven over haar jaarlijkse verzoeken om nieuwe posten, naast de 1280 personen die in 2007-08 nog moeten worden aangeworven voor de uitbreiding met de EU-10[9]. Er zal tevens rekening worden gehouden met het geplande tijdschema voor vergelijkende proeven.
De verdeling over posten van de personeelsformatie en externe personeelsleden zal ook nauwkeuriger moeten worden bepaald in iedere jaarlijkse begrotingsprocedure. Hoewel de contractuele personeelsleden die in 2006 worden aangeworven om de toetreding voor te bereiden, geleidelijk zouden moeten worden vervangen door ambtenaren, zal de Commissie ook op kruissnelheid externe personeelsleden nodig hebben, vooral in de taaldiensten en de vertegenwoordigingen in de nieuwe lidstaten. Indien uiteindelijk minder dan 100 externe personeelsleden nodig zouden zijn, zou de Commissie verzoeken om de omzetting van sommige externe personeelsleden in posten.
4.4. Budgettaire consequenties voor de administratieve uitgaven
Verwacht wordt dat de totale kosten voor deze nieuwe personeelsleden op kruissnelheid ongeveer 85 miljoen EUR[10] zullen belopen (inclusief de infrastructuurkosten in verband hiermee) voor de Commissie alleen[11]. Dit bedrag is volledig verzoenbaar met de door de Commissie voorgestelde financiële vooruitzichten. De uiteindelijke overeenkomst over de definitieve financiële perspectieven zou moeten voorzien in deze specifieke begroting waarmee de Commissie de personeelsleden kan aanwerven die nodig zijn voor de uitbreiding; ook de behoeften van andere instellingen in dit verband zouden in aanmerking moeten worden genomen.
5. GEVOLGEN VOOR BELEID EN ACTIVITEITEN
De resultaten van de door de Commissie uitgevoerde analyse van haar behoeften aan personele middelen kunnen worden uitgesplitst naar "beleidsgroep" (diensten) en "functieprofiel" (personen).
5.1. Veranderingen per beleidsgroep
[pic]
5.1.1. Intern beleid
Het maken van wetgeving en het toezicht op de naleving daarvan in de nieuwe lidstaten zijn de twee belangrijkste factoren die zorgen voor een toename van het personeel op het gebied van het intern beleid. Vanaf de datum van toetreding is het communautaire acquis in nieuwe lidstaten van toepassing, en het hele wetgevingsproces moet worden aangepast om deze landen te betrekken bij het raadplegingsproces over beleidsinitiatieven en wetgevingsvoorstellen.
Dit gebied omvat zeer uiteenlopende en complexe taken als interne markt, milieu, mededinging, belastingen en douane-unie en gezondheid en consumentenbescherming. Bovendien heeft de EU een aantal nieuwe strategische doelstellingen vastgesteld met het zwaartepunt bij het intern beleid, zoals de "strategie van Lissabon" voor welvaart door middel van economische groei, inclusief de trans-Europese netwerken, en het "Haags programma" ter versterking van vrijheid, veiligheid en recht in de Europese Unie. Deze rubriek omvat ook het geleidelijk opzetten van persbureaus in de nieuwe lidstaten.
Voor de volledige integratie van de nieuwe lidstaten in de toepassing van deze beleidsmaatregelen en communautaire voorschriften zijn ongeveer 349 VTE's nodig. Gezien de veelheid aan beleidsmaatregelen die in 27 lidstaten ten uitvoer zullen moeten worden gelegd en de huidige middelen, gaat het om een tamelijk bescheiden toename van de personele middelen, die een goede afspiegeling vormt van het zwaartepunt van de huidige activiteiten van de Commissie.
5.1.2. Talendiensten
Het leveren van talendiensten van goede kwaliteit is een van de belangrijkste prioriteiten voor de periode na de uitbreiding. De relatief grote toename (322 VTE's) op dit activiteitengebied (vertaling, vertolking en publicatie) moeten echter worden gezien in de context van de invoering van zeer efficiënte systemen voor vraagbeheersing en kwaliteitsborging. Hierdoor konden de benodigde middelen tot het minimum worden beperkt terwijl de meertaligheid gegarandeerd blijft en de legitimiteit, de doorzichtigheid en de efficiëntie van de EU worden bevorderd.
5.1.3. Ondersteunende diensten en coördinatie
In een alomvattende uitbreidingssstrategie spelen ondersteunende diensten en coördinatie een doorslaggevende rol, en hiervoor moet dan ook voldoende personeel worden ingezet, zodat alle werkzaamheden soepel verlopen. De besluitvorming in de EU wordt steeds ingewikkelder en er zal steeds meer personeel nodig zijn voor de kabinetten van de commissarissen en voor de coördinatie van het beleid in een EU met 27 lidstaten. Speciale aandacht moet ook worden besteed aan de toepassing van het Europese recht in alle nieuwe talen. Verdere activiteiten zijn de versnelling van het aanwervingsproces en de versterking van de fraudebestrijdings- en auditdiensten in het uitgebreide Europa. Voor deze uiteenlopende taken zijn naar raming 144 VTE's nodig.
5.1.4. Structurele maatregelen, inclusief die op het gebied van landbouw en visserij
Het structuur- en cohesiebeleid streeft naar economische convergentie door de bevordering van groei en concurrentievermogen en de versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang van de Unie. Het gaat om belangrijke Europese programma's met een aanzienlijke macro-economische impact. Volgens de huidige wetgeving komen beide toetredingslanden in aanmerking voor steun voor minder ontwikkelde regio's (doelstelling 1). Op dit activiteitengebied zal de toetreding naar verwachting de grootste toename van kredieten tot gevolg hebben. Omdat deze programma's op gedecentraliseerde wijze worden beheerd (gedeeld beheer) is naar verhouding minder extra personeel nodig. Er moet natuurlijk wel aan de controle- en auditvereisten worden voldaan.
Landbouw speelt een belangrijke rol in het economische en politieke leven van de twee landen die binnenkort tot de EU zullen toetreden. De huidige activiteiten in het kader van het pretoetredingsinstrument voor plattelandsontwikkeling (Sapard) zullen worden ondergebracht bij het eigenlijke landbouwbeleid. Zoals ook voor de andere pretoetredingsinstrumenten (bv. PHARE en ISPA) geldt, zal er echter een overgangsperiode zijn omdat deze programma's pas na de toetreding worden afgesloten en de uitvoering ervan dus nog doorloopt. De Commissie moet na de toetreding ook toezien op wijze waarop de nieuwe lidstaten het acquis toepassen met dezelfde mechanismen als die welke door de huidige lidstaten worden gebruikt.
Structurele maatregelen, landbouw en visserij vergen samen naar raming 93 VTE's aan extra personele middelen, relatief weinig gezien de hiermee gemoeide bedragen, maar volledig in overeenstemming met de uitvoeringsmechanismen.
5.1.5. Extern beleid
De belangrijkste veranderingen betreffen de handelspolitiek en handelsbeschermende maatregelen, inclusief onderhandelingen in de WTO na de goedkeuring van het gemeenschappelijk douanetarief in de nieuwe lidstaten en de noodzakelijke versterking van het Europees nabuurschapsbeleid met name voor de oostelijke buurlanden. De totale gevolgen voor de buitenlandse betrekkingen zullen tamelijk beperkt zijn: de behoeften worden geraamd op 17 VTE's.
5.1.6. Pretoetreding (inclusief delegaties, PHARE[12])
De delgaties in de toetredingslanden en de pretoetredingsactiviteiten in verband met Roemenië en Bulgarije, zoals onderhandelingen en toezicht op het beheer van pretoetredingsinstrumenten, zullen volgens de desbetreffende bepalingen van het toetredingsverdrag geleidelijk worden afgebouwd. Het betrokken personeel in de delegaties en de meeste betrokken personeelsleden in Brussel zullen geleidelijk worden overgeplaatst, rekening houdend met het tijdschema van het toetredingsproces. Bij de overplaatsing van het pretoetredingspersoneel zal voorts rekening worden gehouden met het feit dat de pretoetredingsprogramma's overeenkomstig de beginselen van goed financieel beheer zullen voortduren volgens het tijdschema van de beheerscyclus van het programma. Alles bij elkaar zal hierdoor het personeel afnemen met 220 VTE's (75 uit de administratieve begroting gefinancierde VTE's en 145 door het PHARE-programma gefinancierde externe personeelsleden).
5.1.7. Onderzoek
De meeste onderzoeksprogramma's staan al open voor toetredingslanden, en het 6e kaderprogramma heeft de betrokkenheid van de kandidaat-lidstaten voor de uitbreiding nog vergroot. Bovendien is het gericht op een kleiner aantal prioriteiten en vereenvoudigde beheersmethoden en -procedures. Hoewel het volgende meerjarenkaderprogramma de trend naar meer efficiëntie en concentratie zal voortzetten, rechtvaardigen de geraamde behoeften aan personele middelen voor de EU-2-uitbreiding een bescheiden toename van 36 VTE's, die zal worden gefinancied binnen de maxima van het 7e kaderprogramma voor administratieve uitgaven.
5.2. Veranderingen per functieprofiel
[pic]
5.2.1. Linguïsten
Het aantal linguïsten zal meer toenemen dan voor alle andere functieprofielen het geval is, om de Commissie in staat te stellen haar beleid dichter bij de burger te brengen en het besluitvormingsproces van de EU bij vergaderingen te vergemakkelijken. De geraamde behoeften bedragen 328 VTE's, inclusief extern en ondersteunend personeel.
5.2.2. Opstellen, bijhouden en handhaven van wetgeving
Wetgeving is een andere centrale pijler van het werk van de Commissie, een activiteitengebied dat het toezicht en de handhaving omvat die nodig zijn om een echte rechtsgemeenschap tot stand te brengen. Dit werkterrein zal de op een na grootste toename vergen. Het uitbreidingsgerelateerde werk is in de meeste stadia van het wetgevingsproces rechtstreeks evenredig met het aantal lidstaten. Dit geldt met name in het stadium van de handhaving. Het aantal betrokken partijen en hun diversiteit zullen ook invloed hebben op het opstellen en bijhouden van wetgeving. Er zijn naar raming 279 VTE's extra nodig.
5.2.3. Beleidsvorming en coördinatie
Het uitstippelen van het beleid zal met het toenemende aantal lidstaten en belanghebbenden steeds ingewikkelder worden. De behoeften voor de beleidsvorming zullen toenemen omdat het belangrijk is dat de nieuwe lidstaten bij alle processen worden betrokken. Naar raming zijn 135 VTE's nodig.
5.2.4. Programmabeheer
De geringe toename van de personele middelen voor het programmabeheer (59 VTE's) is op het eerste gezicht wellicht opvallend. De redenen voor deze toename worden duidelijk wanneer men bedenkt dat de huidige kandidaat-lidstaten al voor vele EU-programma's in aanmerking komen en dat momenteel serieus wordt geprobeerd de administratieve procedures in verband met de programmering te stroomlijnen. De geraamde extra behoeften voor de uitbreiding van de programmabeheersactiviteiten worden gedekt door de geleidelijke herschikking van middelen die nu nodig zijn voor beheer en controle van pretoetredingsinstrumenten totdat deze daadwerkelijk worden beëindigd, wat meer dan 3 jaar na de toetreding zal plaatsvinden[13]. Voorts ontstaan er extra behoeften voor planning en coördinatie en voor controlefuncties. Wanneer met deze aspecten rekening wordt gehouden, ontstaat een evenwichtiger beeld.
5.2.5. Personeels- en begrotingsbeheer
De totale toename van de activiteiten vergt een passende verhoging voor het beheer van de beleidsbegroting en de personele middelen. Deze behoeften worden geraamd op 49 VTE's.
6. CONCLUSIES
Op basis van haar ervaring en de resultaten van de mededeling van 2002 voor de laatste uitbreiding heeft de Commissie haar personeelsbehoeften in verband met de komende uitbreiding geanalyseerd. De Commissie bevestigt de personeelsbehoeften voor de vorige uitbreiding en raamt haar behoeften voor de komende uitbreiding op 850 VTE's uit de administratieve begroting en 36 VTE's uit de onderzoeksbegroting. Dit aantal strookt met dat van de vorige uitbreiding en met de indicatoren voor de gevolgen van deze uitbreiding. Het bewijst tevens dat de Commissie productiviteitswinst kan boeken zonder dat haar vermogen om haar taken naar behoren uit te voeren in het gedrang komt.
Uit de analyse blijkt voorts dat nieuw personeel vooral voor beleidsactiviteiten wordt ingezet, zodat het personeelsbeleid in overeenstemming is met de politieke prioriteiten. Het tijdschema strookt met de bedragen die in de ontwerp-financiële vooruitzichten 2007-2013 voor administratieve uitgaven zijn uitgetrokken en met het vermogen van de Commissie om nieuw personeel op te nemen.
Voor een adequate voorbereiding van de aanwervingsstrategie en een goede planning is het van cruciaal belang dat de begrotingsautoriteit deze middelen toekent.
[1] COM(2002) 311 van 5.6.2002.
[2] COM(2005) 300 van 15.6.2005.
[3] Waarvan 3960 VTE's ten laste van de administratieve begroting en een vermindering met 60 VTE's ten laste van andere rubrieken.
[4] Tijdens de begrotingsprocedure werd op verzoek van de begrotingsautoriteit meer informatie verstrekt: zie het werkdocument van 14 juli 2005 over personele middelen voor de uitbreiding.
[5] Voor deze vergelijking wordt het Iers niet bij de 20 bestaande talen geteld, aangezien er specifieke regelingen gelden, alsmede een overgangsperiode van 5 jaar, die in 2007 begint.
[6] Dit zou in het bijzonder kunnen gelden voor de taaldiensten.
[7] Deze mededeling heeft geen betrekking op de personeelsleden in uitvoerende agentschappen. Indien sinds 2002 een uitvoerend agentschap is ingesteld, zijn de ramingen van de behoeften aan personele middelen voor de Commissie evenwel dienovereenkomstig verminderd in vergelijking met de analyse van 2002.
[8] Sommige van deze 100 externe personeelsleden kunnen ook worden omgezet in posten, zonder het totaal van 850 VTE's te wijzigen.
[9] In de veronderstelling dat de voor 2006 gevraagde 700 nieuwe posten worden toegestaan als verwacht.
[10] In prijzen van 2004.
[11] Uit berekeningen voor het ontwerp van financiële vooruitzichten blijkt dat een bedrag van ongeveer 130 miljoen EUR in de financiële vooruitzichten zou moeten worden opgenomen voor de toetreding van Bulgarije en Roemenië in de veronderstelling dat de behoeften aan personele middelen in de andere instellingen evenredig zijn met die voor de vorige uitbreiding.
[12] Exclusief Ispa en Sapard, waarvan het personeel binnen dezelfde dienst zal worden herschikt, aangezien de behoeften aan personele middelen voor landbouw en structurele maatregelen netto worden weergegeven.
[13] Rekening houdend met middelen van vroegere BA-begrotingsonderdelen die niet kunnen worden herschikt, is de afname van het aantal personeelsleden voor programmabeheer als gevolg van de beëindiging van de pretoetredingsinstrumenten groter.
Versterking van
uitbreidende werkzaamheden
Herschikkingen
Extra middelen
Niet herschikbare
middelen (BA-lijnen)
Netto extra
middelen
S1
984
-98
886
-145
741
-200
200
400
600
800
1.000
Voltijdsequivalent
Grafiek I
Versterkingen, herschikkingen en extra middelen
Intern
beleid
Talendiensten
Onder-
steunende
diensten en coördinatie
Structurele
Maatregelen
incl. Landb. en
Visserij
Extern
beleid
Pretoetreding
TOTAAL
349
322
144
93
17
-75
850
-100
100
200
300
400
500
600
700
800
900
Voltijdsequivalent
Grafiek II
Nettoverschil in VTE's per beleidsgroep (administratieve uitgaven)
Linguïsten
Opstellen,
bijhouden en
handhaven wetgeving
Beleidsvorming en
coördinatie
Programma-
beheer
Personeels- en
begrotings-
beheer
TOTAAL
328
279
850
49
59
135
100
200
300
400
500
600
700
800
900
Voltijdsequivalent
Grafiek III
Nettoverschil in VTE's per functieprofiel (administratieve uitgaven)