Resolutie van het Europees Parlement over vrouwen- en kinderhandel in Cambodja
Resolutie van het Europees Parlement over vrouwen- en kinderhandel in Cambodja
Resolutie van het Europees Parlement over vrouwen- en kinderhandel in Cambodja
Publicatieblad Nr. 247 E van 06/10/2005 blz. 0161 - 0163
P6_TA(2005)0012
Vrouwen- en kinderhandel in Cambodja
Resolutie van het Europees Parlement over vrouwen- en kinderhandel in Cambodja
Het Europees Parlement,
- onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over Cambodja, in het bijzonder de resoluties van 13 maart 2003 [1] en 12 februari 2004 [2],
- gezien de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Cambodja [3], die op 1 november 1999 van kracht werd,
- gezien het Strategiedocument EG-Cambodja 2000-2003 en het Nationaal indicatief programma 2005-2006,
- gezien de verklaring van het lokale voorzitterschap van de Europese Unie namens de hoofden van EUmissies in Pnom Pen over de aanval op een onderkomen voor slachtoffers van mensenhandel dat wordt beheerd door de organisatie "Agir pour les femmes en situation précaire" (AFESIP),
- gelet op het VN-Verdrag voor de rechten van het kind en het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van de vrouw, die door Cambodja en alle lidstaten van de EU zijn geratificeerd,
- gelet op het VN-Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel en het VN-Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
- gezien de richtsnoeren van de EU betreffende de bescherming van mensenrechtenactivisten, die in juli 2004 door de Europese Raad zijn goedgekeurd,
- gezien de overeenkomst tussen de VN en Cambodja over een budget voor een speciaal Cambodjaans tribunaal voor oorlogsmisdaden,
- gelet op artikel 115, lid 5, van zijn Reglement,
A. gezien de aanval op het Srey Khan Center van de organisatie AFESIP, waar 91 vrouwen en meisjes verbleven en waarvan er 83 de dag ervoor door ambtenaren van het Departement voor mensenhandel en jeugdbescherming waren bevrijd uit een hotel waar prostitutie werd bedreven,
B. overwegende dat over het lot van deze 91 vrouwen en meisjes niets bekend is,
C. overwegende dat tijdens de politie-actie 8 personen zijn gearresteerd en de volgende dag in vrijheid zijn gesteld,
D. gezien de doodsbedreigingen aan het adres van Somaly Mam, een activiste die werkt met tot prostitutie gedwongen kinderen en wier veiligheid niet door de Cambodjaanse regering kan worden gewaarborgd,
E. overwegende dat mensenhandel en seksuele uitbuiting vormen zijn van hedendaagse slavernij en flagrante schendingen inhouden van fundamentele mensenrechten die worden gepleegd door georganiseerde criminele netwerken die grensoverschrijdend optreden; overwegende dat dit voor de mensenhandelaren een lucratieve zaak is;
F. overwegende dat de mensenhandel toeneemt als gevolg van armoede, werkloosheid, de kwetsbaarheid van vrouwen en kinderen, verslechterende sociale omstandigheden in de landen van herkomst, hoge winsten en lage risico's voor de handelaren, alsmede de vraag naar vrouwen en kinderen voor prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting,
G. overwegende dat de inspanningen ter bestrijding van georganiseerde misdaad en mensenhandel moeten worden voortgezet,
H. overwegende dat de deelnemers aan de zevende vergadering van de Consultatieve Groep (CG) over Cambodja op 6 en 7 december 2004 overeenstemming hebben bereikt over een reeks van gemeenschappelijke indicatoren, met inbegrip van het aannemen van wetten tegen huiselijk geweld en mensenhandel, om zowel de Cambodjaanse regering als ontwikkelingspartners te helpen de prestaties in het komende jaar te meten,
I. overwegende dat de Cambodjaanse regering een interministeriële commissie heeft ingesteld die de aanval op het AFESIP-centrum zal onderzoeken,
1. veroordeelt de seksuele uitbuiting van minderjarigen als een misdaad "erga omnes" en een aanslag op de fundamentele rechten van kinderen, die op alle niveaus moet worden bestreden;
2. benadrukt zijn zorg over de kinderprostitutie in Cambodja en over de handel in mensen, zowel naar als vanuit Cambodja, met als doel deze mensen te gebruiken voor dwangarbeid, prostitutie en bedelen alsmede voor illegale adoptie;
3. herinnert aan de beginselen van het Handvest van de rechten van de mens, met name de rechten van meisjes, in het geval van seksuele uitbuiting van minderjarigen in Azië en de rest van de wereld;
4. veroordeelt de aanval van 8 december 2004 op het AFESIP-onderkomen voor slachtoffers van mensenhandel in Pnom Pen en de ontvoering van 91 vrouwen en meisjes, waaronder minderjarigen;
5. veroordeelt de sekstoerisme-sector in Cambodja en andere landen; verzoekt de lidstaten van de EU de noodzakelijke wetgeving op te stellen en toe te passen om allen die bij sekstoerisme met minderjarigen betrokken zijn voor de rechter te brengen;
6. dringt er bij de Commissie op aan bij de programmering van haar mensenrechtenbeleid in het kader van het Europees Initiatief voor democratie en mensenrechten rekening te houden met de rechten van kinderen en vrouwen die het slachtoffer zijn van mensenhandel;
7. wenst dat de Commissie de mensenrechtenorganisaties in Cambodja steunt, in het bijzonder organisaties die zich wijden aan het beschermen van slachtoffers van mensenhandel en seksuele uitbuiting;
8. is verheugd over het besluit van de Cambodjaanse regering om een interministriële commissie in te stellen, met daarin als waarnemers/getuigen onder meer vertegenwoordigers van de buitenlandse missies en nationale en internationale non-gouvernementele organisaties, om nader onderzoek in te stellen naar de betrokken vrouwen en persoonlijk met hen te spreken;
9. is zeker van positieve en eerlijke resultaten van de pas ingestelde interministeriële commissie; erkent dat de Cambodjaanse autoriteiten zich hebben ingespannen om de handel in vrouwen en kinderen te bestrijden; benadrukt echter de noodzaak het aantal vervolgingen en veroordelingen van mensenhandelaren te vergroten, teneinde een einde te maken aan vrouwenhandel en kinderprostitutie;
10. verzoekt de Cambodjaanse autoriteiten de veiligheid van kinderbeschermingsorganisaties en hun medewerkers te waarborgen, met name van organisaties die hulp verlenen aan slachtoffers van mensenhandel en seksuele uitbuiting;
11. verzoekt de Cambodjaanse autoriteiten de veiligheid van Somaly Mam, wier leven in gevaar is, te waarborgen;
12. roept de Cambodjaanse regering ertoe op het VN-Protocol inzake de preventie, bestrijding en bestraffing van mensenhandel, in het bijzonder vrouwenhandel en kinderhandel en het VN-Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad te ratificeren;
13. roept de lidstaten van de EU ertoe op gezamenlijk op te treden in de strijd tegen georganiseerde misdaad en mensenhandel, in het bijzonder de handel in minderjarigen;
14. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regering van Cambodja en de regeringen van de lidstaten van de ASEAN.
[1] PB C 61 E van 10.3.2004, blz. 417.
[2] P5_TA(2004)0101.
[3] PB L 269 van 19.10.1999, blz. 18.
--------------------------------------------------