Home

Resolutie van het Europees Parlement over de herdenking van de holocaust, antisemitisme en racisme

Resolutie van het Europees Parlement over de herdenking van de holocaust, antisemitisme en racisme

Resolutie van het Europees Parlement over de herdenking van de holocaust, antisemitisme en racisme

Publicatieblad Nr. 253 E van 13/10/2005 blz. 0037 - 0039


P6_TA(2005)0018

De holocaust, antisemitisme en racisme

Resolutie van het Europees Parlement over de herdenking van de holocaust, antisemitisme en racisme

Het Europees Parlement,

- gezien de artikelen 2, 6, 7 en 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag uit hoofde waarvan de lidstaten verplicht zijn de hoogste normen op het gebied van mensenrechten en niet-discriminatie te handhaven, alsook het Europees Handvest van de grondrechten,

- gezien zijn eerdere resoluties over racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme van 27 oktober 1994 [1], 27 april 1995 [2], 26 oktober 1995 [3], 30 januari 1997 [4] en 16 maart 2000 [5], het verslag van zijn Onderzoekscommissie racisme en vreemdelingenhaat uit 1990 en zijn schriftelijke verklaring van 7 juli 2000 over de herinnering aan de Holocaust [6],

- gezien Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat [7], en de diverse rapporten van dit Waarnemingscentrum over racisme in de EU, waaronder "Manifestations of anti-Semitism in the EU 2002-2003" en "Perceptions of anti-Semitism in the European Union", die beide in maart 2004 zijn verschenen,

- gezien de Verklaring van Berlijn van de tweede OVSE-Conferentie over antisemitisme, die op 28 en 29 april 2004 in Berlijn is gehouden, en de recente benoeming door de OVSE van de persoonlijke vertegenwoordiger voor de bestrijding van antisemitisme,

- gezien de Verklaring van Stockholm van het Internationaal Forum over de holocaust (Stockholm, 26- 28 januari 2000), waarin wordt aangedrongen op meer educatie over de holocaust,

- gezien het feit dat 27 januari 2005 in een aantal lidstaten van de EU is uitgeroepen tot herdenkingsdag van de holocaust,

- gelet op artikel 108, lid 5 van zijn Reglement,

A. overwegende dat het op 27 januari 2005 zestig jaar geleden is dat nazi-Duitslands vernietigingskamp in Auschwitz-Birkenau werd bevrijd, waar een gecombineerd totaal van 1,5 miljoen joden, Roma, Polen, Russen en gevangen van diverse andere nationaliteiten, evenals homoseksuelen, zijn vermoord; en dat dit niet alleen een belangrijke gelegenheid voor de Europese burgers is om de enorme verschrikking en tragedie van de holocaust te herdenken en te veroordelen, maar ook om in te gaan op de verontrustende opkomst van het antisemitisme en vooral van antisemitische incidenten in Europa, en om andermaal te beseffen hoe gevaarlijk het is zich tegen mensen te keren op grond van hun ras, etnische afkomst, godsdienst, sociale indeling, politieke of seksuele voorkeur,

B. overwegende dat Europa zijn eigen geschiedenis niet mag vergeten: de door de nazi's gebouwde concentratie- en vernietigingskampen behoren tot de schandelijkste en pijnlijkste bladzijden in de geschiedenis van ons continent; dat de in Auschwitz begane misdaden moeten voortleven in het geheugen van toekomstige generaties, als waarschuwing tegen een dergelijke volkenmoord, die voortsproot uit verachting van andere mensen, haat, antisemitisme, racisme en totalitarisme,

C. overwegende dat discriminatie op grond van godsdienst en etnische afkomst nog steeds op diverse niveaus voorkomt, ondanks de belangrijke maatregelen die de Europese Unie uit hoofde van artikel 13 van het EG-Verdrag heeft genomen,

D. overwegende dat de joden in Europa zich steeds onveiliger voelen ten gevolge van het antisemitisme dat wordt verbreid via internet en dat zich uit in de ontheiliging van synagogen, begraafplaatsen en andere godsdienstige oorden, en in aanvallen op joodse scholen en cultuurcentra, en aanvallen op joden in Europa waarbij talrijke gewonden vallen,

E. overwegende dat de holocaust weliswaar in het bewustzijn van de Europeanen is gekerfd, vooral door de moordzuchtige haat jegens joden en Roma op basis van hun religieuze en rassenidentiteit, maar dat het antisemitisme, en de op ras en godsdienst gebaseerde vooroordelen toch nog steeds een zeer ernstige bedreiging vormen voor de slachtoffers ervan alsmede voor de Europese en internationale waarden van de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat, en derhalve voor de veiligheid van Europa en de wereld als zodanig,

F. overwegende dat met de media een ononderbroken dialoog moet worden gevoerd over de wijze waarop hun verslaggeving en commentaren zowel een positieve als negatieve bijdrage kunnen leveren tot de waarneming en het begrip van religieuze, etnische en rassenkwesties en tot de presentatie van de historische waarheid,

1. bewijst eer aan alle slachtoffers van de nazi's en is ervan overtuigd dat duurzame vrede in Europa gebaseerd moet zijn de herinnering aan de Europese geschiedenis; verwerpt en veroordeelt revisionistische denkbeelden als beschamend en in strijd met de historische waarheid; en spreekt zijn bezorgdheid uit over de opkomst van extremistische en xenofobe partijen en de groeiende acceptatie van hun opvattingen door de publieke opinie;

2. verzoekt de instellingen van de Europese Unie, de lidstaten en alle Europese democratische politieke partijen:

- elke daad van onverdraagzaamheid en het aanzetten tot rassenhaat, alsook elke daad van intimidatie en racistisch geweld te veroordelen;

- met name elke daad of uitdrukking van antisemitisme, van welke aard ook, onvoorwaardelijk te veroordelen;

- met name alle gewelddaden te veroordelen die worden ingegeven door godsdienst- of rassenhaat of onverdraagzaamheid, met inbegrip van aanvallen op religieuze plaatsen, locaties en heiligdommen van joden, moslims of andere geloofsrichtingen, alsmede op minderheden, zoals de Roma;

3. doet een beroep op de Raad en de Commissie, alsmede op de diverse niveaus van plaatselijk, regionaal en nationaal bestuur van de lidstaten om hun optreden ter bestrijding van het antisemitisme en de aanvallen op minderheden als Roma en immigranten in de lidstaten te coördineren, teneinde de beginselen van tolerantie en niet-discriminatie te schragen en de sociale, economische en politieke integratie te bevorderen;

4. is ervan overtuigd dat deze inspanningen ook de bevordering van dialoog en samenwerking tussen de verschillende segmenten van de samenleving op lokaal en nationaal niveau moeten omvatten, waarbij met name ook moet worden gedacht aan dialoog en samenwerking tussen de verschillende culturele, etnische en religieuze gemeenschappen;

5. herhaalt zijn overtuiging dat herinnering en onderwijs een essentiële rol spelen bij de pogingen om een einde te maken aan onverdraagzaamheid, discriminatie en racisme, en doet een beroep op de Raad, de Commissie en de lidstaten om de strijd tegen antisemitisme en racisme te intensiveren door met name jongeren beter te doordringen van de geschiedenis en de lessen van de holocaust door:

- de herinnering aan de holocaust te bevorderen, mede door 27 januari in de gehele Unie uit te roepen tot Europese herdenkingsdag van de holocaust,

- de educatie over de holocaust te stimuleren, door alle instellingen gewijd aan de herinnering aan de holocaust, met name het museum Auschwitz-Birkenau (Państwowe Muzeum Auschwitz-Birkenau w Oświęcimiu) en het voorlichtingscentrum over de holocaust in Berlijn (Stiftung Denkmal für die ermordeten Juden Europas), als Europese bronnen te gebruiken, de behandeling van de holocaust en het Europese burgerschap tot vaste onderdelen van het lesprogramma in de hele EU te maken, en de huidige bestrijding van racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme tegen de achtergrond van de shoah (holocaust) te plaatsten;

- ervoor te zorgen dat de onderwijsprogramma's van de 25 EU-landen de tweede wereldoorlog met de grootst mogelijke historische nauwkeurigheid behandelen, en door gebruik te maken van het feit dat het Parlement in de begroting 2005 middelen heeft opgenomen waarmee scholen in de gehele EU oorlogsgraven en monumenten kunnen adopteren;

6. is verheugd over het door het Luxemburgse voorzitterschap aangekondigde voornemen om de in het slop geraakte besprekingen over het voorstel voor een kaderbesluit van de Raad betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat [8] weer op te starten, en dringt er bij de Raad op aan overeenstemming te bereiken over een Europees verbod op het aanzetten tot religieuze en rassenhaat onder waarborging van de legitieme vrijheid van meningsuiting;

7. verzoekt de Commissie een onderzoek te beginnen naar de toepassing van de op aanscherping van de antidiscriminatiemaatregelen van de Europese Unie gerichte Richtlijn 2000/43/EG [9] (gelijke behandeling ongeacht ras), en een grote conferentie te organiseren met alle betrokken actoren, met name politieke vertegenwoordigers, openbare instellingen op nationaal, regionaal en lokaal niveau alsmede NGO's en verenigingen die op dit terrein actief zijn;

8. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie en de regeringen en parlementen van de lidstaten en kandidaat-landen.

[1] PB C 323 van 21.11.1994, blz. 154.

[2] PB C 126 van 22.5.1995, blz. 75.

[3] PB C 308 van 20.11.1995, blz. 140.

[4] PB C 55 van 24.2.1997, blz. 17.

[5] PB C 377 van 29.12.2000, blz. 366.

[6] PB C 121 van 24.4.2001, blz. 503.

[7] PB L 151 van 10.6.1997, blz. 1.

[8] PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.

[9] PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.

--------------------------------------------------