Home

Resolutie van het Europees Parlement over de financiering van Natura 2000 (2004/2164(INI))

Resolutie van het Europees Parlement over de financiering van Natura 2000 (2004/2164(INI))

Resolutie van het Europees Parlement over de financiering van Natura 2000 (2004/2164(INI))

Publicatieblad Nr. 320 E van 15/12/2005 blz. 0267 - 0271


P6_TA(2005)0078

Financiering van Natura 2000

Resolutie van het Europees Parlement over de financiering van Natura 2000 (2004/2164(INI))

Het Europees Parlement,

- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement — Financiering van Natura 2000 (COM(2004)0431),

- gelet op het Verdrag inzake biologische diversiteit,

- gelet op Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (Vogelrichtlijn) [1],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 20 oktober 1998 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de strategie van de Europese Gemeenschap inzake biodiversiteit [2],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 17 januari 2001 over de tenuitvoerlegging van Richtlijn 92/43/EEG inzake habitats [3],

- gezien Besluit nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap [4],

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 14 maart 2002 over de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement: Behoud van de biologische diversiteit — Actieplannen op het terrein van het behoud van natuurlijke hulpbronnen, landbouw, visserij, alsmede ontwikkelingssamenwerking en economische samenwerking [5],

- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid en de adviezen van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0049/2005),

A. overwegende dat tijdens de bijeenkomst van de Europese Raad in Göteborg in juni 2001 [6] de Europese staatshoofden en regeringsleiders de verbintenis zijn aangegaan om de achteruitgang van de biodiversiteit in de Europese Unie tegen 2010 te stoppen,

B. overwegende dat het zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap de doelstelling bevat: bescherming en indien nodig herstel van de structuur en werking van natuurlijke systemen en stopzetting van de aantasting van biodiversiteit, zowel in de Europese Unie als op wereldschaal tegen 2010,

C. overwegende dat op de Wereldtop voor duurzame ontwikkeling in Johannesburg in 2002 werd erkend dat biodiversiteit een kritische rol speelt in duurzame ontwikkeling en uitroeiing van armoede in het algemeen en van essentieel belang is voor onze planeet, voor het menselijk welzijn en voor het levensonderhoud en de culturele integriteit van de bevolking; en overwegende dat het tenuitvoerleggingsplan van Johannesburg het algemene doel bevestigde om tegen 2010 een belangrijke vermindering te verwezenlijken in de huidige verliestrend aan biologische diversiteit,

D. overwegende dat het Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden, bestaande uit zones aangeduid in de vogelrichtlijn en in Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora (Habitatrichtlijn) [7], een basispijler is van de communautaire actie voor het behoud van de biodiversiteit,

E. overwegende dat in het verleden de meeste lidstaten een beperkt gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheden in het kader van de geldende verordening inzake plattelandsontwikkeling om Natura 2000 te implementeren; overwegende dat plattelandsontwikkelingsprogramma's en regionale ontwikkelingsprogramma's de prioriteiten van de EU inzake natuurbehoud vaak hebben tegengewerkt,

F. overwegende dat landbouwers en boseigenaren via hun beheermethoden een aanzienlijke bijdrage kunnen leveren aan de instandhouding en het duurzaam gebruik van de biodiversiteit op hun landbouwgronden en dat dit in veel gevallen extra kosten met zich brengt die naar behoren moeten worden gecompenseerd,

G. overwegende dat in 2004, op een totale EU-begroting van 111,3 miljard euro, de EU-financiering voor uitgaven voor de landbouwmarkten en directe hulp 40,2 miljard euro bedraagt, vergeleken met 6,5 miljard euro voor het beleid inzake plattelandsontwikkeling; overwegende dat het huidige beleid inzake plattelandsontwikkeling nog steeds gericht is op structurele beleidsdoelstellingen in plaats van op het garanderen van natuurbescherming en het steunen van milieuvriendelijke en duurzame landbouwpraktijken,

H. overwegende dat de Commissievoorstellen voor de financiële vooruitzichten voor de periode 2007-2013 acht slaan op de in 2002 door de Raad in Brussel genomen beslissing om de landbouwuitgaven op het niveau van 2006 te bevriezen, met de mogelijkheid van een jaarlijkse aanpassing aan de inflatie van 1%; overwegende dat deze voorstellen dus voorzien in een bedrag van 301 miljard euro voor landbouwuitgaven in marktbesteding en directe betalingen (gemiddeld 43 miljard euro per jaar) en in een bedrag van 88,75 miljard euro voor plattelandsontwikkelingsmaatregelen (gemiddeld 12,6 miljard euro); overwegende dat de bedragen voor plattelandsontwikkeling EOGFL-maatregelen omvatten die vroeger in het kader van structuurfondsen werden gefinancierd.

I. overwegende dat, ondanks het feit dat de Europese Raad in 2002 geen bovengrenzen had gesteld aan de plattelandsontwikkelingsmaatregelen, de begroting voor dergelijke maatregelen ook op het niveau van 2006 werd bevroren, waarbij alleen kredieten voor Bulgarije en Roemenië werden toegevoegd, die het niet mogelijk zullen maken er een nieuwe grote opdracht zoals de cofinanciering van het beheer van het Natura 2000-netwerk bij te nemen zonder een overeenkomstige stijging van de begroting,

J. overwegende dat de Commissie de jaarlijkse kosten voor het beheer van het Natura 2000-netwerk op 6,1 miljard euro raamt, zonder rekening te houden met beschermde mariene gebieden,

K. overwegende dat de lidstaten in Malahide ( 27 mei 2004) overeenkwamen dat er regelingen moeten worden getroffen die een passende en gewaarborgde communautaire cofinanciering voor het Natura 2000-netwerk garanderen, en overwegende dat er in de Boodschap van Malahide ook staat dat "dit inter alia de verhoging zou moeten omvatten van de financiering van LIFE-Natuur in het nieuwe financiële instrument voor het milieu, naast een verhoogde financiering uit de structuur- en plattelandsontwikkelingsfondsen",

L. overwegende dat de Commissie in haar mededeling over de financiële vooruitzichten voor 2007-2013 (COM(2004)0487) verklaart dat "de Commissie de lidstaten [zal] vragen aan te geven hoe zij de financieringsbehoeften met betrekking tot het milieu, met inbegrip van de relevante aspecten van Natura 2000, hebben aangepakt bij de ontwikkeling van hun nationale programma's in het kader van de structuurfondsen...",

M. overwegende dat de Commissie in haar mededeling drie verschillende scenario's voor de financiering van het netwerk Natura 2000 analyseert,

N. overwegende dat de Commissie en de Raad bij de aanneming van de Habitatrichtlijn in 1992 duidelijk hebben toegezegd ervoor te zullen zorgen dat de eigenaars en gebruikers van de grond niet de financiële last van de maatregelen van de richtlijn te dragen zouden krijgen en er nadrukkelijk op aandringende dat die belofte wordt gehouden,

1. merkt op dat het Natura 2000-netwerk van beschermde gebieden in heel de EU een van de hoofdpijlers is van het communautaire beleid inzake biodiversiteit en dat een groot deel van de biodiversiteit in Europa al verloren is gegaan;

2. merkt op dat gezonde ecosystemen belangrijke sociale en economische hulpbronnen verschaffen alsmede recreatiemogelijkheden en steun voor het agrarisch bedrijf en de visserij;

3. is verheugd over het initiatief van de Commissie om een strategische aanpak voor de cofinanciering van Natura 2000 voor te stellen alsook over de verklaring van commissaris Dimas op de Internationale Conferentie over biodiversiteit, wetenschap en governance op 24 januari 2005 in Parijs;

4. wijst erop dat de financiering van Natura 2000 uit de structuurfondsen in overeenstemming is met het proces van Cardiff inzake het opnemen van milieuoverwegingen in alle belangrijke beleidsterreinen en dat dit in ieder geval moet zorgen voor een toereikende financiering binnen de doelstellingen van de structuurfondsen;

5. juicht de verklaring van de Commissie toe dat de fondsen voor plattelandsontwikkeling en de structuurfondsen van de EU een substantiële bijdrage moeten leveren aan de cofinanciering van het Natura 2000- netwerk; juicht bovendien toe dat de financiering voor Natura 2000 uit de fondsen voor plattelandsontwikkeling en structuurfondsen mogelijk wordt gemaakt; acht de desbetreffende voorstellen (structuurbeleid, plattelandsontwikkeling en LIFE+) na bestudering echter onvoldoende voor adequate cofinanciering van het Natura 2000-netwerk en dringt er derhalve op aan hiertoe een speciaal fonds op te richten;

6. is van oordeel dat, als een aanzienlijk deel van de uitgaven voor Natura 2000 in het Fonds voor plattelandsontwikkeling en/of de structuurfondsen wordt opgenomen, de middelen van deze fondsen dienovereenkomstig moeten worden verhoogd;

7. dringt aan op de instelling na 2006 van een speciaal EU-fonds voor biodiversiteit in het voorstel LIFE+ waaruit de beheersactiviteiten voor Natura 2000 kunnen worden gefinancierd die niet kunnen worden gefinancierd uit de structuur- of plattelandsontwikkelingsfondsen;

8. denkt dat de fondsen voor plattelandsontwikkeling gebruikt kunnen worden om de extra kosten van de landbouw in de Natura 2000-gebieden te compenseren, op voorwaarde dat zulks niet leidt tot een verlaging van de noodzakelijke financiering van andere maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling, welzijn van dieren, landbouwmilieu en andere doelstellingen in de voorgestelde verordening inzake de plattelandsontwikkelingfondsen;

9. erkent dat, hoewel de geïntegreerde aanpak doeltreffend zal zijn als hij op een krachtige manier ten uitvoer wordt gebracht, de ervaring uit het verleden heeft aangetoond dat het succes beperkt was; meent dat de voorgestelde verordeningen inzake plattelandsontwikkelings- en structuurfondsen geen adequate Natura 2000-bepalingen weergeven, de ambitie van de mededeling niet overbrengen en de EU-doelstelling 2010 inzake biodiversiteit in gevaar brengen, o.a. door het volgende:

- het behoud van de biodiversiteit was tot nu toe geen hoofddoel van de plattelandsontwikkelings- en structuurfondsen en kan in een lokale en regionale context zelfs in strijd zijn met andere sociaal-economische ontwikkelingsdoelstellingen;

- cofinanciering van Natura 2000-gebieden zou rechtstreeks wedijveren met andere economische en sociale projecten, zoals de trans-Europese netwerken of de structurele aanpassingen van de landbouw;

- het programmeren en beheren van plattelandsontwikkelings- en structuurfondsen is gericht op het aanmoedigen van de regionale sociaal-economische ontwikkeling en de besturen die verantwoordelijk zijn voor het beheer ervan hebben op dit ogenblik nog maar beperkte competenties inzake natuurbehoud en missen de ervaring en de vaardigheden die vereist zijn om projecten met natuurbehoudsdoelstellingen te beheren;

- er zijn geen garanties, zoals het afhankelijk stellen van de vrijmaking van middelen uit de structuurfondsen van het bestaan van geschikte nationale Natura 2000-financieringsplannen, zoals voorzien in de mededeling over de financiële vooruitzichten;

- de voorstellen inzake de structuurfondsen, de plattelandsontwikkeling of LIFE+ in hun huidige vorm bieden geen garanties voor minimumfinanciering van Natura 2000 noch voor aanvullende financiering voor instrumenten waarin deze prioriteit tot uiting komt;

- er is geen financiële steun voorzien voor mariene en andere Natura 2000-gebieden alsmede soorten die voorkomen in gebieden met diverse eigendomsvormen;

10. beklemtoont dat Natura 2000-zones en natuurlijke hulpbronnen aanzienlijke voordelen bieden, vaak aan economisch geïsoleerde gebieden, waaronder belangrijke directe plaatselijke bestedingen, vergroting van het toeristische potentieel, belangrijke gezondheidsvoordelen, een groeiende arbeidssector die momenteel wordt geraamd op 125000 banen in de EU-15 en vergelijkbare voordelen in de nieuwe lidstaten, educatieve hulpbronnen en waardevolle ecologische life-ondersteuningssystemen;

11. is van mening dat de desbetreffende fondsen evenredig tussen alle lidstaten (oude en nieuwe) moeten worden verdeeld waarbij rekening moet worden gehouden met de omvang van de gebieden en de mate van biodiversiteit van de betrokken zones;

12. verzoekt de Commissie haar voorstel voor het financiële instrument voor het milieu, LIFE+, aan te passen zodat in dat fonds een speciale doelstelling inzake biodiversiteit wordt opgenomen om in een financiering te voorzien voor het beheer van Natura 2000-gebieden in aanvulling op de plattelandsontwikkelings-, structuur- en visserijfondsen en door de lidstaten beschikbaar gestelde fondsen, inclusief voor speciale investeringen, projecten en dringende gevallen; voor natuurbehoud, onderzoek, educatie en bewustwording; en voor grensoverschrijdende samenwerking met derde landen bij projecten inzake natuurbehoud;

13. dringt aan op wijzigingen in het voorstel voor een Verordening van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, ten einde een specifieke verwijzing naar Natura 2000 op te nemen zodat Natura 2000-activiteiten in aanmerking komen voor subsidie uit de structuurfondsen;

14. beklemtoont dat de berekening door de Commissie van de jaarlijkse kosten van het Natura 2000-netwerk voor een bedrag van 6,1 miljard euro waarschijnlijk een belangrijke onderschatting is van de volledige kosten van het beheer van het netwerk en daarom alleen als het noodzakelijke minimum zou moeten worden beschouwd; benadrukt verder dat de berekening geen rekening houdt met de toetreding van de nieuwe lidstaten (Roemenië, Bulgarije en Kroatië) en dat een herberekening van de financiële behoeften nodig is voor de financiering van het Natura 2000-netwerk in de gehele EU;

15. vraagt de Commissie bij het Europees Parlement verslag uit te brengen over de tenuitvoerlegging van de geïntegreerde aanpak wanneer het resultaat van de structuur-, visserij- en plattelandsontwikkelingsverordeningen bekend is en indien er geen middelen voor het beheer van Natura 2000 worden uitgetrokken een voorstel in te dienen voor de instelling van een speciaal fonds voor dat doel, dat ook een beleid voor voorlichting en bewustmaking van de publieke opinie met betrekking tot natuurbescherming moet bevatten, met bijzondere aandacht voor de economische en maatschappelijke voordelen van de voorgestelde maatregelen in termen van ontwikkeling;

16. verheugt zich over het voornemen van de Commissie om haar beleid inzake natuurbescherming in te passen in het ruimere kader van duurzame economische, sociale en regionale ontwikkeling van de Europese Unie; is evenwel van mening dat haar definitief voorstel in onvoldoende mate getuigt van haar wil om dit beleid van voldoende financiële middelen te voorzien en met succes uit te voeren;

17. steunt het voornemen van de Commissie om gedetailleerde richtsnoeren te publiceren over het gebruik van de structuurfondsen voor steun aan het Natura 2000-netwerk en verzoekt de Commissie te garanderen dat de financiering van Natura 2000 wordt aangemerkt als prioriteit in de toekomstige strategische richtsnoeren van de Gemeenschap voor het cohesiebeleid;

18. pleit voor de erkenning, door middel van het aanmoedigen en verspreiden van de beste praktijken, van territoriale eenheden die laten zien dat zij hun respectieve Natura 2000-gebieden in zowel ecologische als financiële zin kostenefficiënt weten te beheren;

19. wijst op het belang om de nationale parlementen, de sociale partners, het maatschappelijk middenveld en de regionale en lokale autoriteiten te betrekken bij de verwezenlijking van deze doelstellingen door passende openbare inspraakrondes aan te moedigen;

20. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

[1] PB L 103 van 25.04.1979, blz. 1.

[2] PB C 341 van 9.11.1998, blz. 41.

[3] PB C 262 van 18.9.2001, blz. 132.

[4] PB L 242 van 10.9.2002, blz. 1.

[5] PB C 47 E van 27.2.2003, blz. 575.

[6] Conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001.

[7] PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7.

--------------------------------------------------