Home

Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Algerije

Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Algerije

Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Algerije

Publicatieblad Nr. 124 E van 15/05/2006 blz. 0567 - 0569


P6_TA(2005)0242

Persvrijheid in Algerije

Resolutie van het Europees Parlement over de persvrijheid in Algerije

Het Europees Parlement,

- gezien de Euromediterrane associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en Algerije van 21 april 2002,

- gezien de verslagen van het ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP) over de ontwikkeling van het menselijk potentieel in de Arabische wereld in de jaren 2002, 2003 en 2004,

- gezien de mededeling van de Commissie van 21 mei 2003: "Een nieuwe impuls voor EU-maatregelen inzake mensenrechten en democratisering met mediterrane partners" (COM(2003)0294),

- gezien de mededeling van de Commissie van 11 maart 2003: "De grotere Europese nabuurschap: een nieuw kader voor de betrekkingen met de oostelijke en zuidelijke buurlanden" (COM(2003)0104),

- gezien de mededeling van de Commissie van 12 april 2005 naar aanleiding van de 10de verjaardag van het Euromediterraan partnerschap, met een werkprogramma om de uitdagingen voor de volgende vijf jaar aan te gaan (COM(2005)0139),

- onder verwijzing naar zijn resolutie van 28 april 2005 over het jaarverslag over de mensenrechten in de wereld in 2004 en het mensenrechtenbeleid van de EU [1],

- onder verwijzing naar de resolutie van de Euromediterrane Parlementaire Assemblee in Caïro van 15 maart 2005 over economische en financiële aangelegenheden, sociale zaken en onderwijs,

- onder verwijzing naar zijn vroegere resoluties over Algerije, en met name die van 10 oktober 2002 over het afsluiten van een associatieovereenkomst met Algerije [2],

- gelet op artikel 115, lid 5 van zijn Reglement,

A. overwegende dat het Euromediterraan partnerschap in de allereerste plaats bedoeld is om een gebied van vrede en stabiliteit tot stand te brengen dat op de principes van eerbied voor de rechten van de mens, de fundamentele vrijheden en de democratie berust,

B. overwegende dat de Europese Unie ernaar streeft om de democratie, goed bestuur en de rechtsstaat te bevorderen en alle rechten van de mens te verdedigen,

C. gezien de verplichtingen die de Algerijnse regering op zich genomen heeft uit hoofde van de verklaring van Barcelona die is aangenomen door de Euro-Mediterrane Conferentie van 27- 28 november 1995,

D. gelet op artikel 2 van de reeds aangehaalde associatieovereenkomst, dat bepaalt dat eerbied voor de democratische beginselen en de grondrechten het leidend principe in de binnenlandse en internationale beleidsvoering van de partijen is en een essentieel onderdeel van de overeenkomst vormt,

E. overwegende dat televisie, radio en de drukpers in Algerije staatsmonopolies zijn,

F. bezorgd over de persvrijheid sinds de hervorming van het Algerijnse strafwetboek in mei 2001, en vooral de bepalingen over hoge boeten en gevangenisstraffen ter beteugeling van lasterlijke aantijgingen,

G. overwegende dat er op het ogenblik een groot aantal gerechtelijke procedures tegen journalisten van de Franstalige privé-dagbladen Le Matin, Liberté, Le soir d'Algérie en El Wattan wegens persmisdrijven aan de gang zijn, en vooral bezorgd over de gevangenisstraffen die uitgesproken zijn tegen Farid Alilat, Fouad Boughanem, Hakim Laâlam, Abla Sjerif, Hassan Zerrouki, Youssef Rezzoug, Jasmin Ferroukhi en Hafnawi Ghoul,

H. overwegende dat de uitgever van het dagblad Le Matin, Mohammed Bensjikou, op 14 juni 2004 tot twee jaar gevangenisstraf zonder uitstel veroordeeld is wegens overtreding van de wet op het wissel- en kapitaalverkeer en dat zijn blad eveneens in juni 2004 op gerechtelijk bevel opgeheven is; dat zijn aanvraag tot invrijheidstelling om gezondheidsredenen op 20 april 2005 door het Algerijns gerecht afgewezen is, hoewel zijn toestand sterk achteruitgegaan is; overwegende dat ook de directeur van de persgroep Er-rai Elâm, Ahmed Benaum, veroordeeld is en sinds 28 juni 2004 in de gevangenis opgesloten zit,

I. overwegende dat het dekreet van 9 februari 1992 over de noodtoestand en alle afgeleide dekreten en wetteksten nog altijd van kracht zijn,

J. overwegende dat er op het ogenblik projecten voor de uitbouw van pluralistische informatiekanalen en de ondersteuning van onafhankelijke media in Algerije gefinancierd worden door het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR),

1. verheugt zich over de ratificatie van de reeds aangehaalde associatieovereenkomst door het Algerijns parlement en hoopt dat het vanaf het ogenblik dat de overeenkomst van kracht wordt, mogelijk zal zijn om de politieke dialoog met Algerije via de associatieraad te hervatten;

2. benadrukt het belang van het Euromediterraan nabuurschapsbeleid en de actieplannen om de democratie, de rechtsstaat en de eerbied voor de rechten van de mens te verbeteren, vooral de persvrijheid, die bij de opstelling van beleidsplannen ernstige aandacht moet krijgen;

3. meent meer in het bijzonder dat het Algerijnse strafwetboek van mei 2001, die smaad aan het adres van de president, het parlement of elke andere openbare instelling of hoog staatsorgaan met gevangenisstraf beteugelt, een hinderpaal voor de uitoefening van het beroep van journalist in Algerije betekent;

4. vraagt de Algerijnse autoriteiten met aandrang om onverwijld wetgevende maatregelen aan te nemen en uit te voeren om de grootst mogelijke eerbied voor de grondrechten te waarborgen, en meer in het bijzonder volledige eerbiediging van de persvrijheid, in overeenstemming met de internationale overeenkomsten en verbintenissen die Algerije ondertekend heeft; vraagt dan ook om persmisdrijven definitief aan het strafrecht te onttrekken;

5. vraagt de Algerijnse autoriteiten om de journalisten die wegens smaad veroordeeld zijn, zonder uitstel op vrije voeten te stellen en een einde te maken aan de verbetenheid waarmee het gerecht de Algerijnse privé media wegens opiniedelicten achtervolgt, en de gerechtelijke vervolging van de Algerijnse privé media;

6. meent dat het opheffen van de noodtoestand bevorderlijk zou zijn voor de uitbouw van de rechtsstaat en de eerbiediging van artikel 2 van de associatieovereenkomst;

7. vraagt de Raad en de Commissie om duidelijke werkwijzen aan te nemen voor regelmatige evaluatie van de eerbiediging van artikel 2 door alle partijen bij de associatieovereenkomst, en het Europees Parlement, de Nationale Volksassemblee en het maatschappelijk middenveld in Algerije;

8. vraagt het VK-voorzitterschap om de associatieraad EU-Algerije bijeen te roepen om de politieke dialoog met Algerije te hervatten en de persvrijheid op de agenda voor de vergadering te plaatsen;

9. vraagt de Commissie om door middel van het EIDHR te blijven streven naar programma's voor ondersteuning van de onafhankelijke media in Algerije en de vorming van pluralistische informatiekanalen;

10. vraagt dat de persvrijheid ter sprake komt op de eerstvolgende vergadering van de Interparlementaire delegatie voor de betrekkingen met de Magreb-landen;

11. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de persoonlijke vertegenwoordiger voor de rechten van de mens van Javier Solana, secretaris-generaal en hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, de Commissie en de regering en de Nationale Volksassemblee van Algerije.

[1] Aangenomen teksten, P6_TA(2005)0150.

[2] PB C 279 E van 20.11.2003, blz. 115.

--------------------------------------------------