Home

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) /* COM/2005/0189 def. - COD 1992/0449 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 4.5.2005

COM(2005) 189 definitief

1992/0449 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

1992/0449 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (optische straling) (negentiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

1. ACHTERGROND

Voorstel (COM(1992) 560 definitief – 1992/0449 (COD)) voorgelegd aan het Europees Parlement* en de Raad op:

8.2.1993 (PB C 77 van 18.3.1993).* Het voorstel viel toen nog niet onder de medebeslissingsprocedure.

Advies van het Economisch en Sociaal Comité uitgebracht op:

30.6.1993 (PB C 249 van 13.9.1993).

Advies van het Comité van de Regio’s uitgebracht op*:

* Heeft in een brief van 13 januari 2000 verklaard geen advies te zullen uitbrengen.

Advies van het Europees Parlement (eerste lezing) uitgebracht op:

20.4.1994 (PB C 128 van 9.5.1994) en bevestigd op 16.9.1999 (PB C 54 van 25.2.2000).

Gewijzigd voorstel aan de Raad voorgelegd op:

8.7.1994 (PB C 230 van 19.8.1994).

Formele goedkeuring (unanimiteit) van het gemeenschappelijk standpunt door de Raad op:

18.4.2005

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het oorspronkelijke voorstel was gebaseerd op artikel 118A van het Verdrag (nu artikel 137) en heeft de vorm van een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG, de kaderrichtlijn.

Het voorstel is gericht op de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van blootstelling aan fysische agentia. Het is van toepassing op vier fysische agentia: lawaai (risico's voor het gehoor), trillingen (risico's voor de armen, de handen en het gehele lichaam), elektromagnetische velden en optische straling (risico's voor de gezondheid door inductiestromen in het lichaam, schokken, verbranding en het absorberen van thermische energie).

De bepalingen betreffende trillingen, elektromagnetische velden en optische straling waren nieuw, terwijl de bepalingen betreffende lawaai al te vinden waren in Richtlijn 86/188/EEG van de Raad.

De Raad koos ervoor om zich telkens op één agens te concentreren, te beginnen met trillingen.

Alle delegaties en de Commissie aanvaardden het idee om telkens één aspect van het voorstel van de Commissie te behandelen; de niet-behandelde aspecten bleven evenwel bij de Raad liggen voor toekomstige discussie.

Voor de eerste drie fysische agentia, namelijk trillingen, lawaai en elektromagnetische velden, hebben het Europees Parlement en de Raad drie richtlijnen aangenomen, respectievelijk 2002/44/EG, 2003/10/EG en 2004/40/EG. Dit voorstel is het vierde en laatste onderdeel van de algemene benadering van de Raad om elk fysisch agens in een afzonderlijke richtlijn te behandelen[1].

3. OPMERKINGEN BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1. Algemeen

Door de opsplitsing van het voorstel blijft het gemeenschappelijk standpunt beperkt tot de specifieke minimumvoorschriften voor de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid die voortvloeien of kunnen voortvloeien uit blootstelling aan optische straling.

In het gemeenschappelijk standpunt wordt uitgegaan van een verschillende benadering voor blootstelling aan kunstmatige en natuurlijke stralingsbronnen. Voor de blootstelling aan kunstmatige stralingsbronnen worden in het gemeenschappelijk standpunt grenswaarden voor blootstelling (GWB’s) vastgesteld die direct gebaseerd zijn op de gevolgen voor de gezondheid en op biologische gegevens. De naleving van deze grenswaarden garandeert dat aan optische straling blootgestelde werknemers worden beschermd tegen alle bekende schadelijke gevolgen voor hun gezondheid. Deze waarden zijn aan de lage kant en hoofdzakelijk gebaseerd op de richtsnoeren en aanbevelingen van de ICNIRP[2] inzake blootstelling aan niet-ioniserende straling. Deze wetenschappelijk gefundeerde richtsnoeren zijn opgesteld om de onmiddellijke effecten en de effecten op lange termijn voor de ogen en de huid bij hoge blootstellingsniveaus te voorkomen. De in de ICNIRP-richtsnoeren voorgeschreven GWB’s stemmen overeen met de door andere onafhankelijke wetenschappelijke adviesorganen vastgestelde grenswaarden. Aangezien de aanbevolen grenswaarden voor blootstelling aan optische straling aan de lage kant zijn, worden in het gemeenschappelijk standpunt geen lagere actiewaarden meer vastgesteld, zoals het geval was voor blootstelling aan elektromagnetische velden (Richtlijn 2004/40/EG).

De vaststelling van GWB’s voor natuurlijke optische stralingsbronnen, bv. zonnestraling of natuurlijke branden, wordt niet wenselijk geacht. In het gemeenschappelijk standpunt wordt dan ook nadrukkelijk gewezen op het belang van voorlichting en opleiding van werknemers, voorafgaande risico-evaluatie en de daaruit voortvloeiende preventieve maatregelen om de gevolgen van blootstelling aan natuurlijke stralingsbronnen te beperken

In het gemeenschappelijk standpunt wordt beschreven welke preventieve maatregelen noodzakelijk zijn om de risico’s voor de werknemers te beperken. Deze preventieve maatregelen berusten hoofdzakelijk op de verplichting van de werkgever om de verschillende risico's als gevolg van de blootstelling van werknemers aan optische straling tijdens hun werk vast te stellen en te evalueren. Een van de voornaamste elementen van het gemeenschappelijk standpunt is dan ook de evaluatie van de optische stralingsniveaus waaraan de werknemers worden blootgesteld. Daarvoor kunnen metingen en/of berekeningen noodzakelijk zijn. In dat verband worden in het gemeenschappelijk standpunt instructies gegeven over de toe te passen methode voor de evaluatie van de blootstellingsniveaus: de normen en aanbevelingen van de IEC, de CIE of het CEN[3] moeten worden gebruikt, en als die niet voorhanden zijn, moeten nationale of internationale wetenschappelijk gefundeerde richtsnoeren worden gevolgd. Om onnodige beslommeringen voor de bedrijven te vermijden, kan in de evaluatie bovendien rekening worden gehouden met informatie van de producenten van de arbeidsmiddelen die optische straling voortbrengen, wanneer die onder een toepasselijke communautaire richtlijn vallen.

Op basis van de risico-evaluatie moet de werkgever een actieplan met technische en/of organisatorische maatregelen vaststellen en ten uitvoer brengen om blootstelling boven de grenswaarden te vermijden, tenzij de evaluatie aantoont dat de blootstelling de grenswaarden niet overschrijdt en veiligheidsrisico's uitgesloten zijn.

Het gemeenschappelijk standpunt bevat tevens gedetailleerde bepalingen over voorlichting en opleiding van de werknemers die worden blootgesteld aan de risico’s van optische straling. Het schrijft ook een "passend gezondheidstoezicht" voor bij werknemers die schadelijke gevolgen voor hun gezondheid of veiligheid kunnen ondervinden.

Over het algemeen ligt het gemeenschappelijk standpunt van de Raad in de lijn van het voorstel van de Commissie, hoewel het wegens de opsplitsing van het voorstel een andere structuur heeft en een aantal wijzigingen is aangebracht als gevolg van de technische vooruitgang en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis op dit gebied sinds de goedkeuring van het voorstel van de Commissie in 1994.

3.2. Amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing

De in eerste lezing aangenomen amendementen van het Europees Parlement in verband met optische straling zijn als volgt genummerd: 1, 4 t/m 21, 25, 27 en 34 t/m 36.

De amendementen 1, 5, 9, 14 en 16 zijn integraal overgenomen, zowel in artikel 5 van het gemeenschappelijk standpunt als in het gewijzigde voorstel.

Amendement 13 is integraal overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt, met een andere formulering in artikel 5.

Amendement 4 is gedeeltelijk overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt, in artikel 2, onder e), terwijl het integraal is overgenomen in het gewijzigde voorstel. De Commissie aanvaardt de wijziging, die meer relevant is gezien de nieuwe structuur van de tekst en de nieuwe preventiebenadering als gevolg van de ontwikkeling van de technische kennis sinds 1994.

De amendementen 10 en 17 zijn naar de geest overgenomen in artikel 4, lid 4, van het gemeenschappelijk standpunt.

Amendement 12 is naar de geest verwerkt in artikel 5, lid 1, van het gemeenschappelijk standpunt en integraal overgenomen in het gewijzigde voorstel. In het gemeenschappelijk standpunt is thans sprake van het elimineren of tot een minimum beperken van het risico. Dit is aanvaardbaar voor de Commissie omdat het zorgt voor een hoger beschermingsniveau, in lijn met Richtlijn 89/391/EEG.

Amendement 15 met betrekking tot het gezondheidstoezicht, dat in het gewijzigde voorstel was overgenomen, komt in het gemeenschappelijk standpunt niet meer voor, tegen de aanvankelijke wens van de Commissie in. Hoewel de Commissie liever had gezien dat dit amendement integraal in het gemeenschappelijk standpunt werd overgenomen, aanvaardt ze de schrapping ervan om gemakkelijker een algemeen compromis te bereiken.

Amendement 25, dat niet in het gewijzigde voorstel was overgenomen, is integraal in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen onder artikel 12.

De amendementen 6, 7, 8, 11, 18, 19, 20, 21, 27 en 34 t/m 36 zijn niet in het gemeenschappelijk standpunt opgenomen, terwijl ze wel in het gewijzigde voorstel waren verwerkt. De Commissie aanvaardt het niet-opnemen van deze amendementen, die niet relevant zijn gezien de nieuwe structuur van de tekst en de nieuwe preventiebenadering als gevolg van de ontwikkeling van de technische kennis sinds 1994. Daarnaast:

- zijn de amendementen 18, 19 en 20 overbodig aangezien in het gemeenschappelijk standpunt geen bijzondere bepalingen zijn opgenomen over afwijkingen of uitzonderingen.

- heeft de Commissie met betrekking tot amendement 21 het standpunt van de Raad aanvaard om de standaardbepaling in artikel 11 over een comité dat de Commissie moet bijstaan als toereikend te beschouwen.

De belangrijkste verschillen tussen het gemeenschappelijk standpunt en het gewijzigde voorstel van de Commissie betreffen:

- de nieuwe structuur, doordat optische straling in een specifieke richtlijn wordt behandeld;

- het herschikken en herdefiniëren van de grenswaarden voor blootstelling, inclusief de schrapping van de actiewaarde en het drempelniveau. De bedoeling daarvan was de bepalingen van de richtlijn in overeenstemming te brengen met de recentste technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op dit gebied;

- de tabellen en bepalingen in de bijlagen die nauw aansluiten bij de aanbevelingen van de ICNIRP. In het zeer beperkte aantal gevallen waarin de ICNIRP geen kwantificeerbare aanbevelingen deed, namelijk voor speciale situaties met coherente optische straling (lasers), werden die van de IEC opgenomen. Er wordt op gewezen dat op een aantal gebieden van de arbeidsveiligheid en gezondheid er bij de nationale en internationale adviesorganen ruime overeenstemming bestaat over veilige blootstellingsniveaus;

- de verwijzing naar normen, aanbevelingen en wetenschappelijk gefundeerde richtsnoeren voor de evaluatie, meting en berekening van de blootstellingsniveaus aan kunstmatige optische stralingsbronnen die moeten worden verricht in het kader van de risico-evaluatie;

- de schrapping van de eis om bepaalde activiteiten aan de bevoegde autoriteit te melden als activiteiten die een verhoogd risico inhouden.

Met betrekking tot gezondheidstoezicht heeft de Commissie artikel 8 van het gemeenschappelijk standpunt als compromis aanvaard, ondanks het feit dat het preventieve karakter van het gezondheidstoezicht er niet duidelijk in tot uiting komt en de werknemers niet het recht op een specifiek medisch onderzoek bij een te hoge blootstelling wordt toegekend.

4. CONCLUSIES/ALGEMENE OPMERKINGEN

De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt overeenstemt met de fundamentele doelstellingen van haar oorspronkelijk gewijzigd voorstel. Ze is tevens van mening dat in het gemeenschappelijk standpunt rekening is gehouden met de recentste technische en wetenschappelijke ontwikkelingen op het gebied van de aan de blootstelling aan optische straling verbonden risico’s en met de meeste verzoeken in de door het Europees Parlement voorgestelde amendementen.

De Commissie keurt het gemeenschappelijk standpunt in zijn geheel goed.

5. OPMERKINGEN VAN DE COMMISSIE

Tijdens de slotbesprekingen vóór de goedkeuring, deed de Raad de volgende verklaring over de opstelling van praktische richtsnoeren:

" De Raad verzoekt de Commissie om, na raadpleging van het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats, praktische richtsnoeren uit te werken ter vergemakkelijking van de uitvoering van deze richtlijn, en met name van de artikelen 4 en 5 en de bijlagen."

Antwoord van de Commissie op de verklaring van de Raad in de notulen van de Raad:

" De Commissie neemt nota van het verzoek van de Raad en zal dit met de nodige aandacht bestuderen. Zij behoudt zich evenwel het recht voor op het verzoek te reageren overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag, met name wat betreft haar initiatiefrecht en tevens rekening houdend met de haar ter beschikking staande budgettaire en personele middelen."

[1] Zie de verklaring van de Raad in de notulen van 25 juni 2001.

[2] ICNIRP: International Commission on Non-Ionizing Radiation Protection.

[3] IEC: Internationale Elektrotechnische CommissieCIE: Internationale Commissie voor verlichtingskundeCEN: Europees Comité voor normalisatie