Home

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

Voorstel voor een verordening van de Raad tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 27.05.2005

COM(2005) 227 definitief

2005/0101 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. In het licht van de voortdurende illegale stroom van wapens binnen en naar de Democratische Republiek Congo heeft de VN-Veiligheidsraad uit hoofde van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties Resolutie 1596 (2005) van 18 april 2005 goedgekeurd, tot wijziging van het bij Resolutie 1493 (2003) van de VN-Veiligheidsraad ingestelde wapenembargo en tot instelling van aanvullende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo. De aanvullende beperkende maatregelen betreffen toegangsrestricties en financiële beperkende maatregelen tegen door het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties aangewezen personen die handelen in strijd met het wapenembargo ten aanzien van de Democratische Republiek Congo.

2. Om de beperkende maatregelen van Resolutie 1596 (2005) van de VN-Veiligheidsraad ten uitvoer te leggen, heeft de Raad Gemeenschappelijk Standpunt 2005/XXX/GBVB goedgekeurd.

3. De bevriezing van tegoeden en economische middelen waarin Gemeenschappelijk Standpunt 2005/XXX/GBVB voorziet, valt binnen de werkingssfeer van het Verdrag. De Commissie stelt voor deze maatregelen in de Gemeenschap ten uitvoer te leggen door middel van een Verordening van de Raad.

4. De voorgestelde maatregelen zijn bijvoorbeeld vergelijkbaar met die van Verordening (EG) nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al Qa'ida-netwerk en de Taliban en Verordening (EG) nr. 1763/2004 van de Raad tot vaststelling van bepaalde beperkende maatregelen ter ondersteuning van de daadwerkelijke uitvoering van het mandaat van het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië (ICTY).

5. 2005/0101 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 60, 301 en 308,

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt 2005/XXX/GBVB van de Raad van xx.xx. 2005 betreffende beperkende maatregelen tegen de Democratische Republiek Congo[1],

Gezien het voorstel van de Commissie[2],

Gezien het advies van het Europees Parlement[3],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In het licht van op de voortdurende illegale stroom van wapens binnen en naar de Democratische Republiek Congo heeft de VN-Veiligheidsraad uit hoofde van hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties Resolutie 1596 (2005) van 18 april 2005 (hierna “UNSCR 1596 (2005)” genoemd) goedgekeurd, onder andere tot instelling van financiële beperkende maatregelen tegen door het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties aangewezen personen die handelen in strijd met het wapenembargo tegen de Democratische Republiek Congo, opgelegd bij de Resoluties 1493 (2003) en 1596 (2005) van de VN-Veiligheidsraad.

(2) Gemeenschappelijk Standpunt 2005/XXX/GVBV voorziet onder andere in de uitvoering van de financiële beperkende maatregelen tegen door het bevoegde sanctiecomité van de Verenigde Naties aangewezen personen.

(3) Deze maatregelen vallen binnen de werkingssfeer van het Verdrag. Ter voorkoming van concurrentievervalsing zijn communautaire maatregelen noodzakelijk voor de tenuitvoerlegging ervan, voorzover het de Gemeenschap betreft. Voor de toepassing van deze verordening wordt het grondgebied van de Gemeenschap geacht het gehele grondgebied te omvatten van alle lidstaten waarop het Verdrag van toepassing is, onder de in het Verdrag bepaalde voorwaarden.

(4) Om praktische redenen is het wenselijk dat de Commissie wordt gemachtigd de bijlagen bij deze verordening te wijzigen.

(5) Teneinde de effectiviteit van de maatregelen waarin deze verordening voorziet te waarborgen, dient de verordening op de dag van haar bekendmaking in werking te treden.

(6) De Raad is krachtens de artikelen 60 en 301 van het Verdrag gemachtigd om, onder bepaalde voorwaarden, maatregelen te nemen die ertoe strekken het betalings- en het kapitaalverkeer alsmede de economische betrekkingen met derde landen te onderbreken of te beperken. De in deze verordening vastgestelde maatregelen, die ook gericht zijn tegen individuele personen die niet rechtstreeks aan de regering van een derde land verbonden zijn, zijn noodzakelijk om deze doelstelling van de Gemeenschap te verwezenlijken en de Raad is krachtens artikel 308 van het Verdrag gemachtigd dergelijke maatregelen te nemen indien het Verdrag niet in andere specifieke bevoegdheden voorziet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

1. “sanctiecomité”: het comité van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties dat bij punt 8 van resolutie 1533 (2004) van de Veiligheidsraad is ingesteld;

2. “tegoeden”: financiële activa en economische voordelen van enigerlei aard, met inbegrip van, maar niet beperkt tot:

a) contanten, cheques, geldvorderingen, wissels, postwissels en andere betaalmiddelen;

b) deposito's bij financiële instellingen of andere entiteiten, saldi op rekeningen, schulden en schuldbewijzen;

c) in het openbaar en onderhands verhandelde waardepapieren en schuldbewijzen, met inbegrip van aandelen, certificaten van waardepapieren, obligaties, promesses, warrants, schuldbekentenissen en derivatencontracten;

d) interesten, dividenden of andere inkomsten over of waarde voortkomende uit of gegenereerd door activa;

e) krediet, recht op compensatie, garanties, uitvoeringsgaranties of andere financiële verplichtingen;

f) kredietbrieven, cognossementen, koopbrieven;

g) bewijsstukken van een belang in fondsen of financiële middelen;

h) ieder ander exportfinancieringsbewijs;

3. “bevriezing van tegoeden”: het voorkomen van het op enigerlei wijze muteren, overmaken, corrigeren en gebruiken van of omgaan met tegoeden met als gevolg wijzigingen van hun omvang, bedrag, locatie, eigenaar, bezit, onderscheidende kenmerken, bestemming of verdere wijzigingen waardoor het gebruik van bedoelde tegoeden, inclusief het beheer van een beleggingsportefeuille, mogelijk zou worden gemaakt;

4. “economische middelen”: activa van enigerlei aard, materieel of immaterieel, roerend of onroerend, die geen tegoeden vormen, maar kunnen worden gebruikt om tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen;

5. “bevriezing van economische middelen”: het voorkomen van het gebruik van economische middelen om op enigerlei wijze tegoeden, goederen of diensten te verkrijgen, inclusief, maar niet beperkt tot, het verkopen, verhuren of verhypothekeren daarvan.

Artikel 2

1. Alle tegoeden en economische middelen die direct of indirect toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van de natuurlijke personen, rechtspersonen, organisaties en instanties die in bijlage I zijn vermeld, worden bevroren.

2. Aan of ten behoeve van de in bijlage I genoemde natuurlijke of rechtspersonen, organisaties en instanties mogen geen tegoeden of economische middelen direct of indirect ter beschikking worden gesteld.

3. Het is verboden bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de in de leden 1 en 2 bedoelde maatregelen direct of indirect te ontduiken.

Artikel 3

1. In afwijking van artikel 2 en op voorwaarde dat de betrokken lidstaat het sanctiecomité kennis heeft gegeven van zijn voornemen en het sanctiecomité binnen twee werkdagen van deze kennisgeving geen bezwaar heeft gemaakt, kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten, onder voorwaarden die zij passend achten, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a) nodig zijn ter dekking van basisuitgaven, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare nutsvoorzieningen;

b) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen.

2. In afwijking van artikel 2 mogen de in bijlage II vermelde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij hebben vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen nodig zijn voor de betaling van buitengewone kosten, mits de betrokken bevoegde autoriteiten die vaststelling hebben bekendgemaakt aan het sanctiecomité, en het sanctiecomité die vaststelling heeft goedgekeurd.

Artikel 4

In afwijking van artikel 2 kunnen de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de tegoeden of economische middelen zijn vóór 18 april 2005 in een gerechtelijk, administratief of scheidsrechterlijk onderpand gegeven of er is vóór die datum een gerechtelijke, administratieve of scheidsrechterlijke uitspraak over gedaan;

b) de tegoeden of economische middelen zullen uitsluitend worden aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk onderpand zijn gewaarborgd of door een dergelijke uitspraak geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen tot vaststelling van de rechten van de personen die houder zijn van dergelijke vorderingen;

c) het onderpand of de gerechtelijke uitspraak is niet ten behoeve van een persoon, organisatie of instantie bedoeld in bijlage I bij deze verordening;

d) de erkenning van het onderpand of van de uitspraak is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat;

e) het onderpand of de uitspraak is door de lidstaat bekendgemaakt aan het sanctiecomité.

Artikel 5

1. Artikel 2, lid 2, is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van interesten of andere inkomsten op deze rekeningen, of betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop deze verordening op de betrokken rekeningen van toepassing werd, mits dergelijke interesten, andere inkomsten en betalingen zijn bevroren overeenkomstig artikel 2, lid 1.

Personen die betalingen doen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop deze verordening op de betrokken rekeningen van toepassing werd, dienen de bevoegde autoriteiten op de hoogte te stellen.

2. Artikel 2, lid 2, vormt geen belemmering voor de creditering van bevroren rekeningen door financiële instellingen of kredietinstellingen die tegoeden ontvangen die door derden naar de rekening van een op de lijst voorkomende persoon, organisatie of instantie zijn overgemaakt, op voorwaarde dat de bijgeboekte bedragen eveneens bevroren worden. De financiële instelling of kredietinstelling brengt de bevoegde autoriteiten onverwijld op de hoogte van dergelijke verrichtingen.

Artikel 6

1. Onverminderd de toepasselijke voorschriften inzake rapportage, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim en onverminderd de bepalingen van artikel 284 van het Verdrag, dienen natuurlijke en rechtspersonen, organisaties en instanties:

a) alle informatie die de naleving van deze verordening vergemakkelijkt, bijvoorbeeld betreffende rekeningen en bedragen die overeenkomstig artikel 2 zijn bevroren, onverwijld te verstrekken aan de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten van de lidstaten waar zij hun woonplaats hebben of gevestigd zijn, en deze informatie direct of via deze bevoegde autoriteiten aan de Commissie te doen toekomen;

b) bij de verificatie van deze informatie samen te werken met de in bijlage II genoemde bevoegde autoriteiten.

2. Alle direct door de Commissie ontvangen aanvullende informatie wordt ter beschikking gesteld van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

3. De overeenkomstig de leden 1 en 2 verstrekte en ontvangen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden waarvoor zij verstrekt of ontvangen is.

Artikel 7

Bevriezing van tegoeden of economische middelen of de weigering om tegoeden of economische middelen beschikbaar te stellen, die te goeder trouw wordt uitgevoerd in overeenstemming met deze verordening, mag geen aanleiding geven tot enigerlei aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon of rechtspersoon of de entiteit die deze maatregel implementeert, of van de directeuren of werknemers daarvan, tenzij wordt aangetoond dat de tegoeden en economische middelen als gevolg van nalatigheid zijn bevroren.

Artikel 8

De Commissie en de lidstaten stellen elkaar onverwijld in kennis van de krachtens deze verordening getroffen maatregelen en wisselen onderling alle andere hun beschikbare en voor deze verordening relevante informatie uit, met name betreffende inbreuken, handhavingsproblemen en uitspraken van nationale rechtbanken.

Artikel 9

1. De Commissie wordt gemachtigd:

a) bijlage I te wijzigen op basis van vaststellingen door het sanctiecomité;

b) bijlage II te wijzigen op basis van door de lidstaten verstrekte informatie.

2. Onverminderd de rechten en verplichtingen van de lidstaten op grond van het Handvest van de Verenigde Naties onderhoudt de Commissie alle nodige contacten met het sanctiecomité met het oog op de doeltreffende tenuitvoerlegging van deze verordening.

Artikel 10

De lidstaten stellen de regels vast betreffende de sancties van toepassing zijn op schendingen van de bepalingen van deze verordening, en treffen alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

De lidstaten stellen de Commissie onverwijld na de inwerkingtreding van de verordening in kennis van deze regels, en stellen haar in kennis van alle latere wijzigingen.

Artikel 11

Deze verordening is van toepassing:

a) op het grondgebied van de Gemeenschap, met inbegrip van haar luchtruim en aan boord van vliegtuigen of vaartuigen die onder de rechtsbevoegdheid van een lidstaat vallen;

b) op alle zich op het grondgebied of buiten het grondgebied van de Gemeenschap bevindende personen die onderdaan van een lidstaat zijn;

c) op elke volgens het recht van een lidstaat erkende of opgerichte rechtspersoon, groep of organisatie,

d) op alle rechtspersonen, groepen of organisaties die zaken binnen de Gemeenschap doen.

Artikel 12

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad,

De Voorzitter

BIJLAGE I

Lijst van natuurlijke en rechtspersonen, organisaties of instanties als bedoeld in artikel 2

BIJLAGE II

Lijst van de in de artikelen 3, 4, 5, en 6 bedoelde bevoegde autoriteiten

(in te vullen door de lidstaten)

BELGIË

TSJECHIË

DENEMARKEN

DUITSLAND

ESTLAND

GRIEKENLAND

SPANJE

FRANKRIJK

IERLAND

ITALIË

CYPRUS

LETLAND

LITOUWEN

LUXEMBURG

HONGARIJE

MALTA

NEDERLAND

OOSTENRIJK

POLEN

PORTUGAL

SLOVENIË

SLOWAKIJE

FINLAND

ZWEDEN

VERENIGD KONINKRIJK

EUROPESE GEMEENSCHAP

Commissie van de Europese Gemeenschappen

Directoraat-generaal Buitenlandse betrekkingen

Directoraat Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en Europees veiligheids- en defensiebeleid (EVDB): coördinatie en bijdrage van de Commissie

Eenheid A.2: juridische en institutionele vraagstukken, gemeenschappelijke acties in het kader van het GBVB, sancties, Kimberleyproces

CHAR 12/163

B - 1049 Brussel

Tel. (32-2) 296 25 56

Fax (32-2) 296 75 63

e-mail: Relex-Sanctions@cec.eu.int

[1] PB L [...] van [...], blz. [...].

[2] PB C [...] van [...], blz. [...].

[3] PB C [...] van [...], blz. [...].