Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie
Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie /* COM/2005/0417 def. */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 12.9.2005
COM(2005) 417 definitief
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie
(door de Commissie ingediend)
TOELICHTING
I. Achtergrond
1. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2007/2000[1] verlenen de Europese Gemeenschappen uitzonderlijke en onbeperkte rechtenvrije toegang tot de EU-markt voor bijna alle producten uit de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces.
2. Het voornaamste doel van deze maatregelen is de economieën van de westelijke Balkan een nieuwe impuls te geven door hun bevoorrechte toegang te verlenen tot de EU-markt. De economische ontwikkeling moet op haar beurt de politieke stabiliteit in de gehele regio bevorderen.
3. Overeenkomstig het stabilisatie- en associatieproces van de EU is de verlening van deze uitzonderlijke handelspreferenties aan bepaalde voorwaarden verbonden: de eerbiediging door de begunstigde landen en gebieden van fundamentele democratische beginselen en de mensenrechten, de bereidheid van de betrokken landen onderling economische relaties aan te gaan en economische hervormingen door te voeren en regionaal te integreren door middel van handel. Het recht op deze uitzonderlijke handelspreferenties is afhankelijk van de vraag of de begunstigden effectief administratief samenwerken met de Gemeenschap ter voorkoming van fraude. Tot slot, deze uitzonderlijke handelspreferenties kunnen slechts worden gehandhaafd als de begunstigden een “standstill” in acht nemen wat douanerechten en maatregelen van gelijke werking betreft voor de invoer uit de EU.
4. Deze handelspreferenties werden verleend voor de periode tot en met 31 december 2005, met het doel de vastgestelde voorwaarden te kunnen herzien op basis van de ervaring met de regeling.
II. Motivering van het voorstel
5. Doel van dit voorstel is het huidige stelsel van handelspreferenties met een periode van vijf jaar te verlengen, dat wil zeggen tot en met 31 december 2010. De voornaamste redenen daarvoor worden hierna genoemd.
6. De handelspreferenties hebben bijgedragen tot de toename van de uitvoer van de westelijke Balkan naar de EU, en daarmee hebben zij hun doelstelling tot dusver bereikt. In de periode van 2000 tot en met 2004 is de invoer uit deze landen in de EU op jaarbasis met ongeveer 8% toegenomen.
7. Op zijn bijeenkomst van 23 en 24 maart 2000 in Lissabon heeft de Europese Raad verklaard dat de stabilisatie- en associatieovereenkomsten met de landen van de westelijke Balkan moeten worden voorafgegaan door asymmetrische handelsliberalisering. Inmiddels zijn stabilisatie- en associatieovereenkomsten gesloten met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en met Kroatië, maar niet met de andere landen van de westelijke Balkan. Derhalve is gezien bovengenoemde conclusies van de Europese Raad verlenging van het huidige stelsel van autonome handelspreferenties gewenst.
8. Ondanks enige objectieve vooruitgang is het proces van economische omschakeling en hervorming in de westelijke Balkan over het algemeen nog lang niet voltooid. Opheffing van de huidige handelspreferenties zou de begunstigden een objectief economisch voordeel ontnemen in hun handelsrelaties met de EU. Gezien het belang van de EU als voornaamste uitvoerbestemming van de westelijke Balkan, kan dit zeer negatieve gevolgen hebben voor de algemene economische prestaties van deze landen, met daaruit voortvloeiende negatieve repercussies voor hun binnenlandse hervormings- en overgangsproces.
9. De verlenging van de handelspreferenties heeft geen noemenswaardige ongunstige effecten voor de markt van de EU. De westelijke Balkan vertegenwoordigt als geheel namelijk nog steeds een zeer klein deel (0,7%) van de totale invoer van de EU.
III. Toelichting bij de bepalingen van dit voorstel
10. Doel van dit voorstel is de huidige autonome handelspreferenties te verlengen tot en met 31 december 2010. Ook wijzigt dit voorstel de tekst van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad, teneinde rekening te houden met de nieuwe situatie ten aanzien van de invoer van textiel uit Montenegro en Kosovo[2] sinds de ondertekening van de bilaterale overeenkomst inzake de handel in textielproducten tussen de EG en de Republiek Servië op 31 maart 2005. Tot slot is dit voorstel noodzakelijk vanwege de naamswijziging van de Federale Republiek Joegoslavië in Servië en Montenegro, en vanwege het feit dat de Republiek Montenegro, de Republiek Servië en Kosovo elk een afzonderlijk douanegebied vormen.
IV. Gevolgen voor de begroting
11. Deze verordening heeft geen financiële gevolgen voor de communautaire begroting. De toepassing van deze verordening zal, vergeleken met de huidige situatie, niet tot een derving van douane-inkomsten leiden. Toepassing ervan zal echter wel tot een derving van douane-inkomsten leiden vergeleken met de niet-preferentiële behandeling van landen en gebieden waarmee geen stabilisatie- en associatieovereenkomsten van kracht zijn. Het verlies van douane-inkomsten zal op jaarbasis ongeveer € 105 miljoen bedragen.
Voorstel voor een
VERORDENING VAN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name opartikel 133,
Gezien het voorstel van de Commissie[3],
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Verordening (EG) nr. 2007/2000[4] van de Raad van 18 september 2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, verstrijkt op 31 december 2005.
(2) Aangezien nog niet met alle landen van de westelijke Balkan een stabilisatie- en associatieovereenkomst is gesloten, dient de geldigheidsduur van Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad te worden verlengd.
(3) Voortgezette marktopenstelling zal naar verwachting bijdragen tot het proces van politieke en economische stabilisatie in de regio en heeft geen negatieve gevolgen voor de Gemeenschap. Deze preferenties dienen derhalve te worden verlengd van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2010.
(4) Op 4 februari 2003 keurde de Federale Republiek Joegoslavië een constitutioneel handvest goed, dat de naam van het land wijzigde in Servië en Montenegro.
(5) De handelsmaatregelen waarin Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad voorziet, dienen er tevens mee rekening te houden dat de Republiek Montenegro, de Republiek Servië en Kosovo, als gedefinieerd bij resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties[5], elk een afzonderlijk douanegebied vormen.
(6) De Gemeenschap heeft met de Republiek Servië een overeenkomst inzake de handel in textielproducten gesloten[6],
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Verordening (EG) nr. 2007/2000 van de Raad wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1, leden 1 en 3, worden de woorden “en Servië en Montenegro, inclusief Kosovo” vervangen door de woorden “en uit de douanegebieden van Montenegro, Servië of Kosovo”.
2. In artikel 3, leden 1 en 2, worden de woorden “de Federale Republiek Joegoslavië” vervangen door de woorden “de douanegebieden van Montenegro of Kosovo”.
3. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
a) In lid 2, onder d), worden de woorden “uit de Federale Republiek Joegoslavië met inbegrip van Kosovo” vervangen door de woorden “uit de douanegebieden van Montenegro, Servië of Kosovo”.
b) In lid 4, in de inleidende zin en onder c), worden de woorden “uit Servië en Montenegro, inclusief Kosovo” vervangen door de woorden “uit de douanegebieden van Montenegro, Servië of Kosovo”.
4. In artikel 17 wordt “31 december 2005” vervangen door “31 december 2010”.
5. In bijlage I worden in de kolom “Begunstigden” alle verwijzingen naar “de Federale Republiek Joegoslavië met inbegrip van Kosovo” vervangen door “de douanegebieden van Montenegro, Servië of Kosovo”.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de eerste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, op
Voor de Raad
De voorzitter
[1] PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 374/2005 van de Raad (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 1).
[2] Als gedefinieerd bij resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
[3] PB C […] van […], blz. […].
[4] PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 374/2005 van de Raad (PB L 59 van 5.3.2005, blz. 1).
[5] http://www.un.org/Docs/scres/1999/sc99.htm
[6] PB L 90 van 8.4.2005, blz. 36.