Home

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

Voorstel voor een verordening van de Raad inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 5.1.2006

COM(2005)698 definitief

2005/0275(CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. Sinds 24 juli 1993 is bij Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen een vrijwillige regeling ingevoerd om oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen op het grondgebied van de Gemeenschap te beschermen. Dankzij deze vrijwillige regeling kunnen geïnteresseerde producenten bepaalde benamingen laten beschermen door ze te laten registreren. De oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen mogen dan nog uitsluitend gebruikt worden voor landbouwproducten en levensmiddelen die in de door de benamingen aangeduide gebieden of plaatsen geproduceerd en/of verwerkt worden onder specifieke door de producenten gedeponeerde productie- en verwerkingsvoorwaarden.

2. Een aantal lidstaten heeft “gewaarborgde oorsprongsbenamingen” ingevoerd om tegemoet te komen aan het verlangen van marktdeelnemers om landbouwproducten en levensmiddelen met een specifieke geografische oorsprong te beschermen. Doel was de uiteenlopende nationale procedures voor levensmiddelen – met uitzondering van wijn en sterkedranken, waarvoor andere communautaire voorschriften gelden – te harmoniseren om gelijke mededingingsvoorwaarden voor alle marktdeelnemers te waarborgen, de benamingen doeltreffend tegen misbruik en wederrechtelijke imitaties te beschermen en de geloofwaardigheid van producten met een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding te vergroten.

3. Sinds 1993 zijn meer dan 700 benamingen geregistreerd: meer dan 150 kaasnamen, meer dan 160 namen van vlees en vleeswaren, meer dan 150 namen van verse of verwerkte vruchten en groenten en meer dan 80 namen van olijfoliën. De Commissie heeft bovendien meer dan 300 nieuwe aanvragen uit de lidstaten en derde landen ontvangen om benamingen te registreren en/of productdossiers te wijzigen. Uit deze gegevens blijkt dat de vrijwillige regeling in de Gemeenschap positief onthaald is. Ook dankzij de vaststelling van een gemeenschappelijk communautair symbool beginnen de consumenten de communautaire beschermingsregeling te waarderen.

4. De registratieprocedure voor nieuwe benamingen uit de Gemeenschap bestaat uit twee fasen. De autoriteiten van de lidstaat waar zich het geografische gebied bevindt, zijn verantwoordelijk voor de eerste – nationale – fase. De Commissie is verantwoordelijk voor de tweede – communautaire – fase. Tijdens de tweede fase wordt onderzocht of de aanvraag aan de voorwaarden van de verordening voldoet. De tweede fase omvat bovendien een bezwaarprocedure die elke marktdeelnemer na de publicatie van de belangrijkste gegevens van de aanvraag de mogelijkheid biedt op basis van vastgestelde criteria bezwaar tegen de registratie aan te tekenen. De ervaring met deze procedure heeft geleerd dat de werkzaamheden van de lidstaten en de Commissie elkaar soms overlappen. Bovendien kunnen beide fasen aanleiding geven tot complexe onderzoeken van soms bijzonder lijvige dossiers waarvan de structuur en de inhoud van nature sterk verschillen van aanvraag tot aanvraag. Het is daarom raadzaam de procedures te vereenvoudigen en de verantwoordelijkheden van de verschillende autoriteiten bij het onderzoek van de aanvragen te verduidelijken met het oog op transparantere aanvragen en een gelijke behandeling van alle aanvragers.

5. Naar aanleiding van de klachten WT/DS174 en WT/DS290 van respectievelijk de Verenigde Staten en Australië bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO) heeft het Orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO op 20 april 2005 de “Panel Reports on the European Communities' protection of trademarks and geographical indications for agricultural products and foodstuffs” goedgekeurd. Daarin wordt geconcludeerd dat Verordening (EEG) nr. 2081/92 strijdig is met artikel 3, lid 1, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en met artikel III, lid 4, van de GATT-Overeenkomst van 1947. Het Orgaan voor geschillenbeslechting baseert zich op de wederkerigheids- en gelijkwaardigheidseisen van artikel 12 en volgende artikelen van Verordening (EEG) nr. 2081/92 en op het feit dat de voor derde landen geldende registratie- en bezwaarprocedures de tussenkomst (onderzoek en overdracht) van de regeringen van deze landen vergen en de regeringen van derde landen bij de controles moeten worden betrokken. Verordening (EEG) nr. 2081/92 moet in overeenstemming worden gebracht met de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom en de GATT-Overeenkomst van 1994 binnen de met de andere betrokken partijen overeengekomen termijnen.

6. Een eerste reeks wijzigingen beoogt duidelijker te definiëren welke belangrijke gegevens vóór de registratie officieel gepubliceerd moeten worden, opdat alle marktdeelnemers hun bezwaarrecht kunnen doen gelden en de bevoegde controle-instanties de bescherming van de in elke lidstaat geregistreerde benamingen ambtshalve kunnen waarborgen. Deze gegevens – en met name de benaming van het product, de beschrijving van het product met het oog op de controle, de etikettering en de presentatie (inclusief de eventuele verpakkingsbeperkingen buiten het oorsprongsgebied en de rechtvaardiging van deze beperkingen) en het bewijs van het verband tussen het product en de geografische oorsprong – worden in één enkel document opgenomen. Een gestandaardiseerde en gebundelde presentatie van deze gegevens staat borg voor meer homogeniteit en een gelijke behandeling van alle aanvragen en waarborgt dat de betrokken marktdeelnemers buiten het afgebakende gebied met het oog op volledige transparantie over alle gegevens kunnen beschikken.

7. Een tweede reeks wijzigingen beoogt de verdeling van de bevoegdheden tussen de lidstaten en de Commissie duidelijker af te bakenen. De lidstaat moet voor elke aanvraag met betrekking tot een afgebakend gebied in de Gemeenschap nagaan of aan de voorwaarden van de verordening is voldaan. De lidstaat mag zich niet aan deze verplichting onttrekken, ook al wordt de aanvraag later nog door de Commissie onderzocht. Voorgesteld wordt te verduidelijken dat dit onder meer inhoudt dat elke lidstaat die van plan is een aan de voorwaarden van de verordening beantwoordende aanvraag bij de Commissie in te dienen, dit voornemen moet bekendmaken, opdat alle op het grondgebied van de lidstaat gevestigde marktdeelnemers hun bezwaarrecht kunnen doen gelden, dat ze overeenkomstig de jurisprudentie op dit vlak (beschikking van het Hof van 26 oktober 2000, Molkerei Grossbraunshain en Bene Nahrungsmittel/Commissie, C-447/98) niet op communautair niveau kunnen doen gelden.

8. De Commissie moet vóór de eventuele publicatie van de bovenstaande gegevens op gepaste wijze nagaan of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan en ná de bezwaarprocedure beslissen of de aanvraag al dan niet wordt geregistreerd. Als de informatie in het bij de Commissie ingediende “enige document” ontoereikend blijkt, heeft de Commissie het recht de lidstaat te vragen alle relevante aanvullende gegevens mee te delen (met inbegrip van een exemplaar van het productdossier).

9. De communautaire regeling ter bescherming van geografische aanduidingen voor landbouwproducten en levensmiddelen geldt ook voor benamingen van geografische gebieden in derde landen. Overeenkomstig artikel 24, lid 9, van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom geldt de communautaire regeling echter alleen voor geografische aanduidingen van derde landen die in het land van oorsprong worden beschermd. Met het oog op de conformiteit van de communautaire regelgeving moeten ook de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 2081/92 over gelijkwaardigheid en wederkerigheid en de bepalingen die een tussenkomst van de regeringen van derde landen vereisen, worden opgegeven. Sommige marktdeelnemers in derde landen en sommige regeringen kunnen echter verlangen dat de aanvragen en/of bezwaarschriften via de bevoegde autoriteiten in de derde landen bij de Commissie worden ingediend. Deze mogelijkheid moet worden vermeld voor de derde landen die er vrijwillig gebruik van willen maken.

10. De procedures kunnen overigens worden vereenvoudigd en gerationaliseerd, vooral bij wijzigingen van de productdossiers na afloop van de bezwaarprocedure of na de registratie en bij annulaties of andere eventuele maatregelen als gevolg van het niet-naleven van de productdossiers. Met het oog op een eenvoudigere regelgeving is het ook raadzaam bij de registratie, de wijziging of de afwijzing van benamingen rekening te houden met Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden. Aangezien het niet gaat om algemene uitvoeringsmaatregelen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, is een beroep op een beheersprocedure gerechtvaardigd.

11. Bovendien is het wenselijk het systeem meer geloofwaardigheid te verlenen. Door de bepalingen inzake controles aan te scherpen en duidelijk op te nemen in het algemene kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn kan de toepassing van de bij artikel 13 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 ambtshalve geboden bescherming worden verbeterd. Ook de naleving van de productdossiers door de martkdeelnemers is onderworpen aan controlebepalingen. Zo heeft een van de wijzigingen betrekking op de verplichte accreditering van eventuele particuliere controle-instanties. Dankzij deze verplichte accreditering zijn de regeringen niet verplicht tussenbeide te komen bij de aanwijzing van controle-instanties. Tegelijkertijd wordt de volledig gelijke behandeling van marktdeelnemers uit lidstaten en derde landen gewaarborgd.

12. Ook de verplichting om bij benamingen van de Gemeenschap op de etikettering van onder een geregistreerde benaming in de handel gebrachte producten de communautaire vermeldingen (“beschermde oorsprongsbenaming”/“BOB” of “beschermde geografische aanduiding”/“BGA”) en de bijbehorende communautaire symbolen aan te brengen, verleent het stelsel meer geloofwaardigheid.

13. De definitie van “geografische aanduiding” in artikel 22 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom kan in bepaalde opzichten ruimer lijken dan de definitie van artikel 2, lid 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2081/92. Het voorstel wil deze twee definities daarom beter op elkaar afstemmen.

14. Er is op grote schaal overleg gepleegd over de hoofdlijnen van deze wijzigingen. De kwestie is met name besproken in juni 2005 door de adviesgroep kwaliteit van landbouwproducten, waarin de producenten, de verwerkende sector, de handelaars en in de kwaliteit van landbouwproducten geïnteresseerde consumenten- en milieuorganisaties vertegenwoordigd zijn.

15. De voorgenomen maatregelen hebben geen financiële gevolgen voor de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen.

2005/0275 (CNS)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De productie en de distributie van landbouwproducten en levensmiddelen nemen in de economie van de Gemeenschap een belangrijke plaats in.

(2) De diversificatie van de landbouwproductie moet worden bevorderd om op de markt een beter evenwicht tussen vraag en aanbod te bereiken. De bevordering van productie en afzet van producten met bepaalde kenmerken kan een belangrijke troef worden voor het platteland, en met name voor probleem- of afgelegen gebieden, enerzijds doordat het inkomen van de landbouwers erdoor wordt verbeterd en anderzijds doordat wordt voorkomen dat de bevolking uit die gebieden wegtrekt.

(3) Sommige consumenten zijn trouwens geneigd voor hun eten en drinken kwaliteit boven kwantiteit te doen prevaleren. Dit verlangen naar specifieke producten leidt onder meer tot een vraag naar landbouwproducten of levensmiddelen waarvan de geografische oorsprong vaststaat.

(4) Gezien de verscheidenheid van de producten in de handel en de overvloedige informatie die erover wordt verstrekt, moet de consument om zijn keuze beter te kunnen bepalen, over de oorsprong van het product duidelijk en bondig worden geïnformeerd.

(5) Bij de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen moeten algemene communautaire voorschriften in acht worden genomen en met name Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten inzake etikettering en presentatie van levensmiddelen alsmede inzake de daarvoor gemaakte reclame[1]. Voor landbouwproducten en levensmiddelen die uit een bepaald gebied afkomstig zijn, moeten, gezien de specificiteit ervan, bijzondere aanvullende bepalingen worden vastgesteld. Ook het gebruik van de betreffende communautaire vermeldingen en symbolen moet voor de communautaire benamingen verplicht worden gemaakt om de consumenten enerzijds beter over deze categorie producten en de ermee verbonden waarborgen te informeren, en anderzijds de identificatie van deze producten op de markten te vergemakkelijke met het oog op vlottere controles. De marktdeelnemers moeten echter over een redelijke termijn kunnen beschikken om aan deze verplichting te voldoen.

(6) Het is zaak oorsprongsbepalingen en geografische aanduidingen communautair te benaderen. Met een communautair kader in de vorm van een beschermingsregeling zou het gebruik van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen verder kunnen worden ontwikkeld, aangezien een dergelijk kader, dankzij een meer uniforme aanpak, aan producenten van producten met dergelijke vermeldingen gelijke mededingingsvoorwaarden garandeert en deze producten voor de consumenten geloofwaardiger maakt.

(7) Het is dienstig dat met de voorgenomen regeling geen afbreuk wordt gedaan aan de reeds bestaande communautaire wetgeving voor wijn en gedistilleerde dranken.

(8) Deze verordening geldt slechts voor landbouwproducten en levensmiddelen waarvoor er een verband bestaat tussen de kenmerken van het product of het levensmiddel en de geografische oorsprong ervan. Het toepassingsgebied van deze verordening kan echter zo nodig tot andere producten worden uitgebreid.

(9) Gezien de bestaande praktijk is het wenselijk twee verschillende niveaus van geografische referenties vast te stellen, namelijk beschermde geografische aanduidingen en beschermde oorsprongsbenamingen.

(10) Landbouwproducten of levensmiddelen met een beschermde geografische aanduiding of een beschermde oorsprongsbenaming moeten voldoen aan een aantal voorwaarden, die in een productdossier zijn opgenomen.

(11) Om in de lidstaten te worden beschermd moeten geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen op communautair niveau worden geregistreerd. Door inschrijving in een register kan de informatie van het bedrijfsleven en van de consumenten eveneens worden gewaarborgd. Om te waarborgen dat de geregistreerde communautaire benamingen aan de voorwaarden van deze verordening voldoen, is het zaak dat de nationale autoriteiten van de betrokken lidstaat de aanvragen onderzoeken met inachtneming van gemeenschappelijke minimumbepalingen en een nationale bezwaarprocedure, en dat de Commissie daarna nagaat of aan de voorwaarden van de verordening is voldaan en de lidstaten er een uniforme benadering op nahouden.

(12) De Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (Overeenkomst inzake de TRIPs, 1994, opgenomen in bijlage 1C bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie) bevat gedetailleerde bepalingen inzake het bestaan, de verwerving, de reikwijdte, de instandhouding en de handhaving van rechten uit hoofde van de intellectuele eigendom.

(13) De bescherming die deze verordening door middel van een registratie biedt, geldt ook voor geografische aanduidingen van derde landen, mits deze aanduidingen in het land van oorsprong worden beschermd.

(14) De registratieprocedure moet iedere individueel en rechtstreeks betrokken natuurlijke of rechtspersoon uit een lidstaat of een derde land de gelegenheid bieden zijn rechten te doen gelden door bezwaar aan te tekenen.

(15) Het is dienstig procedures vast te stellen om het productdossier na registratie aan de stand van de technologische kennis te kunnen aanpassen of een geografische aanduiding of oorsprongsbenaming van een landbouwproduct of een levensmiddel uit het register te kunnen schrappen, met name wanneer dit product of levensmiddel niet langer in overeenstemming is met het productdossier op grond waarvan de geografische aanduiding of oorsprongsbenaming is toegekend.

(16) Ten behoeve van op het grondgebied van de Gemeenschap beschermde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen moet een geloofwaardige controle worden ingesteld op basis van een controlesysteem in het kader van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn[2] en op basis van controles, vóór de landbouwproducten en levensmiddelen in de handel worden gebracht, om te waarborgen dat de marktdeelnemers in het geografische gebied de bepalingen van het productdossier naleven.

(17) De lidstaten moeten leges kunnen heffen om de administratieve kosten te dekken.

(18) De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[3].

(19) De benamingen die al uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2081/92 zijn geregistreerd op de datum waarop deze verordening in werking treedt, moeten de door deze verordening gewaarborgde bescherming genieten en automatisch in het register worden opgenomen. Er moet trouwens voor overgangsmaatregelen worden gezorgd voor registratieaanvragen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening bij de Commissie zijn ingediend.

(20) Ter wille van de duidelijkheid en de transparantie moet Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen[4] worden ingetrokken en door een nieuwe verordening worden vervangen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Toepassingsgebied

1. In deze verordening worden de voorschriften vastgesteld voor de bescherming van de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen van de voor menselijke voeding bestemde landbouwproducten die vermeld staan in bijlage I bij het Verdrag en van de levensmiddelen die vermeld staan in bijlage I bij deze verordening, alsmede van de landbouwproducten die vermeld staan in bijlage II bij deze verordening.

Deze verordening is echter niet van toepassing op producten van de wijnbouwsector, met uitzondering van wijnazijn, noch op gedistilleerde dranken. Dit lid geldt onverminderd Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad[5].

De bijlagen I en II bij deze verordening kunnen volgens de procedure van artikel 15, lid 2, worden gewijzigd.

2. Deze verordening geldt onverminderd andere bijzondere communautaire bepalingen.

3. Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad[6] is niet van toepassing op de oorsprongsbenamingen en de geografische aanduidingen waarvoor deze verordening geldt.

Artikel 2 Oorsprongsbenaming en geografische aanduiding

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

a) “oorsprongsbenaming”: de naam van een streek, van een bepaalde plaats of, in uitzonderlijke gevallen, van een land die wordt gebruikt in de benaming van een landbouwproduct of levensmiddel:

- dat afkomstig is uit die streek, die bepaalde plaats of dat land,

- waarvan de kwaliteit of de kenmerken hoofdzakelijk of uitsluitend aan het geografische milieu, dat factoren van natuurlijke en menselijke aard omvat, zijn toe te schrijven, en

- waarvan de productie, de verwerking en de bereiding in het geografische gebied geschieden;

b) “geografische aanduiding”: een aanduiding om een landbouwproduct of een levensmiddel aan te duiden

- dat afkomstig is uit een streek, een bepaalde plaats of een land,

- waarvan een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk in essentie aan deze geografische oorsprong kan worden toegeschreven, en

- waarvan de productie, de verwerking of de bereiding in het geografische gebied geschieden.

2. Als oorsprongsbenamingen worden eveneens traditionele – al dan niet geografische – benamingen beschouwd, indien zij een landbouwproduct of levensmiddel van oorsprong uit een streek of bepaalde plaats aanduiden dat aan de voorwaarden van lid 1, onder a), tweede en derde streepje, voldoet.

3. In afwijking van lid 1, onder a), worden bepaalde geografische benamingen van producten waarvan de grondstoffen afkomstig zijn uit een geografisch gebied dat groter is dan of verschillend is van het verwerkingsgebied, overeenkomstig de gedetailleerde voorschriften van artikel 16, onder a), gelijkgesteld met oorsprongsbenamingen, mits:

a) het productiegebied van de grondstof afgebakend is;

b) er bijzondere voorwaarden aan de productie van de grondstoffen zijn verbonden;

c) er een controleregeling bestaat die de naleving van de onder b) vermelde voorwaarden waarborgt.

De betreffende benamingen moeten vóór 1 mei 2004 in het land van oorsprong als oorsprongsbenamingen zijn erkend.

Artikel 3 Soortnamen, problemen met namen van planten- en dierenrassen, homoniemen en merken

1. Benamingen die soortnamen zijn geworden, kunnen niet worden geregistreerd.

In de zin van deze verordening wordt onder een benaming die een soortnaam is geworden, verstaan de naam van een landbouwproduct of een levensmiddel, die weliswaar verband houdt met de plaats of streek waar dit product of dit levensmiddel oorspronkelijk werd geproduceerd of in de handel gebracht, doch in de Gemeenschap de gangbare naam is geworden van een product of een levensmiddel.

Om vast te stellen of een naam al dan niet een soortnaam is geworden, wordt rekening gehouden met alle factoren, in het bijzonder:

a) de bestaande situatie in de lidstaten en in het traditionele verbruiksgebied;

b) de relevante nationale of communautaire wetgeving.

2. Een naam kan niet als oorsprongsbenaming of als geografische aanduiding worden geregistreerd indien hij strijdig is met de naam van een planten- of dierenras en het publiek daardoor zou kunnen worden misleid met betrekking tot de werkelijke oorsprong van het product.

3. Bij de registratie van een benaming die volledig of gedeeltelijk homoniem is met een overeenkomstig deze verordening geregistreerde benaming wordt naar behoren rekening gehouden met de plaatselijke en traditionele gebruiken en het reële risico van verwarring; In het bijzonder:

a) wordt een homonieme benaming die bij het publiek ten onrechte de indruk wekt dat de producten van oorsprong zijn van het grondgebied van een ander land, niet geregistreerd, ook al is de benaming letterlijk juist wat het grondgebied, de regio of de plaats van oorsprong van de landbouwproducten of de levensmiddelen betreft;

b) is het gebruik van een geregistreerde homonieme benaming slechts toegestaan indien de praktische omstandigheden garanderen dat de in tweede instantie geregistreerde homonieme benaming zich duidelijk onderscheidt van de reeds geregistreerde benaming, rekening houdend met het feit dat de betrokken producenten een billijke behandeling moeten krijgen en de consumenten niet mogen worden misleid.

4. Een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding wordt niet geregistreerd indien de registratie, rekening houdend met de faam en bekendheid van een merk en met de tijd dat het reeds in gebruik is, de consument kan misleiden ten aanzien van de werkelijke identiteit van het product.

Artikel 4 Productdossier

1. Om voor een beschermde oorsprongsbenaming (BOB) of een beschermde geografische aanduiding (BGA) in aanmerking te komen, moet een product in overeenstemming zijn met een productdossier.

2. Het productdossier omvat ten minste:

a) de naam van het landbouwproduct of het levensmiddel, inclusief de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding;

b) de beschrijving van het landbouwproduct of het levensmiddel, inclusief in voorkomend geval de grondstoffen en de belangrijkste fysische, chemische, microbiologische en organoleptische kenmerken van het product of het levensmiddel;

c) de afbakening van het geografische gebied en, in voorkomend geval, de gegevens waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 3;

d) de gegevens waaruit blijkt dat het landbouwproduct of het levensmiddel afkomstig is uit het geografische gebied, in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) of b), al naar gelang van het geval;

e) de beschrijving van de werkwijze voor het verkrijgen van het product of van het levensmiddel en, in voorkomend geval, de authentieke en onveranderlijke plaatselijke werkwijzen, alsmede elementen betreffende de verpakking, wanneer de aanvragende groepering in de zin van artikel 5, lid 1, aangeeft en rechtvaardigt dat de verpakking in het afgebakende geografische gebied moet plaatsvinden om de kwaliteit te behouden, de oorsprong te waarborgen of de controle te verzekeren;

f) de gegevens die:

i) het verband bewijzen tussen de kwaliteit of de kenmerken van het landbouwproduct of het levensmiddel en het geografische milieu in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) of, al naar gelang van het geval,

ii) het verband bewijzen tussen een bepaalde hoedanigheid, de faam of een ander kenmerk van het landbouwproduct of het levensmiddel en de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 1, onder b);

g) de naam en de coördinaten van de structuren die de in artikel 11 vermelde controles uitvoeren;

h) alle specifieke etiketteringsvoorschriften voor het landbouwproduct of het levensmiddel in kwestie;

i) de eventuele eisen waaraan krachtens communautaire of nationale bepalingen moet worden voldaan.

Artikel 5 Registratieaanvraag

1. Alleen groeperingen zijn gerechtigd een registratieaanvraag in te dienen.

Onder “groepering” wordt in deze verordening verstaan elke organisatie, ongeacht haar rechtsvorm of samenstelling, van bij hetzelfde landbouwproduct of hetzelfde levensmiddel betrokken producenten of verwerkers. Andere betrokken partijen mogen van de groepering deel uitmaken. Een natuurlijke of rechtspersoon kan met een groepering worden gelijkgesteld overeenkomstig de gedetailleerde voorschriften van artikel 16, onder c).

Bij de benaming van een grensoverschrijdend geografisch gebied of bij een met een grensoverschrijdend geografisch gebied verbonden traditionele benaming kunnen verschillende groeperingen een gezamenlijke aanvraag indienen overeenkomstig de gedetailleerde voorschriften van artikel 16, onder d).

2. Een groepering kan slechts een registratieaanvraag indienen voor landbouwproducten of levensmiddelen die door de groepering worden geproduceerd of verkregen.

3. De registratieaanvraag omvat:

a) de naam van de aanvragende groepering;

b) het in artikel 4 vermelde productdossier;

c) één document waarin uitsluitend de volgende elementen worden vermeld:

i) de belangrijkste gegevens van het productdossier: de benaming, een bondige beschrijving van het product – met inbegrip van de specifieke verpakkings- en etiketteringsvoorschriften – en een bondige beschrijving van de grenzen van het geografische gebied;

ii) een bondige beschrijving van het verband tussen het product en het geografische milieu of de geografische oorsprong in de zin van artikel 2, lid 1, onder a) of b), eventueel met inbegrip van de specifieke elementen van de productbeschrijving of de productiemethode die het verband rechtvaardigen.

4. Een registratieaanvraag met betrekking tot een geografisch gebied in een lidstaat wordt ingediend bij de lidstaat waarin het gebied zich bevindt.

De lidstaat onderzoekt de aanvraag op gepaste wijze en controleert of de aanvraag gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van deze verordening voldoet.

5. De lidstaat voorziet tijdens het in lid 4, tweede alinea, vermelde onderzoek in een nationale bezwaarprocedure, waarbij een adequate publicatie van de aanvraag wordt gewaarborgd en een redelijke periode wordt vastgesteld waarin elke legitiem betrokken persoon die op het grondgebied van de lidstaat gevestigd of woonachtig is, bezwaar tegen de aanvraag kan aantekenen.

De lidstaat onderzoekt of de bezwaarschriften ontvankelijk zijn op basis van criteria die de criteria van artikel 7, lid 3, eerste alinea, omvatten.

De lidstaat neemt een nationaal erkenningsbesluit wanneer aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan. Wanneer niet aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan, verwerpt de lidstaat de aanvraag.

De lidstaat zorgt ervoor dat het nationale erkenningsbesluit bekend wordt gemaakt en dat alle rechtstreeks en persoonlijk betrokken personen bezwaar kunnen aantekenen.

De lidstaat publiceert de versie van het productdossier waarop het nationale erkenningsbesluit betrekking heeft, en zorgt ervoor dat deze publicatie elektronisch toegankelijk is.

6. Op nationaal niveau mogen door deze lidstaat slechts voorlopig een bescherming in de zin van deze verordening, alsook in voorkomend geval een aanpassingsperiode voor de benaming worden toegestaan vanaf de datum waarop de aanvraag bij de Commissie wordt ingediend.

De in de eerste alinea vermelde aanpassingsperiode wordt alleen toegestaan als de betrokken ondernemingen de producten legaal in de handel hebben gebracht en daarbij de betreffende benamingen minstens tijdens de vijf voorgaande jaren continu hebben gebruikt, en zij dit punt tijdens de in lid 5, eerste alinea, vermelde nationale bezwaarprocedure aan de orde hebben gesteld.

De voorlopige nationale bescherming houdt op te bestaan vanaf de datum waarop een besluit inzake de registratie overeenkomstig deze verordening wordt genomen.

Alleen de betrokken lidstaat is verantwoordelijk voor de gevolgen van een voorlopige nationale bescherming, ingeval de benaming niet zou worden geregistreerd in de zin van deze verordening.

De door de lidstaten krachtens de eerste alinea getroffen maatregelen hebben alleen op nationaal vlak uitwerking en mogen het intracommunautaire handelsverkeer niet belemmeren.

7. Voor elk nationaal erkenningsbesluit van de lidstaat in de zin van lid 5, derde alinea, doet de lidstaat de volgende zaken aan de Commissie toekomen:

a) de naam van de aanvragende groepering;

b) het in lid 3, onder c), vermelde enige document;

c) een verklaring van de lidstaat dat de aanvraag van de groepering waarover een nationaal erkenningsbesluit is genomen, aan de voorwaarden van deze verordening en van de uitvoeringsbepalingen ervan voldoet;

d) de referentie naar de in lid 5, vijfde alinea, vermelde publicatie van het productdossier.

8. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan de leden 4 tot en met 7 te voldoen.

9. Een registratieaanvraag met betrekking tot een geografisch gebied in een derde land moet de in lid 3 vermelde gegevens omvatten, evenals bewijsstukken dat de benaming in het land van oorsprong wordt beschermd.

De aanvraag wordt rechtstreeks of via de bevoegde autoriteiten van het derde land bij de Commissie ingediend.

10. De in dit artikel vermelde en aan de Commissie toegezonden documenten zijn opgesteld in een officiële taal van de Gemeenschap of gaan vergezeld van een beëdigde vertaling in een officiële taal van de Gemeenschap.

Artikel 6 Onderzoek door de Commissie

1. De Commissie onderzoekt de aanvraag op gepaste wijze en controleert of de aanvraag gerechtvaardigd is en aan de voorwaarden van deze verordening voldoet.

De Commissie publiceert de lijst van benamingen waarvoor een registratieaanvraag is ingediend, en de datum waarop de aanvragen bij de Commissie zijn ingediend.

2. Wanneer aan de voorwaarden van deze verordening voldaan lijkt te zijn, publiceert de Commissie het enig document en de referentie naar de in artikel 5, lid 5, vijfde alinea, vermelde publicatie van het productdossier in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Wanneer niet aan de voorwaarden van deze verordening voldaan lijkt te zijn, verwerpt de Commissie de registratieaanvraag overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 3.

Artikel 7 Bezwaar, registratiebesluit

1. Lidstaten of derde landen kunnen tot uiterlijk vier maanden na de in artikel 6, lid 2, eerste alinea, vermelde publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie bezwaar aantekenen tegen de geplande registratie door een met redenen omklede verklaring bij de Commissie in te dienen.

2. Ook elke rechtstreeks en persoonlijk betrokken natuurlijke of rechtspersoon die in een derde land of in een andere lidstaat dan de lidstaat die de registratieaanvraag heeft ingediend, gevestigd of woonachtig is, kan bezwaar tegen de geplande registratie aantekenen door een met redenen omklede verklaring in te dienen.

In een lidstaat gevestigde of woonachtige natuurlijke of rechtspersonen dienen hun verklaring bij de bevoegde autoriteit van deze lidstaat in binnen een termijn die een bezwaar overeenkomstig lid 1 mogelijk maakt.

In een derde land woonachtige natuurlijke of rechtspersonen dienen hun verklaring rechtstreeks of via de bevoegde autoriteiten van het derde land bij de Commissie in binnen de termijn van lid 1.

3. Ontvankelijk zijn alleen bezwaarschriften die binnen de termijn van lid 1 bij de Commissie worden ingediend en die:

a) ofwel aantonen dat niet aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan;

b) ofwel aantonen dat de registratie van de voorgestelde naam strijdig is met artikel 3, leden 2, 3 en 4;

c) ofwel aantonen dat de naam waarvoor een registratieaanvraag is ingediend, een soortnaam is in de zin van artikel 3, lid 1.

De Commissie onderzoekt of de bezwaarschriften ontvankelijk zijn.

De in de eerste alinea, onder b) en c), vermelde criteria moeten worden aangetoond en beoordeeld ten aanzien van het grondgebied van de Gemeenschap.

4. De Commissie registreert de benaming wanneer ze binnen de termijn van lid 1 geen krachtens lid 3 ontvankelijk bezwaarschrift heeft ontvangen.

De registratie wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

5. Wanneer een bezwaarschrift krachtens lid 3 ontvankelijk is, verzoekt de Commissie de belanghebbende partijen op gepaste wijze overleg te plegen.

Als de belanghebbende partijen binnen een termijn van zes maanden een akkoord bereiken, brengen zij de Commissie op de hoogte van alle gegevens die tot het akkoord geleid hebben, met inbegrip van het standpunt van de aanvrager en de opposant. Als de overeenkomstig artikel 6, lid 2, gepubliceerde gegevens niet of slechts minimaal in de zin van artikel 16, onder h), zijn gewijzigd, volgt de Commissie de procedure van lid 4 van dit artikel. In alle andere gevallen start de Commissie een nieuw onderzoek in de zin van artikel 6, lid 1.

Als geen akkoord wordt bereikt, neemt de Commissie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 3, een besluit en houdt daarbij rekening met de loyale en traditionele gebruiken en met de werkelijke risico's van verwarring. Dit besluit wordt gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie .

6. De Commissie houdt een register bij van beschermde oorsprongsbenamingen en beschermde geografische aanduidingen.

7. De in dit artikel vermelde en aan de Commissie toegezonden documenten zijn opgesteld in een officiële taal van de Gemeenschap of gaan vergezeld van een beëdigde vertaling in een officiële taal van de Gemeenschap.

Artikel 8 Benaming, vermeldingen en symbolen

Een bij deze verordening geregistreerde benaming mag worden gebruikt door elke marktdeelnemer die landbouwproducten of levensmiddelen in de hande l brengt die met het bijbehorende productdossier overeenstemmen.

De vermeldingen “beschermde oorsprongsbenaming” en “beschermde geografische aanduiding” of de afkortingen ervan (respectievelijk “BOB” en “BGA”), evenals de bijbehorende communautaire symbolen moeten worden aangebracht op de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen uit de Gemeenschap die in de handel worden gebracht onder een overeenkomstig deze verordening geregistreerde benaming.

De in de tweede alinea vermelde vermeldingen en de bijbehorende communautaire symbolen kunnen ook worden aangebracht op de etikettering van landbouwproducten en levensmiddelen uit derde landen die in de handel worden gebracht onder een overeenkomstig deze verordening geregistreerde benaming.

Artikel 9 Goedkeuring van een wijziging van het productdossier

1. De groepering die de oorspronkelijke aanvraag heeft ingediend of – wanneer deze verhinderd is – een andere groepering die aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, voldoet, kan verzoeken een wijziging van het productdossier goed te keuren, met name om met wetenschappelijke en technische ontwikkelingen rekening te houden of om de in artikel 4, lid 2, onder c), vermelde afbakening van het geografische gebied te herzien.

In het verzoek worden de wijzigingen beschreven en gemotiveerd.

2. Als de wijziging een of meer wijzigingen van het enige document omvat, is het verzoek tot goedkeuring van de wijziging onderworpen aan de procedure van de artikelen 5, 6 en 7. Als echter slechts minimale wijzigingen worden voorgesteld, beslist de Commissie of de wijziging wordt goedgekeurd zonder de procedure van artikel 6, lid 2, en artikel 7 te volgen.

3. Als de wijziging geen wijzigingen van het enige document omvat, gelden de volgende regels:

i) als het geografische gebied zich in een lidstaat bevindt, oordeelt deze lidstaat over de goedkeuring van de wijziging. De lidstaat publiceert bij een positief advies het gewijzigde productdossier en brengt de Commissie op de hoogte van de goedgekeurde wijzigingen en de rechtvaardiging ervan;

ii) als het geografische gebied zich in een derde land bevindt, oordeelt de Commissie of de voorgestelde wijziging wordt goedgekeurd.

Artikel 10 Controlesysteem

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het controlesysteem van Verordening (EG) nr. 882/2004 wordt toegepast op marktdeelnemers die aan de bepalingen van deze verordening gebonden zijn.

2. De lidstaten nemen de marktdeelnemers die aan de bepalingen van deze verordening gebonden zijn, op in hun in de artikelen 41, 42 en 43 van Verordening (EG) nr. 882/2004 vermelde meerjarige nationale controleplannen en in hun in artikel 44 van die verordening vermelde jaarverslagen.

3. Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 882/2004 wijzen de lidstaten een centrale bevoegde autoriteit aan die specifiek verantwoordelijk is voor de toepassing van het controlesysteem in het kader van deze verordening.

Artikel 11 Controleren of de marktdeelnemers het productdossier in acht nemen

1. Om vóór de producten in de handel worden gebracht te controleren of de marktdeelnemers in het geografische gebied het productdossier in acht nemen, kan de in artikel 10, lid 3, vermelde bevoegde autoriteit een of meer officiële controle-instanties aanwijzen of de controles delegeren aan een of meer particuliere controle-instanties. Overeenkomstig artikel 4, lid 2, onder g), vermeldt het productdossier voor elke benaming een of meer instanties die de betreffende landbouwproducten of levensmiddelen zullen controleren.

Bij benamingen waarvan het geografische gebied zich in een derde land bevindt, vermeldt het productdossier een of meer particuliere of overheidsinstanties die de in de eerste alinea vermelde controles zullen uitvoeren.

2. De in lid 1 vermelde particuliere controle-instanties zijn geaccrediteerd volgens norm EN 45011 of een gelijkwaardige norm.

3. De in lid 1 vermelde particuliere of overheidsinstanties moeten deze verordening kunnen doen naleven en eventueel sancties kunnen opleggen, als zij vaststellen dat een landbouwproduct of een levensmiddel met een onder hun bevoegdheid vallende beschermde benaming niet aan de voorwaarden van het productdossier voldoet.

4. De lidstaten delen de naam en de coördinaten mee van de in artikel 10, lid 3, vermelde bevoegde autoriteit, de eventueel aangewezen officiële controlediensten en de in lid 1, eerste alinea, vermelde gevolmachtigde particuliere controle-instanties, evenals hun respectieve bevoegdheden en alle wijzigingen van deze gegevens aan de Commissie mee.

Voor benamingen waarvan het geografische gebied zich in een derde land bevindt, deelt de groepering de in de eerste alinea vermelde gegevens rechtstreeks of via de autoriteiten van het derde land aan de Commissie mee.

De in de eerste en tweede alinea vermelde gegevens worden door de Commissie gepubliceerd en regelmatig bijgewerkt.

5. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat marktdeelnemers die de bepalingen van deze verordening naleven, door de in dit artikel vermelde instanties gecontroleerd kunnen worden.

6. De kosten van de in dit artikel vermelde controles zijn voor rekening van de marktdeelnemers die aan deze controles worden onderworpen.

Artikel 12 Annulering

1. Als de Commissie vindt dat de voorwaarden van het productdossier van een landbouwproduct of een levensmiddel met een beschermde benaming niet meer worden nageleefd, annuleert zij de registratie overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 3. De annulering wordt in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

2. De groepering die de oorspronkelijke aanvraag heeft ingediend of – wanneer deze verhinderd is – een andere groepering die aan de voorwaarden van artikel 5, lid 2, voldoet, kan verzoeken de registratie te annuleren, mits het verzoek met redenen wordt omkleed.

De procedure van de artikelen 5, 6 en 7 wordt mutatis mutandis toegepast.

Artikel 13 Bescherming

1. Geregistreerde benamingen zijn beschermd tegen:

a) elk rechtstreeks of onrechtstreeks gebruik door de handel van een geregistreerde benaming voor producten die niet onder de registratie vallen, voor zover deze producten vergelijkbaar zijn met de onder deze benaming geregistreerde producten of voor zover het gebruik van de benaming betekent dat wordt geprofiteerd van de reputatie van deze beschermde benaming;

b) elk misbruik, elke nabootsing of voorstelling, zelfs indien de werkelijke oorsprong van het product is aangegeven of indien de beschermde benaming is vertaald, of vergezeld gaat van uitdrukkingen zoals “soort”, “type”, “methode”, “op de wijze van”, “imitatie” en dergelijke;

c) elke andere valse of misleidende aanduiding met betrekking tot de herkomst, de oorsprong, de aard of de wezenlijke hoedanigheden van het product op de binnen- of buitenverpakking, in reclamemateriaal of documenten betreffende het betrokken product, alsmede het gebruik van een recipiënt die tot misverstanden over de oorsprong van het product aanleiding kan geven;

d) elke andere praktijk die het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product kan misleiden.

Indien een geregistreerde benaming de naam omvat van een landbouwproduct of levensmiddel die als soortnaam wordt beschouwd, wordt het gebruik van die soortnaam op dat landbouwproduct of levensmiddel niet beschouwd als strijdig met de eerste alinea, onder a) of b).

2. Beschermde benamingen mogen geen soortnamen worden.

3. Wat betreft de benamingen waarvoor om registratie wordt verzocht uit hoofde van artikel 5 van deze verordening, kan in het kader van artikel 7, lid 5, een overgangsperiode van maximaal vijf jaar worden ingesteld, uitsluitend wanneer een bezwaar ontvankelijk is verklaard op grond van het feit dat bij de registratie van de voorgestelde naam schade zou worden toegebracht aan een geheel of gedeeltelijk homonieme benaming of aan bestaande producten die sinds ten minste vijf jaar vóór de in artikel 6, lid 2, bedoelde datum van bekendmaking legaal op de markt zijn.

Er kan ook een overgangsperiode worden ingesteld voor ondernemingen die gevestigd zijn in de lidstaat of het derde land waar het geografische gebied zich bevindt, als de betrokken ondernemingen de producten legaal in de handel hebben gebracht en daarbij de betreffende benamingen minstens vijf jaar vóór de in artikel 6, lid 2, vermelde publicatiedatum continu hebben gebruikt, en het probleem tijdens de in artikel 5, lid 5, eerste en tweede alinea, vermelde nationale bezwaarprocedure of de in artikel 7, lid 2, vermelde communautaire bezwaarprocedure aan de orde is gesteld. De in deze alinea vermelde overgangsperiode en de in artikel 5, lid 6, vermelde aanpassingsperiode mogen samen hoogstens vijf jaar in beslag nemen.

4. Onverminderd de toepassing van artikel 14, kan de Commissie volgens de procedure van artikel 15, lid 3, besluiten een geregistreerde benaming te laten voortbestaan naast een niet-geregistreerde benaming die een plaats in een lidstaat of een derde land aanduidt, wanneer deze benaming identiek is aan de geregistreerde benaming, mits aan alle onderstaande voorwaarden is voldaan:

a) de niet-geregistreerde identieke benaming is vóór 24 juli 1993 al minstens 25 jaar wettig volgens loyale en constante gebruiken gangbaar;

b) er wordt aangetoond dat met dit gebruik nooit is beoogd van de reputatie van de geregistreerde benaming te profiteren en dat het publiek ten aanzien van de werkelijke oorsprong van het product niet is of kan worden misleid;

c) het probleem in verband met de identieke benamingen is vóór de registratie van de benaming aan de orde gesteld.

De geregistreerde benaming en de niet-geregistreerde identieke benaming mogen niet langer dan 15 jaar naast elkaar blijven bestaan. Daarna mag de niet-geregistreerde benaming niet langer worden gebruikt.

De betrokken niet-geregistreerde geografische benaming mag slechts worden gebruikt indien het land van oorsprong duidelijk en goed leesbaar op het etiket wordt vermeld.

Artikel 14 Verband tussen merken en geografische aanduidingen

1. Wanneer een oorsprongsbenaming of een geografische aanduiding overeenkomstig deze verordening wordt geregistreerd of over eenkomstig Verordening (EG) nr. 2081/92 is geregistreerd, wordt een aanvraag tot registratie van een merk in situaties als vermeld in artikel 13 en betrekking hebbende op dezelfde productklasse, afgewezen mits de aanvraag tot registratie van het merk wordt ingediend na:

a) voor uit hoofde van artikel 17 van Verordening (EEG) nr. 2081/92 geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, de registratiedatum;

b) voor andere overeenkomstig deze verordening geregistreerde oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, de datum waarop de aanvraag tot registratie van de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding bij de Commissie is ingediend.

Merken die in strijd met de bepalingen van de eerste alinea zijn geregistreerd, worden nietig verklaard.

2. Met inachtneming van het Gemeenschapsrecht mag een merk dat vóór de datum waarop de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding in het land van oorsprong is beschermd, of vóór 1 januari 1996 te goeder trouw is gedeponeerd of ingeschreven, of waarop, overeenkomstig de betrokken wetgeving, door gebruik te goeder trouw op het grondgebied van de Gemeenschap rechten zijn verworven, in situaties als bedoeld in artikel 13 verder worden gebruikt niettegenstaande de registratie van een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding, mits het merk geen aanleiding geeft tot nietig- of vervallenverklaring op grond van Richtlijn 89/104/EEG van de Raad[7] of Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad[8].

Artikel 15 Comité van beheer van beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen

1. De Commissie wordt bijgestaan door het permanent comité voor beschermde geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen, dat uit vertegenwoordigers van de lidstaten is samengesteld en door een vertegenwoordiger van de Commissie wordt voorgezeten.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

4. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 16 Uitvoeringsbepalingen

Overeenkomstig de procedure van artikel 15, lid 2, worden gedetailleerde uitvoeringsbepalingen voor deze verordening vastgesteld. Ze omvatten met name:

a) een lijst van de in artikel 2, lid 3, vermelde grondstoffen;

b) bepalingen over de informatie die in het in artikel 4, lid 2, vermelde productdossier moet worden opgenomen;

c) de voorwaarden waaronder een natuurlijke of rechtspersoon met een groepering kan worden gelijkgesteld;

d) bepalingen over het indienen van een registratieaanvraag voor een in artikel 5, lid 1, derde alniea, vermelde benaming van een grensoverschrijdend geografisch gebied;

e) bepalingen over de inhoud en de toezending aan de Commissie van de in artikel 5, leden 7 en 9, vermelde documenten;

f) bepalingen over de bezwaarschriften van artikel 7 en over de passende overlegprocedures tussen de belanghebbende partijen;

g) bepalingen over de vermeldingen en symbolen van artikel 8;

h) bepalingen over de in artikel 7, lid 5, tweede alinea, en artikel 9, lid 2, tweede alinea, vermelde minimale wijzigingen, waarbij ermee rekening moet worden gehouden dat minimale wijzigingen noch de karakteristieke eigenschappen van het product noch het verband mogen wijzigen.

i) bepalingen over het in artikel 7, lid 6, vermelde register van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen;

j) bepalingen over de controles om na te gaan of de marktdeelnemers in het geografische gebied de productdossiers in acht nemen.

Artikel 17Overgangsbepalingen

1. De benamingen die op de datum waarop deze verordening in werking treedt al krachtens Verordening (EEG) nr. 2081/92 zijn geregistreerd, worden automatisch opgenomen in het in artikel 7, lid 6, vermelde register. De bijbehorende productdossiers worden gelijkgesteld met de productdossiers van artikel 4, lid 1.

2. De Commissie neemt volgens de procedure van artikel 15, lid 2, een verordening aan om de overgang van Verordening (EEG) nr. 2081/92 naar deze verordening te waarborgen. De verordening in kwestie stelt met name de procedures vast voor een doeltreffende analyse van de hangende registratieaanvragen in het kader van Verordening (EEG) nr. 2081/92. Deze procedures kunnen de aanvragers verplichten binnen een vast te stellen termijn aanvullende informatie te verstrekken.

Artikel 18 Leges

De lidstaten kunnen leges heffen om de kosten te dekken van het onderzoek van de registratieaanvragen, de bezwaarschriften, de wijzigingsaanvragen en de annulatieaanvragen uit hoofde van deze verordening.

Artikel 19

Verordening (EEG) nr. 2081/92 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

Artikel 20

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

De bepalingen van artikel 8, tweede alinea, zijn echter van toepassing met ingang van 1 mei 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De voorzitter

BIJLAGE I

Levensmiddelen bedoeld in artikel 1, lid 1:

- bier,

- dranken op basis van plantenextracten,

- brood, gebak, suikerwerk, biscuits en andere bakkerswaren,

- natuurlijke gommen en harsen,

- mosterdpasta,

- deegwaren.

BIJLAGE II

Landbouwproducten bedoeld in artikel 1, lid 1:

- hooi,

- etherische oliën,

- kurk,

- cochenille (onafgewerkt product van dierlijke oorsprong),

- sierbloemen en -planten,

- wol,

- teenwilgen,

- gezwingeld vlas.

BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

Verordening (EEG) nr. 2081/92 | Deze verordening |

Artikel 1 Artikel 2, lid 1 Artikel 2, lid 2 Artikel 2, lid 3 Artikel 2, lid 4 Artikel 2, lid 5 Artikel 2, lid 6 Artikel 2, lid 7 Artikel 3, lid 1, eerste, tweede en derde alinea Artikel 3, lid 1, vierde alinea Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3 Artikel 4 Artikel 5, leden 1, 2 en 3 Artikel 5, lid 4 Artikel 5, lid 5, eerste alinea Artikel 5, lid 5, tweede alinea Artikel 5, lid 5, derde alinea Artikel 5, lid 5, vierde en vijfde alinea Artikel 5, lid 5, zesde, zevende en achtste alinea Artikel 5, lid 6 Artikel 6, lid 1, eerste alinea Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 1, derde alinea Artikel 6, lid 2 Artikel 6, leden 3 en 4 Artikel 6, lid 5, eerste alinea Artikel 6, lid 5, tweede alinea Artikel 6, lid 6, eerste alinea Artikel 6, lid 6, tweede alinea Artikel 7, lid 1 Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 3 Artikel 7, lid 4 Artikel 7, lid 5 Artikel 8 Artikel 9, eerste alinea Artikel 9, tweede alinea Artikel 9, derde alinea Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 10, lid 3 Artikel 10, lid 4 Artikel 10, lid 5 Artikel 10, leden 6 en 7 Artikel 11, leden 1, 2 en 3 Artikel 11, lid 4 Artikel 11 bis, onder a) Artikel 11 bis, onder b) Artikelen 12 tot en met 12 quinquies Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 3 Artikel 13, lid 4 Artikel 13, lid 5 Artikel 14, leden 1 en 2 Artikel 14, lid 3 Artikel 15, leden 1 en 2 Artikel 15, lid 3 Artikel 16 Artikel 18 Bijlage I Bijlage II | Artikel 1 – Artikel 2, lid 1 Artikel 2, lid 2 Artikel 2, lid 3, eerste alinea – Artikel 2, lid 3, tweede alinea – Artikel 3, lid 1, eerste, tweede en derde alinea – Artikel 3, lid 2 – Artikel 4 Artikel 5, leden 1, 2 en 3 Artikel 5, lid 4, eerste alinea Artikel 5, lid 4, tweede alinea Artikel 5, lid 6, eerste alinea Artikel 5, lid 6, derde alinea Artikel 5, lid 6, vierde en vijfde alinea – Artikel 5, lid 8 Artikel 6, lid 1, eerste alinea – Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 2, eerste alinea – Artikel 6, lid 2, tweede alinea – – Artikel 3, lid 3 Artikel 7, lid 1 – Artikel 7, lid 2, eerste alinea Artikel 7, lid 3 Artikel 7, lid 5 Artikel 8, tweede alinea Artikel 9, lid 1, eerste alinea Artikel 9, lid 2, eerste alinea Artikel 9, lid 2, tweede alinea – Artikel 11, lid 1 Artikel 11, lid 2 Artikel 11, lid 3 – Artikel 11, leden 5 en 6 – Artikel 12, lid 1 Artikel 12, lid 2 – – Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 2 Artikel 13, lid 3, eerste alinea Artikel 13, lid 4 Artikel 14, leden 1 en 2 Artikel 3, lid 4 Artikel 15, leden 1 en 2 Artikel 15, lid 4 Artikel 16 Artikel 20 Bijlage I Bijlage II |

[1] PB L 109 van 6.5.2000, blz. 29. Besluit laatstelijk gewijzigd bij besluit 2003/89/EG (PB L 308 van 25.11.2003, blz. 15).

[2] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1. Rectificatie in PB L 191 van 28.5.2004, blz. 1.

[3] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

[4] PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 806/2003 (PB L 122 van 16.5.2003, blz. 1).

[5] PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1.

[6] PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37.

[7] PB L 40 van 11.2.1989, blz. 1.

[8] PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1.