Home

Resolutie van het Europees Parlement met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2004

Resolutie van het Europees Parlement met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2004

Resolutie van het Europees Parlement met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2004

Publicatieblad Nr. L 340 van 06/12/2006 blz. 0072 - 0073


Resolutie van het Europees Parlement

met opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van de kwijting voor de uitvoering van de begroting van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden voor het begrotingsjaar 2004

HET EUROPEES PARLEMENT,

- gezien de definitieve rekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2004 [1],

- gezien het verslag van de Europese Rekenkamer over de jaarrekening van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden betreffende het begrotingsjaar 2004 vergezeld van de antwoorden van de Stichting [2],

- gezien de aanbeveling van de Raad van 14 maart 2006 (5972/2006 — C6-0093/2006),

- gelet op het EG-Verdrag, inzonderheid artikel 276,

- gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [3], inzonderheid artikel 185,

- gezien Verordening (EEG) nr. 1365/75 van de Raad van 26 mei 1975 betreffende de oprichting van een Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden [4], inzonderheid artikel 16,

- gezien Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van de Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [5], inzonderheid artikel 94,

- gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0093/2006),

A. overwegende dat de Rekenkamer verklaarde redelijke zekerheid verkregen te hebben dat de jaarrekening van het per 31 december 2004 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn,

B. overwegende dat de Rekenkamer verklaart redelijke zekerheid verkregen te hebben van alle agentschappen, maar voor het begrotingsjaar 2004 expliciet voorbehoud maakt ten aanzien van het Europees Bureau voor wederopbouw, het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, de Europese Stichting voor opleiding, het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid,

1. herinnert eraan dat overeenkomstig artikel 185 van het Financieel Reglement het Europees Parlement kwijting verleent voor de uitvoering van de begrotingen van de door de Gemeenschappen opgerichte organen met rechtspersoonlijkheid die daadwerkelijke subsidies ten laste van de begroting ontvangen; wijst er echter op dat niet al deze organen volledig of zelfs gedeeltelijk worden gefinancierd met subsidies ten laste van de begroting; benadrukt dat het kwijtingsbesluit daarom zowel betrekking heeft op de financiering ten laste van de begroting als op de financiering niet ten laste van de begroting; acht het onaanvaardbaar dat een aantal van de door de Unie opgerichte organen verantwoording moeten afleggen van de besteding van uitgaven die zijn ontvangen uit andere bronnen dan de begroting, terwijl andere organen, die geen subsidie ten laste van de begroting ontvangen, dit niet hoeven; bevestigt het beginsel dat alle communautaire agentschappen, ongeacht of zij subsidies ontvangen, kwijting van het Parlement moeten krijgen, ook indien overeenkomstig hun basisbesluit een andere kwijtingsautoriteit optreedt; is van mening dat alle teksten die tegen dit beginsel ingaan, herzien moeten worden;

2. acht tabel 1 van het verslag van de Rekenkamer, voor het eerst opgenomen in het kader van de kwijtingsprocedure 2003, waarin de bevoegdheden en verantwoordelijkheden, de organisatie, de middelen, de activiteiten en de verleende diensten van de Stichting worden samengevat, van grote waarde; merkt op dat de in tabel 1 bevatte informatie door de Stichting is verstrekt; verzoekt de Rekenkamer de inhoud van tabel 1 te verifiëren;

3. dringt erop aan dat agentschappen niet alleen moeten streven naar een deugdelijke besteding van de middelen, maar tevens naar een zo efficiënt en doeltreffend mogelijke wijze van besteding; verzoekt de Rekenkamer de mogelijkheid te onderzoeken om in de speciale jaarverslagen over de agentschappen ook een beoordeling op te nemen van de resultaten en de bereikte doelen; dringt er in dit verband overeenkomstig zijn resoluties over het verlenen van kwijting voor 2003 op aan dat rekening wordt gehouden met de volgende aspecten: dat overlapping van de taken van verschillende agentschappen zo veel mogelijk wordt voorkomen, dat duidelijk wordt gemaakt welke maatregelen worden genomen met het oog op een verbetering van de transparantie en de communicatie met het publiek en welke communautaire maatregelen er zijn voor positieve actie op alle niveaus van aanwerving, opleiding en toewijzing van verantwoordelijkheden;

4. stelt vast dat de communautaire agentschappen niet altijd een goed imago of een goede pers hebben en dat vele van hen dit negatieve imago niet verdient; is van mening dat dit onder de aandacht van de burgers van de Unie moet worden gebracht door zo vaak als nodig is en met gebruikmaking van daarvoor geschikte middelen uiteen te zetten waarom deze agentschappen zijn opgericht en welke resultaten ze hebben bereikt; verzoekt de Commissie maatregelen hiertoe te treffen met gebruikmaking van de middelen die zij daarvoor nodig acht;

5. wijst erop dat de uitbreiding van de Europese Unie in 2004 de structuren en werkwijzen van de communautaire agentschappen op vele manieren heeft beïnvloed, en dat een aantal agentschappen in hun activiteitenverslagen de aandacht vestigt op deze effecten, en daarbij met name wijst op de toename van het aantal administrateurs; verzoekt de Commissie de werkelijke of veronderstelde problemen te analyseren en de nodige aanpassingen aan de regelingen aan te bevelen;

6. wijst erop dat de Commissie zich heeft voorgenomen de wijze van presentatie van de activiteitenverslagen over haar directoraten-generaal te harmoniseren; roept op tot het hanteren van een gelijksoortige benadering bij de activiteitenverslagen van de communautaire agentschappen, die wat inhoud betreft enorm uiteenlopen; verzoekt de Commissie de communautaire agentschappen mede te delen welke informatie en activiteitenindicatoren geleverd moeten worden;

7. neemt nota van de bevindingen van de Rekenkamer dat 37 % van de naar 2005 overgedragen kredieten betrekking hadden op verbintenissen die in december 2004 waren aangegaan en dat de meeste van die verbintenissen betrekking hadden op contracten voor in 2005 uit te voeren studies; herinnert de Stichting aan het beginsel van de eenjarigheid van de begroting en verzoekt haar dringend dit beginsel na te leven om een correcte en transparante uitvoering van de door de begrotingsoverheid vastgestelde begrotingen mogelijk te maken;

8. juicht de door de Stichting genomen initiatieven toe om in antwoord op de bevindingen van de Rekenkamer de volledigheid en het gezonde beheer van de inventaris te verbeteren;

9. verzoekt de Commissie de agentschappen te helpen om zo nauwgezet mogelijk het werkschema dat is overeengekomen voor het komende jaar te volgen, om een deugdelijke planning en uitvoering van de activiteiten mogelijk te maken en met name ingrijpende ultieme wijzigingen van de werklast te voorkomen;

10. verzoekt de Commissie de onderlinge synergie tussen agentschappen door efficiëntere samenwerking te verbeteren en te vermijden dat overlapping van taken en tekortkomingen optreden bij gemeenschappelijke aspecten van opleiding, transversale toepassing van het communautaire beleid, gebruik van de meest recente beheerssystemen en probleemoplossing in verband met een goed begrotingsbeheer.

[1] PB C 269 van 28.10.2005, blz. 40.

[2] PB C 332 van 28.12.2005, blz. 82.

[3] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[4] PB L 139 van 30.5.1975, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1111/2005 (PB L 184 van 15.7.2005, blz. 1).

[5] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1261/2005 (PB L 201 van 2.8.2005, blz. 3).

--------------------------------------------------