Home

Werkdocument van de Commissie - Herzien Voorstel voor verlenging van het interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure

Werkdocument van de Commissie - Herzien Voorstel voor verlenging van het interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 1.2.2006

COM(2006) 36 definitief

WERKDOCUMENT VAN DE COMMISSIE

HerzienVoorstel voor verlenging van hetINTERINSTITUTIONEEL AKKOORDover de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure

TOELICHTING

Op 14 juli 2004 heeft de Commissie een voorstel[1] voor verlenging van het Interinstitutioneel Akkoord (IIA) over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure voor de periode 2007-2013 ingediend.

Op 8 juni 2005 heeft het Europees Parlement een resolutie over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013[2] aangenomen, gevolgd door een resolutie over het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[3] op 1 december 2005.

Op 15-16 december 2005 heeft de Europese Raad een politiek akkoord bereikt over de financiële vooruitzichten 2007-2013[4].

Op 18 januari 2006 heeft het Europees Parlement een resolutie over het standpunt van de Europese Raad over de financiële vooruitzichten en de herziening van het Interinstitutioneel Akkoord 2007-2013[5] aangenomen.

Het bijgaande interinstitutioneel akkoord is een werkdocument ten behoeve van de onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, met name rekening houdend met de conclusies van de Europese Raad van 15-16 december 2005.

Het doel ervan is, een set wederzijds erkende regels vast te leggen voor het meerjarig financieel kader en de opeenvolging van handelingen in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure.

1. Richtsnoeren voor een nieuw akkoord inzake de begrotingsdiscipline

1.1. De essentie bewaren

Agenda 2000 heeft zijn hoofddoelstellingen inzake financiële discipline, geordende ontwikkeling van de uitgaven en interinstitutionele samenwerking in de loop van de begrotingsprocedure met succes gerealiseerd. De begroting van de Europese Unie is elk jaar tijdig aangenomen, en beide takken van de begrotingsautoriteit hebben het financieel kader 2000-2006 gezamenlijk aangepast om de uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe lidstaten op te vangen.

a) De opzet van dit interinstitutioneel akkoord is dan ook, de kern van het financieel kader ongewijzigd te laten:

- de uitgaven worden voor elk jaar van de periode 2007-2013 onderverdeeld in grote categorieën, "rubrieken" genoemd;

- in het financieel kader 2007-2013 worden voor elke rubriek maximumbedragen of "plafonds" aan kredieten voor vastleggingen vastgesteld; de uitgavenniveaus zijn gebaseerd op de veronderstelling dat Bulgarije en Roemenië op 1 januari 2007 tot de EU toetreden; wanneer zij later toetreden, moeten de uitgavenmaxima wellicht worden aangepast;

- zowel voor de vastleggings- als voor de betalingskredieten worden totaalbedragen per jaar vastgesteld;

- het jaarlijks plafond voor de betalingskredieten mag het voor de eigen middelen vastgestelde maximum, momenteel 1,24 % van het bruto nationaal inkomen (BNI) van de EU, niet te boven gaan.

b) Anticiperend op toekomstige institutionele ontwikkelingen, wordt in het kader van het dit Interinstitutioneel Akkoord voorgesteld om "financiële vooruitzichten" te vervangen door "meerjarig financieel kader" of "het financieel kader".

c) Voorts wordt voorgesteld een nieuwe bepaling op te nemen die inhoudt dat de Commissie in 2008/2009 bij het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig overzicht van alle aspecten van de uitgaven en de middelen van de EU indient.

1.2. Vereenvoudigen, consolideren

Dit voorstel voor een akkoord voorziet in de verlenging van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999, rekening houdend met de opgedane ervaring, en in de consolidatie van alle sinds 1982 op begrotingsgebied aangenomen gemeenschappelijke verklaringen en interinstitutionele akkoorden. Voorts wordt voorgesteld het kader waar nodig en mogelijk te vereenvoudigen.

a) Het is de bedoeling het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 over de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) – goedgekeurd in de loop van de huidige periode van de financiële vooruitzichten – er als afzonderlijk aanvullend interinstitutioneel akkoord in op te nemen. Voorgesteld wordt om de huidige regels voor het aanspreken van het SFEU te handhaven, waarbij de bijbehorende uitgaven "in de begroting worden opgenomen boven het maximum van de betrokken rubrieken" van het financieel kader.

b) Vereenvoudiging van de methode voor de technische aanpassing door het van tevoren vastgestelde jaarlijkse inflatiepercentage van 2 % dat voor Structuurfondsen en landbouw wordt gebruikt, ook voor de rest van de uitgaven te gebruiken.

c) De voorziening van het garantiefonds voor leningen aan derde landen wordt gerationaliseerd, zodat hiervoor geen reserve meer nodig is. De (lagere) uitgaven die hiervoor in de begroting moeten worden opgenomen, zullen vallen onder de instrumenten voor het externe beleid van de Unie.

1.3. Flexibiliteit: de Agenda 2000-ervaring

Begrotingsdiscipline dient noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met flexibiliteit binnen de grenzen van het overeengekomen meerjarig financieel kader. Een goed doordachte flexibiliteit maakt het mogelijk om de beschikbare middelen doelmatiger toe te wijzen en terzelfder tijd op onvoorziene behoeften of nieuwe prioriteiten in te spelen. De mate van flexibiliteit wordt bepaald door verschillende parameters: de lengte van de door de financiële vooruitzichten bestreken periode; het aantal uitgavenrubrieken; de binnen elk uitgavenplafond beschikbare marges; de marge ten opzichte van het maximum aan eigen middelen; het aandeel van van tevoren via "referentiebedragen" in medebeslissingsbesluiten bepaalde EU-uitgaven; meerjarenprogramma's met toewijzing vooraf; de algemene houding ten aanzien van het gebruik van de herzieningsprocedure.

Door de veranderende mix van deze factoren is de mate van flexibiliteit in de loop der jaren geëvolueerd. Tot dusver konden onverwachte uitdagingen voor de EU-begroting met succes worden opgevangen binnen Agenda 2000 , maar dat ging wel gepaard met een toenemende complexiteit en geringere doorzichtigheid, hetgeen de doelmatigheid van de toewijzing van middelen niet noodzakelijkerwijs ten goede kwam. Het bestaande flexibiliteitsinstrument en het Solidariteitsfonds van de EU (SFEU) dienden bijvoorbeeld buiten de financiële vooruitzichten om te worden gecreëerd om in erkende behoeften te voorzien.

Op 15-16 december 2005 heeft de Europese Raad een politiek akkoord bereikt dat aanzienlijk lagere uitgavenplafonds omvat dan die welke de Commissie had voorgesteld. Lagere uitgavenplafonds betekenen meer starheid in het financieel kader, dreigen afbreuk te doen aan het vermogen van de Unie om toekomstige uitdagingen aan te gaan en zijn eerder hinderlijk dan bevorderlijk voor een doeltreffende middelentoewijzing. De Commissie stelt dan ook de volgende maatregelen voor om toekomstige uitdagingen op te vangen en een juist evenwicht tussen begrotingsdiscipline en doelmatige toewijzing van middelen te bewerkstelligen.

(1) De herziening van het meerjarig financieel kader blijft het belangrijkste instrument om te reageren op belangrijke veranderingen van blijvende aard in het EU-beleid in een zich snel ontwikkelende context.

(2) Enkele flexibliteitsinstrumenten die kunnen worden aangesproken binnen de grenzen van het overeengekomen financieel kader, om de aanwending of herschikking van financiële middelen binnen de uitgavenplafonds te vergemakkelijken. Het gaat hierbij om:

a) De reserve voor noodhulp in rubriek 4 om te reageren op noodsituaties in derde landen. Het bedrag en de procedure voor het aanspreken van de reserve blijven ongewijzigd.

b) Een nieuw Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering, dat extra steun moet geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, om ze te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt.

c) Ten slotte de mogelijkheid voor de begrotingsautoriteit om op basis van een voorstel van de Commissie in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure voor maximaal 10 % af te wijken van de zogenaamde referentiebedragen voor meerjarenprogramma's die via de medebeslissingsprocedure zijn goedgekeurd (behalve cohesieprogramma's).

(3) Sommige andere instrumenten die binnen bepaalde grenzen boven de overeengekomen uitgavenplafonds kunnen worden aangesproken. Bij deze instrumenten die in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure moeten worden gebruikt volgens de desbetreffende bepalingen van het bijgevoegde ontwerp-IIA, gaat het om:

a) het Solidariteitsfonds van de Europese Unie, waarbij het bedrag en de procedure voor het aanspreken ervan ongewijzigd blijven;

b) het flexibiliteitsinstrument, waarvan het jaarlijkse maximumbedrag wordt verhoogd tot 700 miljoen EUR, met de mogelijkheid om behoeften met een meerjarenkarakter te dekken. De procedure voor het aanspreken ervan blijft ongewijzigd.

2. Gevolgen voor de verordening betreffende de begrotingsdiscipline

Uit de praktijk van de financiële vooruitzichten 2000-2006 blijkt dat het bij Verordening nr. 2040/2000 van de Raad betreffende de begrotingsdiscipline voorziene landbouwrichtsnoer niet langer noodzakelijk is, aangezien voor de landbouwuitgaven tot 2013 al plafonds gelden. De overige bepalingen betreffende de begrotingsdiscipline op landbouwgebied zullen overgenomen en aangescherpt worden in de nieuwe verordening betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (artikelen 18-20). Door de omschakeling van marktinterventiemechanismen op directe betalingen aan agrariërs en maatregelen op het gebied van plattelandsontwikkeling zijn de landbouwuitgaven ook voorspelbaarder geworden.

De monetaire reserve bestaat niet meer, en de Commissie heeft een nieuw mechanisme voor de voorziening van het fonds voor garanties op leningen aan derde landen voorgesteld. De bepalingen betreffende de reserve voor noodhulp zijn opgenomen in het bijgevoegde ontwerp-IIA.

De Commissie is derhalve van mening dat Verordening nr. 2040/2000 van de Raad moet worden ingetrokken. Zij zal daartoe te gepasten tijde een afzonderlijk voorstel indienen.

3. Richtsnoeren inzake de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied

Deel II van het interinstitutioneel akkoord is gericht op het verbeteren van de jaarlijkse begrotingsprocedure. De meeste van deze bepalingen vloeien voort uit de begrotingspraktijk of uit eerdere akkoorden en verklaringen. Zij zijn aangepast aan het nieuwe Financieel Reglement[6]. De bijlagen I tot en met IV zijn een integrerend deel van het voorgestelde akkoord.

3.1. Structuur en indeling van de uitgaven

Bijlage III bevat een bijgewerkte indeling van de uitgaven (verplichte/niet-verplichte) per rubriek van de nieuwe structuur. Er is een bepaling opgenomen op grond waarvan de classificatie van nieuwe begrotingsonderdelen door beide takken van de begrotingsautoriteit wordt vastgesteld in het kader van de jaarlijkse overlegprocedure

3.2. Financiële bepalingen in wetgevingsbesluiten

Het beginsel dat is uiteengezet in de Gemeenschappelijke Verklaring van 6 maart 1995 en vervat in punt 33 van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999, nl. dat de instellingen zich ertoe verbinden tijdens de begrotingsprocedure niet af te wijken van de referentiebedragen welke in het kader van de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, wordt gehandhaafd. De medebeslissingsprocedure is sinds 1995 echter gestadig uitgebreid en de strikte bepalingen inzake de referentiebedragen leggen aan het begrotingsbeleid steeds grotere beperkingen op. Zoals hierboven is vermeld, stelt de Commissie voor dat de begrotingsautoriteit en de Commissie in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure maximaal 10 % van deze bedragen kunnen afwijken.

4. Conclusie

Het interinstitutioneel akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure is een doeltreffend instrument gebleken om de jaarlijkse begrotingswerkzaamheden in een meerjarig financieel kader in te passen. De verlenging ervan moet worden aangegrepen om de verschillende akkoorden en gemeenschappelijke verklaringen op begrotingsgebied te actualiseren en te vereenvoudigen. Ten slotte moet dit akkoord trachten een goed evenwicht te vinden tussen begrotingsdiscipline en efficiënte middelentoewijzing.

INTERINSTITUTIONEEL AKKOORDover de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure

INHOUD

DEEL I – FINANCIEEL KADER 2007-2013: OMSCHRIJVING EN WIJZE VAN TOEPASSING

A. Inhoud en draagwijdte van het financieel kader

B. Jaarlijkse bijstelling en aanpassing van het financieel kader

C. Overzicht van het financieel kader

D. Herziening van het financieel kader

E. Gevolgen van het ontbreken van een gemeenschappelijk besluit over de aanpassing of de herziening van het financieel kader

F. Reserve voor noodhulp

G. Solidariteitsfonds van de Europese Unie

H. Flexibiliteitsinstrument

I. Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering

J. Aanpassing van het financieel kader in verband met de uitbreiding

K. Duur van het financieel kader en gevolgen van het ontbreken van een financieel kader

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE

A. Procedure voor interinstitutionele samenwerking

B. Opstelling van de begroting

C. Indeling van de uitgaven

D. Maximaal stijgingspercentage van de niet-verplichte uitgaven bij ontbreken van een financieel kader

E. Opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten

F. Uitgaven betreffende de visserijovereenkomsten

G. Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB)

BIJLAGE I: FINANCIEEL KADER 2007-2013

BIJLAGE II: INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING OP BEGROTINGSGEBIED

BIJLAGE III: INDELING VAN DE UITGAVEN

BIJLAGE IV: FINANCIERING VAN DE UIT DE VISSERIJOVEREENKOMSTEN VOORTVLOEIENDE UITGAVEN

VERKLARING betreffende de aanpassing van de kredieten voor de Structuurfondsen, plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor de visserij in verband met de uitvoeringsomstandigheden

Ontwerp

EUROPEES PARLEMENT

RAAD

COMMISSIE

INTERINSTITUTIONEEL AKKOORD

van […]

tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure

Noot: In dit ontwerp wordt "financiële vooruitzichten" vervangen door "meerjarig financieel kader".

De opmerkingen hebben betrekking op wijzigingen ten opzichte van het vorige voorstel van de Commissie of het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999. Wanneer in de opmerkingen wordt verwezen naar het standpunt van de Raad worden, tenzij anders is vermeld, de definitieve conclusies van de Europese Raad van 15-16 december 2005 bedoeld. Het standpunt van het Europees Parlement verwijst naar de resolutie van het EP van 8 juni 2005 over beleidsuitdagingen en begrotingsmiddelen in de uitgebreide Unie 2007-2013, de resolutie van het EP van 1 december 2005 over het Interinstitutioneel Akkoord over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure en de resolutie van het EP van 18 januari 2006 over het standpunt van de Europese Raad over de financiële vooruitzichten en de herziening van het Interinstitutioneel Akkoord 2007-2013.

Tekst van het IIA | Opmerkingen |

1. Dit Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, hierna de "instellingen" genoemd, beoogt de begrotingsdiscipline toe te passen en het verloop van de jaarlijkse begrotingsprocedure en de interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied te verbeteren. |

2. De begrotingsdiscipline in het kader van dit akkoord is algemeen. Zij geldt voor alle uitgaven en zij verbindt voor de gehele duur van dit akkoord alle bij de uitvoering ervan betrokken instellingen. |

3. Dit akkoord doet geen afbreuk aan de respectieve budgettaire bevoegdheden van de onderscheiden instellingen, zoals zij in de Verdragen zijn omschreven. Wanneer in dit akkoord naar dit punt wordt verwezen, besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en het Europees Parlement met meerderheid van de stemmen van zijn leden en van drie vijfde van het aantal uitgebrachte stemmen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 272, lid 9, vijfde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna “het EG-Verdrag” genoemd). |

4. Elke wijziging van de bepalingen van dit akkoord behoeft instemming van alle instellingen die daarbij partij zijn. Voor de in de tabel van het meerjarig financieel kader aangebrachte wijzigingen dienen de procedures te worden gevolgd die daartoe in dit akkoord zijn voorzien. |

5. Dit akkoord bestaat uit twee delen: – deel I bevat een omschrijving en de wijze van toepassing van het meerjarig financieel kader[7] 2007-2013 en geldt voor de duur van het financieel kader; – deel II betreft de verbetering van de interinstitutionele samenwerking tijdens de begrotingsprocedure. |

6. De Commissie dient, telkens wanneer zij dat nodig acht, en in ieder geval tegelijk met ieder in toepassing van punt 31 ingediend voorstel voor een nieuw financieel kader, over de tenuitvoerlegging van dit akkoord een verslag in, in voorkomend geval vergezeld van wijzigingsvoorstellen. |

7. Dit akkoord treedt in werking op 1 januari 2007. Met ingang van die datum vervangt dit akkoord: – het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[8]; – het Interinstitutioneel Akkoord van 7 november 2002 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de financiering van het solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure[9]. | Wijzigingen: Actualisering en vereenvoudiging. Naar de hergroepering van "verschillende akkoorden en gemeenschappelijke verklaringen op begrotingsgebied", die reeds door de Commissie is voorgesteld in COM(2004) 498 def., wordt ook verwezen in de conclusies van de Europese Raad (punt 6). |

DEEL I – FINANCIEEL KADER 2007-2013: OMSCHRIJVING EN WIJZE VAN TOEPASSING A. Inhoud en draagwijdte van het financieel kader 8. De in bijlage I opgenomen tabel van het financieel kader 2007-2013 maakt een integrerend deel van dit akkoord uit. Deze tabel is het referentiekader van de interinstitutionele begrotingsdiscipline. |

9. Het financieel kader beoogt gedurende een middellange periode een geordende ontwikkeling van de uitgaven van de Europese Unie, per hoofdcategorie, te waarborgen, zulks binnen de grenzen van de eigen middelen. |

10. Het financieel kader 2007-2013 stelt voor elk van die jaren en voor elke rubriek en subrubriek uitgavenbedragen in de vorm van kredieten voor vastleggingen vast. Tevens worden per jaar totale uitgavenbedragen in de vorm van kredieten voor vastleggingen en kredieten voor betalingen vastgesteld. Al deze bedragen zijn uitgedrukt in de prijzen van 2004. In het financieel kader wordt geen rekening gehouden met de begrotingsonderdelen die met bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 van het Financieel Reglement van 25 juni 2002 van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen[10], hierna "het Financieel Reglement" genoemd, worden gefinancierd. In afzonderlijke tabellen wordt indicatief informatie verschaft over operaties die niet in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen zijn opgenomen en over de vermoedelijke ontwikkeling van de verschillende categorieën eigen middelen van de Gemeenschap. Deze informatie wordt jaarlijks bijgewerkt bij de technische aanpassing van het financieel kader. | Wijzigingen: - Algemene bijwerking - al. 4 huidig IIA geschrapt: het voorstel bevat geen afzonderlijke rubriek “pretoetredingsuitgaven”. - al. 3 (al. 5 huidig IIA): Deze alinea heeft betrekking op het Europees Ontwikkelingsfonds, dat buiten het financieel kader blijft. - al. 6 huidig IIA: De verwijzing naar het landbouwrichtsnoer wordt geschrapt (zie de toelichting hierboven). - Voor aanpassingen betreffende specifieke rubrieken, zie punt 15 hierna. |

11. De instellingen erkennen dat elk van de in het financieel kader 2007-2013 in absolute waarde vastgestelde bedragen een jaarlijks maximumbedrag aan uitgaven voor de algemene begroting der Europese Gemeenschappen betekent. Onverminderd eventuele wijzigingen van deze maxima overeenkomstig de bepalingen van dit akkoord verbinden zij zich ertoe bij de uitoefening van hun respectieve bevoegdheden in de loop van elke desbetreffende begrotingsprocedure en tijdens de uitvoering van de begroting van het betrokken begrotingsjaar de verschillende jaarlijkse maximumbedragen aan uitgaven in acht te nemen. | al. 2 huidig IIA geschrapt: het voorstel bevat geen afzonderlijke rubriek “pretoetredingsuitgaven”. |

12. De twee takken van de begrotingsautoriteit komen overeen om voor de duur van het financieel kader 2007-2013 de maximale stijgingspercentages van de niet-verplichte uitgaven die voortvloeien uit de begrotingen welke binnen de grenzen van de maxima van het financieel kader zijn opgesteld, te aanvaarden. Behalve in subrubriek 1B "Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid" van het financieel kader zorgen de instellingen er tijdens de begrotingsprocedure en bij de goedkeuring van de begroting met het oog op een goed financieel beheer zo veel mogelijk voor dat onder de maxima van de verschillende rubrieken voldoende marges beschikbaar blijven. 13. Ieder volgens de medebeslissingsprocedure vastgesteld besluit van het Europees Parlement en de Raad en ieder door de Raad vastgesteld besluit waardoor de in de algemene begroting der Europese Gemeenschappen beschikbare kredieten of de in het financieel kader geraamde kredieten zoals bedoeld in punt 11 worden overschreden, mag financieel slechts worden uitgevoerd wanneer de begroting is gewijzigd en, in voorkomend geval, het financieel kader op gepaste wijze, volgens de voor ieder van die gevallen voorgeschreven procedure zijn herzien. | Wijzigingen: - punt 12, al. 2: het specifieke karakter van subrubriek 1B (rubriek 2 in Agenda 2000), die alleen van tevoren toegewezen uitgaven dekt, blijft voor de periode 2007-2013 behouden. - Punt 12, al. 3 huidig IIA geschrapt: deze bepaling is opgenomen in deel II, artikel 41. |

14. Voor elk van de door het financieel kader bestreken jaren mag het totaal van de nodige kredieten voor betalingen, na jaarlijkse bijstelling en met inachtneming van de geschiede aanpassingen en herzieningen, niet tot een hoger opvragingspercentage van de eigen middelen leiden dan het voor diezelfde middelen geldende maximum. Zo nodig besluiten de twee takken van de begrotingsautoriteit volgens de in punt 3 van dit akkoord bepaalde stemprocedure tot verlaging van de maxima van het financieel kader om het voor de eigen middelen vastgestelde maximum in acht te nemen. |

B. Jaarlijkse bijstelling en aanpassing van het financieel kader Technische aanpassing 15. Ieder jaar gaat de Commissie vóór de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar n + 1 over tot de volgende technische aanpassing van het financieel kader: a) herberekening tegen de prijzen van het jaar n + 1 van de maxima en van de bedragen aan kredieten voor vastleggingen en aan kredieten voor betalingen; b) berekening van de marge die onder het maximum van de eigen middelen beschikbaar blijft. De Commissie verricht deze technische aanpassing op basis van een vaste deflator van 2 % per jaar. De resultaten van deze aanpassing en de eraan ten grondslag liggende economische prognoses worden aan de twee takken van de begrotingsautoriteit medegedeeld. Voor het betrokken jaar wordt later niet tot een andere technische aanpassing overgegaan, zulks noch tijdens het begrotingsjaar, noch bij wijze van correctie achteraf in latere jaren. 16. Indien wordt vastgesteld dat het gecumuleerde BBP van een lidstaat voor de jaren 2007-2009 meer dan +/- 5 % afwijkt van het geraamde BBP ten tijde van de opstelling van dit akkoord, past de Commissie in haar technische aanpassing voor 2011 de bedragen aan die voor die periode aan die lidstaat worden toegewezen uit de middelen ter ondersteuning van de cohesie. Het totale netto-effect van deze aanpassing, ongeacht of het positief of negatief is, mag niet hoger zijn dan 3 miljard EUR. Indien het netto-effect positief is, blijven de totale extra middelen beperkt tot de onderbesteding ten opzichte van de maxima voor subrubriek 1B voor de jaren 2007-2010. De vereiste aanpassingen worden in gelijke delen over de jaren 2011-2013 gespreid, en de betrokken maxima worden dienovereenkomstig gewijzigd. | Opmerkingen en wijzigingen: - al. 2: update van de procedure voor de technische aanpassing in het licht van de nieuwe benamingen van de landbouw- en structuurprogramma’s. - al. 2: de toepassing van de vaste deflator van 2 % wordt uitgebreid tot alle uitgavenrubrieken. De deflator van 2 % wordt reeds gebruikt voor bijna 80 % van de begrotingsuitgaven (landbouw, cohesie en het toekomstige Europees Fonds voor de visserij). Bovendien heeft de Commissie tijdens de onderhandelingen over het financieel kader 2007-2013 systematisch een vereenvoudigde deflator van 2 % per jaar gebruikt om alle in lopende prijzen vastgestelde toewijzingen van nieuwe rechtsgronden in prijzen van 2004 om te zetten De toepassing van één deflator van 2 % zal de jaarlijkse technische aanpassing vereenvoudigen en de voorspelbaarheid van de uitgavenmaxima in lopende prijzen ten goede komen. - al. 2: De mogelijkheid om de indexeringsbasis te herzien, komt te vervallen. - Nieuw punt 16: vangt de mogelijke gevolgen op van de specifieke bepaling waarover overeenstemming is bereikt in de conclusies van de Europese Raad (punt 42). |

Aanpassing in verband met de uitvoering van de begroting 17. Tezamen met de mededeling van de technische aanpassing van het financieel kader legt de Commissie aan de twee takken van de begrotingsautoriteit het voorstel tot aanpassing van het totale bedrag van de kredieten voor betalingen voor die zij, rekening houdend met de uitvoering van de begroting, nodig acht om een geordende ontwikkeling ten opzichte van de kredieten voor vastleggingen te waarborgen. | Wijzigingen: - Punt 17 huidig IIA geschrapt: In de plaats daarvan wordt een verklaring voorgesteld (in fine van dit document). |

Actualisering van de prognoses voor betalingskredieten na 2013 18. De Commissie zal de prognoses voor de betalingskredieten na 2013 in 2010 actualiseren. Daarbij wordt rekening gehouden met de daadwerkelijke uitvoering van de begrotingskredieten voor vastleggingen en voor betalingen en met de prognoses voor de uitvoering. Tevens worden de regels geëvalueerd die zijn vastgesteld om een geordende ontwikkeling van de betalingskredieten ten opzichte van de vastleggingskredieten en de groeiprognoses voor het bruto nationaal inkomen (BNI) van de Europese Unie te waarborgen. |

Aanpassingen in verband met buitensporige overheidstekorten 19. Wanneer een procedure wegens buitensporig overheidstekort tot een schorsing van in de begroting vastgelegde kredieten betreffende het Cohesiefonds heeft geleid, kan de Raad tezamen met de opheffing van de schorsing tot overschrijving van de geschorste vastleggingskredieten naar een volgend jaar besluiten. Kredieten die zijn geschorst voor jaar n, kunnen uiterlijk in jaar n+1 opnieuw op de begroting worden opgevoerd. De Raad neemt een besluit op voorstel van de Commissie, met inachtneming van de relevante bepalingen van de basisverordening. | Nieuw punt 19 in verband met het voorstel voor een nieuwe Cohesiefondsverordening en de procedure in geval van buitensporig overheidstekort, in het bijzonder de sancties met betrekking tot de begrotingskredieten voor vastleggingen in het kader van het Cohesiefonds. |

20. Het Europees Parlement en de Raad spreken zich overeenkomstig het bepaalde in punt 3 van dit akkoord vóór 1 mei van jaar n over deze voorstellen uit. |

C. Overzicht van het financieel kader 21. In 2008/2009 zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad in de vorm van een witboek een uitvoerig overzicht van alle aspecten van de uitgaven en de middelen van de EU indienen om ervoor te zorgen dat de begroting is toegerust voor de uitdagingen van de toekomst. | Nieuwe bepaling: Voor 2008/9 is een algemeen overzicht van de uitgaven en ontvangsten van de EU gepland, zoals overeengekomen in de conclusies van de Europese Raad (punt 80). |

D. Herziening van het financieel kader 22. Naast de regelmatige technische aanpassing en aanpassingen in verband met de uitvoering van de begroting kan het financieel kader op voorstel van de Commissie worden herzien om het hoofd te bieden aan nieuwe, aanvankelijk onvoorziene situaties, met inachtneming van het maximum van de eigen middelen. |

23. Als algemene regel moet een dergelijk herzieningsvoorstel vóór het begin van de begrotingsprocedure van het begrotingsjaar of vóór het eerste van de begrotingsjaren waarop de herziening betrekking heeft, worden ingediend en goedgekeurd. Elke herziening van het financieel kader tot 0,03 % van het BNI van de Gemeenschap binnen de marge voor onvoorziene uitgaven wordt overeenkomstig het bepaalde in punt 3 bij gemeenschappelijk besluit van de twee takken van de begrotingsautoriteit aangenomen. Elke herziening van het financieel kader boven 0,03 % van het BNI van de Gemeenschap binnen de marge voor onvoorziene uitgaven wordt bij gemeenschappelijk besluit van de twee takken van de begrotingsautoriteit aangenomen, waarbij de Raad met eenparigheid van stemmen besluit. | Actualisering: bruto nationaal product (BNP) is vervangen door bruto nationaal inkomen (BNI) na de inwerkingtreding van het nieuwe eigenmiddelenbesluit (PB L 253 van 7.10.2000, blz. 42). |

24. Onverminderd het bepaalde in punt 41 onderzoeken de instellingen de mogelijkheden voor een herschikking van de uitgaven tussen de onder de rubriek welke met de herziening gemoeid is, begrepen programma's op basis, met name, van elke verwachte onderbesteding van de kredieten. Er dient naar te worden gestreefd om, binnen het maximum van de betrokken rubriek, een in absolute waarde en in percentage van de voorgenomen nieuwe uitgave significant bedrag vrij te maken. De instellingen gaan de mogelijkheden na om de verhoging van het maximum van een rubriek met een verlaging van het maximum van een andere rubriek te compenseren. Een herziening van het financieel kader uit hoofde van de verplichte uitgaven mag niet tot een verlaging van het voor de niet-verplichte uitgaven beschikbare bedrag leiden. Bij iedere herziening moet erop worden toegezien dat de juiste verhouding tussen vastleggingen en betalingen wordt bewaard. | Actualisering: al. 3 huidig IIA geschrapt: het voorstel bevat geen afzonderlijke rubriek “pretoetredingsuitgaven”. |

E. Gevolgen van het ontbreken van een gemeenschappelijk besluit over de aanpassing of de herziening van het financieel kader 25. Bij ontstentenis van een gemeenschappelijk besluit van het Europees Parlement en van de Raad over enige door de Commissie voorgestelde aanpassing of herziening van het financieel kader blijven de voorheen bepaalde bedragen, na jaarlijkse technische aanpassing, als uitgavenmaxima voor het betrokken begrotingsjaar gelden. |

F. Reserve voor noodhulp 26. De reserve voor noodhulp is opgenomen onder rubriek 4 “de EU als mondiale partner” van het financieel kader. Zij wordt als voorziening opgenomen in de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen. De reserve voor noodhulp is bestemd om snel te reageren op specifieke hulpbehoeften van niet-lidstaten ingevolge gebeurtenissen die bij de opstelling van de begroting niet te voorzien waren; het gaat hierbij in de eerste plaats om humanitaire acties, maar ook om door de omstandigheden gerechtvaardigde acties op het gebied van civiele crisisbeheersing en burgerbescherming. Het jaarlijkse bedrag van de reserve wordt voor de duur van het financieel kader vastgesteld op 221 miljoen EUR, in constante prijzen. Wanneer de Commissie van mening is dat deze reserve moet worden aangesproken, legt zij aan de twee takken van de begrotingsautoriteit een voorstel tot overschrijving uit de reserve naar de overeenkomstige begrotingsonderdelen voor. Elk voorstel van de Commissie om van de reserve voor noodhulp gebruik te maken moet echter worden voorafgegaan door een onderzoek van de mogelijkheden tot herschikking van kredieten. Tegelijk met haar overschrijvingsvoorstel leidt de Commissie een, eventueel vereenvoudigde, trialoogprocedure in om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming over de noodzaak om van de reserves gebruik te maken en over het vereiste bedrag te verkrijgen. De overschrijvingen geschieden in overeenstemming met artikel 26 van het Financieel Reglement[11]. | Wijzigingen en vereenvoudiging: - al. 1 a) huidig IIA: geschrapt. 2002 was het laatste jaar van de monetaire reserve. - al. 1 b) huidig IIA: schrapping van de verwijzing naar de reserve voor garanties op leningen aan derde landen. De Commissie zal een nieuwe regeling voorstellen waarbij de ter voorziening van het garantiefonds benodigde kredieten in de begroting worden opgenomen, zonder ad-hocbepaling voor het opvragen van de middelen. - al 1: de reserve voor noodhulp is de enige resterende reserve en wordt opgenomen onder rubriek 4. Zij kan nu ook worden aangesproken voor civiele crisisbeheersing en het beschikbare bedrag is aangepast op basis van de prijzen 2004 (alle bedragen van het voorgestelde financieel kader zijn uitgedrukt in constante prijzen (van 2004). - al. 2-5 huidig IIA: de procedure voor de beschikbaarstelling van de reserve is in overeenstemming gebracht met het nieuwe Financieel Reglement. In geval van nood kunnen supplementaire behoeften worden opgevangen hetzij door overschrijving van andere begrotingsonderdelen, hetzij door een begrotingswijziging om de beschikbare ruimte te benutten. |

G. Solidariteitsfonds van de Europese Unie 27. Het Solidariteitsfonds van de Europese Unie heeft als doel snelle financiële bijstand mogelijk te maken wanneer zich een grote ramp voordoet op het grondgebied van een lidstaat of een kandidaat-lidstaat, zulks overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit. Voor het Solidariteitsfonds is jaarlijks een bedrag van maximaal 1 miljard EUR beschikbaar. Op 1 oktober van elk jaar moet ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan. Het deel van het jaarlijkse bedrag dat niet in de begroting wordt opgenomen, mag niet naar volgende jaren worden overgedragen. In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet in de zin van het desbetreffende basisbesluit, niet toereikend zijn voor de bijstand die de begrotingsautoriteit nodig acht, kan de Commissie voorstellen dat het verschil uit het fonds van het volgende jaar gefinancierd wordt. Het jaarlijkse bedrag van het fonds dat in de begroting wordt opgenomen, mag in geen geval hoger zijn dan 1 miljard EUR. Wanneer is voldaan aan de in het basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen gebruik te maken van het fonds. Als er mogelijkheden zijn tot herschikking van de vastleggingskredieten in de rubriek die aanvullende uitgaven vergt, houdt de Commissie daar rekening mee als zij overeenkomstig het Financieel Reglement de nodige voorstellen doet via het passende begrotingsinstrument. Het besluit om het solidariteitsinstrument te gebruiken, wordt gezamenlijk door de twee takken van de begrotingsautoriteit genomen overeenkomstig het bepaalde in punt 3. De bijbehorende vastleggingskredieten worden in de begroting opgenomen boven het maximum van de betrokken rubrieken van het financieel kader vastgelegd in bijlage I. Tezamen met haar voorstel om van het Solidariteitsfonds gebruik te maken, brengt de Commissie een trialoogprocedure op gang, zo nodig in vereenvoudigde vorm, om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming over de noodzaak om van het Solidariteitsfonds gebruik te maken en over het vereiste bedrag te verkrijgen. | Nieuw punt. Punt 27 neemt het huidige IIA van 7 november 2002 over het Solidariteitsfonds van de Europese Unie (SFEU) over. Het SFEU blijft buiten het financieel kader en behoudt dezelfde kenmerken wat betreft jaarlijks maximumbedrag (1 miljard EUR), trialoogprocedure, gezamenlijke vaststelling van het besluit door de twee takken van de begrotingsautoriteit op voorstel van de Commissie, geen overdracht mogelijk voor niet-toegewezen gedeelten van het fonds. |

H. Flexibiliteitsinstrument 28. Het flexibiliteitsinstrument, waarvan het jaarlijks maximum 700 miljoen EUR beloopt, is bestemd om voor een gegeven begrotingsjaar binnen het maximum van de aangegeven bedragen nauwkeurig bepaalde uitgaven met een eenmalig en/of meerjarig karakter te financieren die niet binnen het beschikbare maximum van een of meer andere rubrieken zouden kunnen worden gefinancierd. De Commissie doet het voorstel van het flexibiliteitinstrument gebruik te maken nadat zij alle mogelijkheden heeft onderzocht om kredieten te herschikken binnen de rubriek die aanvullende uitgaven vergt. Het voorstel kan voor het betrokken begrotingsjaar in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure worden ingediend. Het voorstel van de Commissie wordt in het voorontwerp van begroting opgenomen of gaat overeenkomstig het Financieel Reglement van het desbetreffende begrotingsinstrument vergezeld. Het besluit om van het flexibiliteitsinstrument gebruik te maken, wordt gezamenlijk door de twee takken van de begrotingsautoriteit genomen overeenkomstig het bepaalde in punt 3. Deze overeenstemming komt in het kader van de in deel II, afdeling A, en in bijlage II bij dit akkoord bedoelde overlegprocedure tot stand. | Wijzigingen en vereenvoudiging: Het bestaande flexibiliteitsinstrument is opnieuw opgenomen en het herverdelingsmechanisme is geschrapt. Het jaarlijkse bedrag van het flexibiliteitsinstrument wordt verhoogd tot 700 miljoen EUR en het toepassingsgebied wordt uitgebreid tot behoeften die zich over meer dan een jaar uitstrekken. Deze wijzigingen zorgen voor voldoende flexibiliteit bij lagere maxima voor de vastleggingskredieten dan in het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en vereenvoudigen het gebruik. |

I. Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering 29. Het nieuwe Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering is bedoeld om extra steun te geven aan werknemers die de gevolgen van grote structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen ondervinden, teneinde ze te helpen bij hun terugkeer op de arbeidsmarkt. Het fonds mag niet hoger zijn dan een jaarlijks maximumbedrag van 500 miljoen EUR dat afkomstig kan zijn uit eender welke marge onder het totale uitgavenmaximum van het voorgaande jaar en/of uit vastleggingskredieten die in de voorgaande twee jaar zijn vrijgemaakt. Wanneer is voldaan aan de in het basisbesluit gestelde voorwaarden inzake de beschikbaarstelling van middelen uit het fonds, zal de Commissie voorstellen gebruik te maken van het fonds. Het besluit om het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering te gebruiken, wordt gezamenlijk door de twee takken van de begrotingsautoriteit genomen overeenkomstig het bepaalde in punt 3. Tegelijk met haar voorstel om gebruik te maken van het fonds leidt de Commissie een, eventueel vereenvoudigde, trialoogprocedure in om van de twee takken van de begrotingsautoriteit de instemming over de noodzaak om van het fonds gebruik te maken en over het vereiste bedrag te verkrijgen. De bijbehorende vastleggingskredieten worden in het kader van de betrokken rubriek in de begroting opgenomen, zo nodig boven het maximum van het betrokken bedrag zoals vastgelegd in bijlage I. | Nieuwe bepaling. |

J. Aanpassing van het financieel kader in verband met de uitbreiding 30. Bij uitbreiding van de Unie met nieuwe lidstaten tijdens de door dit financieel kader bestreken periode zullen het Europees Parlement en de Raad op voorstel van de Commissie en overeenkomstig het bepaalde in punt 3, gezamenlijk het financieel kader aanpassen om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden. | al. 2 huidig IIA geschrapt: er is geen afzonderlijke tabel voor bijkomende financiële behoeften in verband met een uitbreiding in de periode van het financieel kader 2007-2013. |

K. Duur van het financieel kader en gevolgen van het ontbreken van een financieel kader 31. Voor 1 juli 2011 zal de Commissie voorstellen voor een nieuw financieel kader op middellange termijn indienen, rekening houdend met het in punt 21 genoemde overzicht. Bij ontbreken van een akkoord over een nieuw financieel kader en behoudens uitdrukkelijke opzegging van het bestaande financieel kader door een van de partijen bij dit akkoord, worden de maxima voor het laatste door het bestaande financieel kader bestreken jaar overeenkomstig punt 15 zo aangepast dat de maxima voor 2013 in constante prijzen gehandhaafd worden. In het geval dat de Europese Unie na 2013 wordt uitgebreid, zal het verlengde financieel kader zo nodig worden aangepast om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden. | Wijziging: De bedoeling is om, op basis van de ervaring van de jongste uitbreiding, de onzekerheid weg te nemen die thans heerst over de samenhang tussen het financieel kader en de toetredingsverdragen. De mogelijkheid moet bestaan, ook als er geen akkoord is over een financieel kader, om de maxima aan te passen in verband met een uitbreiding. |

DEEL II – VERBETERING VAN DE INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING TIJDENS DE BEGROTINGSPROCEDURE A. Procedure voor interinstitutionele samenwerking 32. De instellingen komen overeen een procedure voor interinstitutionele samenwerking op begrotingsgebied in te stellen. De wijze waarop deze samenwerking geschiedt, is aangegeven in bijlage II, die van dit akkoord een integrerend bestanddeel vormt. |

B. Opstelling van de begroting 33. De Commissie dient ieder jaar een voorontwerp van begroting in dat met de werkelijke financieringsbehoeften van de Gemeenschap overeenstemt. Zij houdt rekening met: – door de lidstaten verstrekte nauwkeurige prognoses met betrekking tot de Structuurfondsen; – de mogelijkheid tot besteding van de kredieten, waarbij zij ernaar streeft een strikte verhouding tussen de kredieten voor vastleggingen en de kredieten voor betalingen te waarborgen; – de mogelijkheden om nieuwe beleidsmaatregelen uit te voeren door middel van proefprojecten en/of nieuwe voorbereidende acties of om tot hun einde gekomen meerjarenacties nog voort te zetten, na de voorwaarden voor het verkrijgen van een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement te hebben beoordeeld (definitie van een basisbesluit, noodzaak van een basisbesluit voor besteding en uitzonderingen); – de noodzaak om te zorgen voor een ontwikkeling van de uitgaven ten opzichte van het voorgaande begrotingsjaar die met de eisen van de begrotingsdiscipline in overeenstemming is. Bij het voorontwerp van begroting worden activiteitenoverzichten gevoegd die de bij artikel 27, lid 3, en artikel 33, lid 2, onder d), van het Financieel Reglement vereiste inlichtingen bevatten (doelstellingen, indicatoren en resultaten van evaluaties). | Aanvullende bepalingen: - al. 1: nieuw streepje, ter benadrukking van het belang van goede prognoses inzake de ontwikkeling van de betalingskredieten voor de Structuurfondsen. De lidstaten moeten deze prognoses verstrekken. - Nieuwe al. 2 betreffende de activiteitenoverzichten, waarin door het Financieel Reglement vereiste inlichtingen zijn vervat. |

34. De instellingen dragen ervoor zorg zoveel mogelijk te vermijden in de begroting begrotingsonderdelen voor beleidsuitgaven van onbetekenende bedragen op te nemen. De twee takken van de begrotingsautoriteit verbinden zich er tevens toe rekening te houden met de evaluatie van de mogelijkheden voor de uitvoering van de begroting die de Commissie in haar voorontwerpen alsook in het raam van de uitvoering van de lopende begroting heeft verricht. Vóór de tweede lezing in de Raad richt de Commissie een schrijven aan de voorzitter van de begrotingscommissie van het Europees Parlement, met kopie aan de andere tak van de begrotingsautoriteit, waarin zij haar opmerkingen kenbaar maakt over de uitvoerbaarheid van de wijzigingen op de ontwerp-begroting die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen. De twee takken van de begrotingsautoriteit houden rekening met deze opmerkingen bij de in bijlage II bedoelde overlegprocedure. Met het oog op een goed financieel beheer en gelet op de gevolgen van wezenlijke veranderingen in de begrotingsnomenclatuur van titels en hoofdstukken voor de plicht van de diensten van de Commissie om beheersverslagen over te leggen, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe om dergelijke wezenlijke veranderingen met de Commissie te bespreken in het kader van de overlegprocedure. | Aanvullende bepalingen: - Nieuwe al. 2: bedoeld om een bestaande werkwijze te formaliseren. - Nieuwe al. 3: houdt verband met de voorgaande alinea; benadrukt het verband tussen goed financieel beheer en een stabiele begrotingsnomenclatuur. |

C. Indeling van de uitgaven 35. De instellingen zijn van oordeel dat "verplichte uitgaven" worden gevormd door de uitgaven waartoe de begrotingsautoriteit gehouden is deze krachtens een juridische verbintenis die op grond van de Verdragen of van krachtens de Verdragen vastgestelde besluiten is aangegaan, in de begroting op te nemen. |

36. Voor nieuwe begrotingsonderdelen of voor begrotingsonderdelen waarvan de rechtsgrond is gewijzigd, bevat het voorontwerp van begroting een voorstel tot indeling. Indien de in het voorontwerp van begroting voorgestelde indeling niet wordt aanvaard, onderzoeken het Europees Parlement en de Raad de indeling van het betrokken begrotingsonderdeel op basis van bijlage III, die van dit akkoord een integrerend bestanddeel vormt. In het raam van het in bijlage II bedoelde overleg wordt naar overeenstemming gezocht. |

D. Maximaal stijgingspercentage van de niet-verplichte uitgaven bij ontbreken van een financieel kader 37. Onverminderd het bepaalde in punt 12, eerste alinea, komen de instellingen de volgende bepalingen overeen: a) de autonome "handelingsruimte" van het Europees Parlement is, voor de doeleinden van artikel 272, lid 9, vierde alinea, van het EG-Verdrag, waarvan het bedrag overeenkomt met de helft van het maximumpercentage, van toepassing vanaf de ontwerp-begroting die door de Raad in eerste lezing is opgesteld, daarbij rekening houdend met eventuele nota's van wijzigingen op genoemd ontwerp. De verplichting tot het respecteren van het maximumpercentage geldt voor de jaarlijkse begroting, met inbegrip van de gewijzigde en/of aanvullende begroting(en). Onverlet de vaststelling van een nieuw percentage blijft het eventueel ongebruikte gedeelte van het maximumpercentage beschikbaar voor een eventueel gebruik in het raam van de behandeling van een ontwerp van gewijzigde en/of aanvullende begroting; b) onverminderd punt a) trachten de instellingen ter gelegenheid van het in bijlage II voorziene overleg tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit overeenstemming te bereiken, wanneer in de loop van de begrotingsprocedure blijkt dat voor de voltooiing daarvan de vaststelling in onderlinge overeenstemming nodig zou kunnen zijn, voor de verhoging van de niet-verplichte uitgaven, van een nieuw, op de kredieten voor betalingen en/of van een nieuw, op de kredieten voor vastleggingen toepasselijk percentage waarbij laatstgenoemd percentage op een ander niveau dan het eerstgenoemde kan worden vastgesteld. |

E. Opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten 38. Wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten een bepaling waarin de wetgever de financiële middelen van het programma voor de gehele looptijd ervan vaststelt. Dit bedrag vormt voor de begrotingsautoriteit het voornaamste referentiepunt in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure. De begrotingsautoriteit en de Commissie, wanneer deze laatste haar voorontwerp van begroting voorlegt, verbinden zich ertoe niet meer dan 10 % van dit bedrag af te wijken, behalve in het geval van nieuwe objectieve en duurzame omstandigheden die uitdrukkelijk en nauwkeurig moeten worden gerechtvaardigd, rekening houdend met de verkregen resultaten die bij de tenuitvoerlegging van het programma zijn verwezenlijkt, met name op basis van evaluaties. Dit geldt niet voor kredieten in het kader van het cohesiebeleid die volgens de medebeslissingsprocedure zijn goedgekeurd en van tevoren door de lidstaten zijn toegewezen, en die de financiering voor de gehele duur van een programma regelen. | Toevoeging: - de aan al. 3 toegevoegde tekst is noodzakelijk om enige flexibiliteit in de jaarlijkse begroting mogelijk te maken ten aanzien van de volgens de medebeslissingsprocedure vastgestelde referentiebedragen. Deze flexibiliteit wordt, zoals voorgesteld door het Europees Parlement, vastgesteld op 10 % om voldoende aanpassingen mogelijk te maken. |

39. Wetgevingsbesluiten betreffende meerjarenprogramma's die niet volgens de medebeslissingsprocedure zijn vastgesteld, bevatten geen "noodzakelijk geacht bedrag". Indien de Raad een financiële referentie wenst op te nemen, dient deze slechts ter illustratie van de wil van de wetgever en laat zij de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet. In elk besluit waarin een dergelijke financiële referentie is opgenomen, wordt van de onderhavige bepaling gewag gemaakt. Indien in het kader van de overlegprocedure waarin in de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 4 maart 1975 is voorzien[12] over het betrokken bedrag overeenstemming is bereikt, wordt dit bedrag als een referentiebedrag in de zin van punt 38 van dit akkoord beschouwd. |

40. Het in artikel 28 van het Financieel Reglement bedoelde financieel memorandum bevat de doelstellingen van het voorgestelde programma in financiële termen en een tijdschema voor de gehele looptijd van het programma. Het memorandum wordt in voorkomend geval herzien bij de opstelling van het voorontwerp van begroting, rekening houdend met de stand van uitvoering van het programma. |

41. Rekening houdende met de in punt 12, eerste alinea, bedoelde maximale stijgingspercentages van de niet-verplichte uitgaven, verbinden de twee takken van de begrotingsautoriteit zich ertoe de bij de verordeningen inzake de structuurmaatregelen, plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor de visserij voorziene toewijzingen aan vastleggingskredieten in acht te nemen. | Wijziging: Overgeheveld van punt 12 van het huidige IIA. |

F. Uitgaven betreffende de visserijovereenkomsten 42. De instellingen komen overeen de uitgaven voor de visserijovereenkomsten te financieren overeenkomstig de bepalingen die zijn opgenomen in bijlage IV, die een integrerend deel van dit akkoord uitmaakt. |

G. Financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) 43. Voor de uitgaven van het GBVB die overeenkomstig artikel 28 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ten laste van de algemene begroting der Europese Gemeenschappen komen, trachten de instellingen elk jaar in het kader van de in bijlage II bedoelde overlegprocedure en op basis van het door de Commissie opgestelde voorontwerp van begroting overeenstemming te bereiken over de op de begroting van de Gemeenschappen aan te rekenen huishoudelijke uitgaven en de verdeling ervan over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van het hoofdstuk "GBVB" van de begroting. Wordt geen overeenstemming bereikt, dan nemen het Europees Parlement en de Raad in de begroting het bedrag op dat in de voorafgaande begroting was opgevoerd of, indien het lager is, het bedrag dat in het voorontwerp van begroting wordt voorgesteld. Het totale bedrag van de huishoudelijke uitgaven van het GBVB wordt in zijn geheel in hetzelfde hoofdstuk van de begroting ("GBVB") opgevoerd en over de in de vierde alinea van dit punt voorgestelde artikelen van dit hoofdstuk verdeeld. Dit bedrag dekt de voorspelbare werkelijke behoeften met een redelijke marge voor onvoorziene acties. Geen enkel bedrag wordt in een reserve opgenomen. Elk artikel heeft betrekking op reeds goedgekeurde gemeenschappelijke optredens en besluiten van de Raad houdende tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke optredens, op maatregelen die zijn voorzien maar nog niet zijn goedgekeurd en alle toekomstige, dat wil zeggen onvoorziene, maatregelen die door de Raad in de loop van het betrokken begrotingsjaar zullen worden vastgesteld. Aangezien de Commissie overeenkomstig het Financieel Reglement in het kader van een GBVB-optreden de bevoegdheid heeft autonoom kredietoverschrijvingen tussen artikelen binnen eenzelfde hoofdstuk van de begroting, in dit geval de GBVB-begroting, te verrichten, is de voor een snelle uitvoering van GBVB-optredens vereiste flexibiliteit gewaarborgd. Mocht het bedrag van de GBVB-begroting gedurende het begrotingsjaar ontoereikend zijn om de nodige uitgaven te dekken, dan komen het Europees Parlement en de Raad met inachtneming van het bepaalde in punt 26 overeen om, op voorstel van de Commissie, met spoed een oplossing te vinden. Binnen het GBVB-hoofdstuk van de begroting zouden de artikelen waaronder de GBVB-optredens worden ondergebracht, als volgt kunnen luiden: Monitoring en verificatie van conflicten en vredesprocessen Non-proliferatie en ontwapening Politiemissies Urgente maatregelen Voorbereidende of controlemaatregelen Speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie Oplossing van conflicten en andere stabiliserende maatregelen. Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie komen overeen dat het bedrag voor de optredens uit hoofde van het in het vierde streepje bedoelde artikel niet meer dan 20 % van het totale bedrag van het GBVB-hoofdstuk van de begroting mag belopen. | Actualisering |

44. Het voorzitterschap van de Raad raadpleegt het Europees Parlement eenmaal per jaar over een document van de Raad dat de voornaamste aspecten en de fundamentele keuzen van het GBVB behelst, met inbegrip van de financiële gevolgen ervan voor de algemene begroting der Europese Gemeenschappen. Overeenkomstig het akkoord dat tijdens het overleg van 24 november 2003 is bereikt, houden het voorzitterschap van de Raad en de twee toekomstige voorzitterschappen het Parlement op de hoogte door middel van gezamenlijke informatiebijeenkomsten die minstens vijf keer per jaar plaatsvinden en die uiterlijk op het overleg voorafgaand aan de tweede lezing in de Raad worden overeengekomen. De Commissie wordt bij deze bijeenkomsten betrokken en neemt eraan deel. Telkens wanneer de Raad een besluit op het gebied van het GBVB vaststelt dat uitgaven met zich brengt, legt hij het Europees Parlement onverwijld en voor elk geval een schatting van de geraamde kosten (financieel memorandum) voor, met name die inzake tijdsduur, personeel, gebruik van gebouwen en andere infrastructuur, vervoermiddelen, opleidingsvereisten en veiligheidsregelingen. De Commissie licht de begrotingsautoriteit eenmaal per kwartaal in over de uitvoering van de GBVB-optredens en over de financiële vooruitzichten voor het resterende gedeelte van het begrotingsjaar. | De wijziging in al. 1 weerspiegelt het akkoord dat op het overleg van 24 november 2003 is bereikt. |

BIJLAGE I

FINANCIEEL KADER 2007-2013

BIJLAGE II

INTERINSTITUTIONELE SAMENWERKING OP BEGROTINGSGEBIED

Opmerkingen |

A. Na de technische aanpassing van het financieel kader voor het komende begrotingsjaar, rekening houdende met de jaarlijkse beleidsstrategie van de Commissie, en vóór het besluit van de Commissie ten aanzien van het voorontwerp van begroting wordt een trialoog bijeengeroepen om de mogelijke prioriteiten voor de begroting van het komende begrotingsjaar te bespreken. Daarbij wordt naar behoren rekening gehouden met de bevoegdheden van de instellingen en met de te voorziene ontwikkeling van de behoeften voor het komende begrotingsjaar en voor de volgende jaren van het financieel kader. Voorts wordt rekening gehouden met nieuwe elementen die sedert de opstelling van het oorspronkelijke financieel kader zijn ontstaan en die vermoedelijk een wezenlijke en blijvende financiële impact op de begroting van de Europese Unie zullen hebben. B. Voor de verplichte uitgaven specificeert de Commissie bij de indiening van haar voorontwerp van begroting: a) de kredieten die verband houden met nieuwe of geplande wetgeving; b) de kredieten die voortvloeien uit de toepassing van de ten tijde van de vaststelling van de voorafgaande begroting bestaande wetgeving. De Commissie gaat over tot een nauwkeurige raming van de financiële consequenties van de op de voorschriften gebaseerde verplichtingen van de Gemeenschap. Indien nodig stelt zij deze ramingen bij in de loop van de begrotingsprocedure. Zij houdt alle nodige bewijsstukken ter beschikking van de begrotingsautoriteit. Indien zij zulks nodig acht, kan de Commissie bij de twee takken van de begrotingsautoriteit een nota van wijzigingen-ad hoc indienen, teneinde de achterliggende gegevens van de in het voorontwerp van begroting opgenomen raming van de landbouwuitgaven bij te werken en/of op basis van de recentst beschikbare informatie over de op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijnde visserijovereenkomsten de verdeling van de beleidskredieten voor de internationale visserijovereenkomsten en de kredieten die in een reserve zijn opgenomen, te corrigeren. Deze nota van wijzigingen moet vóór eind oktober bij de begrotingsautoriteit worden ingediend. Indien de indiening bij de Raad minder dan een maand vóór de eerste lezing in het Europees Parlement geschiedt, behandelt de Raad als regel de nota van wijzigingen-ad hoc ter gelegenheid van de tweede lezing van de ontwerp-begroting. Dientengevolge zullen de twee takken van de begrotingsautoriteit trachten vóór de tweede lezing van het ontwerp van begroting door de Raad de voorwaarden te vervullen om over de nota van wijzigingen in één enkele lezing van elk van de betrokken instellingen te besluiten. C. 1. Er wordt voor het geheel van de uitgaven een overlegprocedure ingesteld. 2. Doel van dit overleg is: a) het debat voort te zetten over de algemene ontwikkeling van de uitgaven en, in dit kader, over de hoofdlijnen die voor de komende begroting in het licht van het voorontwerp van begroting van de Commissie dienen te worden aangehouden; b) tussen de twee takken van de begrotingsautoriteit een akkoord te bereiken: – over de in punt B, onder a) en b), bedoelde kredieten, met inbegrip van die welke zijn voorgesteld in de in punt B, derde alinea, bedoelde nota van wijzigingen-ad hoc, – over de kredieten die overeenkomstig punt 41 van dit akkoord in de begroting bij de niet-verplichte uitgaven moeten worden opgenomen, – en, meer in het bijzonder, over de aangelegenheden waarvoor in dit akkoord naar deze procedure wordt verwezen. 3. De procedure wordt ingezet met een trialoogvergadering, welke tijdig wordt bijeengeroepen om de instellingen de gelegenheid te geven een akkoord te bereiken, uiterlijk op het door de Raad voor de opstelling van zijn ontwerp-begroting vastgestelde tijdstip. Over de uitkomsten van deze trialoog wordt overleg gepleegd tussen de Raad en een delegatie van het Europees Parlement, met deelname van de Commissie. De overlegvergadering wordt, tenzij in de loop van de trialoog anders wordt beslist, gehouden tijdens de traditionele ontmoeting welke op de door de Raad voor de opstelling van het begrotingsontwerp vastgestelde datum tussen dezelfde deelnemers plaatsvindt. 4. Indien nodig kan vóór de eerste lezing van het Europees Parlement een nieuwe trialoogvergadering plaatsvinden op schriftelijk voorstel van de Commissie of schriftelijk verzoek van de voorzitter van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement of de voorzitter van de Raad "begroting". Het besluit om een dergelijke vergadering bijeen te roepen wordt door de instellingen genomen nadat de ontwerp-begroting van de Raad is aangenomen en voordat de Begrotingscommissie van het Europees Parlement over de wijzigingen in eerste lezing stemt. 5. De instellingen zetten het overleg na de eerste lezing van de begroting door elk van de twee takken van de begrotingsautoriteit voort om overeenstemming te bereiken over de niet-verplichte uitgaven alsmede over de verplichte uitgaven en met name om de in punt B bedoelde nota van wijzigingen-ad hoc te bespreken. Hiertoe wordt een trialoogvergadering belegd na de eerste lezing van het Europees Parlement. Over de uitkomsten van deze trialoog wordt op de dag voor de tweede lezing in de Raad een tweede overlegvergadering gehouden. Indien nodig zetten de instellingen hun besprekingen over de niet-verplichte uitgaven voort na de tweede lezing in de Raad. 6. Bij deze trialogen worden de delegaties van de instellingen geleid door, respectievelijk, de voorzitter van de Raad "begroting", de voorzitter van de Begrotingscommissie van het Europees Parlement en het lid van de Commissie dat voor de begroting bevoegd is. 7. Iedere tak van de begrotingsautoriteit doet al het nodige om ervoor te zorgen dat de resultaten die bij het overleg kunnen worden bereikt, gedurende de gehele lopende begrotingsprocedure in acht worden genomen. D. Om de Commissie in staat te stellen tijdig de uitvoerbaarheid te onderzoeken van de wijzigingen die de begrotingsautoriteit overweegt en waarbij nieuwe voorbereidende acties/proefprojecten worden gecreëerd of bestaande worden verlengd, geven de twee takken van de begrotingsautoriteit de Commissie tegen half juni kennis van hun voornemens op dit gebied, opdat een eerste bespreking daarvan reeds kan plaatsvinden tijdens het overleg bij de eerste lezing in de Raad. De volgende stappen van de bij deze bijlage voorziene overlegprocedure zijn eveneens van toepassing, alsook het in punt 37 van dit akkoord bepaalde inzake de uitvoerbaarheid. Voorts komen de drie instellingen overeen het totaal aan kredieten voor proefprojecten te begrenzen op 38 miljoen EUR per begrotingsjaar. Tevens komen zij overeen dat het totaal aan kredieten voor nieuwe voorbereidende acties 36 miljoen EUR per begrotingsjaar en het totaal aan daadwerkelijk vastgelegde kredieten voor voorbereidende acties 90 miljoen EUR niet mogen overschrijden. | Wijzigingen en bijwerking: - A: een verwijzing is opgenomen naar de mededeling van de jaarlijkse beleidsstrategie (JBS) in het kader van de strategische planning en programmering. - B: nieuwe volgorde van punten. - C.4 (B.5 van het huidige IIA): wijziging. de ervaring leert dat de trialoog vóór de eerste lezing in het EP soms overbodig is. - D (nieuw) vervangt de punten 37 en 38 van het huidige IIA. De nieuwe cijfers voor proefprojecten en voorbereidende acties zijn gebaseerd op die van het bestaande IIA, aangepast aan de prijzen van 2004 en verhoogd met 10 % in verband met de uitbreiding. Het totaalbedrag voor de voorbereidende acties is berekend op basis van 2,5 keer het cijfer voor nieuwe voorbereidende acties. |

BIJLAGE III

INDELING VAN DE UITGAVEN

RUBRIEK 1 | Duurzame groei |

1A | Concurrentiekracht ter bevordering van groei en werkgelegenheid | Niet-verplichte uitgaven (NVU) |

1B | Cohesie ter bevordering van groei en werkgelegenheid | NVU |

RUBRIEK 2 | Bescherming en beheer van natuurlijke hulpbronnen | NVU |

Met uitzondering van: |

Uitgaven van het gemeenschappelijk landbouwbeleid betreffende marktmaatregelen en rechtstreekse steun, met inbegrip van marktmaatregelen voor de visserij en visserijovereenkomsten | Verplichte uitgaven (VU) |

RUBRIEK 3 | Burgerschap, vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid | NVU |

3A | Vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid | NVU |

3B | Burgerschap | NVU |

RUBRIEK 4 | De EU als mondiale partner | NVU |

Met uitzondering van: |

Uitgaven voortvloeiend uit internationale overeenkomsten van de Europese Unie met derde landen | VU |

Bijdragen aan internationale organisaties of instellingen | VU |

Bijdragen aan het garantiefonds voor leningen | VU |

RUBRIEK 5 | Administratie | NVU |

Met uitzondering van: |

Pensioenen en uitkeringen bij vertrek | VU |

Vergoedingen en diverse bijdragen bij definitieve beëindiging van de dienst | VU |

Proceskosten | VU |

Schadevergoedingen | VU |

RUBRIEK 6 | Compensaties | VU |

BIJLAGE IV

FINANCIERING VAN DE UIT DE VISSERIJOVEREENKOMSTEN VOORTVLOEIENDE UITGAVEN

A. De uitgaven van de visserijovereenkomsten worden gefinancierd uit twee begrotingsonderdelen van het beleidsterrein “visserij” (nomenclatuur van de activiteitsgestuurde begroting) a) internationale visserijovereenkomsten (11 03 01); b) bijdragen aan internationale organisaties (11 03 02). Alle bedragen betreffende de overeenkomsten en de protocollen ervan die op 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht zijn, worden opgevoerd op begrotingsonderdeel 11 03 01. De bedragen die betrekking hebben op nieuwe of te verlengen overeenkomsten en die na 1 januari van het betrokken begrotingsjaar van kracht worden, worden opgenomen op begrotingsonderdeel 31 02 41 02 – Reserves/Gesplitste kredieten (verplichte uitgaven). | Bijwerking |

B. Tijdens de in bijlage III bedoelde overlegprocedure zullen het Europees Parlement en de Raad ernaar streven om in onderlinge overeenstemming, op voorstel van de Commissie, het bedrag vast te stellen dat op de begrotingsonderdelen en in de reserve wordt opgevoerd. |

C. De Commissie verbindt zich ertoe het Europees Parlement regelmatig van de voorbereiding en het verloop van de onderhandelingen, met inbegrip van de budgettaire implicaties ervan, op de hoogte te houden. In het kader van het wetgevingsproces betreffende de visserijovereenkomsten verbinden de instellingen zich ertoe alles in het werk te stellen opdat alle procedures zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld. Indien de kredieten voor de visserijovereenkomsten, met inbegrip van de reserve, ontoereikend blijken, verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit de informatie die een gedachtewisseling in de vorm van een eventueel vereenvoudigde trialoog mogelijk maakt over de oorzaken van deze situatie, alsmede over de maatregelen die volgens de vastgestelde procedures kunnen worden genomen. De Commissie stelt in voorkomend geval passende maatregelen voor. Elk kwartaal verstrekt de Commissie de begrotingsautoriteit gedetailleerde informatie over de tenuitvoerlegging van de geldende overeenkomsten en de financiële vooruitzichten voor de rest van het jaar. |

VERKLARINGEN

Verklaring betreffende de aanpassing van de kredieten voor de Structuurfondsen, plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor de visserij in verband met de uitvoeringsomstandigheden

Indien de nieuwe voorschriften en programma's voor de Structuurfondsen, plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor de visserij worden aangenomen na 1 januari 2007, kunnen de instellingen op voorstel van de Commissie besluiten het overschrijven van in het eerste jaar van het financieel kader niet gebruikte kredieten naar volgende begrotingsjaren toe te staan.

[1] COM(2004) 498.

[2] P6_TA(2005)0224.

[3] P6_TA PROV(2005)0453.

[4] Document 15915/05 CADREFIN 268 van 19.12.2005.

[5] PE 368.274, B6-0049/2006.

[6] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[7] Het meerjarig financieel kader wordt in dit akkoord ook "het financieel kader" genoemd.

[8] PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1. Dit interinstitutioneel akkoord verving en annuleerde reeds de volgende besluiten:- de gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 30 juni 1982 betreffende verschillende maatregelen ter verzekering van een beter verloop van de begrotingsprocedure, PB C 194 van 28.7.1982, blz. 1.- het Interinstitutioneel Akkoord van 29 oktober 1993 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure, PB C 331 van 7.12.1993, blz. 1.- de Verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995 betreffende de opneming van financiële bepalingen in de wetgevingsbesluiten, PB C 102 van 4.4.1996, blz. 4.- de gemeenschappelijke verklaring van 12 december 1996 betreffende een betere informatieverschaffing aan de begrotingsautoriteit over visserijovereenkomsten, PB C 20 van 20.1.1997, blz. 109.- het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie van 16 juli 1997 over de bepalingen inzake de financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, PB C 286 van 22.9.1997, blz. 80.- het Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 13 oktober 1998 betreffende de rechtsgronden en de uitvoering van de begroting, PB C 344 van 12.11.1998, blz. 1.

[9] PB C 283 van 20.11.2002, blz. 1.

[10] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[11] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[12] PB C 89 van 22.4.1975.