Home

Resolutie van het Europees Parlement over de hervorming van het staatssteunbeleid 2005-2009 (2005/2165(INI))

Resolutie van het Europees Parlement over de hervorming van het staatssteunbeleid 2005-2009 (2005/2165(INI))

P6_TA(2006)0054

Hervorming staatssteunbeleid 2005-2009

Resolutie van het Europees Parlement over de hervorming van het staatssteunbeleid 2005-2009 (2005/2165(INI))

Het Europees Parlement,

- gezien het raadplegingsdocument van de Commissie "Actieplan staatssteun - Minder en beter gerichte staatssteun: een routekaart voor de hervorming van het staatssteunbeleid (2005-2009)" (actieplan staatssteun) (COM(2005)0107),

- gezien de mededeling van de Commissie "Raadplegingsdocument inzake staatssteun voor innovatie" (COM(2005)0436),

- gezien Beschikking 2005/842/EG van de Commissie van 28 november 2005 betreffende de toepassing van artikel 86, lid 2 van het Verdrag op staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst die wordt toegekend aan bepaalde met het beheer van diensten van algemeen economisch belang belaste ondernemingen [1],

- gezien Richtlijn 2005/81/EG van de Commissie van 28 november 2005 tot wijziging van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven en de financiële doorzichtigheid bij bepaalde bedrijven [2],

- gezien het werkdocument van de Commissie over een communautaire kaderregeling inzake staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst, in de versie zoals ter advies aan het Parlement voorgelegd op 8 september 2004,

- gezien de ontwerpmededeling van de Commissie van 21 december 2005"Richtsnoeren voor regionale steun van de lidstaten in de periode 2007-2013",

- gezien de doelstellingen van de strategie van Lissabon,

- gezien de conclusies van het voorzitterschap van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 en van de Europese Raad van Göteborg van 15 en 16 juni 2001, met name de bepalingen op grond waarvan de lidstaten zijn overeengekomen het niveau van de staatssteun in de EU te verlagen en deze te richten op horizontale doelstellingen van gemeenschappelijk belang,

- gelet op de artikelen 2, 5, 16, 73, 86, 87 en 88 van het EG-Verdrag,

- onder verwijzing naar zijn eerdere resoluties over diensten van algemeen belang, met name de resolutie van 17 december 1997 over de mededeling van de Commissie over de diensten van algemeen belang in Europa [3], de resolutie van 18 mei 2000 betreffende de ontwerprichtlijn tot wijziging van richtlijn 80/723/EEG van de Commissie betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven [4], de resolutie van 13 november 2001 over de mededeling van de Commissie over de diensten van algemeen belang in Europa [5], de resolutie van 14 januari 2004 over het Groenboek over diensten van algemeen belang [6] en de resolutie van 22 februari 2005 over staatssteun in de vorm van compensaties voor de openbare dienst [7],

- gezien Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de minimis-steun [8],

- gelet op de artikelen I-3, I-5, II-96, III-122, III-166, III-167 en III-238 van het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa, zoals dit op 29 oktober 2004 door de lidstaten in Rome is ondertekend,

- gelet op de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie over diensten van algemeen belang, met name het arrest van het Europees Hof van Justitie van 24 juli 2003 in zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH en Regierungspräsidium Magdeburg v. Nahverkehrsgesellschaft Altmark GmbH [9],

- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie economische en monetaire zaken en het advies van de Commissie regionale ontwikkeling (A6-0009/2006),

A. overwegende dat de staatssteunregels eenvoudig, doorzichtig en doelmatig moeten zijn,

B. overwegende dat de markteconomie de meest doeltreffende manier is om beperkte financiële middelen toe te wijzen en dat staatssteun derhalve een instrument dient te zijn dat pas in laatste instantie wordt toegepast,

C. overwegende dat staatssteun altijd duidelijk omschreven doelstellingen dient te hebben, evenredig moet zijn en met name op tijdelijke basis moet worden verleend,

D. overwegende dat staatssteun noodzakelijk kan zijn voor het bereiken van de doelstellingen inzake concurrentievermogen of technologische onafhankelijkheid van de EU in de context van projecten van gemeenschappelijk Europees belang overeenkomstig artikel 87, lid 3, letter b) van het EG-Verdrag,

E. overwegende dat het totale bedrag aan jaarlijks in de EU verstrekte staatssteun zelfs volgens de meest voorzichtige ramingen meer dan 50 % van de jaarlijkse begroting van de EU bedraagt en dat het bedrag aan staatssteun, als aandeel in het BBP, tussen de lidstaten aanzienlijk uiteenloopt, van 0,10 % tot 2,76% in 2003, hetgeen tot een aanzienlijke verstoring van de markt kan leiden,

F. overwegende dat de staatssteun door de belastingbetaler wordt gefinancierd en derhalve op verantwoorde wijze en bijzonder kosteneffectief moet worden verstrekt,

G. overwegende dat de rechtvaardiging voor de toekenning van de staatssteun op regelmatige en adequate tijdstippen tegen het licht moet worden gehouden; dat de taak van regelmatige controle en audit met betrekking tot de toepassing van staatssteun niet aan de nationale auditorganen moet worden gedelegeerd,

H. overwegende dat doelmatige en strenge controles noodzakelijk zijn in verband met de toekenning van staatssteun teneinde eerlijke concurrentie en doorzichtigheid te waarborgen en discriminatie te voorkomen,

I. overwegende dat de Commissie zich bij de toepassing van het subsidiariteits- en evenredigheidsbeginsel moet toeleggen op inbreuken die een aanzienlijke impact hebben op de interne markt, aangezien staatssteun krachtens artikel 87 van het Verdrag alleen onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt, "voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt...",

J. overwegende dat staatssteun die geen verstoring van de mededinging tot gevolg heeft, een toegestaan middel vormt om de economische ontwikkeling te bevorderen, en derhalve een middel kan zijn ter bevordering van de agenda van Lissabon voor economische groei en werkgelegenheid, naast andere middelen, waaronder gemeenschapsfinanciering via onder meer de structuurfondsen,

K. overwegende dat de effectiviteit van het controlebeleid inzake overheidssteun afhankelijk is van betere informatie omtrent de gevolgen voor de betrokken partijen,

L. overwegende dat de voordelen van het gebruik van staatssteun aanzienlijk groter kunnen zijn dan de kosten daarvan, wanneer de overheidssubsidies op een rationele manier worden besteed en grondige kosten-batenanalyses worden uitgevoerd,

M. overwegende dat er in de lidstaten geen controle-instrumenten bestaan die vergelijkbaar zijn met het communautaire toezicht op steun,

N. overwegende dat het Parlement in zijn eerdere resoluties over staatssteun en in zijn regelmatige debatten met de vertegenwoordiger van de Commissie in de Commissie economische en monetaire zaken herhaaldelijk heeft aangedrongen op maatregelen die een grotere transparantie waarborgen,

Algemeen

1. is ingenomen met het voornemen van de Commissie, zoals dat in het actieplan staatssteun wordt uitgestippeld, om de praktijken en procedures op het gebied van staatssteun te moderniseren, met name door verbetering van de rechtszekerheid, verfijning van de economische benadering, vergroting van de transparantie door raadpleging van de belanghebbenden en verbetering van de toewijzingsprocedure;

2. deelt de mening van de Commissie dat er reële behoefte bestaat aan een diepgaande hervorming van het staatssteunbeleid;

3. merkt op dat het staatssteunbeleid een integraal onderdeel van het mededingingsbeleid uitmaakt en dat staatssteun voortvloeit uit de noodzaak om gelijke mededingingsvoorwaarden te handhaven voor alle ondernemingen die op de interne Europese markt actief zijn; benadrukt echter dat staatssteun krachtens artikel 87 van het Verdrag ook een bijdrage kan leveren tot het bereiken van andere doelstellingen van de EU, met name de doelstellingen als bedoeld in artikel 2 van het Verdrag;

4. merkt op dat de artikelen 86 en 87 van het Verdrag expliciet een aantal uitzonderingen op het algemene verbod op staatssteun toelaten wanneer de beoogde steunregelingen positieve effecten hebben voor de bevolking en het milieu en wanneer de steun de algemene activiteiten van de EU niet schaadt; acht het derhalve van essentieel belang om bij de beoordeling van de verenigbaarheid van staatssteun met het Verdrag het juiste evenwicht te vinden tussen de negatieve effecten van overheidssteun op de mededinging en de positieve effecten op het algemeen belang van de Gemeenschap;

5. benadrukt dat de besluiten van de Commissie nauw dienen aan te sluiten bij de desbetreffende arresten van het Hof van Justitie om een einde te maken aan de rechtsonzekerheid; is van oordeel dat het actieplan staatssteun waar nodig vergezeld dient te gaan van wetgevingsinitiatieven die het mogelijk maken de overheidssteun in de door de EU gewenste zin te hervormen en de rechtszekerheid te bevorderen;

6. stelt voor dat de Commissie zo consequent mogelijk richtsnoeren publiceert inzake de interpretatie van de arresten van het Hof van Justitie met betrekking tot de staatssteunregels, ongeacht of deze zijn gebaseerd op Verdragsbepalingen of bepalingen van secundair recht;

7. onderstreept dat consequenties moeten worden getrokken uit zowel de mislukte toekenning van staatssteun in het verleden als de gevallen waarin deze steun een effectief instrument is gebleken voor het bereiken van de gestelde doelen; benadrukt dat staatssteun die de mededinging verstoort, moet worden afgeschaft;

8. wenst dat de Commissie een jaarlijks verslag over de in de lidstaten verleende staatssteun aan het Parlement en de Raad voorlegt;

9. verzoekt de Commissie in dit verband strenge verslagleggingsregels toe te passen die zowel voor de lidstaat als voor de begunstigden gelden; verzoekt de Commissie voorts tegen deze achtergrond het scorebord voor staatssteun te wijzigen;

10. is van oordeel dat het in de hedendaagse mondiale economie van essentieel belang is dat de in communautair verband vastgestelde regels rekening houden met de internationale mededingingsvoorwaarden;

11. roept de Commissie op te onderzoeken of het subsidiemaximum van 50 %, dat in principe mogelijk is, vanuit de markteconomie bezien niet te hoog is, omdat bij een dergelijk hoog steunpercentage bedrijven zonder enig eigen kapitaal kunnen worden opgezet, hetgeen indruist tegen het markteconomiebeginsel van de verantwoordelijkheid van de ondernemer;

12. is verheugd dat de Commissie in het actieplan staatssteun heeft gezegd dat een hoog werkgelegenheidsniveau, duurzame groei en economische en sociale cohesie tot de belangrijkste doelstellingen van de Gemeenschap behoren;

Versterking van de economische benadering

13. is verheugd over de doelstelling van de Commissie om haar economische benadering van de staatssteunprocedures te verfijnen en, met het oog op de doelstellingen van de strategieën van Lissabon en Göteborg, haar aandacht vooral te richten op gevallen die de mededinging en het handelsverkeer het meest kunnen verstoren;

14. roept ertoe op de economische benadering van de Commissie nauwkeurig te bepalen teneinde voor een grotere rechtszekerheid voor de betrokkenen te zorgen; is derhalve van oordeel dat de economische analyse van de Commissie moet worden gebaseerd op duidelijk omschreven criteria die dienen te worden afgeleid uit de procedures die op andere gebieden van de mededingingswetgeving van kracht zijn, waarbij er voor moet worden gezorgd dat de procedures niet te omslachtig worden;

15. dringt er bij de Commissie op aan de twee criteria voor de beoordeling van ongeoorloofde steun als bedoeld in artikel 87, lid 1 van het Verdrag (de vervalsing of dreiging van vervalsing van de mededinging enerzijds en de invloed op het handelsverkeer tussen de lidstaten anderzijds) in al haar besluiten aan een economische analyse te onderwerpen; verzoekt de Commissie haar benadering voor beide criteria in specifieke richtsnoeren te bevestigen en te specificeren;

16. stelt voor dat de Commissie een meer gedetailleerde definitie geeft van zowel het concept "marktfalen", met inbegrip van uitleg over de toepasselijkheid, als van een coherente methodologie; dringt aan op een werkbaar concept om de lidstaten en de begunstigden in staat te stellen een en ander in de praktijk toe te passen en ervan te profiteren; onderstreept dat het nieuwe concept gepaard moet gaan met kortere procedures; dringt bij de Commissie aan op verduidelijking van de grenzen van het concept "marktfalen" en de wisselwerking daarvan met de elementen van het verbod op staatssteun als bedoeld in artikel 87 van het Verdrag;

17. neemt kennis van het initiatief van Siim Kallas, ondervoorzitter van de Commissie, tot meer transparantie bij de procedure inzake toekenning van landbouwsubsidies, op grond waarvan de lidstaten op Internet de identiteit van de begunstigden en de toegekende steunbedragen moeten publiceren en het aanbeveling verdient de regeling tot alle overheidssubsidies uit te breiden; beveelt de lidstaten aan van bedrijven te verlangen details over ontvangen subsidies te publiceren om de aandeelhouders in staat te stellen de werkelijke prestatie van het bedrijf beter te beoordelen, met name wanneer naderhand in overheidssubsidies kan worden gesneden;

18. waarschuwt voor de potentieel schadelijke rol van zowel nationale als Europese staatssteun wanneer deze ertoe leidt dat potentieel voor steun in aanmerking komende ondernemingen zich als gevolg van "subsidieshoppen" van de ene naar de andere lidstaat verplaatsen zonder dat de gemeenschappelijke doelstellingen van de EU hiermee echt gediend zijn;

Innovatie en O&O

19. benadrukt het grote belang van innovatie en O&O voor het toekomstige concurrentievermogen van de EU in een globale economie;

20. benadrukt dat overheidssteun voor O&O moet worden beoordeeld in het licht van de doelstellingen van Lissabon en lidstaten in staat kan stellen zowel tekortkomingen van de markt aan te pakken als maatregelen te treffen waardoor ondernemingen worden gestimuleerd meer in O&O te investeren; onderstreept niettemin dat steun voor O&O niet mag leiden tot concurrentievervalsende steun, met name door begunstiging van gevestigde marktspelers; benadrukt in dit verband de noodzaak om regelgevende en fiscale hinderpalen in de lidstaten uit de weg te ruimen die een belemmering vormen voor de ontwikkeling van jonge en innovatieve ondernemingen;

21. wijst erop dat de ontwikkeling van milieutechnologieën, met name in de energiesector, in de EU is belemmerd door de grote overheidssteun voor fossiele brandstoffen en kernenergie; gelooft sterk in het principe van doorberekening van externe kosten in de prijs van energie uit de verschillende bronnen, en is van mening dat dit beginsel de basis zou moeten vormen voor de herziening van de Europese richtsnoeren inzake staatssteun;

22. is sterk voorstander van flexibiliteit van de staatssteun met het oog op de ontwikkeling en bevordering van innovatieve ideeën bij onderzoekorganen in de openbare sector en universiteiten en van heldere en eenvoudige regels voor de overdracht van dergelijke ideeën en kennis aan ondernemingen; steunt in dit verband het bevorderen van verdere innovatie via publiek-private samenwerking en partnerschappen;

23. onderstreept het uitgangspunt dat steun voor O&O afzonderlijke ondernemingen niet mag begunstigen; dringt er bij de Commissie op aan de steun voor O&O met name te richten op'innovatieclusters;

24. steunt het voornemen van de Commissie om het kader voor staatssteun flexibeler te maken teneinde innovatieprocessen op een wijze te kunnen ondersteunen die evenredig is aan hun afstand tot de markt;

Risicokapitaal

25. is van mening dat de verstrekking van risicokapitaal met name aan kleine ondernemingen in sommige lidstaten niet optimaal is als gevolg van tekortkomingen in de regelgeving en weinig stimulerende belastingstelsels; is derhalve verheugd over de in augustus 2006 af te ronden herziening van de mededeling van de Commissie over staatssteun en risicokapitaal [10];

26. onderstreept de noodzaak de ontwikkeling van starters en jonge, innovatieve KMO's te bevorderen, onder meer door passende belastingvoordelen toe te passen;

27. benadrukt de noodzaak van minder zware, snellere goedkeuringsprocedures; is in dit verband voorstander van groepsvrijstellingen voor kleinschalige steun aan KMO's;

Diensten van algemeen economisch belang

28. roept de Commissie op eindelijk voor juridische duidelijkheid te zorgen wat betreft de steun voor diensten van algemeen economisch belang;

29. is van oordeel dat het element van overcompensatie het belangrijkste criterium is en dat derhalve de financiering van diensten van algemeen economisch belang alleen in die gevallen staatssteun vormt waarin niet aan het criterium van gerechtvaardigde compensatie is voldaan of niet kan worden aangetoond dat daaraan is voldaan;

30. betreurt dat er nog steeds zeer verschillende meningen bestaan over de vraag hoe de Commissie voornemens is de criteria die in het arrest-Altmark van het Hof van Justitie worden genoemd, in de praktijk te interpreteren; verzoekt de Commissie een heldere en nauwgezette interpretatieve mededeling in te dienen over het vierde criterium dat in het arrest-Altmark wordt genoemd, waarin rekening wordt gehouden met de specifieke kenmerken van de verschillende sectoren;

31. verzoekt de Commissie om, gezien het toenemende belang van publiek-private partnerschappen bij de opbouw van de infrastructuur in de minder ontwikkelde regio's, bijzondere aandacht te schenken aan de kwestie van staatssteun voor publiek-private partnerschappen, om daarmee juridische oriëntatie te verstrekken voor alle kwesties met betrekking tot de toepasbaarheid van de regels voor staatssteun in dit verband en wil met name dat door deze regels het gebruik van de publiek-private partnerschappen wordt vereenvoudigd; dringt erop aan dat er in dit verband speciaal moet worden gelet op het behoud van de transparantie;

32. neemt ter kennis dat kleinere openbare ondernemingen worden vrijgesteld van de toepassing van de staatssteunregels; vraagt zich echter af of het onderscheid tussen kleine en grote ondernemingen bij de toetsing van de staatssteunregels adequaat is; pleit er derhalve voor dat de Commissie zich bij de toetsing baseert op de gevolgen van de staatssteunmaatregelen voor de desbetreffende markt in plaats van op de omvang van de betrokken openbare onderneming;

Groepsvrijstellingen

33. steunt de vaststelling van een algemene groepsvrijstellingsverordening door de Commissie om de bestaande groepsvrijstellingen, met name voor opleiding, KMO's en werkgelegenheid, te vereenvoudigen en te consolideren en een ruimer aantal vrijstellingen op te nemen, met name wat betreft staatssteun ten behoeve van KMO's en O&O, voorzover toezicht wordt gehouden op kruissubsidiëring van kleine tot grote ondernemingen en deze praktijk wordt verboden; onderschrijft de doelstelling van de Commissie om haar aandacht met name te richten op de aanpak van de meest verstorende vormen van steun; is van mening dat de aanmeldingsprocedures en de daarmee gepaard gaande vertragingen evenredig dienen te zijn met het risico van ernstige verstoring van de mededinging als gevolg van de desbetreffende steun; is van mening dat een enkel rechtsinstrument ook toekomstige uitbreidingen van het groepsvrijstellingsconcept kan vergemakkelijken, zodat gevallen waarin het bij elk soort steun om lagere bedragen gaat, niet meer hoeven te worden gemeld;

34. benadrukt dat ervoor moet worden gezorgd dat de algemene groepsvrijstellingsverordening tot werkelijke vereenvoudiging van de procedure leidt, met duidelijke, gedetailleerde en waterdichte bepalingen die op geen enkele wijze afbreuk doen aan de basisdoelstelling inzake een algemene vermindering van de staatssteun;

35. is verheugd over het voorstel om de de minimis-drempel te verhogen; stelt een verdubbeling van het drempelbedrag tot 200000 euro voor; verzoekt de Commissie in dit verband het vraagstuk van de controle op de cumulering aan te pakken;

Regionale steun

36. is verheugd over de Richtsnoeren van de Commissie voor regionale steun voor de periode 2007- 2013 [11]; onderstreept dat bij de hervorming van de regionale steun meer aandacht moet worden besteed aan territoriale criteria met behulp waarvan geografische gebieden van de EU met een sterke economie kunnen worden onderscheiden van gebieden die te kampen hebben met problemen bij de industriële omschakeling en gebieden met permanente natuurlijke handicaps; is van mening dat cohesie - en staatssteunbeleid elkaar aanvullen: staatssteunbeleid is een doeltreffend instrument gebleken op de weg naar daadwerkelijke convergentie van de inkomens in de gehele EU;

37. is van oordeel dat staatssteun alleen mag worden toegestaan als deze waarde toevoegt die door geen enkele andere beleidsmaatregel kan worden bereikt en bevorderlijk is voor een regio; steunt derhalve een doelmatiger aanpak bij de toekenning van regionale steun waarbij het accent wordt gelegd op investeringen in infrastructuur en horizontale steun in de achtergebleven of minst ontwikkelde regio's van de EU, met inbegrip van de invoering van gunstige belastingvoorwaarden voor een overgangsperiode van ten hoogste vijf jaar; wijst in dit verband op de noodzaak om passende steunmaatregelen te handhaven voor regio's die de gevolgen ondervinden van het "statistische effect";

38. is van oordeel dat een herziening nodig is van de vermindering van de staatssteun aan de regio's die de gevolgen van het "statistische effect" ondervinden, aangezien deze weliswaar als gevolg van de uitbreiding een relatieve stijging van de inkomens vertonen, maar geen reële groei of convergentie hebben behaald en met een hoog werkloosheidspercentage te kampen hebben;

39. verzoekt de Commissie, gezien de doelstellingen van de EU en haar cohesiepolitiek die erop is gericht via maatregelen ter verkleining van de ontwikkelingsverschillen tussen de regio's van de EU economische en sociale convergentie te bereiken, te waarborgen dat nationale noch Europese staatssteun verstoring van de mededinging tussen de lidstaten tot gevolg heeft en geen verplaatsingen van ondernemingen binnen de EU subsidieert, die er met name toe leiden dat banen uit de ene regio ten gunste van een andere verdwijnen;

40. verzoekt de Commissie om, overeenkomstig de strategieën van Lissabon en Göteborg, op diepgaander en gedetailleerder wijze de verschillende typen staatssubsidies te evalueren, evenals het effect dat zij sorteren, zodat zij kan vaststellen of bepaalde typen subsidies gunstiger zijn dan andere wat betreft een eventueel duurzaam en positief effect op de regionale ontwikkeling;

41. verzoekt de Commissie om de in de routekaart voor de hervorming van de staatssteun geschetste principes ook toe te passen op de specifieke regels voor sectoren als landbouw, visserij, steenkoolwinning en vervoer, die vaak geconcentreerd zijn in regio's welke voor steun uit de structuurfondsen in aanmerking komen, en om meer voorstellen te doen die zijn gericht op de herziening van deze specifieke regels;

Milieusteun

42. is van mening dat staatssteun voor het milieu, voorzover deze rechtvaardig en transparant wordt toegepast, een cruciale rol kan spelen bij de verwezenlijking van de doelstelling inzake duurzame ontwikkeling in de EU, met name door op lange termijn prikkels te geven voor investeringen in technologie en de patentering daarvan in de EU, overeenkomstig de doelstelling van stabilisering van de broeikasgasemissies zoals vastgesteld in het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering;

43. schaart zich achter het standpunt van de Commissie, dat de huidige richtsnoeren inzake staatssteun voor milieubescherming "niet goed (zijn) aangepast aan de toenemende complexiteit van de investeringen in milieutechnologie, noch aan de nieuwe vormen van partnerschap tussen de openbare en de particuliere sector" [12];

44. verzoekt de Commissie en de lidstaten maatregelen te bespoedigen om staatssteun die een negatieve invloed heeft op het milieu, te beperken en uiteindelijk geheel af te schaffen; merkt op dat de omvang van deze steun aanzienlijk is en verzoekt het Europees Milieuagentschap een overzicht te maken van de subsidies die vervuilende productie en consumptie direct dan wel indirect bevorderen en daarmee schonere technologieën oneerlijke concurrentie aandoen;

45. is derhalve verheugd dat het startschot is gegeven voor raadpleging van alle belanghebbenden met het oog op de herziening van deze richtsnoeren die eind 2007 aflopen;

Betere governance

46. is van mening dat de bestaande praktijken en procedures op het gebied van het staatssteunbeleid bepaalde tekortkomingen vertonen en te bureaucratisch zijn;

47. is derhalve verheugd over de invoering van richtsnoeren met goede praktijken voor staatssteunprocedures met het oog op snellere en efficiëntere aanmeldingsprocedures; vraagt zich in dit verband af of een verordening wellicht niet geschikter is dan richtsnoeren om dit doel te bereiken;

48. is sterk voorstander van het idee om een dichter netwerk van toezichthoudende instanties, zoals de rekenkamers, in de lidstaten te creëren ter facilitering van de nagestreefde consistentie bij de toepassing van de staatssteunregels;

49. benadrukt dat decentralisatie van bevoegdheden ten behoeve van onafhankelijke autoriteiten streng toezicht en een grote mate van coördinatie vereist om te waarborgen dat de regels in alle lidstaten consequent worden toegepast; is van mening dat decentralisatie het risico met zich mee kan brengen dat de staatssteunregels niet consequent worden toegepast, met name gezien de uiteenlopende structuren en niveaus van ervaring en kennis bij de bevoegde autoriteiten van de lidstaten; onderstreept het belang van een goed functionerend netwerk tussen de bevoegde autoriteiten in de lidstaten;

50. dringt bij de Commissie aan op de vaststelling van duidelijke termijnen voor staatssteunprocedures, inclusief de naleving;

51. is niet tevreden over het feit dat sancties wegens niet-aanmelding momenteel alleen worden opgelegd aan de begunstigden en niet aan de lidstaten; steunt de Commissie derhalve in haar zoektocht naar nieuwe afschrikkingsmechanismen om de onjuiste toepassing van de staatssteunregels door de lidstaten aan te pakken en verzoekt de Commissie in dit verband voor passende sancties te zorgen,

52. dringt andermaal aan op invoering van de medebeslissingsprocedure voor alle kwesties inzake het mededingingsbeleid waarover de Raad bij gekwalificeerde meerderheid besluit;

*

* *

53. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

[1] PB L 312 van 29.11.2005, blz. 67.

[2] PB L 312 van 29.11.2005, blz. 47.

[3] PB C 14 van 19.1.1998, blz. 74.

[4] PB C 59 van 23.2.2001, blz. 238.

[5] PB C 140 E van 13.6.2002, blz. 153.

[6] PB C 92 E van 16.4.2004, blz. 294.

[7] PB C 304 E van 1.12.2005, blz. 117.

[8] PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

[9] Jur. [2003] I-7747.

[10] PB C 235 van 21.8.2001, blz. 3.

[11] Nog niet bekendgemaakt in het PB.

[12] Mededeling van de Commissie van 28 januari 2004"Stimulering van technologieën voor duurzame ontwikkeling: een actieplan voor de Europese Unie inzake milieutechnologieën" (COM(2004)0038), paragraaf 4.2.3.

--------------------------------------------------