Resolutie van het Europees Parlement over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa
Resolutie van het Europees Parlement over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa
Resolutie van het Europees Parlement over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa
Publicatieblad Nr. 300 E van 09/12/2006 blz. 0491 - 0495
P6_TA(2006)0273
Toename van racistisch en homofoob geweld in Europa
Resolutie van het Europees Parlement over de toename van racistisch en homofoob geweld in Europa
Het Europees Parlement,
- gelet op de internationale mensenrechteninstrumenten die discriminatie op grond van ras of etnische afstamming verbieden, met name het Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), die beide door alle lidstaten van de EU en tal van niet-EU-landen ondertekend zijn,
- gelet op de artikelen 2, 6, 7 en 29 van het Verdrag betreffende de Europese Unie en artikel 13 van het EG-Verdrag, die de EU en haar lidstaten ertoe verplichten de mensenrechten en de fundamentele vrijheden te handhaven en die Europese instrumenten aanreiken om racisme, vreemdelingenhaat en discriminatie te bestrijden,
- gelet op het Europees Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en inzonderheid artikel 21 daarvan,
- gezien de maatregelen van de Europese Unie tegen racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat, met name de antidiscriminatierichtlijnen 2000/43/EG houdende toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van personen ongeacht ras of etnische afstamming [1], en 2000/78/EG tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep [2], alsmede het voorstel voor een kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat [3],
- onder verwijzing naar zijn voorgaande resoluties over racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, homohaat, bescherming van minderheden, anti-discriminatiebeleid en de situatie van de Roma in de EU,
- gelet op artikel 103, lid 4 van zijn Reglement,
A. overwegende dat racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme, homohaat en zigeunerhaat worden ingegeven door irrationele overwegingen en soms verband houden met maatschappelijke marginalisering, uitsluiting, werkloosheid en de weigering de verscheidenheid in onze maatschappijen te zien als een bron van rijkdom,
B. overwegende dat er zich in enkele lidstaten gewelddadigheden en/of moorden hebben voorgedaan die waren ingegeven door racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme, terwijl er binnen en buiten de EU nog steeds sprake is van rechtstreekse en niet-rechtstreekse vormen van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat,
C. overwegende dat de Russische autoriteiten de voor 27 mei 2006 in Moskou geplande mars voor gelijkheid en verdraagzaamheid voor homo's, lesbiennes, bi- en transseksuelen hebben verboden waardoor zij het recht van vreedzame vergadering en demonstratie dat bij het EVRM wordt gewaarborgd hebben geschonden, terwijl politieke en godsdienstige autoriteiten zich aan denigrerend gedrag hebben schuldig gemaakt en hebben aangezet tot en deelgenomen aan de gewelddadigheden die daarop volgden,
D. overwegende dat politici op Europees, nationaal en regionaal niveau de verantwoordelijkheid hebben om het goede voorbeeld te geven door verdraagzaamheid, begrip, respect en vreedzame coëxistentie te bevorderen,
E. overwegende dat sommige politieke partijen, waaronder in een aantal landen ook partijen die deel uitmaken van regeringen of die op plaatselijk niveau goed zijn vertegenwoordigd, doelbewust raciale, etnische, nationale, religieuze en homofobe kwesties bovenaan op hun agenda hebben geplaatst, waardoor politieke leiders zich van een taal kunnen bedienen die aanzet tot raciale en andere vormen van haat en waardoor het extremisme in de samenleving wordt aangewakkerd,
F. overwegende dat een lid van een Poolse regeringspartij openlijk heeft aangezet tot homofobe uitingen van geweld naar aanleiding van plannen om in Warschau een demonstratie voor de rechten van homo's te organiseren,
G. overwegende dat de lidstaten uiteenlopende maatregelen hebben genomen tegen politieke partijen die programma's en activiteiten bevorderen die in strijd zijn met de waarden die door het EVRM worden gewaarborgd, waaronder intrekking van financiering door de overheid,
H. overwegende dat er beschamende en ernstige racistische incidenten plaatsvinden tijdens voetbalwedstrijden, en dat gevreesd wordt dat soortgelijke gebeurtenissen zich eventueel voordoen tijdens het lopende wereldkampioenschap,
I. overwegende dat het onderwijs, en met name het basisonderwijs, een essentiële "preventieve" rol kan vervullen bij het tegengaan van racistische attitudes en vooroordelen op latere leeftijd, en overwegende dat beleidsmakers zich goed rekenschap moeten geven van de voordelen van een verantwoorde sociale en etnische mix in het openbaar basisonderwijs,
J. overwegende dat de media een belangrijke rol spelen bij de perceptie onder het publiek van racistisch geweld en in sommige lidstaten een ééndimensionale en vooringenomen beschrijving geven van geweld, en daarmee mede verantwoordelijk zijn voor verkeerde informatie over racisme en vreemdelingenhaat,
K. overwegende dat het grote aantal internet homepages, die de voornaamste bron van informatie zijn over racistische groepen en groepen die haat verspreiden, vragen doet rijzen over hoe deze ontwikkeling kan worden tegengegaan zonder de vrijheid van meningsuiting te beknotten,
L. overwegende dat de rol van de politie en het justitieel apparaat in de lidstaten doorslaggevend is bij de vervolging en preventie van racistisch geweld, maar dat zij er soms niet in slagen burgers te beschermen tegen racistisch geweld en extremisten ervan te weerhouden dergelijke misdrijven te plegen, en dat de lidstaten zich in dit opzicht zouden moeten bezinnen over de vraag of hun politiële en justitiële bestel niet gebukt gaat onder "institutioneel racisme"; overwegende dat het politiegeweld zich in sommige landen specifiek richt op etnische, raciale en seksuele minderheden en rechtstreeks inbreuk pleegt op hun recht van vergadering,
M. overwegende dat statistische gegevens over racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat in de lidstaten ontbreken, met name inzake geweld en discriminatie in verband met deze verschijnselen,
N. overwegende dat de Raad na vijf jaar onderhandelen nog steeds niet zijn goedkeuring heeft gehecht aan het voorstel van de Commissie voor een kaderbesluit ter bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat, hetgeen voor de Commissie aanleiding is geweest om te dreigen haar voorstel in te trekken, en overwegende dat dit instrument een bruikbaar instrument zou zijn geweest om plegers van door haat geïnspireerde racistische misdrijven aan te pakken en te bestraffen,
O. overwegende dat vier lidstaten — Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk en Finland — zijn aangeklaagd voor het Europees Hof van Justitie (HvJ) omdat zij er niet in geslaagd zijn de vereisten van Richtlijn 2000/43/EG na te leven,
1. betreurt dat de Raad er niet in is geslaagd het uit 2001 daterende kaderbesluit betreffende de bestrijding van racisme en vreemdelingenhaat goed te keuren, verzoekt het toekomstige Finse voorzitterschap met nadruk dit punt opnieuw ter tafel te brengen, en dringt er bij de Raad op aan het erover eens te worden dit voorstel expliciet uit te breiden tot homofobe, antisemitische, islamofobe en andere soorten misdrijven die zijn ingegeven door haat op basis van etnische etniciteit, ras, seksuele oriëntatie, religie of andere irrationele motieven; roept de lidstaten op strengere strafrechtelijke maatregelen te treffen om de straffen die voor dergelijke misdrijven worden opgelegd op communautair niveau te harmoniseren; dringt er bij alle lidstaten op aan de antidiscriminatie-richtlijnen effectief ten uitvoer te leggen en dringt er bij de Commissie op aan die landen die in gebreke blijven voor het Europees Hof van Justitie te dagen, alsmede vóór medio 2007 een nieuw wetgevingsvoorstel in te dienen waarin discriminatie op alle in artikel 13 van het EG-Verdrag genoemde gronden is opgenomen en met hetzelfde toepassingsgebied als Richtlijn 2000/43/EG;
2. veroordeelt in krachtige bewoordingen alle racistische en door haat geïnspireerde aanslagen; dringt er bij alle nationale autoriteiten op aan alles in het werk te stellen om de schuldigen te straffen en het klimaat van straffeloosheid ten aanzien van dit soort aanslagen te bestrijden en betuigt zijn solidariteit met de slachtoffers van deze aanslagen en hun families, waaronder:
- de moord op een zwarte Malinese vrouw en een Belgisch kind waarop zij paste, die op 12 mei 2006 in Antwerpen is begaan door een jonge Belgische rechtsextremist, die enkele ogenblikken daarvoor een vrouw van Turkse afkomst ernstig had verwond in een poging haar te vermoorden,
- de moorden die in januari 2006 op een 16-jarige en in april 2006 op een 17-jarige jongen in Brussel zijn gepleegd en geeft uiting aan zijn verontwaardiging over de berichtgeving die hierover in sommige media is verschenen, welke in bepaalde gevallen aanleiding is geweest tot ongefundeerde criminalisering van hele gemeenschappen in de ogen van het brede publiek,
- de verkrachting en marteling van en de moord op Ilan Halimi in februari 2006 in Frankrijk door een bende van 22 personen van verschillende afkomst, en is met name verontrust over de antisemitische aspecten van deze misdaad,
- de moord op Chaïb Zehaf die in maart 2006 in Frankrijk uit etnische motieven is gepleegd,
- de gewelddadige aanval op Kevin K., een Duits burger van Ethiopische afkomst, in het dorp Poemmelte in Sachsen-Anhalt op 9 januari 2006, in het bijzonder vanwege de racistische achtergrond,
- de afschuwelijke foltering van en moord op Gisberta, een in de Portugese stad Porto wonende transseksueel, waaraan een groep adolescenten en pubers zich in februari 2006 hebben schuldig gemaakt,
- de aanslag op Michael Schudrich, opperrabbijn van Polen, die in Warschau heeft plaatsgevonden, alsook de verklaringen van een vooraanstaand lid van de Bond van Poolse gezinnen waarin in verband met de mars voor verdraagzaamheid en gelijkheid werd opgeroepen tot geweld tegen homo's, lesbiennes, bi- en transseksuelen;
- de op 8 april 2006 gepleegde agressie tegen Fernando Ugiguilete, een Portugees van Guinese afkomst, in de gemeente Castellar del Vallès (Spanje), die ingegeven was door racistische motieven en als gevolg waarvan Ujiguilete dagenlang in het ziekenhuis lag,
- de toenemende agressie, racistische slogans en liederen door neonazi's in de voetbalstadions,
3. spreekt zijn waardering uit voor de massademonstraties in Antwerpen en Parijs waarin uitdrukking is gegeven aan de algemene afschuw over de aangehaalde gebeurtenissen en waarin duizenden burgers steun betuigden voor de strijd tegen racisme, vreemdelingenhaat en antisemitisme; spreekt eveneens zijn waardering uit voor de demonstraties voor verdraagzaamheid in Polen, en met name het warme welkom aan de in 2006 in Warschau gehouden Gay Pride Parade;
4. is ernstig verontrust over de algemene toename van onverdraagzaamheid door racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat in Polen, die ten dele wordt aangewakkerd door godsdienstige organisaties zoals Radio Marya, waarop ook het Vaticaan kritiek heeft wegens de geventileerde antisemitische opvattingen; is van mening dat de EU de nodige maatregelen moet nemen om haar bezorgdheid tot uitdrukking te brengen en met name om de regeringsdeelname van de Bond van Poolse gezinnen, wier leiders aanzetten tot haat en geweld; wijst Polen andermaal op de toezeggingen en verplichtingen uit hoofde van de Verdragen, met name artikel 6 van het EU-Verdrag, en op eventuele strafmaatregelen ingeval van nietnaleving; verzoekt de Poolse regering in dit verband met klem de afschaffing van het Bureau van de Gevolmachtigde voor gelijke status te heroverwegen; verzoekt het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat een onderzoek in te stellen naar de toenemende racistische, xenofobe en homofobe intolerantie in Polen en verzoekt de Commissie te onderzoeken of de acties en verklaringen van de Poolse minister van Onderwijs te verenigen zijn met artikel 6 van het EU-Verdrag;
5. veroordeelt krachtig het besluit van de Russische autoriteiten de eerste Gay Pride Parade op 27 mei 2006 in Moskou te verbieden, alsook het feit dat zij de veiligheid van de vreedzame demonstranten en mensenrechtenactivisten niet hebben gewaarborgd, en wijst de Russische autoriteiten er nogmaals op dat vrijheid van vergadering een grondrecht is dat wordt gewaarborgd bij artikel 31 van de grondwet van de Russische Federatie; geeft uiting aan zijn diepe verontrusting over de rol die Russische politici en religieuze organisaties hebben gespeeld bij het aanzetten tot geweld en haat tegen homo's, lesbiennes, biseksuelen en transseksuelen; spreekt de hoop uit dat dergelijke incidenten zich in de toekomst niet meer zullen voordoen en spoort de Russische autoriteiten ertoe aan toestemming te geven voor het houden van een Gay Pride Parade in 2007 en de veiligheid van de deelnemers te garanderen;
6. is ernstig teleurgesteld over het feit dat de EU-leiders deze zaak niet aan de orde hebben gesteld tijdens de Top EU-Rusland van 26 mei 2006;
7. is er eveneens teleurgesteld over dat voorzitter Barroso, en de Commissarissen Frattini en Spidla tijdens hun bijeenkomst met godsdienstige leiders van Europa op 30 mei 2006 niet de actieve deelname hebben veroordeeld van Russisch-orthodoxe priesters aan de gewelddadige neonazistische anti-homomars die op 27 mei 2006 in Moskou is gehouden;
8. is verbijsterd en verontrust over de reactie van de voorzitter van de Parlementaire Vergadering van de Raad van Europa op de gebeurtenissen in Moskou; deze heeft Rusland geluk gewenst met zijn prestaties op het gebied van de mensenrechten in plaats van de schending van fundamentele mensenrechten op 27 mei 2006 te veroordelen;
9. verzoekt de vertegenwoordigers van de EU de mensenrechtenproblematiek, en met name het recht vreedzaam te demonstreren, dringend met Rusland op te nemen tijdens de aanstaande G8-bijeenkomst;
10. verzoekt de instellingen van de Europese Unie, de lidstaten en alle Europese democratische politieke partijen elke daad van onverdraagzaamheid en het aanzetten tot rassenhaat, alsook elke daad van intimidatie en racistische geweld te veroordelen;
11. betreurt dat er in enkele lidstaten steeds meer steun ontstaat voor extremistische partijen en groeperingen — waarvan er enkele sinds kort deel vormen van de regering van Polen — met een duidelijk programma van racisme, vreemdelingenhaat, antisemitisme en homohaat; en wijst op de noodzaak de wortels van dit probleem aan te pakken, zoals maatschappelijke marginalisering, sociale uitsluiting en werkloosheid;
12. verzoekt alle lidstaten met klem althans de mogelijkheid te scheppen de overheidsfinanciering in te trekken van politieke partijen die de mensenrechten en fundamentele vrijheden, democratie en rechtsstaat zoals gedefinieerd in het EVRM en het Europees Handvest van de grondrechten van de EU niet eerbiedigen, en verzoekt de lidstaten die reeds over deze mogelijkheid beschikken deze onverwijld toe te passen;
13. verzoekt de lidstaten op alle niveaus en in alle sectoren campagnes en projecten te lanceren, met name in de media en op scholen, ter ondersteuning van de culturele diversiteit als een vorm van rijkdom en economisch dynamisme, van gendergelijkheid, van de strijd tegen discriminatie, en van verdraagzaamheid, dialoog en integratie, b.v. in het kader van het Europees Jaar van Gelijke Kansen voor Iedereen (2007) en het Europees Jaar van de Interculturele Dialoog (2008);
14. roept de lidstaten op de nodige aandacht te besteden aan de bestrijding van racisme, seksisme, vreemdelingenhaat en homofobie, zowel in hun betrekkingen met elkaar als in hun bilaterale relaties met derde landen;
15. roept de Commissie op, parallel aan het integratiebeleid dat zij aan het ontwikkelen is, door te gaan met de ontwikkeling van haar anti-discriminatiebeleid; is van mening dat het bereiken van gelijkheid niet mogelijk is zonder de nodige aandacht te besteden aan integratie en andere niet-wetgevingsmaatregelen zoals bevordering van interactie en participatie;
16. wijst met nadruk op de noodzaak initiatieven tegen racisme en vreemdelingenhaat in verband met de lopende wereldkampioenschappen voetbal in Duitsland te steunen, en verzoekt de autoriteiten hen die verantwoordelijk zijn voor racistische daden nauwgezet in het oog te houden, te vervolgen en te veroordelen;
17. wijst andermaal op de behoefte aan gezonde en heldere definities en statistieken inzake racisme en vreemdelingenhaat, met name inzake hiermee verband houdend geweld, als middel om deze verschijnselen doelmatig te bestrijden, zoals reeds werd benadrukt in het jaarverslag 2005 van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat, waarin uitdrukkelijk werd gewezen op het gebrek aan statistische registratie van racistisch geweld in Italië, Portugal en Griekenland.
18. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten, de Raad van Europa en de regering van de Russische Federatie.
[1] PB L 180 van 19.7.2000, blz. 22.
[2] PB L 303 van 2.12.2000, blz. 16.
[3] PB C 75 E van 26.3.2002, blz. 269.
--------------------------------------------------