Resolutie van het Europees Parlement over AIDS
Resolutie van het Europees Parlement over AIDS
Resolutie van het Europees Parlement over AIDS
Publicatieblad Nr. 316 E van 22/12/2006 blz. 0366 - 0370
P6_TA(2006)0526
AIDS
Resolutie van het Europees Parlement over AIDS
Het Europees Parlement,
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 juli 2006 over "HIV/AIDS: Tijd om beloften in te lossen" [1] en zijn resolutie van 2 december 2004 over de wereldaidsdag [2],
- onder verwijzing naar Wereld AIDS Dag op 1 december 2006, met dit jaar als thema: "Accountability: Stop AIDS, Keep the Promise",
- gezien de op 21 november 2006 gepubliceerde AIDS Epidemic Update 2006 van UNAIDS [3],
- gezien de van 31 mei tot 2 juni 2006 gehouden High Level Meeting van de Verenigde Naties, waarin de voortgang in verband met de Declaration of Commitment on HIV/AIDS werd geëvalueerd,
- gezien de XVI-e Internationale AIDS-conferentie in Toronto in augustus 2006,
- gezien de mededeling van de Commissie van 27 april 2005 over een Europees actieprogramma voor externe maatregelen tegen HIV/AIDS, malaria en tuberculose (2007-2011) (COM(2005)0179), dat alle ontwikkelingslanden omvat,
- gezien de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2005 aan de Raad en het Europees Parlement betreffende de bestrijding van HIV/AIDS in de Europese Unie en de naburige landen, 2006-2009 (COM(2005)0654),
- onder verwijzing naar de top van de G8 in Gleneagles in juli 2005 en de in 2005 door de VN gedane toezegging om ervoor te zorgen dat er uiterlijk in 2010 sprake zal zijn van universele toegang tot preventieve behandeling en zorg,
- gelet op artikel 103, lid 4, van zijn Reglement,
A. overwegende dat sinds het eerste vastgestelde geval van AIDS, 25 jaar geleden, meer dan 25 miljoen mensen aan deze ziekte zijn gestorven,
B. overwegende dat er in volgens het op 21 november 2006 uitgebrachte bijgewerkte verslag van UNAIDS in 2006 4,3 miljoen nieuwe gevallen van besmetting hebben plaatsgevonden, waarvan 2,8 miljoen (65 %) alleen al in Afrika ten zuiden van de Sahara,
C. overwegende dat meer dan 95 % van de 39,5 miljoen mensen die wereldwijd aan HIV/AIDS lijden, in ontwikkelingslanden wonen,
D. overwegende dat er aanwijzingen zijn dat het besmettingspercentage in Oost-Europa en Centraal Azië sinds 2004 met meer dan 50 % is gestegen, en dat er slechts enkele voorbeelden zijn van landen waar het aantal nieuwe besmettingen thans is gedaald,
E. overwegende dat van de 6,8 miljoen mensen met HIV in landen met lage en middeninkomens die antiretrovirale middelen nodig hebben, slechts 24 % toegang heeft tot de noodzakelijke behandeling,
F. overwegende dat er wereldwijd naar schatting 15 miljoen HIV/AIDS-wezen zijn, waarvan 12,3 miljoen in Afrika ten zuiden van de Sahara,
G. overwegende dat slechts 5% van de HIV-positieve kinderen medische hulp ontvangt en dat minder dan 10 % van de 15 miljoen kinderen die al wees zijn geworden als gevolg van AIDS, financiële steun ontvangt,
H. overwegende dat oudere broers of zussen en grootouders de zorg voor vaak grote aantallen AIDSwezen op zich nemen en de stervende generatie van jonge volwassenen met HIV/AIDS in sommige landen leidt tot een tekort aan docenten, verpleegsters, dokters en andere onmisbare beroepsgroepen,
I. overwegende dat de generatie van economisch actieve jonge mensen in onevenredige mate door AIDS wordt getroffen,
J. overwegende dat vrouwen momenteel 50 % uitmaken van alle met HIV-besmette mensen ter wereld en bijna 60 % van alle met HIV-besmette mensen in Afrika leven,
K. overwegende dat de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling (MDG's) alleen zullen worden gehaald als vraagstukken op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid volledig op de MDG-agenda worden opgenomen,
L. overwegende dat seksuele en reproductieve gezondheid onlosmakelijk is verbonden met de preventie van HIV en andere armoedegerelateerde ziektes,
M. overwegende dat mensen met HIV voor wat betreft hun reproductieve gezondheid speciale behoeften hebben, vooral met betrekking tot gezinsplanning, het veilig baren en borstvoeden van babies, en dat daaraan vaak niet wordt gedacht hoewel de epidemie steeds meer vrouwen treft,
N. overwegende dat de Amerikaanse regering onder president Bush nog steeds de financiering blokkeert van niet-Amerikaanse NGO's die advies geven over het volledige dienstenpakket op gebied van reproductieve gezondheid; en overwegende dat deze "decency gap" voor de armste landen grotendeels door de EU is opgevuld,
O. overwegende dat de internationale conferentie over bevolking en ontwikkeling (ICPD) van 1994 en de follow-ups daarvan in 1999 en 2004 opnieuw hebben bevestigd dat het belangrijk is dat vrouwen in staat worden gesteld zelf hun lot te verbeteren en meer keuzemogelijkheden krijgen door een betere toegang tot onderwijs, voorlichting en zorg op het gebied van seksuele en reproductieve gezondheid,
P. overwegende dat de rijke landen vijf jaar na de Verklaring van Doha nog steeds niet voldoen aan hun verplichting ervoor te zorgen dat er goedkopere levensreddende medicijnen beschikbaar zijn in ontwikkelingslanden,
Q. overwegende dat vijf jaar na de verklaring van Doha, waarin is vastgelegd dat elke lidstaat van de WTO het recht heeft om dwanglicenties te verlenen en de vrijheid heeft om de gronden voor het verlenen van deze licenties vast te stellen, de WHO waarschuwt dat 74 % van de AIDS- medicijnen nog steeds onder een monopolie valt en dat 77 % van de Afrikanen nog steeds geen toegang heeft tot een behandeling tegen AIDS,
R. overwegende dat heftige concurrentie in de sector van generieke geneesmiddelen ertoe heeft bijgedragen dat de prijzen van eerstelijns AIDS-kuren sinds 2000 zijn gedaald met 99 %, van 10000 USD naar circa 130 USD per patiënt per jaar, terwijl de prijzen voor tweedelijns medicijnen — die patiënten nodig hebben daar er natuurlijke resistentie ontstaat — nog steeds hoog zijn, voornamelijk als gevolg van toegenomen octrooigebruik in de belangrijkste productielanden voor generieke geneesmiddelen,
S. overwegende dat in de onderhandelingen over bilaterale handelsakkoorden geen beperkingen moeten worden gesteld aan de wijze waarop landen gebruik mogen maken van beschermingsmaatregelen op het gebied van de volksgezondheid,
HIV/AIDS in de wereld
1. geeft uiting aan zijn diepste bezorgdheid over de uitbreiding van HIV/AIDS en andere epidemieën onder de armste bevolkingsgroepen in de wereld, alsook over het gebrek aan gerichtheid op de preventie van HIV/AIDS, ontoegankelijkheid van essentiële medicijnen, ontoereikende financiële middelen en de voortdurende nood aan meer onderzoek met betrekking tot de grote epidemieën,
2. benadrukt het belang van de verantwoordingsplicht van regeringen, verleners van gezondheidszorg, de farmaceutische industrie, NGO's, het maatschappelijk middenveld en andere bij preventie, behandeling en zorg betrokken partijen;
3. dringt er bij alle internationale donoren op aan ertoe bij te dragen dat HIV-preventieprogramma's de mensen bereiken die het hoogste risico lopen besmet te raken; wijst op de vaststelling van UNAIDS dat voor deze kwetsbare groepen niet wordt gezorgd;
4. benadrukt dat de EU financiering dient te verschaffen voor specifieke programma's om ervoor te zorgen dat kinderen die door de AIDS-epidemie zijn getroffen, doordat zij een of beide ouders hebben verloren of zelf aan de ziekte lijden, onderwijs blijven volgen en worden ondersteund;
5. dringt erop aan dat in alle AIDS-programma's wordt gewaarborgd dat er bij de start van een behandeling van een patiënt voldoende financiële middelen aanwezig zijn voor een voortgaande ononderbroken behandeling, teneinde verhoogde medicijnresistentie als gevolg van onderbroken behandelingen te voorkomen;
6. benadrukt dat de EU financiering dient te verschaffen voor programma's om vrouwen te beschermen tegen alle vormen van geweld waardoor AIDS wordt verspreid en ervoor te zorgen dat slachtoffers toegang krijgen tot gezondheidsdiensten en mogelijkheden om in de samenleving terug te keren en het stigma te bestrijden dat vaak rust op vrouwen die het slachtoffer zijn geworden van dergelijk geweld;
7. benadrukt dat er de komende jaren een verhoging van de financiering door donoren nodig zal voor alle voorbehoedsmiddelenvoorraden, met inbegrip van condooms voor HIV-preventie, om het gat te vullen tussen voorraden en de beschikbaarheid van deze middelen voor aankoop;
8. roept het IMF ertoe op monetaire voorwaarden en fiscale plafonds die landen dwingen hun uitgaven voor volksgezondheid en onderwijs te beperken, af te schaffen;
9. verzoekt het nieuwgekozen Amerikaanse Congres om afschaffing van de door de regering-Bush gehanteerde "global gag rule", waarmee de financiering door niet-Amerikaanse NGO's van reproductieve-gezondheidsorganisaties die advies geven over abortus wordt tegengehouden; verzoekt de Commissie en de lidstaten ervoor te zorgen dat de Amerikaanse regering haar "global gag" op uitgaven voor reproductieve gezondheid opheft;
10. herhaalt zijn bezorgdheid, onlangs ook door de WHO geuit, over het feit dat sommige Afrikaanse regeringen een verkoop- of invoerbelasting heffen op anti-retrovirale middelen en andere medicijnen, waardoor deze onbetaalbaar worden voor arme gemeenschappen; dringt er bij de Commissie op aan deze kwestie te onderzoeken en regeringen ertoe aan te sporen dergelijke belastingen af te schaffen;
Seksuele en reproductieve gezondheid
11. benadrukt dat de strategieën die nodig zijn voor de bestrijding van de HIV/AIDS-epidemie een alomvattende benadering moeten bevatten van preventie, onderwijs, zorg en behandeling, alsmede technologieën die momenteel worden gebruikt, betere toegang tot behandeling en de spoedige ontwikkeling van vaccins;
12. roept de Commissie en de regeringen van de partnerlanden van de EU ertoe op te waarborgen dat in de landenstrategiedocumenten prioriteit wordt gegeven aan gezondheid en onderwijs en aan HIV/AIDS en seksuele en reproductieve gezondheid in het bijzonder;
13. verzoekt de Commissie en de lidstaten steun te verlenen aan programma's om homofobie te bestrijden en om de barrières te slechten die een effectieve aanpak van de ziekte belemmeren, met name in Cambodja, China, India, Nepal, Pakistan, Thailand en Vietnam alsmede heel Latijns-Amerika, waar steeds meer bewijzen worden gevonden van een sterke toename van HIV-besmettingen onder mannen die seks hebben met andere mannen;
14. geeft uiting aan zijn bezorgdheid over de opmerking in het UNAIDS-verslag dat het niveau van kennis over veilige seks en HIV in veel landen laag blijft, ook in landen waar de epidemie een grote impact heeft; dringt er in dit verband op aan dat voorlichting, onderwijs en advies over verantwoordelijk seksueel gedrag en effectieve preventie van seksueel overdraagbare ziektes, waaronder HIV, tot integrerende onderdelen worden gemaakt van alle diensten op het gebied van reproductieve en seksuele gezondheid;
15. is ingenomen met de opneming van onderzoek naar HIV/AIDS in het 7e Kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie; dringt aan op steun voor onderzoek naar vaccins en microbicides, diagnostische en monitoring- instrumenten die zijn afgestemd op de behoeften in ontwikkelingslanden, en de studie van verspreidingspatronen van epidemieën, sociale ontwikkelingen en menselijke gedragspatronen; onderstreept dat vrouwen moeten worden betrokken bij alle passende klinische onderzoeken, met inbegrip van vaccintests;
16. dringt aan op investeringen in de ontwikkeling van door vrouwen te gebruiken preventiemethodes, zoals microbicides, vrouwencondooms en profylactische behandeling van besmette verkrachtingsslachtoffers;
Toegang tot geneesmiddelen
17. moedigt regeringen ertoe aan alle hun krachtens de TRIPS-overeenkomst ter beschikking staande middelen, zoals dwanglicenties, te gebruiken; spoort de WHO, de WTO en hun leden ertoe aan de gehele TRIPS-overeenkomst te herzien met het oog op verbetering van de toegang tot medicijnen;
18. roept de Commissie en de lidstaten ertoe op vijf jaar na de goedkeuring van de Verklaring van Doha te erkennen dat de toepassing ervan is mislukt, daar de WTO geen enkele kennisgeving van een exporterend of een importerend land in verband met verplichte licentie voor geneesmiddelen noch in verband met het besluit van 30 augustus 2003 van de algemene raad van de WTO over de uitvoering van paragraaf 6 van de Verklaring van Doha heeft ontvangen;
19. roept de Commissie en de lidstaten ertoe op om, in samenwerking met de ontwikkelingslanden, binnen de WTO de noodzakelijke stappen te ondernemen om de TRIPS-overeenkomst alsmede de bepalingen ervan op basis van het besluit van 30 augustus 2003 (artikel 31b) te wijzigen, teneinde met name de gecompliceerde tijdrovende procedurele stappen voor de autorisatie van dwanglicenties af te schaffen;
20. roept in de tussentijd alle landen die met grote epidemieën worden geconfronteerd ertoe op onverwijld gebruik te maken van artikel 30 van de TRIPS-overeenkomst om toegang te krijgen tot de noodzakelijke geneesmiddelen zonder royalties te betalen aan de octrooihouders;
21. roept de Commissie ertoe op de bijdrage van de EU aan het Wereldfonds ter bestrijding van HIV/AIDS, tuberculose en malaria te verhogen tot 1 miljard EUR, zoals duidelijk door het Europees Parlement gevraagd in zijn reeds aangehaalde resolutie van 2 december 2004; dringt er bij alle lidstaten en de G8-landen op aan hun bijdrage te verhogen tot 7 miljard EUR voor 2007 en 8 miljard EUR voor 2008, teneinde UNAIDS van de noodzakelijke middelen te voorzien om de epidemie terug te dringen;
22. steunt de verbintenis van de staatshoofden en regeringsleiders op de Wereldtopconferentie van de VN in 2005, waarin wordt opgeroepen tot universele toegang tot HIV/AIDS-preventiediensten, behandeling en zorg uiterlijk in 2010; is echter van opvatting dat er een duidelijk plan voor de financiering van universele toegang moet worden ontwikkeld en dat er internationale en tussentijdse voortgangsdoelen moeten worden gesteld;
23. verzoekt de EU te verduidelijken dat zij niet zal aandringen op opneming van TRIPS-Plus-maatregelen in Economische Partnerschapsovereenkomsten en dat ontwikkelingslanden de beleidsruimte wordt gegarandeerd om vrijelijk gebruik te kunnen maken van de flexibiliteit binnen TRIPS;
24. benadrukt dat sterke diensten voor de volksgezondheid, met inbegrip van onderzoeksfaciliteiten, van essentieel belang zijn om de epidemie te bestrijden; stelt zich teweer tegen de onzekere situatie, die leidt tot liberalisering van deze diensten;
25. roept op om meer te investeren in de ontwikkeling en de aanlevering van formuleringen voor de kindergeneeskunde;
26. roept op tot ondersteuning van de zich ontwikkelende regionale en nationale sectoren voor de productie van generieke medicijnen in getroffen gebieden, met als doel de toegang tot betaalbare geneesmiddelen te vergemakkelijken;
*
* *
27. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, de regeringen van de lidstaten en de ACS-landen, het IMF, de regering van de Verenigde Staten, de secretaris-generaal van de Verenigde Naties en de hoofden van UNAIDS, UNDP en UNFPA.
[1] Aangenomen teksten, P6_TA(2006)0321.
[2] PB C 208 E van 25.8.2005, blz. 58.
[3] Gezamenlijk VN-programma HIV/AIDS.
--------------------------------------------------