Home

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt




[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 25.07.2006

COM(2006) 424 definitief

2004/0001 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

2004/0001 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT krachtens artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag inzake het

gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende diensten op de interne markt

1. OVERZICHT VAN DE PROCEDURE

Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (COM(2004)2 definitief - 2004/0001(COD)) | 06.02.2004 |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité | 09.02.2005 |

Advies van het Comité van de Regio's | 29.09.2004 |

Standpunt van het Europees Parlement (eerste lezing) | 16.02.2006 |

Indiening van het gewijzigde voorstel | 06.04.2006 |

Gemeenschappelijk standpunt, vastgesteld bij gekwalificeerde meerderheid | 24.07.2006 |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het voorstel van de Commissie beoogt:

- versterking van de basis voor economische groei en werkgelegenheid in de EU;

- totstandbrenging van een echte interne markt voor diensten door de juridische en administratieve belemmeringen voor de ontwikkeling van dienstenactiviteiten weg te nemen;

- versterking van de rechten van consumenten als gebruikers van diensten;

- creëren van wettelijke verplichtingen voor de lidstaten met het oog op doeltreffende administratieve samenwerking.

3. OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

3.1 . Algemene opmerkingen

In het door de Raad bij gekwalificeerde meerderheid vastgestelde gemeenschappelijk standpunt blijft de essentie van het gewijzigde voorstel van de Commissie, waarin weer de meeste amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing waren overgenomen, intact. Voorts heeft het gemeenschappelijk standpunt van de Raad wat de kernelementen van het voorstel betreft (met name de uitsluitingen van het toepassingsgebied en de bepalingen over het vrij verrichten van diensten) het door het Europees Parlement bereikte politiek akkoord geëerbiedigd en sluit het evenals het gewijzigde voorstel van de Commissie nu volledig daarbij aan.

Al met al bevat het gemeenschappelijk standpunt volledig dan wel qua strekking alle amendementen van het Europees Parlement die tijdens de plenaire zitting door de Commissie zijn aanvaard. Op enkele andere punten komt het tegemoet aan de bezwaren die in de amendementen van het Parlement naar voren zijn gebracht, en biedt het oplossingen voor deze bezwaren, zij het soms in andere bewoordingen. Ten slotte bevat het gemeenschappelijk standpunt ook een reeks aanvullende nieuwe bepalingen die de transparantie vergroten en de samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie versterken, hetgeen een correcte tenuitvoerlegging van de richtlijn ten goede kan komen.

De voornaamste aspecten van het gemeenschappelijk standpunt worden in het onderstaande besproken. Ten eerste wordt ingegaan op aspecten die betrekking hebben op de amendementen van het Europees Parlement. In het merendeel van de gevallen gaat het om dit soort aspecten, omdat zowel het gewijzigde voorstel van de Commissie als het gemeenschappelijk standpunt van de Raad het merendeel van de amendementen van het Europees Parlement hebben overgenomen. Ten tweede komen andere aspecten aan de orde die de Raad aan zijn gemeenschappelijk standpunt heeft toegevoegd.

3.2. Aspecten van het gemeenschappelijk standpunt die betrekking hebben op de amendementen van het Europees Parlement

3.2.1. Werkingssfeer en andere algemene bepalingen (artikelen 1 t/m 4)

Specifieke rechtsgebieden (artikel 1). Wat het onderwerp van de richtlijn en het verband met specifieke rechtsgebieden (grondrechten, arbeidsrecht, strafrecht, de culturele en linguïstische verscheidenheid en de pluriformiteit van de media) betreft, heeft het gemeenschappelijk standpunt de inhoud van de amendementen van het Europees Parlement (7, 8, 290, 291, 297, 298, 299 en het relevante gedeelte van 72) en van het gewijzigde voorstel overgenomen, op enkele redactionele aanpassingen na, die door de Commissie worden aanvaard omdat ze een verbetering van de tekst beogen zonder dat de inhoud van de in het Europees Parlement goedgekeurde tekst of van het gewijzigde voorstel van de Commissie wordt aangetast.

Werkingssfeer (artikel 2). Wat de werkingssfeer van de richtlijn betreft, houdt het gemeenschappelijk standpunt sterk rekening met de amendementen die het Europees Parlement in eerste lezing heeft aangenomen. Wat de diensten van algemeen belang betreft, sluit het gemeenschappelijk standpunt volledig aan bij de inhoud van de amendementen van het Europees Parlement (met name amendementen 13, 44, 73 en de relevante gedeelten van amendementen 72 en 289) en wordt in vergelijking met het gewijzigde voorstel in artikel 2 verduidelijkt dat de richtlijn niet van toepassing is op niet-economische diensten van algemeen belang. Met betrekking tot vervoerdiensten en havendiensten bevestigt het gemeenschappelijk standpunt de uitsluiting van alle vervoerdiensten, met inbegrip van havendiensten, overeenkomstig amendementen 20 en 306 van het Europees Parlement. In vergelijking met het gewijzigde voorstel is de formulering van de uitsluiting van vervoerdiensten iets gewijzigd om deze in overeenstemming te brengen met de bewoordingen van artikel 51 van het Verdrag, en is deze samengevoegd met de uitsluiting van havendiensten. De inhoud van de bepaling blijft echter onaangetast. Daarom stemt de Commisie ermee in. Wat audiovisuele diensten betreft, sluit het gemeenschappelijk standpunt aan bij de inhoud van de amendementen 19 en 79 van het Europees Parlement. In het gemeenschappelijk standpunt wordt de relevante tekst van artikel 2 van het gewijzigde voorstel enigszins geherformuleerd om te verduidelijken dat de uitsluiting van audiovisuele diensten ook voor cinematografische diensten geldt. Daarmee stemt de Commissie in. Wat de uitsluiting van sociale diensten betreft, heeft het gemeenschappelijk standpunt eveneens rekening gehouden met de amendementen van het Europees Parlement (zie amendementen 252 en 294-296). In vergelijking met het gewijzigde voorstel van de Commissie wordt het gemeenschappelijk standpunt verduidelijkt dat de uitsluiting ook voor diensten van liefdadigheidsinstellingen geldt. De Commissie aanvaardt deze tekst omdat zij van oordeel is dat de omschrijving in het gemeenschappelijk standpunt meer rechtszekerheid schept over de uitsluiting van sociale diensten. In vergelijking met het gewijzigde voorstel van de Commissie sluit het gemeenschappelijk standpunt ook diensten van notarissen en deurwaarders die bij een officieel overheidsbesluit zijn benoemd uit. Deze uitsluiting is in wezen in overeenstemming met de amendementen 18 en 81 van het Europees Parlement en wordt aanvaard door de Commissie. Ten slotte heeft het gemeenschappelijk standpunt de uitsluiting van diensten van uitzendbureaus, diensten van de gezondheidszorg, gokactiviteiten, particuliere beveiligingsdiensten en de belastingen van de werkingssfeer van de richtlijn overeenkomstig de amendementen van het Europees Parlement (zie met name 17, 19, 78, 80, 82, 300, 302/332 en 304) en overeenkomstig het gewijzigde voorstel van de Commissie bevestigd.

Verband van de richtlijn met andere communautaire bepalingen (artikel 3). Het gemeenschappelijk standpunt volgt de benadering van de amendementen van het Europees Parlement (21, 83, 219 en 307) en van het gewijzigde voorstel en wijst er daarom duidelijk op dat de richtlijn geen afbreuk doet aan andere communautaire instrumenten en dat indien zij strijdig is met andere communautaire instrumenten die betrekking hebben op specifieke aspecten van de toegang tot of de uitoefening van een dienstenactiviteit, de bepalingen over deze specifieke aspecten in de desbetreffende instrumenten voorrang hebben. Voorts bevestigt het gemeenschappelijk standpunt ook dat de richtlijn geen betrekking heeft op voorschriften van het internationaal privaatrecht, in het bijzonder die welke waarborgen dat voor de consumenten de bescherming geldt die hun wordt geboden door de regels inzake consumentenbescherming die zijn neergelegd in de consumentenwetgeving die in hun lidstaat van kracht is.

Definities (artikel 4). Het gemeenschappelijk standpunt sluit aan bij de amendementen van het Europees Parlement (1-3, 5, 6, 11, 25, 26, 93, 94, 97 en 98) en bij de tekst van het gewijzigde voorstel aangaande de in de richtlijn gebruikte definities.

3.2.2. Administratieve vereenvoudiging (artikelen 5 t/m 8)

Vereenvoudiging van de procedures (artikel 5). Het gemeenschappelijk standpunt neemt op kleine redactionele wijzigingen na de amendementen van het Europees Parlement (zie amendementen 27, 29, 30, 99 en het relevante gedeelte van amendement 100) over, zoals deze in het gewijzigde voorstel waren aanvaard. Zo wordt in een nieuwe zin in lid 1 duidelijk gemaakt dat de lidstaten hun procedures en formaliteiten moeten vereenvoudigen wanneer deze na onderzoek "niet voldoende eenvoudig" blijken te zijn. De Commissie kan instemmen met deze toevoeging.

Eén-loket (artikel 6). Het gemeenschappelijk standpunt aanvaardt in hoofdzaak de tekst van het gewijzigde voorstel, waaraan de desbetreffende amendementen (104 en 139) van het Europees Parlement ten grondslag lagen. Door de wijziging van het voorzetsel "bij" in "via" in lid 1 wordt verduidelijkt dat de rol van een één-loket beperkt kan blijven tot die van tussenschakel tussen de dienstverrichter en de bevoegde instantie(s). De Commissie kan instemmen met deze verduidelijking.

Recht op informatie (artikel 7). Het gemeenschappelijk standpunt neemt de in het gewijzigde voorstel aanvaarde amendementen van het Europees Parlement (31, 33, 105, 106 en 108-110) over, op kleine redactionele wijzigingen na om aan te geven dat de richtlijn geen invloed heeft op nationale wetgeving inzake het gebruik van talen.

Procedures via elektronische middelen (artikel 8). Het gemeenschappelijk standpunt neemt de tekst van het gewijzigde voorstel over, die weer gebaseerd was op amendementen van het Europees Parlement (de relevante gedeeltes van amendementen 32 en 111). Het gemeenschappelijk standpunt verduidelijkt in overweging 52 dat de verplichting om voor procedures via elektronische middelen te zorgen, de lidstaten niet hoeft te beletten om, naast de elektronische weg, ook andere wijzen van afwikkeling van procedures en formaliteiten beschikbaar te stellen. Voorts verruimt het gemeenschappelijk standpunt de mogelijkheid om niet-elektronische procedures te volgen, tot gevallen waarin het nodig is de persoonlijke integriteit van de dienstverrichter of diens verantwoordelijke personeelsleden te controleren. Ten slotte bepaalt het gemeenschappelijk standpunt in lid 3 dat voorschriften om de interoperabiliteit te vergemakkelijken, "op communautair niveau opgestelde gemeenschappelijke normen" in acht moeten nemen. De Commissie kan instemmen met deze wijzigingen omdat de tekst daardoor verbetert.

3.2.3. Vrijheid van vestiging van dienstverrichters (artikelen 9 t/m 15)

Vergunningen (artikel 9). Het gemeenschappelijk standpunt neemt de tekst van het gewijzigde voorstel (waarin de amendementen 35, 112, 113 en deels de amendementen 37, 115 en 117 waren opgenomen) over, op kleine redactionele wijzigingen in lid 3 na. De Commissie kan met deze wijzigingen instemmen omdat ze de duidelijkheid van de tekst ten goede komen zonder dat de inhoud van het amendement van het Europees Parlement wordt aangetast.

Vergunningsvoorwaarden (artikel 10). Het gemeenschappelijk standpunt neemt op kleine redactionele wijzigingen na de tekst van het gewijzigde voorstel over, die deels berustte op amendementen van het Europees Parlement (amendementen 34 en 118-122). In tegenstelling tot het gewijzigde voorstel (waarin amendement 120 van het Europees Parlement was overgenomen) wordt in het gemeenschappelijk standpunt in lid 3 niet bepaald dat de lidstaten voor de beoordeling van het gelijkwaardige of in wezen vergelijkbare karakter van bepaalde vergunningverleningsvoorwaarden in een andere lidstaat moeten kijken naar het effect en naar de doeltreffendheid van hun handhaving. Dat dit wordt geschrapt, is voor de Commissie aanvaardbaar omdat het voorschrift aanleiding gaf tot bezorgdheid over de uitvoerbaarheid ervan. Ten slotte preciseert het gemeenschappelijk standpunt in lid 6 dat besluiten om een vergunning te verlenen, niet met redenen hoeven te worden omkleed en evenmin voor de rechter aangevochten moeten kunnen worden. Dit is in overeenstemming met amendement 122 van het Europees Parlement, dat niet in het gewijzigde voorstel was overgenomen. De Commissie kan instemmen met deze toevoeging.

Vergunningsduur (artikel 11). Selectie uit diverse gegadigden (artikel 12). Het gemeenschappelijk standpunt neemt de tekst van het gewijzigde voorstel over, dat weer grotendeels berustte op amendementen van het Europees Parlement (amendementen 36, 38, 124-127, 128 en 129 en een deel van de amendementen 30 en 130).

Verboden eisen (artikel 14). Het gemeenschappelijk standpunt neemt de hoofdzakelijk op amendementen van het Europees Parlement (40, 41, 138, 140, 142 en 143) gebaseerde tekst van het gewijzigde voorstel over, op bepaalde aanvullingen in lid 6 (het verbod op raadpleging van concurrerende marktdeelnemers geldt niet voor raadpleging van het grote publiek) en lid 7 (verzekering wordt gelijkgesteld met financiële garanties: de lidstaten mogen nog steeds een van beide verlangen, zolang er maar geen verplichting bestaat om deze bij een in die lidstaat gevestigde dienstverrichter af te sluiten) na. De Commissie kan instemmen met deze aanvullingen omdat ze de duidelijkheid van de tekst ten goede komen.

Aan evaluatie onderworpen eisen (artikel 15). Het gemeenschappelijk standpunt volgt de benadering van het gewijzigde voorstel en de daarin overgenomen amendementen van het Europees Parlement (42, 144-150 en 242), maar brengt wel enkele wijzigingen aan in de bepalingen (zie 3.3).

3.2.4. Vrij verrichten van diensten en afwijkingen in verband hiermee (artikelen 16-18, die overeenkomen met de artikelen 16-19 in het gewijzigde voorstel van de Commissie)

Wat het vrij verrichten van diensten (artikel 16) betreft, sluit het gemeenschappelijk standpunt volledig aan bij de amendementen van het Europees Parlement (zie amendementen 45-47, 152 en 293, rev. 4), die in het gewijzigde voorstel van de Commissie waren overgenomen, en voegt het een nieuwe overweging (overweging 82) toe met een verduidelijking voor de toepassing van nationale arbeidsvoorwaarden. Wat de daarmee samenhangende aanvullende afwijkingen van het vrij verrichten van diensten (artikel 17) betreft, sluit het gemeenschappelijk standpunt eveneens aan bij de amendementen van het Europees Parlement (48, 50-51, 53, 54, 161-163, 165, 169-175, 400 en 404) en neemt het de tekst van het gewijzigde voorstel over, op een kleine redactionele aanpassing in lid 12 na voor wat betreft de overbrenging van afval. De tijdelijke afwijkingen (artikel 18 van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie) zijn overeenkomstig de in eerste lezing door het Europees Parlement goedgekeurde tekst en overeenkomstig het gewijzigde voorstel van de Commissie geschrapt. Ten slotte bevestigt het gemeenschappelijk standpunt de tekst van het gewijzigde voorstel ten aanzien van afwijkingen in specifieke gevallen (artikel 18, dat overeenkomt met artikel 19 van het gewijzigde voorstel van de Commissie) .

3.2.5. Rechten van de afnemers van diensten (artikelen 19-21, die overeenkomen met de artikelen 20-23 in het gewijzigde voorstel van de Commissie)

Wat de rechten van de afnemers van diensten (artikelen 19-21) betreft, sluit het gemeenschappelijk standpunt nauw aan bij het amendement van het Europees Parlement en bij het gewijzigde voorstel van de Commissie. Meer in het bijzonder bevestigt het wat de verboden beperkingen en het discriminatieverbod (artikelen 19 en 20) betreft, de tekst van het gewijzigde voorstel, afgezien dan van de schrapping van lid c), die door de Commissie wordt aanvaard. Ten aanzien van de bijstand aan afnemers (artikel 21) sluit het gemeenschappelijk standpunt op kleine wijzigingen na aan bij amendement 178 van het Europees Parlement en bij het gewijzigde voorstel. Ten slotte volgt het gemeenschappelijk standpunt de benadering van het Europees Parlement en het gewijzigde voorstel volledig voor wat betreft de schrapping van de bepalingen inzake de vergoeding van de kosten voor gezondheidszorg in een andere lidstaat van artikel 23 van het oorspronkelijke voorstel.

3.2.6. Terbeschikkingstelling van werknemers en onderdanen van derde landen (artikelen 24 en 25 van het oorspronkelijke voorstel)

Het gemeenschappelijk standpunt volgt de benadering van het Europees Parlement (amendementen 181, 182/248, 63-64, 183/249, en 65-66) en van het gewijzigde voorstel en bevestigt derhalve de schrapping van de artikelen 24 en 25.

3.2.7. Kwaliteit van de diensten (artikelen 22-27, die overeenkomen met de artikelen 26-32 in het gewijzigde voorstel van de Commissie)

Ten aanzien van de verstrekking van informatie over dienstverrichters en hun diensten (artikel 22, voormalig artikel 26 van het gewijzigde voorstel van de Commissie) sluit het gemeenschappelijk standpunt aan bij de door het Europees Parlement goedgekeurde tekst en bij het gewijzigde voorstel wat betreft de verplichting van de dienstverrichter om gegevens ter beschikking te stellen over zijn rechtspositie en rechtsvorm. Verder worden alle informatievereisten die al in andere bepalingen van de richtlijn waren opgenomen (zoals die inzake verzekering of waarborgen, productgaranties, multidisciplinaire activiteiten en gedragscodes) in dit artikel samengevoegd, hetgeen door de Commissie wordt aanvaard. Wat de beroepsaansprakelijkheidsverzekering (artikel 23, voormalig artikel 27 van het gewijzigde voorstel van de Commissie) betreft, volgt het gemeenschappelijk standpunt de benadering van het Europees Parlement (zie met name amendementen 64, 187, 188 en 190) en van het gewijzigde voorstel en bevestigt het dat een beroepsverzekering niet verplicht is. Het gemeenschappelijk standpunt brengt een aantal kleine wijzigingen in het gewijzigde voorstel aan, zoals de verplaatsing van lid 2 inzake de informatievereisten naar artikel 26 en de schrapping van de procedure bij falen van de verzekeringsmarkt, die in feite overbodig was gezien het niet-verplichte karakter van de beroepsverzekering. Ten slotte bevestigt het gemeenschappelijk standpunt wat de bepalingen inzake multidisciplinaire activiteiten (artikel 25, voormalig artikel 30 van het gewijzigde voorstel van de Commissie), kwaliteitsbeleid (artikel 26, voormalig artikel 31) en geschillenbeslechting (artikel 27, voormalig artikel 32) betreft, het amendement van het Europees Parlement en het gewijzigde voorstel in hun geheel, op enkele kleine redactionele aanpassingen na.

3.2.8. Administratieve samenwerking (artikelen 28-36, die overeenkomen met de artikelen 33-38 in het gewijzigde voorstel van de Commissie)

Wederzijdse bijstand, toezicht en aanverwante bepalingen (artikelen 28-36). Het gemeenschappelijk standpunt neemt op een paar zeer kleine wijzigingen na de tekst van het gewijzigde voorstel over, waarin weer de amendementen van het Europees Parlement waren overgenomen (zie met name amendementen 68, 69, 197, 198 en 200-203), ook al is een andere opzet gehanteerd waarin rekening is gehouden met voorafgaand overleg in de Raad.

3.2.9. Convergentieprogramma en slotbepalingen (artikelen 37-46, die overeenkomen met de artikelen 39-48 in het gewijzigde voorstel van de Commissie)

Wat gedragscodes (artikel 37, voormalig artikel 39 in het gewijzigde voorstel van de Commissie), aanvullende harmonisatie (artikel 38, voormalig artikel 40), en de herzieningsclausule (artikel 41, voormalig artikel 43) betreft, bevestigt het gemeenschappelijk standpunt de amendementen van het Europees Parlement en het gewijzigde voorstel, op kleine wijzigingen na die niet van invloed zijn op de inhoud van deze bepalingen. Ten slotte neemt het gemeenschappelijk standpunt wat betreft de omzettingstermijn (artikel 44, lid 1, voormalig artikel 45, lid 1) het amendement van het Europees Parlement over en verlengt het deze termijn tot drie jaar, in plaats van de twee jaar die in het gewijzigde voorstel waren voorzien. Daarmee kan de Commissie instemmen.

3.3 . Andere elementen die de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt heeft opgenomen

Vergunningsprocedures (artikel 13). In vergelijking met het gewijzigde voorstel brengt het gemeenschappelijk standpunt enkele wijzigingen aan in de leden 3 en 4 van artikel 13 en in overweging 63, die betrekking hebben op het beginsel dat een vergunning is geacht te zijn verleend bij het uitblijven van een antwoord van de bevoegde autoriteiten binnen een bepaalde termijn. Volgens het gemeenschappelijk standpunt mogen lidstaten de termijn voor beantwoording verlengen indien dit gerechtvaardigd is door de complexiteit van het onderwerp en de verlenging met redenen omkleed ter kennis wordt gebracht van de aanvrager. Verder maakt overweging 63 duidelijk dat andere regelingen voor vergunningsprocedures die lidstaten kunnen vaststellen wanneer deze om dwingende redenen van algemeen belang objectief gerechtvaardigd zijn, voorschriften kunnen omvatten op grond waarvan de aanvraag na het verstrijken van de desbetreffende termijn wordt geacht te zijn verworpen. Deze wijzigingen zijn ook bedoeld om de bezorgdheid van het Europees Parlement weg te nemen, dat zich had uitgesproken voor schrapping van het beginsel dat een vergunning wordt geacht stilzwijgend te zijn verleend, aangezien dit beginsel niet flexibel genoeg werd geacht. Tegelijk wordt geen afbreuk gedaan aan het doel te zorgen voor snellere en voorspelbaardere vergunningsprocedures voor marktdeelnemers. Daarom stemt de Commissie in met de wijzigingen in artikel 13 van het gemeenschappelijk standpunt.

Evaluatieproces met betrekking tot de vrijheid van vestiging (artikel 15). Het gemeenschappelijk standpunt brengt enkele wijzigingen aan in lid 4 betreffende de gevolgen van het evaluatieproces voor diensten van algemeen economisch belang. Met deze wijzigingen moet worden verduidelijkt dat het evaluatieproces de vervulling van taken toegewezen in het kader van diensten van algemeen economisch belang niet mag hinderen. Daarmee moet de bezorgdheid van het Europees Parlement over de mogelijke gevolgen van het evaluatieproces voor diensten van algemeen economisch belang worden weggenomen. Voor de Commissie is het duidelijk dat het evaluatieproces de vervulling van taken in het kader van diensten van algemeen economisch belang niet in gevaar mag brengen. Voorts brengt het gemeenschappelijk standpunt wijzigingen aan in de kennisgevingsvereisten voor lidstaten. Daarmee moeten bepaalde zorgen van het Europees Parlement worden weggenomen, dat de kennisgevingsplicht voor de lidstaten te restrictief achtte. Met name schrapt het gemeenschappelijk standpunt uit lid 6 het zinsgedeelte "en de behoefte aan die eisen uit nieuwe omstandigheden voortvloeit". Deze schrapping is aanvaardbaar. In lid 7 voegt het gemeenschappelijk standpunt een nieuwe zin toe om duidelijk te maken dat met een kennisgeving overeenkomstig Richtlijn 98/34/EG tegelijkertijd wordt voldaan aan de kennisgevingsplicht in het kader van deze richtlijn. De Commissie kan ook instemmen met deze toevoeging, die de nationale administraties en de Gemeenschapsinstellingen meer rechtszekerheid biedt. De Commissie wijst erop dat momenteel alleen diensten van de informatiemaatschappij onder Richtlijn 98/34/EG, als gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG, vallen.

Screening van nationale vereisten (artikel 39, dat overeenkomt met artikel 41 in het gewijzigde voorstel van de Commissie). Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in artikel 39, lid 5, in een nieuwe procedure waarbij de lidstaten bij de Commissie een verslag indienen over nationale eisen waarvan de toepassing onder artikel 16, lid 1, derde alinea, en artikel 16, lid 3, zou kunnen vallen, en de Commissie deze eisen aan andere lidstaten mededeelt, alsook analyses en richtsnoeren inzake de toepassing ervan in het kader van de richtlijn verstrekt. De Commissie kan instemmen met deze bepalingen omdat zij de transparantie en de rechtszekerheid voor marktdeelnemers vergroten.

Comitologie (artikel 40, dat overeenkomt met artikel 42 in het gewijzigde voorstel van de Commissie). Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in een regelgevend comité. De Commissie kan daarmee instemmen.

Bescherming van persoonsgegevens (artikel 43). Het gemeenschappelijk standpunt voegt een artikel over de bescherming van persoonsgegevens toe om te verduidelijken dat bij de toepassing van deze richtlijn en met name de uitwisseling van informatie tussen de lidstaten de voorschriften inzake de bescherming van persoonsgegevens moeten worden nageleefd. De Commissie kan daarmee instemmen.

4. CONCLUSIES

De Commissie is van oordeel dat het gemeenschappelijk standpunt de belangrijkste elementen van het gewijzigde voorstel van de Commissie en van de amendementen van het Europees Parlement intact laat. De Commissie vindt het gemeenschappelijk standpunt evenwichtig en een realistisch compromis dat zal bijdragen aan de totstandbrenging van een echte interne markt voor diensten en aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Lissabonstrategie, met waarborging van een hoge kwaliteit van de diensten, waaronder openbare diensten, en sociale en consumentenrechten. Daarom steunt de Commissie het door de Raad vastgestelde gemeenschappelijk standpunt.