Home

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten /* COM/2006/0546 def. - COD 2004/0117 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 21.9.2006

COM(2006) 546 definitief

2004/0117 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

2004/0117 (COD)

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het

gemeenschappelijk standpunt door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en online-informatiediensten

1. ACHTERGROND

Toezending van het voorstel aan het EP en de Raad (document COM(2004) 341 def. - 2004/0117 (COD)): | 30.4.2004. |

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 9.2.2005. |

Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 7.9.2005. |

Toezending van het gewijzigde voorstel: | 23.1.2006. |

Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 18.9.2006. |

2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE

Het voorstel betreft een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid en het recht op weerwoord in verband met de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten. Het is opgesteld naar aanleiding van het tweede evaluatieverslag van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over de uitvoering van Aanbeveling 98/560/EG van de Raad van 24 september 1998 betreffende de ontwikkeling van de concurrentiepositie van de Europese industrie van audiovisuele en informatiediensten door de bevordering van nationale kaders teneinde een vergelijkbaar en doeltreffend niveau van bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid te bereiken.

3. OPMERKINGEN BIJ HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT

De Raad heeft enkele inhoudelijke wijzigingen aangebracht in het voorstel van de Commissie (zoals dit luidde in de gewijzigde versie van 20 januari 2006), die voor het merendeel aanvaardbaar zijn omdat zij tot de uiteindelijke verwezenlijking van de doelstellingen van de aanbeveling zullen bijdragen.

In de gehele tekst zijn, vergeleken met het voorstel van de Commissie, enkele formuleringen gewijzigd om de voorgestelde aanbeveling te verduidelijken of de interne samenhang ervan te garanderen.

Overwegingen

In overweging 17, die betrekking heeft op het beeld van de verschillende seksen in de media en de reclame, is het laatste zinsdeel “en zo nodig moeten passende maatregelen worden genomen” geschrapt. De Commissie heeft hiertegen geen bezwaar. In de overwegingen zijn verder geen inhoudelijke wijzigingen aangebracht.

Dispositief

In het dispositief zijn de volgende inhoudelijke wijzigingen aangebracht:

Onder letter I, punt 2, onder a), is het zinsdeel “en bijvoorbeeld door permanente vorming binnen het schoolonderwijs” toegevoegd. De Commissie heeft geen bezwaar tegen de toevoeging van dit voorbeeld.

Onder letter I, punt 2, onder c), is de bepaling “de burgers te informeren over de mogelijkheden van het internet” toegevoegd. De Commissie is ingenomen met de toevoeging van deze bepaling.

Onder letter II, punt 1, zijn de zinsdelen "bijvoorbeeld door middel van filtersystemen” en “of waarschuwingsboodschappen” toegevoegd. De Commissie heeft geen bezwaar tegen de toevoeging van deze voorbeelden.

Onder letter II komt punt 2 als volgt te luiden: “bekijken of er filters ingebouwd kunnen worden die de verspreiding van met de menselijke waardigheid strijdige informatie op het internet tegenhouden”. Ofschoon deze bepaling niet meer specifiek verwijst naar “materiaal dat kinderpornografie bevat”, acht de Commissie dat “met de menselijke waardigheid strijdige informatie” ook dergelijk materiaal omvat. Zij heeft derhalve geen bezwaar tegen deze gewijzigde formulering.

Onder letter II is in punt 3 het zinsdeel “onder gebruikmaking van systemen voor het filteren van informatie die tussen gebruikers wordt doorgegeven” geschrapt. Aangezien de kern van de bepaling, namelijk “ontwikkelen maatregelen om het gebruik van etiketteringsystemen voor […] inhoud te bevorderen”, onverlet wordt gelaten, heeft de Commissie geen bezwaar tegen deze gewijzigde formulering.

Onder letter II komt punt 4 als volgt te luiden: “denken na over effectieve middelen om in audiovisuele en online-informatiediensten discriminatie op grond van geslacht, ras, etnische afstamming, godsdienst, overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid te voorkomen en te bestrijden en een gediversifieerd, realistisch beeld van de vaardigheden en mogelijkheden van vrouwen en mannen in de maatschappij ingang te doen vinden.” Aangezien de inhoud van deze bepaling door de gewijzigde formulering onverlet wordt gelaten, heeft de Commissie hiertegen geen bezwaar.

In het deel dat wordt ingeleid door “MERKEN OP dat de Commissie”, zijn in punt 1 de woorden “voordelen en” toegevoegd. De Commissie heeft geen bezwaar tegen deze verduidelijking van haar voornemen om voorlichtingsactiviteiten te bevorderen in het kader van het communautair meerjarenprogramma 2005-2008 ter bevordering van een veiliger gebruik van internet en nieuwe online-technologieën.

In hetzelfde deel is het volgende punt 6 toegevoegd: “voornemens is om op basis van informatie van de lidstaten bij het Europees Parlement en de Raad een verslag over de uitvoering en de doelmatigheid van de in deze aanbeveling vermelde maatregelen in te dienen, en om deze aanbeveling opnieuw te bezien als dit nodig blijkt.” De Commissie kan instemmen met deze toevoeging, waarmee ook de kwestie zou worden geregeld van de door het EP voorgestelde bepalingen (amendementen 35 en 36) waarin wordt aanbevolen dat de lidstaten de Commissie verslag uitbrengen over de maatregelen die zijn genomen om deze aanbeveling toe te passen en dat de Commissie op basis van door de lidstaten ingediende verslagen aan het Europees Parlement verslag uitbrengt over maatregelen waarin deze aanbeveling voorziet. Gelet op dit nieuwe punt is de Commissie van mening dat laatstgenoemde bepalingen niet onontbeerlijk zijn.

Bijlagen

Er zijn slechts kleine inhoudelijke wijzigingen aangebracht in bijlage I: “minimumbeginselen” zijn opnieuw “indicatieve richtsnoeren” geworden en de laatste zin “De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de daadwerkelijke uitoefening van het recht op weerwoord of gelijkwaardige middelen en het recht op vrije meningsuiting niet onnodig worden belemmerd” is niet opgenomen in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad. De Commissie kan instemmen met een terugkeer naar “indicatieve richtsnoeren” en is het eens met de Raad dat de zin “De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de daadwerkelijke uitoefening van het recht op weerwoord of gelijkwaardige middelen en het recht op vrije meningsuiting niet onnodig worden belemmerd” overbodig is.

Ofschoon de Raad twee “Voorbeelden van mogelijke activiteiten ter bevordering van de mediageletterdheid” in bijlage II heeft geschrapt en de formulering van de overige voorbeelden heeft aangepast, blijven de onderliggende beginselen inhoudelijk ongewijzigd. De Commissie kan derhalve met deze wijzigingen instemmen.

De Raad heeft de formulering van alle “Voorbeelden van mogelijke activiteiten van de betrokken sectoren en partijen ten behoeve van minderjarigen” in bijlage III aangepast. Aangezien deze voorbeelden inhoudelijk ongewijzigd blijven, kan de Commissie met deze wijzigingen instemmen.

4. CONCLUSIE

Net zoals de Commissie in haar gewijzigd voorstel heeft de Raad zijn volledige, gedeeltelijke of principiële goedkeuring gehecht aan de amendementen 1, 2, 4, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 15, 16, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26, 28, 29, 30, 31, 33, 35, 36, 37 en 38. Voorts heeft de Raad zich achter het door de Commissie in haar gewijzigd voorstel ingenomen standpunt geschaard en de amendementen 3, 5, 13, 27, 32 en 34 niet in zijn gemeenschappelijk standpunt opgenomen.

De Commissie is de mening toegedaan dat het gemeenschappelijk standpunt, dat op 18 september 2006 bij gekwalificeerde meerderheid is aangenomen, in grote mate bij de doelstellingen en de opzet van haar eigen voorstel aansluit en dat de Raad passend rekening heeft gehouden met de zorg- en aandachtspunten van het Europees Parlement en de meeste amendementen van het Parlement heeft kunnen aanvaarden. Daarom geeft de Commissie haar steun aan dit gemeenschappelijk standpunt en hoopt zij dat het Parlement en de Raad in de nabije toekomst tot een akkoord zullen komen met het oog op een spoedige aanneming van de aanbeveling.