Home

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 30.11.2006

COM(2006) 745 definitief

2006/0246 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Context van het voorstel

- Motivering voor en doelstellingen van het voorstel

Bij Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen[1] ("de verordening") is het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel uitgevoerd.

In zijn arrest van 10 januari 2006 in de zaak van Commissie tegen Parlement en Raad[2] heeft het Hof van Justitie de verordening nietig verklaard, aangezien deze zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1, van het Verdrag als tweeledige rechtsgrondslag had moeten hebben. Het Hof heeft echter tevens bepaald dat de gevolgen van de verordening worden gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening is vastgesteld die op de passende rechtsgrondslagen is gebaseerd.

Dit voorstel is derhalve bedoeld om tot een nieuwe verordening op basis van bovengenoemde tweeledige rechtsgrondslag te komen. Tevens wordt voorgesteld om in het licht van een verslag van de Commissie overeenkomstig artikel 21 van de verordening over de ervaringen met de procedures tot op heden bepaalde technische wijzigingen in het dispositief van het voorstel op te nemen. Het verslag wordt tegelijk met dit voorstel ingediend.

- Algemene context

Het Verdrag van Rotterdam is in september 1998 vastgesteld. Het is op 24 februari 2004 in werking getreden.

In januari 2002 heeft de Commissie een voorstel ingediend, op basis van artikel 133 van het Verdrag, voor een verordening van de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen om de bepalingen van het Verdrag van Rotterdam binnen de Gemeenschap uit te voeren.

Nadat het Europees Parlement over artikel 133 als mogelijke rechtsgrondslag was geraadpleegd, heeft de Raad met algemene stemmen besloten artikel 133 door artikel 175, lid 1, te vervangen. Het Parlement en de Raad hebben vervolgens gezamenlijk Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen vastgesteld.

In artikel 21 van de verordening wordt bepaald dat de lidstaten de Commissie periodiek informatie over de werking van de in de verordening vervatte procedures toezenden. De Commissie dient deze informatie te bundelen in een samenvattend verslag, waarin zij tevens een verslag opneemt over de in de verordening geregelde taken waarvoor zij verantwoordelijk is. Het eerste samenvattende verslag over de periode vanaf de inwerkingtreding van de verordening tot eind 2005 is onlangs samengesteld. De algehele conclusie van het verslag, die is bevestigd door periodieke raadpleging van de lidstaten, de industrie en NGO's, is dat de procedures in het algemeen goed functioneren maar dat er redenen zijn voor bepaalde technische aanpassingen.

Naast de nietigverklaring van de verordening heeft het Hof in een parallel arrest[3] om dezelfde redenen Besluit 2003/106/EG van de Raad van 19 december 2002 inzake de sluiting namens de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Rotterdam[4] nietig verklaard.

Hoewel de nietigverklaring van dat besluit van de Raad geen gevolgen heeft voor de oorspronkelijke bekrachtiging van het verdrag door de Gemeenschap, is er een nieuw besluit van de Raad met de tweeledige rechtsgrondslag nodig met een aangepaste bevoegdheidsverklaring die bij de VN-depositaris moet worden ingediend. De Commissie heeft daartoe onlangs een apart voorstel ingediend, dat op 25 september 2006 door de Raad is vastgesteld (Besluit 2006/730/EG[5]).

- Bestaande bepalingen op het gebied van het voorstel

Zoals reeds is opgemerkt, zijn de huidige communautaire voorschriften voor de in- en uitvoer van chemische stoffen vastgelegd in Verordening (EG) nr. 304/2003, zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2006[6].

De verordening gaat aanzienlijk verder dan de voorschriften van het verdrag. De belangrijkste verschillen zijn:

- de regels gelden voor de uitvoer naar alle landen, ongeacht of ze al dan niet partij bij het verdrag zijn;

- er zijn meer chemische stoffen die onder de jaarlijkse uitvoerkennisgeving vallen. Om te bepalen welke chemische stoffen onder de procedure moeten vallen, zijn de twee gebruikscategorieën van het verdrag (bestrijdingsmiddelen en industriële chemische stoffen) elk in twee subcategorieën gesplitst (enerzijds gewasbeschermingsmiddelen en overige bestrijdingsmiddelen zoals biociden en anderzijds chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik en chemische stoffen voor gebruik door de consument). Daarnaast is kennisgeving van uitvoer verplicht ongeacht het voorgenomen gebruik van de stof en of deze toepassing al dan niet in de EU verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is. Bovendien vallen ook chemische stoffen die onder de internationale PIC-procedure vallen ("PIC-stoffen") en bepaalde artikelen onder deze regels;

- PIC-stoffen en chemische stoffen die in de Gemeenschap voor een gebruikscategorie van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, mogen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van de invoerende landen worden uitgevoerd;

- bepaalde artikelen en chemische stoffen (zoals chemische stoffen die onder het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen vallen) mogen niet worden uitgevoerd;

- alle gevaarlijke chemische stoffen die naar derde landen worden uitgevoerd, moeten op dezelfde wijze worden geëtiketteerd en verpakt als binnen de Gemeenschap verplicht is.

- Verenigbaarheid met de overige beleidslijnen en doelstellingen van de Unie

Het voorstel is volledig in overeenstemming met de bestaande beleidslijnen en doelstellingen met het oog op de wereldwijde bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, zoals degene die zijn vastgelegd in het zesde milieuactieprogramma.

Raadpleging van de betrokken partijen en effectbeoordeling

- Raadpleging van de betrokken partijen

211 Raadplegingsmethoden, belangrijkste doelsectoren en algemene achtergrond

In het kader van de vergaderingen van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 304/2003 aangewezen nationale instanties (ANI's), waar aspecten in verband met de uitvoering periodiek zijn geëvalueerd, zijn vele partijen geraadpleegd. Daarbij waren stakeholders zoals de industrie en NGO's alsmede de lidstaten betrokken, die alle de gelegenheid hebben gekregen om hun standpunt uiteen te zetten en opmerkingen te maken en uitgenodigd zijn om over specifieke onderwerpen schriftelijke bijdragen in te dienen.

Daarnaast konden de lidstaten problemen in verband met de uitvoering in hun verslagen uit hoofde van artikel 21 van de verordening bespreken.

212 Samenvatting van de reacties en wijze waarop daarmee rekening is gehouden

De reacties bevestigden dat een beperkt aantal technische aanpassingen nodig is om het functioneren van de verordening te verbeteren zonder dat de doelstellingen en kernbepalingen worden gewijzigd. Bij de formulering van dit voorstel is hiermee rekening gehouden.

- Vergaring en gebruik van deskundigheid

Het is niet nodig geweest een beroep te doen op externe deskundigen.

- Effectbeoordeling

De huidige voorschriften werken in het algemeen goed. Een nieuwe verordening met bepaalde technische aanpassingen is de enige uitvoerbare optie. Globaal bezien zullen de effecten van de voorgestelde nieuwe verordening naar verwachting beperkt zijn. De belangrijkste effecten zullen zijn:

- er zal meer duidelijkheid en doorzichtigheid komen en de rechtszekerheid zal toenemen;

- het toezicht op de uitvoer door de douane zal verbeteren zonder dat handelstransacties die aan de voorschriften voldoen nodeloos zullen worden gehinderd;

- de administratieve belasting voor de exporteurs en de instanties zal niet toenemen. In bepaalde opzichten zullen de voorgestelde wijzigingen integendeel voor een afname zorgen. Anderzijds zal de belasting voor de Commissie enigszins toenemen;

- het huidige hoge beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens en het milieu zal worden gehandhaafd.

Onderdelen van het voorstel

- Overzicht van de voorgestelde maatregel

Met inachtneming van de vereiste wijziging van de rechtsgrondslag zullen alle bepalingen van de huidige verordening, ook degene die verder gaan dan de eisen van het verdrag, in de voorgestelde nieuwe verordening in grote lijnen behouden blijven. Zoals in het verslag van de Commissie uit hoofde van artikel 21 wordt bevestigd, is uit de ervaringen met de huidige gang van zaken echter gebleken dat er bepaalde technische aanpassingen nodig zijn om het functioneren van de verordening te verbeteren. De belangrijkste wijzigingen zijn:

Wijzigingen en verduidelijkingen in bepaalde definities (artikel 3)

Exporteur

In de verordening wordt "exporteur" in grote lijnen gedefinieerd als de rechtspersoon die op het vervoersdocument staat vermeld als de persoon die een overeenkomst met de geadresseerde heeft en bevoegd is om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de EG. Er hebben zich echter problemen voorgedaan bij de toepassing van deze definitie in de context van de procedure voor kennisgeving van uitvoer. In dat geval moet de exporteur namelijk de ANI van de lidstaat waarin hij gevestigd is in kennis stellen, terwijl de exporteur soms een handelaar kan zijn die niet in de Gemeenschap gevestigd is en de chemische stoffen heeft verkregen van een fabrikant of distributeur van chemische stoffen in de EG. Daarom wordt voorgesteld de definitie aan te passen om in deze situatie te voorzien.

Preparaat

In de verordening wordt "preparaat" gedefinieerd als een mengsel of een oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen, indien wegens de aanwezigheid van een van deze stoffen voor dat preparaat zoals gedefinieerd in Richtlijn 1999/45/EG, krachtens de communautaire wetgeving een verplichting tot kenmerken bestaat. Deze nogal ruime definitie is geschikt in de context van artikel 16, dat betrekking heeft op alle uitgevoerde chemische stoffen. Er zijn echter enkele vragen gerezen over de werkingssfeer van de verplichtingen ten aanzien van andere operationele bepalingen, met name in verband met uitvoerkennisgeving en uitdrukkelijke toestemming uit hoofde van respectievelijk artikel 7 en artikel 13. Daarom wordt voorgesteld de definitie te herzien en in die operationele bepalingen duidelijker te stellen dat de eisen alleen voor preparaten gelden wanneer ze een of meer in de relevante delen van bijlage I van de verordening opgenomen chemische stoffen bevatten, voorzover deze aanwezigheid zodanig is dat deze, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen in het preparaat, aanleiding zou kunnen geven tot etiketteringsverplichtingen.

Wijzigingen en verduidelijkingen in de zogenaamde "uitdrukkelijke toestemming"-procedure (artikel 13, lid 6)

In ongeveer de helft van de gevallen tot op heden komt er, ondanks de pogingen van de ANI's van de uitvoerende lidstaten om uitdrukkelijke toestemming te krijgen, geen reactie uit het invoerende land, soms vele maanden of zelfs jaren lang. Dit heeft tot gevolg dat de uitvoer geen doorgang kan vinden, ook al zijn de stoffen in de invoerende landen vaak niet verboden of aan strenge beperkingen onderworpen. De huidige regeling levert dus problemen op voor de exporteurs en de uitvoerende ANI's, zonder dat dit noodzakelijkerwijs tot meer bescherming in de invoerende landen leidt. Vooral voor de in deel 2 van bijlage I opgenomen chemische stoffen (chemische stoffen die in de EG binnen een gebruikscategorie van het verdrag verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en dus voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen maar nog geen PIC-stoffen zijn) is de situatie bijzonder problematisch.

Tegen deze achtergrond lijkt het terecht enkele beperkte mogelijkheden te bieden voor uitvoer op tijdelijke basis, terwijl verder wordt getracht uitdrukkelijke toestemming te krijgen. Er wordt voorgesteld dat, als er ondanks alle redelijkerwijs te verwachten pogingen van de ANI van de exporteur en de Commissie binnen twee maanden nog geen reactie is, de beschikbaarheid van schriftelijk bewijsmateriaal uit officiële bron dat de chemische stof in het invoerende land is geregistreerd, een vergunning heeft of anderszins voor gebruik is toegelaten, als een voldoende aanwijzing voor toestemming voor uitvoer kan worden beschouwd om in afwachting van een reactie voorlopig daartoe over te gaan. Dit zou verenigbaar zijn met de zogenaamde "status quo"-bepalingen van artikel 11, lid 2, van het verdrag, maar in een beperktere zin. Bovendien zijn registratiecertificaten e.d. vaak specifiek voor een bepaald product en een bepaalde leverancier, zodat de mogelijkheden om tot uitvoer over te gaan dienovereenkomstig zouden worden beperkt. Bovendien wordt voorgesteld dat, als er na drie maanden nog geen reactie is, de uitvoer in afwachting van een uitdrukkelijke toestemming voor latere uitvoertransacties gedurende ten hoogste twaalf maanden kan plaatsvinden. Tevens wordt voorgesteld dat, als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, ontheffing van deze eis kan worden verleend wanneer chemische stoffen naar OESO-landen worden uitgevoerd.

Daarnaast worden de voorschriften voor de geldigheidsduur van een verkregen uitdrukkelijke toestemming verduidelijkt. De huidige bepalingen houden in dat een verkregen toestemming (tenzij door het invoerende land anders wordt aangegeven) mogelijkerwijs voor onbepaalde tijd geldt. Er wordt echter voorgesteld dat zowel verkregen toestemmingen als gevallen waarin ander bewijsmateriaal wordt geaccepteerd, periodiek moeten worden getoetst.

Om het functioneren van de regeling verder te verbeteren en aan te scherpen wordt tevens voorgesteld dat verzoeken om toestemming en verlengingen via de Commissie moeten lopen (mits de nodige middelen beschikbaar worden gesteld). Dit zou ertoe bijdragen dat onnodige overlappingen of herhaling van werkzaamheden waar soms sprake van kan zijn, worden voorkomen. Het kan tevens helpen misverstanden en verwarring in invoerende landen, die momenteel uitvoerkennisgevingen van de Commissie en verzoeken om toestemming van de lidstaten ontvangen, te voorkomen.

Wijzigingen om het douanetoezicht op de uitvoer van chemische stoffen te intensiveren en te verbeteren en daarbij tevens de handel te vergemakkelijken (artikel 17)

In de meeste lidstaten speelt de douane een cruciale rol om voor de naleving van de verordening te zorgen, met name bij het toezicht op de uitvoer. Om aan hun specifieke behoeften in dit opzicht te voldoen wordt er nu al aan de volgende activiteiten gewerkt:

- indeling van de onder Verordening (EG) nr. 304/2003 vallende chemische stoffen in de gecombineerde nomenclatuur (GN), zodat er in het geïntegreerde tarief van de Europese Gemeenschappen (TARIC) "waarschuwingssignalen" bij de desbetreffende GN-codes kunnen worden opgenomen die de douanebeambten erop attent maken dat voor de betrokken chemische stoffen speciale voorschriften gelden of kunnen gelden.

- ontwikkeling van een specifieke versie van de EDEXIM-databank van de Commissie (waarin gegevens over uitvoerkennisgevingen, verkregen uitdrukkelijke toestemming enz. worden opgenomen) voor de douanediensten. Daarin zouden ze kunnen controleren of een bepaald uitvoertransport al dan niet mag worden doorgelaten. Om dit te vergemakkelijken is het de bedoeling dat het systeem unieke referentie- of codenummers genereert die door de exporteur in zijn aangifte ten uitvoer worden vermeld. De douanebeambten zouden zo nodig deze codenummers in EDEXIM kunnen controleren om na te gaan of alles klopt. Gekoppeld aan dit initiatief worden er ook goede vorderingen geboekt bij de werkzaamheden om in het TARIC de mogelijkheid te bieden dat deze codes door de exporteurs in vak 44 van de aangifte ten uitvoer (het enig document) worden gebruikt.

Naar verwachting zullen de werkzaamheden aan het bovenstaande pakket maatregelen vóór de vaststelling van de nieuwe verordening worden afgerond. Om een dergelijke regeling volledig effectief te maken wordt voorgesteld het gebruik van de codes door de exporteurs in de nieuwe verordening verplicht te stellen. Er zou echter na de inwerkingtreding een korte respijtperiode van drie maanden zijn om alle betrokkenen de gelegenheid te geven aan de regeling te wennen.

Dit alles zou voorkomen dat er bij een aangifte ten uitvoer ondersteunende documenten moeten worden ingediend, waardoor het douanetoezicht zou worden bevorderd maar ook de administratieve belasting voor zowel douane als exporteur zou worden verminderd, zodat de handel wordt vergemakkelijkt.

- Rechtsgrondslag

Overeenkomstig het arrest van het Hof is de voorgestelde nieuwe verordening gebaseerd op artikel 133 (over het gemeenschappelijke handelsbeleid) en artikel 175, lid 1, (over milieubescherming) van het Verdrag.

- Subsidiariteitsbeginsel

Het voorstel valt niet onder de uitsluitende bevoegdheid van de Gemeenschap. Het voldoet volledig aan het subsidiariteitsbeginsel, aangezien de doelstellingen ervan niet door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat een geharmoniseerde aanpak nodig is om ervoor te zorgen dat de Gemeenschap als partij bij het verdrag aan haar internationale verplichtingen voldoet.

- Evenredigheidsbeginsel

Het voorstel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel aangezien het gebaseerd is op de ervaring die met de bestaande regeling is opgedaan. Veranderingen komen alleen aan de orde wanneer deze nodig en afdoende voor een goed functioneren van de regeling worden geacht.

Het voorstel tracht de administratieve belasting tot een minimum te beperken zonder afbreuk te doen aan het beschermingsniveau voor de gezondheid van de mens en het milieu.

- Keuze van het instrument

Aangezien de bestaande wetgeving die moet worden vervangen de vorm van een verordening heeft, is dit het meest geschikte instrument.

GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap, behalve dat er in beperkte mate extra personeel nodig zal zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden die voortvloeien uit de voorgestelde veranderingen in de rol van de Commissie bij de procedure voor uitdrukkelijke toestemming (zie bijgaand financieel memorandum).

Aanvullende informatie

- Gedetailleerde verklaring van het voorstel

De voorgestelde verordening vervangt de huidige verordening, maar de meeste bepalingen blijven onveranderd en de structuur (inclusief de nummering van de artikelen) blijft ook gelijk. Hieronder volgt een samenvatting van de voornaamste bepalingen van de voorgestelde verordening.

Artikel 1

In dit artikel worden de doelstellingen van de verordening uiteengezet, die aansluiten bij de algemene doelstellingen van het verdrag.

Artikel 2

Artikel 2 beschrijft het toepassingsgebied van de verordening. De uitzonderingen komen in grote lijnen overeen met die waarin het verdrag voorziet, met bepaalde verduidelijkingen teneinde rekening te houden met relevante communautaire wetgeving.

Artikel 3

Artikel 3 stelt de definities vast, die deels uit het verdrag zijn overgenomen en waar nodig zijn aangepast.

Sommige definities uit de huidige verordening zijn als volgt gewijzigd:

- Er is een herziene definitie van "exporteur" opgenomen in verband met de reeds beschreven handhavingsproblemen.

- De definitie van "preparaat" is herzien en de werkingssfeer van de bepalingen van de artikelen 7, 9 en 13 en artikel 14, lid 1, in verband met preparaten is verduidelijkt.

- De definities van "aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof", "partij bij het verdrag" en "partij" zijn aangepast om rekening te houden met de inwerkingtreding van het verdrag.

- De definities van "Verdrag van Rotterdam", "PIC-procedure", "Conferentie van de partijen", "Commissie ter beoordeling van chemische stoffen", "secretariaat" en "leidraad voor besluiten" zijn niet strikt nodig. Deze begrippen worden geïntroduceerd wanneer ze voor het eerst in het dispositief worden genoemd.

Artikel 4

De formulering van dit artikel betreffende aangewezen instanties komt overeen met die in het verdrag en is vrijwel ongewijzigd.

Artikel 5

Dit artikel betreft de deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag, met inbegrip van de rol van de Commissie als gemeenschappelijke aangewezen instantie voor de Gemeenschap.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt voor welke chemische stoffen kennisgeving van uitvoer verplicht is, PIC-kennisgeving verplicht is en de internationale PIC-procedure moet worden gevolgd.

Artikel 7

Artikel 7 stelt de procedure voor kennisgeving van uitvoer vast. Deze is van toepassing op alle uitvoer van chemische stoffen die in deel 1 van bijlage I van de voorgestelde verordening zijn opgenomen. De Commissie zal als centrale instantie de kennisgevingen naar de invoerende landen verzenden en er zal een gecentraliseerd register van kennisgevingen in de EDEXIM-databank van de Commissie blijven bestaan. De enige wijziging van betekenis is, zoals reeds is beschreven, dat er unieke codenummers worden ingevoerd voor uitvoerkennisgevingen waarvan is gecontroleerd of ze volledig zijn, en dat deze aan de exporteurs worden meegedeeld zodat ze die in hun aangifte ten uitvoer kunnen vermelden.

Artikel 8

Dit artikel stelt de procedure vast voor de afhandeling van kennisgevingen van uitvoer uit derde landen.

Artikel 9

Artikel 9 stelt jaarlijkse rapportage over de hoeveelheden chemische stoffen van bijlage I die worden verhandeld, verplicht.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat de Commissie, wanneer een chemische stof na de vaststelling van definitieve regelgeving van de Gemeenschap in aanmerking komt voor PIC-kennisgeving, het secretariaat van het verdrag daarvan in kennis stelt en daarbij de in Bijlage II vastgestelde informatie verstrekt.

De lidstaten kunnen nationale regelgeving die verenigbaar is met het communautaire recht, aan de Commissie melden. Nadat eerst een raadplegingsprocedure is gevolgd waarbij alle andere lidstaten worden betrokken, kan deze via de Commissie bij het secretariaat van het verdrag worden aangemeld.

Artikel 11

Dit artikel bepaalt dat de Commissie, wanneer een chemische stof verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is maar niet in aanmerking komt voor PIC-kennisgeving uit hoofde van artikel 10, het PIC-secretariaat overeenkomstig de bepalingen van het verdrag inzake informatie-uitwisseling in kennis stelt van de desbetreffende regelgeving.

Artikel 12

Artikel 12 heeft betrekking op verplichtingen in verband met de invoer van chemische stoffen. Het legt de procedure vast voor de afhandeling van leidraden voor besluiten voor PIC-stoffen en voor het nemen van communautaire besluiten over de invoer van deze chemische stoffen.

Artikel 13

Dit artikel stelt, naast de kennisgeving van uitvoer, nog bepaalde andere verplichtingen met betrekking tot de uitvoer vast. Het bevat twee hoofdelementen.

Het eerste betreft hoofdzakelijk de procedures voor PIC-stoffen (opgenomen in deel 3 van bijlage I van de verordening) en moet ervoor zorgen dat de invoerbesluiten van invoerende partijen in acht worden genomen. Het basisbeginsel, dat veel verder gaat dan het verdrag, is dat deze chemische stoffen niet zonder uitdrukkelijke toestemming van het invoerende land mogen worden uitgevoerd. Dezelfde aanpak geldt voor een chemische stof die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is en voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt, maar geen PIC-stof is.

Om de in hoofdstuk 3 uiteengezette redenen wordt voorgesteld dat onder bepaalde voorwaarden, wanneer het invoerende land niet reageert, de uitvoer in afwachting van een reactie op beperkte basis tijdelijk mag doorgaan. Tevens wordt voorgesteld dat onder bepaalde voorwaarden voor de uitvoer naar OESO-landen ontheffing van deze eis kan worden verleend. Daarnaast wordt voorgesteld dat de geldigheid van een verkregen toestemming en verleende ontheffing periodiek moet worden getoetst. De uitdrukkelijke toestemming moet via de ANI in de uitvoerende lidstaat worden gevraagd en verkregen. Om de reeds in hoofdstuk 3 uiteengezette redenen wordt echter voorgesteld dat, mits de nodige middelen beschikbaar worden gesteld, alle verzoeken met inbegrip van aanvragen voor verlenging via de Commissie zullen lopen en dat zij de informatie in EDEXIM opneemt.

Het tweede element omvat verplichtingen van meer algemene aard. Zo worden bepaalde minimumnormen opgelegd met betrekking tot de gebruiksduur van uitgevoerde chemische stoffen, de zuiverheidspecificaties van bestrijdingsmiddelen en hun verpakking, de opslag en de stabiliteit, ten einde de risico's bij gebruik in ontwikkelingslanden tot een minimum te beperken.

Artikel 14

Dit artikel breidt de procedure voor kennisgeving van uitvoer van artikel 7 uit tot bepaalde artikelen. Ook wordt bepaald dat bepaalde chemische stoffen en artikelen waarvan het gebruik in de Gemeenschap verboden is, niet mogen worden uitgevoerd. Deze chemische stoffen en artikelen worden in bijlage V opgenomen.

Artikel 15

Dit artikel heeft betrekking op de informatieverstrekking over het transitovervoer van PIC-stoffen. Nadere bijzonderheden over de invoerende partijen die informatie vereisen en over de te verstrekken informatie zullen, naarmate zij beschikbaar komen, in bijlage VI worden opgenomen.

Artikel 16

Artikel 16 stelt de regels vast ten aanzien van informatie waarvan de uitgevoerde chemische stoffen vergezeld dienen te gaan. Onverminderd de voorschriften van het invoerende land en rekening houdend met de desbetreffende internationale normen dienen alle voor uitvoer bestemde gevaarlijke chemische stoffen overeenkomstig de communautaire wetgeving ter zake onderworpen te zijn aan de voorschriften voor verpakking en etikettering en vergezeld te gaan van een veiligheidsinformatieblad. Voorzover mogelijk dient de informatie in de hoofdtaal of hoofdtalen van het invoerende land te worden vermeld.

Artikel 17

Artikel 17 heeft betrekking op de rol van de douanediensten van de lidstaten in het kader van de voorgestelde verordening.

Er wordt voorgesteld het toezicht te intensiveren en te vergemakkelijken door een bepaling in te voeren dat de exporteur speciale codenummers in zijn aangifte ten uitvoer moet opnemen, die overeenkomen met de door hen ingediende uitvoerkennisgeving en de verkregen uitdrukkelijke toestemming of ontheffing. De artikelen 7 en 13 bevatten corresponderende bepalingen om ervoor te zorgen dat de exporteur daartoe over dergelijke codenummers kan beschikken.

Artikel 18

Dit artikel is een standaardbepaling voor sancties in geval van inbreuken.

Artikel 19

Artikel 19 geeft de bepalingen van het verdrag weer betreffende de uitwisseling van informatie, maar breidt deze regeling tot alle landen uit. Tevens wordt bepaald welke informatie in verband met uitwisseling niet als vertrouwelijk wordt aangemerkt.

Artikel 20

Dit artikel heeft betrekking op de technische bijstand aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie.

Artikel 21

Artikel 21 betreft het toezicht en de rapportage binnen de Gemeenschap met betrekking tot het functioneren van de voorgestelde verordening.

Artikel 22

Artikel 22 stelt de procedures vast voor het bijwerken van alle bijlagen. In het licht van de recente wijzigingen in de procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[7] is de huidige regelgevingsprocedure voor toevoegingen aan bijlage I gewijzigd in een regelgevingsprocedure met toetsing. Er wordt voorgesteld om voor de opneming van POP's in bijlage V dezelfde procedure te volgen.

Artikel 23

Dit artikel bepaalt dat er technische richtsnoeren ter ondersteuning van de uitvoering zullen worden opgesteld. In het kader van de bestaande verordening zijn er al soortgelijke documenten geweest. In deze documenten zullen ook richtsnoeren worden opgenomen voor de instanties die betrokken zijn bij het toezicht op de invoer en de uitvoer, zoals de douane.

Artikel 24

Dit artikel bepaalt welke comitéprocedures er moeten worden gevolgd, waarbij het comité wordt gebruikt dat is ingesteld bij artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad. Ook deze bepalingen zijn aangepast in verband met de reeds genoemde herziene procedures voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden.

Artikelen 25 en 26

Deze twee artikelen hebben betrekking op respectievelijk de verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 304/2003 in andere wetgeving en de inwerkingtreding van de voorgestelde nieuwe verordening. Er komt een korte overgangsperiode van drie maanden voordat de bepalingen van artikel 17 over het verplichte gebruik van codenummers in aangiften ten uitvoer in werking treden.

Bijlagen

In bijlage 1 van de Verordening worden de chemische stoffen vermeld waarvoor de verschillende procedures moeten worden gevolgd. Deze bijlage is gebaseerd op de bijlage van Verordening (EG) nr. 304/2003, zoals gewijzigd bij de Verordeningen (EG) nr. 1213/2003, nr. 775/2004 en nr. 777/2006 van de Commissie.

Bijlage II vermeldt de informatie die door de Commissie moet worden ingediend in een kennisgeving van definitieve regelgeving van de Gemeenschap krachtens artikel 10.

Bijlage III vermeldt de informatie die een exporteur in een uitvoerkennisgeving krachtens artikel 7 moet indienen. Hierin zijn enkele verduidelijkingen aangebracht.

Bijlage IV vermeldt de informatie die krachtens artikel 9 moet worden verstrekt over de handel in de in bijlage I opgenomen chemische stoffen. Er is duidelijker aangegeven welke hoeveelheden onder deze rapportage vallen.

Bijlage V vermeldt de chemische stoffen en artikelen die krachtens artikel 14, lid 2, niet mogen worden uitgevoerd.

Bijlage VI vermeldt de partijen die informatie over het transitovervoer van PIC-stoffen verlangen (zie artikel 15).

2006/0246 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 133 en artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie[8],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[9],

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[10],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Met Verordening (EG) nr. 304/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen[11] is het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, hierna "het verdrag" genoemd, uitgevoerd, dat op 24 februari 2004 in werking is getreden, en is Verordening (EEG) nr. 2455/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de in- en uitvoer van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen[12] vervangen.

2. In zijn arrest van 10 januari 2006 in zaak C-178/03[13] (Commissie tegen Parlement en Raad) heeft het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen Verordening (EG) nr. 304/2003 nietig verklaard, aangezien deze verordening uitsluitend op artikel 175, lid 1, van het Verdrag was gebaseerd, terwijl in het arrest wordt gesteld dat zowel artikel 133 als artikel 175, lid 1, de passende rechtsgrondslagen waren. Het Hof heeft echter tevens bepaald dat de gevolgen van de verordening worden gehandhaafd totdat binnen een redelijke termijn een nieuwe verordening is vastgesteld die op de passende rechtsgrondslagen is gebaseerd. Dit houdt tevens in dat aan verplichtingen waaraan uit hoofde van Verordening (EG) nr. 304/2003 is voldaan, niet opnieuw behoeft te worden voldaan.

3. Overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EG) nr. 304/2003 heeft de Commissie een verslag ingediend bij het Europees Parlement en de Raad over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 tot op heden[14]. In het algemeen hebben de procedures goed gefunctioneerd. In het verslag worden echter enkele technische aanpassingen genoemd die nodig lijken te zijn. Deze aspecten dienen derhalve in deze verordening te worden opgenomen.

4. Teneinde het niveau van bescherming dat uit hoofde van Verordening (EEG) nr. 2455/92 aan het milieu en de bevolking van invoerende landen wordt geboden, niet af te zwakken is het noodzakelijk en passend om in sommige opzichten verder te gaan dan de bepalingen van het verdrag. Artikel 15, lid 4, van het verdrag geeft de partijen het recht maatregelen te treffen die de gezondheid van de mens en het milieu een stringentere bescherming bieden dan op grond van het verdrag vereist is, mits dergelijke maatregelen stroken met het bepaalde in het verdrag en in overeenstemming zijn met het internationaal recht.

5. Wat de deelname van de Gemeenschap aan het verdrag betreft, is het van wezenlijk belang dat er voor de contacten tussen de Gemeenschap en het secretariaat en de andere partijen bij het verdrag, alsmede met andere landen, één enkel aanspreekpunt wordt vastgesteld. Dit aanspreekpunt zou de Commissie moeten zijn.

6. De uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zou aan een gezamenlijke procedure voor kennisgeving van uitvoer onderworpen moeten blijven. Dientengevolge zouden voor gevaarlijke chemische stoffen, als zodanig of als preparaat, die door de Gemeenschap als gewasbeschermingsmiddelen, als bestrijdingsmiddelen voor andere toepassingen of als industriële chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik of gebruik door het publiek verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, soortgelijke regels voor kennisgeving van uitvoer moeten gelden als die van toepassing zijn op chemische stoffen die binnen een van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën, dat wil zeggen bestrijdingsmiddelen of industriële chemische stoffen, of beide categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn. Bovendien zouden chemische stoffen waarvoor de internationale PIC-procedure moet worden gevolgd, aan dezelfde regels onderworpen moeten zijn. Deze procedure voor kennisgeving van uitvoer dient van toepassing te zijn op uitvoer van de Gemeenschap naar alle derde landen, ongeacht of zij al dan niet partij bij het verdrag zijn of aan de procedures ervan deelnemen. De lidstaten moeten administratieve heffingen kunnen toepassen om de kosten in verband met deze procedure te dekken.

7. Exporteurs en importeurs dienen te worden verplicht informatie te verstrekken over de onder deze verordening vallende hoeveelheden chemische stoffen die in het internationale handelsverkeer omgaan, zodat de hierin neergelegde regelingen kunnen worden gevolgd en op hun effect en doeltreffendheid kunnen worden beoordeeld.

8. Kennisgevingen aan het verdragssecretariaat van regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat waarbij chemische stoffen worden verboden of aan strenge beperkingen worden onderworpen, met het oogmerk deze in de internationale PIC-procedure op te nemen, moeten door de Commissie worden ingediend en dienen betrekking te hebben op die gevallen welke beantwoorden aan de dienaangaande in het verdrag neergelegde criteria. Waar nodig dient aanvullende informatie tot staving van dergelijke kennisgevingen te worden ingewonnen.

9. In gevallen waarin regelgeving van de Gemeenschap of van een lidstaat niet voor kennisgeving in aanmerking komt omdat deze niet aan de criteria beantwoordt, dienen in het belang van een uitwisseling van informatie toch gegevens over de regelgeving aan het verdragssecretariaat en de andere partijen bij het verdrag te worden meegedeeld.

10. Voorts is het noodzakelijk ervoor te zorgen dat de Gemeenschap besluiten neemt ten aanzien van de invoer in de Gemeenschap van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen. Deze besluiten zouden gebaseerd moeten zijn op toepasselijke communautaire wetgeving en daarbij dient rekening te worden gehouden met verboden of strenge beperkingen van de lidstaten. Waar zulks gewettigd is, dienen wijzigingen van het Gemeenschapsrecht te worden voorbereid.

11. Er zijn regelingen nodig om te verzekeren dat de lidstaten en de exporteurs zich bewust zijn van de besluiten van importerende landen met betrekking tot chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen en dat de exporteurs zich aan deze besluiten houden. Om te voorkomen dat toch ongewenste uitvoer plaatsvindt, zouden chemische stoffen die binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn en aan de verdragscriteria beantwoorden of onder de internationale PIC-procedure vallen, niet mogen worden uitgevoerd tenzij uitdrukkelijke toestemming van het betrokken invoerende land is gevraagd en verkregen, ongeacht of dit al dan niet partij bij het verdrag is. Wel moet bij de uitvoer van bepaalde chemische stoffen naar OESO-landen een ontheffing van deze verplichting worden toegestaan, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Bovendien is er een procedure nodig voor gevallen waarin ondanks alle redelijkerwijs te verwachten pogingen geen reactie van het invoerende land wordt ontvangen, zodat de uitvoer op een tijdelijke basis kan plaatsvinden. Tevens dient te worden voorzien in een periodieke toetsing van al deze gevallen en van de gevallen waarin uitdrukkelijke toestemming wordt verkregen.

12. Het is tevens van belang dat alle uitgevoerde chemische stoffen een geschikte gebruiksduur hebben, zodat zij doeltreffend en veilig kunnen worden gebruikt. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen, en vooral die welke naar ontwikkelingslanden worden uitgevoerd, is het absoluut noodzakelijk dat informatie over de juiste opslagvoorwaarden wordt verstrekt en dat de gebruikte verpakkingen van zodanige aard en afmetingen zijn dat de vorming van verouderende voorraden wordt voorkomen.

13. Artikelen die chemische stoffen bevatten, vallen niet binnen de werkingssfeer van het verdrag. Niettemin moet het juist worden geacht dat op artikelen die chemische stoffen bevatten welke bij gebruik of verwijdering kunnen vrijkomen en welke binnen de Gemeenschap in één of meer van de in het verdrag bepaalde gebruikscategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, dan wel onderworpen zijn aan de internationale PIC-procedure, tevens de regels inzake kennisgeving van uitvoer van toepassing zijn. Voorts zouden bepaalde chemische stoffen en artikelen die specifieke chemische stoffen bevatten welke buiten de werkingssfeer van het verdrag vallen, maar reden geven tot bijzondere bezorgdheid, in het geheel niet mogen worden uitgevoerd.

14. In overeenstemming met het verdrag dient desgewenst aan partijen bij het verdrag informatie te worden verstrekt over de doorvoer van chemische stoffen die aan de internationale PIC-procedure zijn onderworpen.

15. De communautaire voorschriften inzake het verpakken en kenmerken, alsook andere veiligheidsinformatie dienen van toepassing te zijn op alle gevaarlijke chemische stoffen bij voorgenomen uitvoer naar partijen en andere landen, tenzij deze bepalingen, met inachtneming van de desbetreffende internationale normen, met eventuele specifieke vereisten van die landen in strijd zouden zijn.

16. Teneinde een effectieve controle op en handhaving van de voorschriften te waarborgen, dienen de lidstaten autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan te wijzen die tot taak hebben om de in- en uitvoer van chemische stoffen die onder de verordening vallen te controleren. De Commissie en de lidstaten dienen een belangrijke rol te spelen en zouden op doelgerichte en gecoördineerde wijze te werk moeten gaan. De lidstaten dienen passende sancties voor inbreuken op de voorschriften in te stellen. Om de douanecontrole te vergemakkelijken en om de administratieve belasting voor zowel de exporteurs als de overheid te beperken wordt er een codesysteem voor de bevestiging van de naleving van de voorschriften ingevoerd, dat in aangiften ten uitvoer zal worden gebruikt. Om alle partijen in staat te stellen met dit systeem vertrouwd te raken voordat het verplicht wordt, wordt er een korte overgangsperiode voorgesteld.

17. Ter wille van een verantwoord beheer van chemische stoffen dienen informatie-uitwisseling, gezamenlijke verantwoordelijkheid en samenwerking tussen de Gemeenschap, de lidstaten en derde landen te worden aangemoedigd, ongeacht of die derde landen al dan niet partij bij het verdrag zijn. In het bijzonder dienen de Commissie en de lidstaten direct, dan wel indirect via steun voor projecten van niet-gouvernementele organisaties (NGO's) technische bijstand aan ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie te verlenen, en vooral steun die erop is gericht die landen in staat te stellen uitvoering te geven aan het verdrag.

18. Om de effectiviteit van de procedures te garanderen, dient er geregeld toezicht te zijn op de uitvoering ervan. Daartoe dienen de lidstaten regelmatig verslag uit te brengen aan de Commissie, die op haar beurt regelmatig verslag zal uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

19. Er dienen technische richtsnoeren te worden opgesteld om de bevoegde instanties, bijvoorbeeld de douanediensten die toezicht houden op de uitvoer, bij de toepassing van de verordening te helpen.

20. De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden[15].

21. Met name dient de Commissie de bevoegdheid te krijgen om maatregelen vast te stellen om nieuwe stoffen aan bijlage I toe te voegen en om onder Verordening (EG) nr. 850/2004[16] van het Europees Parlement en de Raad vallende chemische stoffen aan bijlage V toe te voegen. Aangezien deze maatregelen van algemene strekking zijn en bedoeld zijn om deze verordening aan te vullen door de toevoeging van nieuwe niet-essentiële onderdelen, dienen ze volgens de regelgevingsprocedure met toetsing van artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG te worden vastgesteld,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD :

Artikel 1 Doelstellingen

22. Deze verordening heeft de volgende doelstellingen:

a) uitvoering te geven aan het Verdrag van Rotterdam inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel, hierna "het verdrag" genoemd;

b) gedeelde verantwoordelijkheid en gezamenlijke inspanningen bij de internationale activiteiten met gevaarlijke chemische stoffen te bevorderen ter bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu tegen mogelijke schade;

c) bij te dragen aan een milieuverantwoord gebruik van deze stoffen.

Deze doelstellingen worden verwezenlijkt door de uitwisseling van informatie over de kenmerken van deze chemische stoffen te vergemakkelijken, door een besluitvormingsproces binnen de Gemeenschap voor de in- en uitvoer vast te stellen en door de genomen beslissingen onder de partijen en andere landen te verspreiden.

23. Naast de in lid 1 vermelde doelstellingen moet deze verordening ervoor zorgen dat de bepalingen van Richtlijn 67/548/EEG[17] van de Raad en van Richtlijn 1999/45/EG[18] van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de indeling, de verpakking en het kenmerken van stoffen die gevaarlijk zijn voor mens of milieu, wanneer zij in de Gemeenschap op de markt worden gebracht, ook voor al deze chemische stoffen gelden wanneer zij vanuit de lidstaten naar andere partijen of andere landen worden uitgevoerd, tenzij deze bepalingen strijdig zijn met specifieke voorschriften van die partijen of andere landen.

Artikel 2 Werkingssfeer

24. Deze verordening is van toepassing op de volgende stoffen:

a) bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die zijn onderworpen aan de procedure van voorafgaande geïnformeerde toestemming uit hoofde van het verdrag, hierna "de PIC-procedure" genoemd;

b) bepaalde gevaarlijke chemische stoffen die binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn;

c) chemische stoffen bij uitvoer, voorzover het de indeling, de verpakking en het kenmerken ervan betreft.

25. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) verdovende middelen en psychotrope stoffen die vallen onder Verordening (EG) nr. 111/2005[19] van de Raad;

b) radioactief materiaal en radioactieve stoffen die vallen onder Richtlijn 96/29/Euratom[20] van de Raad;

c) afvalstoffen die vallen onder Richtlijn 2006/12/EG[21] van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 91/689/EEG[22] van de Raad;

d) chemische wapens die vallen onder Verordening (EG) nr. 1334/2000[23] van de Raad;

e) levensmiddelen en levensmiddelenadditieven die vallen onder Verordening (EG) nr. 882/2004[24] van het Europees Parlement en de Raad;

f) diervoeders die vallen onder Verordening (EG) nr. 178/2002[25] van het Europees Parlement en de Raad, met inbegrip van additieven, hetzij verwerkt, gedeeltelijk verwerkt of onverwerkt, die bestemd zijn voor gebruik als orale voeding voor dieren;

g) genetisch gemodificeerde organismen die vallen onder Richtlijn 2001/18/EG[26] van het Europees Parlement en de Raad;

h) behalve voorzover daarop artikel 3, punt 4, onder b), van deze verordening van toepassing is, farmaceutische specialiteiten of geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik die vallen onder Richtlijn 2001/83/EG[27] van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijn 2001/82/EG[28] van het Europees Parlement en de Raad;

i) chemische stoffen in zodanig geringe hoeveelheden dat het onwaarschijnlijk is dat de gezondheid van de mens of het milieu daardoor nadelig wordt beïnvloed, en in elk geval niet meer dan 10 kg, mits deze voor onderzoek of analyse worden ingevoerd.

Artikel 3 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1) "chemische stof": een stof zoals gedefinieerd in Richtlijn 67/548/EEG, als zodanig of in een preparaat of als preparaat, vervaardigd of uit de natuur gewonnen, waarin echter geen levende organismen zijn verwerkt, die tot een van de volgende categorieën behoort:

a) bestrijdingsmiddelen, met inbegrip van zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformuleringen;

b) industriële chemische stoffen;

2) "preparaat": een mengsel of een oplossing, bestaande uit twee of meer stoffen;

3) "artikel": een eindproduct dat een chemische stof bevat waarvan het gebruik krachtens de communautaire wetgeving in dat speciale product verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

4) "bestrijdingsmiddelen": chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

a) bestrijdingsmiddelen die worden gebruikt als gewasbeschermingsmiddelen die onder Richtlijn 91/414/EEG[29] van de Raad vallen;

b) overige bestrijdingsmiddelen, zoals biociden in de zin van Richtlijn 98/8/EG[30] van het Europees Parlement en de Raad en desinfecterende middelen, insecticiden en parasietenbestrijdingsmiddelen uit hoofde van Richtlijn 2001/82/EG en Richtlijn 2001/83/EG;

5) "industriële chemische stoffen": chemische stoffen in een van de twee volgende subcategorieën:

a) chemische stoffen voor beroepsmatig gebruik,

b) chemische stoffen voor gebruik door het publiek;

6) "aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stof": een chemische stof die in één of meer categorieën of subcategorieën binnen de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is en elke aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof, opgenomen in bijlage I, deel 1;

7) "voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stof": een chemische stof die in één of meer categorieën binnen de Gemeenschap of een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is; chemische stoffen die in één of meer categorieën in de Gemeenschap verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, zijn in bijlage I, deel 2, opgenomen;

8) "aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof": een chemische stof die in bijlage III bij het verdrag en in bijlage I, deel 3, bij deze verordening is opgenomen;

9) "verboden chemische stof":

a) een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving door de Gemeenschap zijn verboden; of

b) een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor het eerste gebruik is afgewezen, die door de industrie in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

10) "aan strenge beperkingen onderworpen chemische stof":

a) een chemische stof waarvan ter bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu nagenoeg alle toepassingen in één of meer categorieën of subcategorieën op grond van definitieve regelgeving zijn verboden, maar waarvan bepaalde specifieke toepassingen nog zijn toegestaan; of

b) een chemische stof waarvoor de aanvraag voor toelating voor nagenoeg alle toepassingen is afgewezen, die door de industrie voor nagenoeg alle toepassingen in de Gemeenschap uit de handel is genomen of waarvoor de aanvraag in de loop van de kennisgevings-, registratie- of toelatingsprocedure voor nagenoeg alle toepassingen is ingetrokken en waarvan kan worden aangetoond dat hij reden tot bezorgdheid voor de gezondheid van de mens of het milieu geeft;

11) "chemische stof die in een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is": elke chemische stof die ingevolge nationale regelgeving van een lidstaat verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is;

12) "definitieve regelgeving": een wetgevingsbesluit dat tot doel heeft een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen;

13) "zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering": een voor gebruik als bestrijdingsmiddel geformuleerde chemische stof die ernstige gevolgen voor de gezondheid of het milieu heeft, die, na eenmalige of herhaalde blootstelling bij gebruik, op korte termijn kunnen worden geconstateerd;

14) "uitvoer":

a) de definitieve of tijdelijke uitvoer van een chemische stof die aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoet;

b) de wederuitvoer van een chemische stof die niet aan de voorwaarden van artikel 23, lid 2, van het Verdrag voldoet en die onder een andere douaneregeling dan die voor transitovervoer is geplaatst;

15) "invoer": het binnen het douanegebied van de Gemeenschap brengen van een chemische stof die onder een andere douaneregeling dan die voor transitovervoer is geplaatst;

16) "exporteur": een van de volgende natuurlijke of rechtspersonen:

a) de persoon namens wie een aangifte ten uitvoer wordt gedaan, dat wil zeggen de persoon die op het tijdstip van de aangifte houder is van de overeenkomst met de geconsigneerde in een land dat partij is of in een ander land en de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap;

b) indien er geen uitvoerovereenkomst is gesloten of indien de houder van de overeenkomst niet in eigen naam handelt, de persoon die de bevoegdheid heeft om te beslissen over verzending van de chemische stof uit het douanegebied van de Gemeenschap;

c) indien het recht over de chemische stof te beschikken toekomt aan een persoon die blijkens de overeenkomst waarop de uitvoer is gebaseerd, buiten de Gemeenschap is gevestigd, de in de Gemeenschap gevestigde partij bij de overeenkomst;

17) "importeur": elke natuurlijke of rechtspersoon die op het tijdstip van invoer naar het douanegebied van de Gemeenschap de geconsigneerde voor de chemische stof is;

18) "partij bij het verdrag" of "partij": een staat of een regionale organisatie voor economische integratie die ermee heeft ingestemd door het verdrag te worden gebonden en waarvoor het verdrag in werking is getreden;

19) "ander land": elk land dat geen partij is.

Artikel 4 Aangewezen nationale instanties

Elke lidstaat wijst de instantie of instanties aan, hierna de "aangewezen nationale instantie" of "aangewezen nationale instanties" genoemd, die de bij deze verordening vereiste administratieve taken zullen vervullen.

De lidstaat stelt de Commissie uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding van de verordening van die aanwijzing in kennis.

Artikel 5 Deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag

26. De deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag is een gedeelde verantwoordelijkheid van de Commissie en de lidstaten, met name voor technische bijstand, de uitwisseling van informatie en aangelegenheden in verband met de regeling van geschillen, deelneming in ondersteunende organen en stemmingen.

27. Voor wat de deelneming van de Gemeenschap aan het verdrag betreft, treedt de Commissie voor de administratieve functies van het verdrag in verband met de PIC-procedure en de kennisgeving van uitvoer op als gemeenschappelijk aangewezen instantie namens alle aangewezen nationale instanties en in nauwe samenwerking en overleg met de aangewezen nationale instanties van de lidstaten.

De Commissie is in het bijzonder verantwoordelijk voor:

a) de doorzending van communautaire kennisgevingen van uitvoer aan partijen en andere landen overeenkomstig artikel 7;

b) de voorlegging aan het secretariaat van het verdrag, hierna "het secretariaat" genoemd, van kennisgevingen van relevante definitieve regelgeving overeenkomstig artikel 10;

c) de toezending van informatie over andere definitieve regelgeving die niet in aanmerking komt voor PIC-kennisgeving overeenkomstig artikel 11;

d) de ontvangst van algemene informatie van het secretariaat.

Tevens verstrekt de Commissie aan het secretariaat communautaire reacties inzake de invoer voor chemische stoffen die ingevolge artikel 12 onder de PIC-procedure vallen.

Bovendien coördineert de Commissie de inbreng van de Gemeenschap op het gebied van alle technische zaken die verband houden met een van de volgende onderwerpen:

a) het verdrag;

b) de voorbereiding van de bij artikel 18 van het verdrag ingestelde Conferentie van de partijen, hierna "de Conferentie van de partijen" genoemd;

c) de bij artikel 18, lid 6, van het verdrag ingestelde Commissie ter beoordeling van chemische stoffen, hierna "de Commissie ter beoordeling van chemische stoffen" genoemd;

d) andere ondersteunende organen.

Waar nodig wordt een netwerk van rapporteurs van de lidstaten in het leven geroepen die de voorbereiding van technische documenten zoals de in artikel 7, lid 3, van het verdrag bedoelde leidraden voor besluiten, hierna "leidraad voor besluiten" genoemd, op zich nemen.

28. De Commissie en de lidstaten ontplooien de nodige initiatieven om te waarborgen dat de Gemeenschap afdoende wordt vertegenwoordigd in de verschillende organen ter uitvoering van het verdrag.

Artikel 6 Aan kennisgeving van uitvoer onderworpen chemische stoffen, voor PIC-kennisgeving in aanmerking komende chemische stoffen en aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen

29. De chemische stoffen die vallen onder de bepalingen van deze verordening met betrekking tot respectievelijk kennisgeving van uitvoer, PIC-kennisgeving en de PIC-procedure worden vermeld in bijlage I.

30. De in bijlage I vermelde chemische stoffen kunnen in één of meer van de drie groepen chemische stoffen zijn ingedeeld welke zijn opgenomen in respectievelijk deel 1, 2 en 3 van bijlage I.

De in deel 1 van die bijlage opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan kennisgeving van uitvoer, zoals vastgesteld in artikel 7, waarbij gedetailleerde informatie wordt vermeld over de identiteit van de stof, de aan beperkingen onderworpen gebruikscategorie en/of -subcategorie, het type beperking en, indien van toepassing, aanvullende informatie over met name ontheffingen van de vereisten voor kennisgeving van uitvoer.

De in deel 2 van die bijlage opgenomen chemische stoffen zijn niet alleen onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer uit hoofde van artikel 7, maar komen ook in aanmerking voor de procedure voor PIC-kennisgeving, zoals vastgesteld in artikel 10, waarbij gedetailleerde informatie wordt vermeld over de identiteit van de stof en de gebruikscategorie.

De in deel 3 van die bijlage opgenomen chemische stoffen zijn onderworpen aan de PIC-procedure, waarbij de gebruikscategorie wordt vermeld en indien van toepassing aanvullende informatie over met name vereisten voor de kennisgeving van uitvoer.

31. De in lid 2 bedoelde lijsten worden via elektronische media ter beschikking van het publiek gesteld.

Artikel 7 Aan partijen en andere landen toegezonden kennisgevingen van uitvoer

32. Wanneer het gaat om stoffen die in bijlage I, deel 1, zijn opgenomen of preparaten die deze stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, zijn de leden 2 tot en met 8 van toepassing.

33. Wanneer een in lid 1 bedoelde chemische stof voor het eerst na de datum waarop deze verordening erop van toepassing wordt, door een exporteur uit de Gemeenschap naar een partij of ander land zal worden uitgevoerd, stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, uiterlijk 30 dagen voordat de uitvoer van de chemische stof zou moeten plaatsvinden, van die uitvoer in kennis. Vervolgens stelt de exporteur de aangewezen nationale instantie uiterlijk 15 dagen vóór de uitvoer in kennis van de eerste uitvoer van de chemische stof in elk kalenderjaar. De kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage III.

De aangewezen nationale instantie controleert of de informatie overeenstemt met bijlage III en zendt de van de exporteur ontvangen kennisgeving onverwijld door aan de Commissie.

De Commissie neemt de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de betrokken instanties van de invoerende partij of het invoerende andere land ten minste 15 dagen vóór de eerste voorgenomen uitvoer van de chemische stof en daarna vóór de eerste uitvoer in elk hierop volgend kalenderjaar een kennisgeving van uitvoer ontvangen. Deze bepaling is van toepassing ongeacht het verwachte gebruik van de chemische stof in de invoerende partij of het invoerende andere land.

Elke kennisgeving van uitvoer wordt met een daaraan toegekend referentienummer in een databank van de Commissie geregistreerd en een bijgewerkte lijst van de betrokken chemische stoffen en de invoerende partijen en andere landen voor elk kalenderjaar wordt ter beschikking van het publiek gesteld en indien nodig aan de aangewezen nationale instanties van de lidstaten toegezonden.

34. Indien de Commissie niet binnen 30 dagen na verzending van de eerste kennisgeving van uitvoer na opneming van de betrokken chemische stof in bijlage I, deel 1, een ontvangstbevestiging van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft ontvangen, zendt zij een tweede kennisgeving. De Commissie doet wat redelijkerwijs van haar kan worden verwacht om ervoor te zorgen dat de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land de tweede kennisgeving ontvangt.

35. Een nieuwe kennisgeving van uitvoer overeenkomstig lid 2 wordt gedaan voor uitvoer die plaatsvindt nadat de communautaire wetgeving betreffende het in de handel brengen, het gebruik of het kenmerken van de betrokken stoffen is gewijzigd of wanneer de samenstelling van het betrokken preparaat is veranderd zodat het kenmerken van dat preparaat een wijziging ondergaat. De nieuwe kennisgeving moet voldoen aan de voorschriften van bijlage III en een vermelding bevatten dat het gaat om een herziening van een eerdere kennisgeving.

36. Wanneer de uitvoer van een chemische stof geschiedt in verband met een noodsituatie waarin uitstel gevaarlijk kan zijn voor de volksgezondheid of het milieu in de invoerende partij of het invoerende andere land, kan de aangewezen nationale instantie van de uitvoerende lidstaat, in overleg met de Commissie, vrijelijk beslissen een gehele of gedeeltelijke ontheffing van de voorschriften van de leden 2, 3 en 4 te verlenen.

37. De in de leden 2, 3 en 4 omschreven verplichtingen komen te vervallen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de chemische stof is een aan de PIC-procedure onderworpen chemische stof geworden;

b) het invoerende land is partij bij het verdrag en heeft het secretariaat overeenkomstig artikel 10, lid 2, van het verdrag geantwoord of het de invoer van de chemische stof al dan niet toestaat;

c) de Commissie is door het secretariaat op de hoogte gesteld van het antwoord en heeft deze informatie naar de lidstaten doorgezonden.

De eerste alinea is niet van toepassing wanneer het invoerende land partij bij het verdrag is en expliciet continuering van de kennisgeving van uitvoer door uitvoerende partijen vereist, bijvoorbeeld door middel van zijn besluit over de invoer of anderszins.

De in de leden 2, 3 en 4 omschreven verplichtingen komen tevens te vervallen wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land heeft afgezien van de verplichting om vóór de uitvoer van de chemische stof daarvan in kennis te worden gesteld;

b) de Commissie heeft de informatie van het secretariaat of van de betrokken instantie van de invoerende partij of het invoerende andere land ontvangen, naar de lidstaten doorgezonden en via het internet ter beschikking gesteld.

38. De Commissie, de betrokken aangewezen nationale instanties van de lidstaten en de exporteurs verstrekken de invoerende partijen en andere landen op verzoek beschikbare aanvullende informatie over de uitgevoerde chemische stoffen.

39. De lidstaten kunnen regelingen invoeren die de exporteur verplichten tot het betalen van een administratieve heffing voor elke ingediende kennisgeving van uitvoer, welke in overeenstemming is met de kosten die zij maken bij de uitvoering van de in de leden 2, 3 en 4 beschreven procedures.

Artikel 8 Van de partijen en van andere landen ontvangen kennisgevingen van uitvoer

40. Door de Commissie van de aangewezen nationale instantie van een partij of een ander land ontvangen kennisgevingen betreffende de uitvoer naar de Gemeenschap van een chemische stof waarvan de vervaardiging, de toepassing, de hantering, het verbruik, het vervoer of de verkoop krachtens de wetgeving van die partij of dat andere land verboden dan wel aan strenge beperkingen onderworpen zijn, worden langs elektronische weg via de door de Commissie onderhouden databank beschikbaar gesteld.

De Commissie bevestigt de ontvangst van de eerste kennisgeving van uitvoer welke van iedere partij of ander land voor elke chemische stof is ontvangen.

De aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarvoor die invoer bestemd is, ontvangt een afschrift van een ontvangen kennisgeving met alle beschikbare informatie. De andere lidstaten kunnen desgevraagd afschriften ontvangen.

41. Indien de aangewezen nationale instanties van de lidstaten direct of indirect van de aangewezen nationale instanties van de partijen of de relevante instanties van andere landen kennisgevingen van uitvoer ontvangen, doen zij die kennisgevingen met alle beschikbare informatie onverwijld aan de Commissie toekomen.

Artikel 9 Informatie betreffende de handel in chemische stoffen

42. Elke exporteur van stoffen die in bijlage I zijn opgenomen of preparaten die dergelijke stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, stelt de aangewezen nationale instantie van zijn lidstaat in het eerste kwartaal van elk jaar in kennis van de hoeveelheid van de chemische stof, als zodanig of als preparaat, die in het voorgaande jaar naar elke partij of ander land is vervoerd. Deze informatie gaat vergezeld van een lijst van de namen en adressen van de importeurs waarheen vervoer in die tijdsperiode heeft plaatsgevonden.

Elke importeur binnen de Gemeenschap verstrekt dezelfde informatie voor de in de Gemeenschap ingevoerde hoeveelheden.

43. Op verzoek van de Commissie of de aangewezen nationale instantie verstrekt de exporteur of importeur alle aanvullende informatie over chemische stoffen die ter uitvoering van deze verordening nodig is.

44. Elke lidstaat verstrekt de Commissie elk jaar de geaggregeerde informatie overeenkomstig bijlage IV. De Commissie vat deze informatie op communautair niveau samen en stelt de niet-vertrouwelijke informatie via haar databank op het internet ter beschikking aan het publiek.

Artikel 10 Deelneming aan de kennisgeving van verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen uit hoofde van het verdrag

45. De Commissie stelt het secretariaat schriftelijk in kennis van chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen.

46. Wanneer meer chemische stoffen voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen en aan bijlage I, deel 2, worden toegevoegd, stelt de Commissie het secretariaat hiervan in kennis. De kennisgeving wordt zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de desbetreffende definitieve regelgeving van de Gemeenschap waarbij de chemische stof wordt verboden of aan strenge beperkingen wordt onderworpen, ingediend en wel uiterlijk 90 dagen na de datum waarop de definitieve regelgeving van toepassing moet worden.

47. De kennisgeving bevat alle overeenkomstig bijlage II vereiste relevante informatie.

48. Bij het vaststellen van de prioriteiten voor kennisgevingen houdt de Commissie rekening met de vraag of de chemische stof al dan niet reeds in bijlage I, deel 3, is opgenomen, met de vraag in hoeverre aan de in bijlage II vermelde informatievereisten kan worden voldaan, alsmede met de ernst van de aan de chemische stof verbonden risico's, vooral voor ontwikkelingslanden.

Wanneer een chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt, maar de informatie niet toereikend is om aan de vereisten van bijlage II te voldoen, verstrekken geïdentificeerde exporteurs of importeurs op verzoek van de Commissie alle relevante informatie waarover zij beschikken, met inbegrip van die van andere nationale of internationale regelingen voor toezicht op chemische stoffen.

49. De Commissie brengt het secretariaat schriftelijk op de hoogte wanneer krachtens lid 1 of lid 2 aangemelde definitieve regelgeving wordt gewijzigd, en wel zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de nieuwe definitieve regelgeving en uiterlijk 60 dagen na de datum waarop deze regelgeving van toepassing moet worden.

De kennisgeving bevat alle relevante informatie die niet beschikbaar was op het moment dat de oorspronkelijke kennisgeving krachtens lid 1 of lid 2 werd ingediend.

50. Op verzoek van een partij of van het secretariaat verstrekt de Commissie, voorzover dat in haar vermogen ligt, aanvullende informatie over de chemische stof of over de regelgeving.

Waar nodig assisteren de lidstaten de Commissie op haar verzoek bij het inwinnen van de informatie.

51. De Commissie zendt de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over chemische stoffen die andere partijen als verboden of aan strenge beperkingen onderworpen hebben aangemeld, onmiddellijk door aan de lidstaten.

Indien van toepassing beoordeelt de Commissie, in nauwe samenwerking met de lidstaten, de noodzaak om maatregelen op communautair niveau voor te stellen om onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

52. Wanneer een lidstaat in overeenstemming met de relevante communautaire wetgeving nationale regelgeving vaststelt om een chemische stof te verbieden of aan strenge beperkingen te onderwerpen, verstrekt deze de Commissie de relevante informatie terzake. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar aan de lidstaten. Binnen vier weken kunnen de lidstaten aan de Commissie en de lidstaat die nationale regelgeving heeft aangemeld opmerkingen over een mogelijke PIC-kennisgeving toezenden, met inbegrip van met name relevante informatie over hun nationale regelgevingssituatie inzake die chemische stof. Na behandeling van de opmerkingen deelt de indienende lidstaat de Commissie mee of laatstgenoemde:

53. overeenkomstig dit artikel kennisgeving dient te doen aan het secretariaat; of

54. overeenkomstig artikel 11 de informatie aan het secretariaat dient te verstrekken.

Artikel 11 Aan het secretariaat te verstrekken informatie over verboden of aan strenge beperkingen onderworpen chemische stoffen die niet voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen

Indien een chemische stof alleen in bijlage I, deel 1, wordt vermeld respectievelijk naar aanleiding van een mededeling van een lidstaat overeenkomstig artikel 10, lid 8, tweede streepje, verstrekt de Commissie het secretariaat de informatie over de desbetreffende regelgeving, zodat deze informatie aan de andere partijen bij het verdrag kan worden doorgegeven.

Artikel 12 Verplichtingen met betrekking tot de invoer van chemische stoffen

55. De Commissie zendt een van het secretariaat ontvangen leidraad voor een besluit onmiddellijk door naar de lidstaten.

De Commissie neemt volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure een invoerbesluit, in de vorm van een definitieve of voorlopige reactie namens de Gemeenschap, over de toekomstige invoer van de betrokken chemische stof. Zij deelt het secretariaat haar besluit zo spoedig mogelijk mee en in elk geval uiterlijk negen maanden na de datum van verzending van de leidraad voor een besluit door het secretariaat.

Wanneer een chemische stof op grond van communautaire wetgeving aan bijkomende of gewijzigde beperkingen wordt onderworpen, herziet de Commissie het invoerbesluit volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure en deelt zij het herziene invoerbesluit aan het secretariaat mee.

56. Wanneer een chemische stof ingevolge de wetgeving van een of meer lidstaten verboden of aan strenge beperkingen onderworpen is, houdt de Commissie op schriftelijk verzoek van de betrokken lidstaten bij haar invoerbesluit rekening met die informatie.

57. Het in lid 1 bedoelde invoerbesluit betreft de voor de chemische stof in de leidraad voor een besluit vermelde categorie of categorieën.

58. Wanneer de Commissie haar invoerbesluit aan het secretariaat meedeelt, geeft zij een beschrijving van de wettelijke of bestuursrechtelijke maatregel waarop het is gebaseerd.

59. Iedere aangewezen nationale instantie in de Gemeenschap stelt de krachtens lid 1 tot stand gekomen invoerbesluiten overeenkomstig haar wettelijke of bestuursrechtelijke maatregelen beschikbaar aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.

60. In voorkomende gevallen beoordeelt de Commissie in nauwe samenwerking met de lidstaten en rekening houdend met de in de leidraad voor een besluit vervatte informatie de noodzaak om maatregelen op communautair niveau voor te stellen om onaanvaardbare risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu binnen de Gemeenschap te voorkomen.

Artikel 13 Andere verplichtingen met betrekking tot de uitvoer van chemische stoffen dan de vereisten in verband met de kennisgeving van uitvoer

61. De Commissie zendt de lidstaten en Europese industriefederaties onverwijld de informatie die zij van het secretariaat ontvangt over aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen en de besluiten van invoerende partijen betreffende de voorwaarden voor de invoer van deze chemische stoffen, zulks in de vorm van circulaires of anderszins. Zij stelt de lidstaten ook onverwijld in kennis van informatie over gevallen waarin een reactie is uitgebleven. De Commissie houdt alle informatie betreffende invoerbesluiten, die alle een referentienummer krijgen, beschikbaar in haar databank, die op het internet voor het publiek toegankelijk zal zijn, en verstrekt eenieder op verzoek de informatie.

62. De Commissie kent aan iedere in bijlage I opgenomen chemische stof een code in de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschap toe. Deze codes worden waar nodig herzien in het licht van wijzigingen van de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem van de Werelddouaneorganisatie of in de gecombineerde nomenclatuur van de Europese Gemeenschap voor de betrokken chemische stoffen.

63. Elke lidstaat deelt de overeenkomstig lid 1 door de Commissie toegezonden reacties mee aan de belanghebbenden in haar rechtsgebied.

64. Exporteurs voldoen uiterlijk zes maanden na de datum waarop het secretariaat de Commissie overeenkomstig lid 1 voor het eerst van de reactie op de hoogte heeft gebracht, aan de in een reactie vervatte besluiten.

65. De Commissie en de lidstaten geven de invoerende partijen op verzoek en waar nodig advies en hulp bij het verkrijgen van nadere informatie om hen te helpen bij de indiening van een reactie betreffende de invoer van een bepaalde chemische stof bij het secretariaat.

66. Stoffen die in bijlage I, deel 2 of deel 3, zijn opgenomen of preparaten die deze stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, mogen niet worden uitgevoerd tenzij aan een van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

a) de exporteur heeft via zijn aangewezen nationale instantie, via de Commissie en de aangewezen nationale instantie van de invoerende partij of een bevoegde instantie in een invoerend ander land, om uitdrukkelijke toestemming voor de invoer naar het betrokken derde land gevraagd en deze verkregen;

b) in het geval van chemische stoffen die in bijlage I, deel 3, zijn opgenomen, blijkt uit de meest recente overeenkomstig lid 1 door het secretariaat uitgegeven circulaire dat de invoerende partij toestemming voor invoer heeft gegeven.

Voor chemische stoffen die in bijlage I, deel 2, zijn opgenomen en naar OESO-landen worden uitgevoerd, kan de aangewezen nationale instantie van de exporteur in overleg met de Commissie beslissen dat er geen uitdrukkelijke toestemming nodig is als voor de chemische stof ten tijde van de invoer naar het betrokken OESO-land een vergunning, registratie of toelating is verleend of de stof onlangs in dat OESO-land is gebruikt of ingevoerd en er geen regelgeving is vastgesteld om het gebruik daarvan te verbieden.

Wanneer er overeenkomstig punt a) om uitdrukkelijke toestemming is gevraagd, zendt de Commissie, als de Commissie of de aangewezen nationale instantie van de exporteur niet binnen 30 dagen een reactie op dit verzoek heeft ontvangen, een herinnering. Indien van toepassing kan de Commissie, als er binnen nog eens 30 dagen nog steeds geen reactie is ontvangen, indien nodig nogmaals herinneringen zenden.

67. De aangewezen nationale instantie van de exporteur kan in overleg met de Commissie beslissen dat de uitvoer doorgang kan vinden als er na alle redelijkerwijs te verwachten pogingen geen reactie op een verzoek om uitdrukkelijke toestemming overeenkomstig lid 6, onder a), is ontvangen binnen een van de volgende termijnen:

a) 60 dagen, wanneer er bewijsmateriaal van officiële bronnen in de invoerende partij of het invoerende andere land is dat er voor de chemische stof ten tijde van de invoer een vergunning, registratie of toelating is verleend of de stof onlangs in de invoerende partij of het invoerende andere land is gebruikt of ingevoerd en er geen regelgeving is vastgesteld om het gebruik daarvan te verbieden;

b) 90 dagen in alle andere gevallen.

68. De geldigheid van elke overeenkomstig lid 6, onder a), verkregen uitdrukkelijke toestemming of overeenkomstig lid 7 verleende ontheffing is afhankelijk van de volgende periodieke toetsing door de Commissie in overleg met de betrokken lidstaten:

a) voor elke overeenkomstig lid 6, onder a), verkregen uitdrukkelijke toestemming wordt aan het eind van het derde kalenderjaar na de verlening van de toestemming een nieuwe uitdrukkelijke toestemming verlangd, tenzij in de voorwaarden van die toestemming anders wordt bepaald;

b) tenzij inmiddels een reactie op een verzoek is ontvangen, wordt elke overeenkomstig lid 7, onder a, verleende ontheffing voor een periode van ten hoogste twee kalenderjaren verleend en wordt na het verstrijken van deze periode een uitdrukkelijke toestemming verlangd;

c) tenzij inmiddels een reactie op een verzoek is ontvangen, wordt elke overeenkomstig lid 7, onder b, verleende ontheffing voor een periode van ten hoogste twaalf maanden verleend en wordt na het verstrijken van deze periode een uitdrukkelijke toestemming verlangd.

In de onder a) en b) bedoelde gevallen mag de uitvoer echter in afwachting van een reactie op een nieuw verzoek om uitdrukkelijke toestemming na het verstrijken van de desbetreffende periode worden voortgezet.

In het onder c) bedoelde geval mag de uitvoer niet na het verstrijken van de desbetreffende periode worden voortgezet, tenzij uitdrukkelijke toestemming wordt verkregen of na een nieuw verzoek om uitdrukkelijke toestemming aan de voorwaarden van lid 7, onder a), wordt voldaan.

Alle nieuwe verzoeken worden via de Commissie ingediend.

69. De Commissie registreert alle verzoeken om uitdrukkelijke toestemming, ontvangen reacties en verleende ontheffingen in haar databank. Elke verkregen uitdrukkelijke toestemming of ontheffing daarvan krijgt een referentienummer en wordt vermeld met alle relevante informatie over eventuele gestelde voorwaarden, geldigheidsdata enz. De niet-vertrouwelijke informatie is via het internet voor het publiek toegankelijk.

70. Een chemische stof mag niet op een later tijdstip dan zes maanden vóór zijn uiterste gebruiksdatum - zo deze expliciet wordt aangegeven, dan wel van de productiedatum kan worden afgeleid - worden uitgevoerd, tenzij de intrinsieke eigenschappen van de chemische stof dit onuitvoerbaar maken. Met name in het geval van bestrijdingsmiddelen zorgen de exporteurs ervoor dat omvang en verpakking van houders van bestrijdingsmiddelen zijn geoptimaliseerd om aldus de risico's van het ontstaan van verouderde voorraden tot een minimum te beperken.

71. Bij de uitvoer van bestrijdingsmiddelen zien de exporteurs erop toe dat het etiket specifieke informatie bevat over opslagomstandigheden en de stabiliteit bij opslag in de klimaatsomstandigheden van de invoerende partij of het invoerende andere land. Bovendien zien zij erop toe dat de uitgevoerde bestrijdingsmiddelen voldoen aan de desbetreffende zuiverheidsspecificatie van de communautaire wetgeving.

Artikel 14 Toezicht op de uitvoer van bepaalde chemische stoffen en artikelen die chemische stoffen bevatten

72. Artikelen die in bijlage I, deel 2 of deel 3, vermelde stoffen in niet verder gereageerde vorm bevatten of preparaten die dergelijke stoffen bevatten in een concentratie die aanleiding zou kunnen geven tot verplichtingen inzake kenmerking uit hoofde van Richtlijn 1999/45/EG, ongeacht de aanwezigheid van andere stoffen, worden onderworpen aan de procedure voor kennisgeving van uitvoer van artikel 7.

73. Chemische stoffen en artikelen waarvan het gebruik in de Gemeenschap voor de bescherming van de gezondheid van de mens of het milieu is verboden, zoals vermeld in bijlage V, mogen niet worden uitgevoerd.

Artikel 15 Informatie over transitovervoer

74. De partijen bij het verdrag die informatie over het transitovervoer van aan de PIC-procedure onderworpen chemische stoffen verlangen, alsook de door de partijen bij het verdrag via het secretariaat gevraagde informatie, zijn vermeld in bijlage VI.

75. Wanneer een in bijlage I, deel 3, genoemde chemische stof wordt vervoerd over het grondgebied van een in bijlage VI vermelde partij bij het verdrag, verstrekt de exporteur voorzover mogelijk de aangewezen nationale instantie van de lidstaat waarin hij is gevestigd, uiterlijk 30 dagen voordat het eerste transitovervoer plaatsvindt en uiterlijk acht dagen vóór elk volgend transitovervoer, de overeenkomstig bijlage VI door de partij bij het verdrag verlangde informatie.

76. De aangewezen nationale instantie van de lidstaat zendt de krachtens lid 2 van de exporteur ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie door naar de Commissie.

77. De Commissie zendt de krachtens lid 3 ontvangen informatie met eventueel beschikbare aanvullende informatie uiterlijk 15 dagen voorafgaand aan het eerste en vóór elk volgend transitovervoer door naar de aangewezen nationale instanties van partijen bij het verdrag die om deze informatie hebben verzocht.

Artikel 16 Bij uitgevoerde chemische stoffen te voegen informatie

78. Voor uitvoer bestemde chemische stoffen zijn onderworpen aan de voorschriften inzake het verpakken en kenmerken die in of krachtens Richtlijn 67/548/EEG, Richtlijn 1999/45/EG, Richtlijn 91/414/EEG en Richtlijn 98/8/EG of andere specifieke communautaire wetgeving zijn vastgesteld.

De eerste alinea laat specifieke voorschriften van de invoerende partij of het invoerende andere land waarbij de desbetreffende internationale normen in acht worden genomen, onverlet.

79. Wanneer zulks relevant is, worden de uiterste gebruiksdatum en de productiedatum van de in lid 1 bedoelde of in bijlage I opgenomen chemische stoffen op het etiket aangegeven en wordt deze uiterste gebruiksdatum indien nodig voor verschillende klimaatzones vermeld.

80. De in lid 1 bedoelde chemische stoffen gaan bij uitvoer vergezeld van een veiligheidsinformatieblad overeenkomstig Richtlijn 91/155/EEG[31] van de Commissie. De exporteur zendt dit veiligheidsinformatieblad aan elke importeur toe.

81. De gegevens op het etiket en het veiligheidsinformatieblad worden voorzover praktisch uitvoerbaar vermeld in de officiële talen of één of meer van de hoofdtalen van het land van bestemming of van het gebied waar de chemische stof naar verwachting zal worden gebruikt.

Artikel 17 Verplichtingen van de autoriteiten van de lidstaten inzake het toezicht op in- en uitvoer

82. Elke lidstaat wijst autoriteiten, zoals douaneautoriteiten, aan die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de in- en uitvoer van de in bijlage I opgenomen chemische stoffen.

De Commissie en de lidstaten zien er op doelgerichte en gecoördineerde wijze op toe dat de exporteurs deze verordening naleven.

Elke lidstaat vermeldt in zijn krachtens artikel 21, lid 1, vereiste periodieke verslagen over de werking van de procedures bijzonderheden betreffende de werkzaamheden van zijn autoriteiten terzake.

83. Exporteurs vermelden in vak 44 van het enig document waarin hun aangifte ten uitvoer is opgenomen, de in artikel 7, lid 2, of artikel 13, lid 1 of lid 9, bedoelde referentienummers en bevestigen daarmee dat de verplichtingen waarop deze betrekking hebben worden nageleefd.

Artikel 18 Sancties

De lidstaten stellen de sancties vast die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze verordening en nemen alle nodige maatregelen om te waarborgen dat deze bepalingen op de juiste wijze ten uitvoer worden gelegd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Al zij dit niet reeds vóór de vaststelling van deze verordening hebben gedaan, stellen de lidstaten de Commissie uiterlijk twaalf maanden na de vaststelling in kennis van deze maatregelen. Tevens stellen zij haar zo spoedig mogelijk na de vaststelling van latere wijzigingen in kennis van deze wijzigingen.

Artikel 19 Uitwisseling van informatie

84. De Commissie en de lidstaten vergemakkelijken waar mogelijk het verstrekken van wetenschappelijke, technische, economische en juridische informatie over de chemische stoffen die onder deze verordening vallen, met inbegrip van toxicologische, ecotoxicologische en veiligheidsinformatie.

De Commissie zorgt, waar nodig met de steun van de lidstaten, voor:

a) het verstrekken van voor het publiek beschikbare informatie over regelgeving die relevant is voor de doelstellingen van het verdrag, en

b) het rechtstreeks of via het secretariaat verstrekken van informatie aan partijen en andere landen over regelgeving die één of meer toepassingen van een chemische stof aan aanzienlijke beperkingen onderwerpt.

85. De Commissie en de lidstaten beschermen vertrouwelijke informatie die zij van een andere partij of een ander land hebben ontvangen, zoals onderling is overeengekomen.

86. Wat de overdracht van informatie uit hoofde van deze verordening betreft, wordt de volgende informatie onverminderd Richtlijn 90/313/EEG[32] van de Raad niet als vertrouwelijk aangemerkt:

a) de in bijlage II en bijlage III vermelde informatie;

b) de informatie in het in artikel 16, lid 3, bedoelde veiligheidsinformatieblad;

c) de uiterste gebruiksdatum van de chemische stof;

d) de productiedatum van de chemische stof;

e) informatie over voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevarencategorie, de aard van het risico en de relevante veiligheidsaanbevelingen;

f) de beknopte resultaten van de toxicologische en ecotoxicologische proeven.

De Commissie stelt op basis van de bijdragen van de lidstaten periodiek een overzicht van de overgedragen informatie op.

Artikel 20 Technische bijstand

De Commissie en de aangewezen nationale instanties van de lidstaten werken, daarbij met name de behoeften van ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie in aanmerking nemend, samen om de verlening van technische bijstand te bevorderen, onder meer in de vorm van opleiding, voor de ontwikkeling van de infrastructuur, de capaciteiten en de deskundigheid die nodig zijn voor een goed beheer van chemische stoffen gedurende de gehele levenscyclus.

Om deze landen in staat te stellen het verdrag uit te voeren, wordt technische bijstand met name bevorderd door het verstrekken van technische informatie over chemische stoffen, het bevorderen van de uitwisseling van deskundigen, het verlenen van steun voor het oprichten of in stand houden van aangewezen nationale instanties en het verschaffen van technische deskundigheid voor de identificatie van gevaarlijke bestrijdingsmiddelformuleringen en voor het opstellen van kennisgevingen aan het secretariaat.

De Commissie en de lidstaten dienen actief deel te nemen aan het door het Intergouvernementeel Forum voor de veiligheid van chemische stoffen opgezette informatienetwerk voor capaciteitsopbouw, door informatie te verstrekken over de projecten die zij ter verbetering van het beheer van chemische stoffen in ontwikkelingslanden en landen met een overgangseconomie steunen of financieren.

De Commissie en de lidstaten overwegen ook de ondersteuning van niet-gouvernementele organisaties.

Artikel 21 Toezicht en rapportage

87. De lidstaten zenden de Commissie periodiek informatie over de werking van de krachtens deze verordening ingevoerde procedures, met inbegrip van informatie over douanetoezicht, inbreuken, sancties en herstelmaatregelen.

88. De Commissie stelt periodiek een verslag op over de in deze verordening geregelde taken waarvoor zij verantwoordelijk is, en neemt dit op in een samenvattend verslag met de uit hoofde van lid 1 door de lidstaten verstrekte informatie. Een samenvatting van het verslag zal aan het Europees Parlement en aan de Raad worden gezonden en op het internet worden gepubliceerd.

89. Ten aanzien van de krachtens de leden 1 en 2 verstrekte informatie vervullen de lidstaten en de Commissie de desbetreffende verplichtingen om het vertrouwelijke karakter van gegevens en het eigendomsrecht te beschermen.

Artikel 22 Bijwerking van de bijlagen

90. De lijst van chemische stoffen in bijlage I wordt door de Commissie op basis van de ontwikkelingen op het gebied van het communautair recht en van het verdrag ten minste jaarlijks opnieuw beoordeeld.

91. Om te bepalen of definitieve regelgeving op communautair niveau een verbod of een strenge beperking inhoudt, wordt het effect van die maatregel op het niveau van de subcategorieën binnen de categorieën "bestrijdingsmiddelen" en "industriële chemische stoffen" beoordeeld. Indien een chemische stof op grond van de regelgeving in een van de subcategorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof in bijlage I, deel 1, opgenomen.

Om te bepalen of definitieve regelgeving op communautair niveau een verbod of een strenge beperking betreft, zodat de betrokken chemische stof voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt overeenkomstig artikel 10, wordt het effect van die maatregel op het niveau van de categorieën "bestrijdingsmiddelen" en "industriële chemische stoffen" beoordeeld. Indien een chemische stof op grond van de regelgeving in één of meer van de categorieën verboden of aan strenge beperkingen onderworpen wordt, wordt deze stof ook in bijlage I, deel 2, opgenomen.

92. De Commissie neemt zo snel mogelijk een besluit over de opneming van chemische stoffen in bijlage I of over een eventuele wijziging van de vermelding van die stoffen.

93. Een besluit over de opneming van een chemische stof in bijlage I, deel 1 of deel 2, krachtens lid 2 naar aanleiding van regelgeving op communautair niveau wordt volgens de in artikel 24, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing vastgesteld.

Voor de opneming van een onder Verordening (EG) nr. 850/2004[33] van het Europees Parlement en de Raad vallende chemische stof in bijlage V wordt dezelfde procedure gevolgd.

Alle andere wijzigingen van bijlage I, met inbegrip van wijzigingen van bestaande vermeldingen, wijzigingen van de bijlagen II, III, IV en VI en wijzigingen van bestaande vermeldingen in bijlage V worden volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

Artikel 23 Technische richtsnoeren

De Commissie stelt volgens de in artikel 24, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure technische richtsnoeren op om de dagelijkse toepassing van deze verordening te vergemakkelijken.

Deze technische richtsnoeren worden in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.

Artikel 24 Comité

94. De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 29 van Richtlijn 67/548/EEG ingestelde comité.

95. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 3 en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

96. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

97. Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 25 Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 304/2003

Verwijzingen naar Verordening (EG) nr. 304/2003 worden opgevat als verwijzingen naar deze verordening.

Artikel 26 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 17, lid 2, is echter van toepassing met ingang van [1 november 2007].

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[.] [.]

BIJLAGE I

Deel 1. Lijst van chemische stoffen die aan de procedure van kennisgeving van uitvoer zijn onderworpen

(Artikel 7)

Er dient te worden opgemerkt dat voor chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en aan de PIC-procedure zijn onderworpen, de in artikel 7, leden 2, 3 en 4, opgenomen verplichtingen ten aanzien van de kennisgeving van uitvoer niet van toepassing zijn, mits is voldaan aan de voorwaarden die in artikel 7, lid 6, onder b) en c), zijn vastgesteld. Deze chemische stoffen, die in de lijst hieronder worden aangeduid met het teken #, zijn gemakshalve ook in deel 3 van deze bijlage opgenomen.

Ook dient te worden opgemerkt dat chemische stoffen die in dit deel van de bijlage zijn vermeld en vanwege de aard van de communautaire definitieve regelgeving in aanmerking komen voor PIC-kennisgeving, ook in deel 2 van deze bijlage zijn opgenomen. Deze chemische stoffen worden in de lijst hieronder aangeduid met het teken +.

CHEMISCHE STOF | CAS-nummer | Einecs-nummer | GN-code | Subcategorie* | Gebruiksbeperking** | Landen waarvoor geen kennisgeving vereist is |

1,1,1-Trichloorethaan | 71-55-6 | 200-756-3 | 2903 19 10 | i(2) | v |

1,2-Dibroomethaan (ethyleendibromide) # | 106-93-4 | 203-444-5 | 2903 30 36 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

1,2-Dichloorethaan (ethyleendichloride) # | 107-06-2 | 203-458-1 | 2903 15 00 | p(1)-p(2) i(2) | v-v v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

1,3-dichloorpropeen (cis) ((Z)-1,3-dichloorprop-1-een) | 10061-01-5 | 233-195-8 | 2903 29 00 | p(1)-p(2) | v-v |

2-aminobutaan | 13952-84-6 | 237-732-7 | 2921 19 80 | p(1)-p(2) | v-v |

2-Naftylamine (2-aminonaftaleen) en de zouten daarvan + | 91-59-8, 553-00-4, 612-52-2 en andere | 202-080-4, 209-030-0, 210-313-6 en andere | 2921 45 00 | i(1) i(2) | v v |

2,4,5-T en de zouten en esters daarvan # | 93-76-5 en andere | 202-273-3, 229-188-1 en andere | 2918 90 90 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

4-Aminobifenyl (p-bifenylamine) en de zouten daarvan + | 92-67-1, 2113-61-3 en andere | 202-177-1 en andere | 2921 49 80, | i(1) i(2) | v v |

4-Nitrobifenyl + | 92-93-3 | 202-204-7 | 2904 20 00 | i(1) i(2) | v v |

Acefaat + | 30560-19-1 | 250-241-2 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Acifluorfen | 50594-66-6 | 256-634-5 | 2916 39 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Aldicarb + | 116-06-3 | 204-123-2 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | sb-v |

Ametryn | 834-12-8 | 212-634-7 | 2933 69 80 | p(1)-p(2) | v-v |

Amitraz + | 33089-61-1 | 251-375-4 | 2925 20 00 | p(1) | sb |

Arseenverbindingen | p(2) | sb |

Asbestvezels +: Crocidoliet # Amosiet # Anthofylliet # Actinoliet # Tremoliet # Chrysotiel + | 1332-21-4 en andere 12001-28-4 12172-73-5 77536-67-5 77536-66-4 77536-68-6 12001-29-5 of 132207-32-0 | 2524 00 00 2524 00 00 2524 00 00 2524 00 00 2524 00 00 2524 00 00 | i i i i i i | v v v v v v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Atrazine + | 1912-24-9 | 217-617-8 | 2933 69 10 | p(1)-p(2) | sb-v |

Azinfos-ethyl | 2642-71-9 | 220-147-6 | 2933 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Bensultap | 17606-31-4 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Benzeen (1) | 71-43-2 | 200-753-7 | 2902 20 00 | i(2) | sb |

Benzidine en de zouten daarvan + Benzidinederivaten + | 92-87-5, 36341-27-2 en andere - | 202-199-1, 252-984-8 en andere - | 2921 59 90 | i(1)-i(2) i(2) | sb - v v |

Binapacryl # | 485-31-4 | 207-612-9 | 2916 19 80 | p(1)-p(2) i(2) | v-v v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Cadmium en cadmiumverbindingen | 7440-43-9 en andere | 231-152-8 en andere | 8107 3206 30 00 en andere | i(1) | sb |

Calciferol | 50-14-6 | 200-014-9 | 2936 29 90 | p(1) | v |

Captafol # | 2425-06-1 | 219-363-3 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Tetrachloorkoolstof | 56-23-5 | 200-262-8 | 2903 14 00 | i(2) | v |

Cartap | 15263-53-3 | 2930 20 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Chinomethionaat | 2439-01-2 | 219-455-3 | 2934 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Chloordimeform # | 6164-98-3 | 228-200-5 | 2925 20 00 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Chloorfenapyr + | 122453-73-0 | 2933 99 90 | p(1) | v |

Chloorfenvinfos | 470-90-6 | 207-432-0 | 2919 00 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Chloormefos | 24934-91-6 | 246-538-1 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Chloorbenzilaat # | 510-15-6 | 208-110-2 | 2918 19 80 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Chloroform | 67-66-3 | 200-663-8 | 2903 13 00 | i(2) | v |

Chlozolinaat + | 84332-86-5 | 282-714-4 | 2934 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Cholecalciferol | 67-97-0 | 200-673-2 | 2936 29 90 | p(1) | v |

Cumafuryl | 117-52-2 | 204-195-5 | 2932 29 85 | p(1)-p(2) | v-v |

Creosoot en aan creosoot verwante stoffen | 8001-58-9 61789-28-4 84650-04-4 90640-84-9 65996-91-0 90640-80-5 65996-85-2 8021-39-4 122384-78-5 | 232-287-5 263-047-8 283-484-8 292-605-3 266-026-1 292-602-7 266-019-3 232-419-1 310-191-5 | 2707 91 00 3807 00 90 | i(2) | v |

Crimidine | 535-89-7 | 208-622-6 | 2933 59 95 | p(1) | v |

Cyanazine | 21725-46-2 | 244-544-9 | 2933 69 80 | p(1)-p(2) | v-v |

Cyhalothrin | 68085-85-8 | 268-450-2 | 2926 90 95 | p(1) | v |

DBB (di-?-oxo-di-N-butylstanniohydroxyboraan/2,2-dibutyl-1,3,2,4-dioxastannaboretaan-4-ol) | 75113-37-0 | 401-040-5 | 2931 00 95 | i(1) | v |

Dicofol met < 78% p,p'-dicofol of 1 g/kg DDT en aan DDT verwante verbindingen + | 115-32-2 | 204-082-0 | 2906 29 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Dinitro-ortho-kresol (DNOC) en de zouten daarvan (zoals het ammonium-, het kalium- en het natriumzout) # | 534-52-1 2980-64-5 5787-96-2 2312-76-7 | 208-601-1 221-037-0 - 219-007-7 | 2908 90 00 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Dinobuton | 973-21-7 | 213-546-1 | 2920 90 10 | p(1)-p(2) | v-v |

Dinoseb en de zouten en esters daarvan # | 88-85-7 en andere | 201-861-7 en andere | 2908 90 00 2915 39 90 | p(1)-p(2) i(2) | v-v v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Dinoterb + | 1420-07-1 | 215-813-8 | 2908 90 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Stuifpoederformuleringen die een combinatie bevatten van: 7% of meer benomyl, 10% of meer carbofuran en 15% of meer thiram # | 17804-35-2 1563-66-2 137-26-8 | 241-775-7 216-353-0 205-286-2 | 3808 90 90 2933 99 90 2932 99 85 2930 30 00 | p(1) p(2) | v v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Endosulfan + | 115-29-7 | 204-079-4 | 2920 90 85 | p(1) | v |

Ethion | 563-12-2 | 209-242-3 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Ethyleenoxide (oxiraan) # | 75-21-8 | 200-849-9 | 2910 10 00 | p(1) | v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Fenpropathrin | 39515-41-8 | 254-485-0 | 2926 90 95 | p(1)-p(2) | v-v |

Fenthion + | 55-38-9 | 200-231-9 | 2930 90 70 | p(1) | sb |

Fentinacetaat + | 900-95-8 | 212-984-0 | 2931 00 95 | p(1)-p(2) | v-v |

Fentinhydroxide + | 76-87-9 | 200-990-6 | 2931 00 95 | p(1)-p(2) | v-v |

Fenvaleraat | 51630-58-1 | 257-326-3 | 2926 90 95 | p(1) | v |

Ferbam | 14484-64-1 | 238-484-2 | 2930 20 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Fluoraceetamide # | 640-19-7 | 211-363-1 | 2924 19 00 | p(1) | v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Flurenol | 467-69-6 | 207-397-1 | 2918 19 80 | p(1)-p(2) | v-v |

Furathiocarb | 65907-30-4 | 265-974-3 | 2932 99 85 | p(1)-p(2) | v-v |

HCH (hexachloorcyclohexaan) (mengsel van isomeren) # | 608-73-1 | 210-168-9 | 2903 51 00 | p(1)-p(2) | v-sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Hexachloorethaan | 67-72-1 | 200-666-4 | 2903 19 80 | i(1) | sb |

Hexazinon | 51235-04-2 | 257-074-4 | 2933 69 80 | p(1)-p(2) | v-v |

Iminoctadine | 13516-27-3 | 236-855-3 | 2925 20 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Isoxathion | 18854-01-8 | 242-624-8 | 2934 99 90 | p(1) | v |

Lindaan (?-HCH) # | 58-89-9 | 200-401-2 | 2903 51 00 | p(1)-p(2) | v-sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

a) Maleïnehydrazide en de zouten daarvan, met uitzondering van de choline-, kalium- en natriumzouten; b) Choline-, kalium- en natriumzouten van maleïnehydrazide met meer dan 1 mg vrij hydrazine/kg, uitgedrukt op basis van het zuurequivalent | 123-33-1 61167-10-0, 51542-52-0, 28330-26-9 | 204-619-9 257-261-0, 248-972-7 | 2933 99 90 2933 99 90 | p(1) | v |

Kwikverbindingen, inclusief anorganische kwikverbindingen, alkylkwikverbindingenen alkyloxyalkyl- en arylkwikverbindingen # | 10112-91-1, 21908-53-2 en andere | 233-307-5, 244-654-7 en andere | 2827 39 80, 2825 90 50 en andere | p(1)-p(2) | v - sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Methamidofos (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 600 g werkzame stof/l) # | 10265-92-6 | 233-606-0 | 2930 90 70 3808 10 40 | p(2) | v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Methidathion | 950-37-8 | 213-449-4 | 2934 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Methylparathion + # | 298-00-0 | 206-050-1 | 2920 10 00 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Metoxuron | 19937-59-8 | 243-433-2 | 2924 21 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Monocrotofos # | 6923-22-4 | 230-042-7 | 2924 19 00 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Monolinuron | 1746-81-2 | 217-129-5 | 2928 00 90 | p(1) | v |

Monomethyldibroomdifenylmethaan Handelsnaam: DBBT+ | 99688-47-8 | 401-210-1 | 2903 69 90 | i(1) | v |

Monomethyldichloordifenylmethaan Handelsnaam: Ugilec 121 of Ugilec 21 + | - | 400-140-6 | 2903 69 90 | i(1)-i(2) | v - v |

Monomethyltetrachloordifenylmethaan Handelsnaam: Ugilec 141 + | 76253-60-6 | 278-404-3 | 2903 69 90 | i(1)-i(2) | v-v |

Monuron | 150-68-5 | 205-766-1 | 2924 21 90 | p(1) | v |

Nitrofeen + | 1836-75-5 | 217-406-0 | 2909 30 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Nonylfenolen C6H4(OH)C9H19 + | 25154-52-3 (fenol, nonyl-), 84852-15-3 (fenol, 4-nonyl-, vertakt) 11066-49-2 (isononylfenol), 90481-04-2, (fenol, nonyl-, vertakt), 104-40-5(p-nonylfenol) en andere | 246-672-0, 284-325-5 234-284-4 291-844-0 203-199-4 en andere | 2907 13 00 | i(1) | sb |

Nonylfenolethoxylaten (C2H4O)nC15H24O + | 9016-45-9, 26027-38-3, 68412-54-4, 37205-87-1, 127087-87-0 en andere | 3402 13 00 | i(1) p(1)-p(2) | sb v-v |

Octabroomdifenylether + | 32536-52-0 | 251-087-9 | 2909 30 38 | i(1) | sb |

Omethoaat | 1113-02-6 | 214-197-8 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Parathion # | 56-38-2 | 200-271-7 | 2920 10 00 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Pebulaat | 1114-71-2 | 214-215-4 | 2930 20 00 | p(1)-p(2) | v-v |

Pentabroomdifenylether + | 32534-81-9 | 251-084-2 | 2909 30 31 | i(1) | sb |

Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan # | 87-86-5 en andere | 201-778-6 en andere | 2908 10 00 en andere | p(1)-p(2) | v-sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Permethrin | 52645-53-1 | 258-067-9 | 2916 20 00 | p(1) | v |

Fosfamidon (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 1000 g werkzame stof/l) # | 13171-21-6 (mengsel, (E)-en (Z)- isomeren) 23783-98-4 ((Z)-isomeer) 297-99-4 ((E)-isomeer) | 236-116-5 | 2924 19 00 3808 10 40 | p(1)-p(2) | v-v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Polybroombifenylen (PBB's) # | 13654-09-6 36355-01-8 27858-07-7 en andere | 237-137-2 252-994-2 248- 696-7 | 2903 69 90 en andere | i(1) | sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Polychloorterfenylen (PCT's) # | 61788-33-8 | 262-968-2 | 2903 69 90 | i(1) | v | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Profam | 122-42-9 | 204-542-0 | 2924 29 95 | p(1) | v |

Pyrazofos + | 13457-18-6 | 236-656-1 | 2933 59 95 | p(1)-p(2) | v-v |

Quintozeen + | 82-68-8 | 201-435-0 | 2904 90 85 | p(1)-p(2) | v-v |

Scilliroside | 507-60-8 | 208-077-4 | 2938 90 90 | p(1) | v |

Simazine + | 122-34-9 | 204-535-2 | 2933 69 10 | p(1) | sb |

Strychnine | 57-24-9 | 200-319-7 | 2939 99 00 | p(1) | v |

Tecnazeen + | 117-18-0 | 204-178-2 | 2904 90 85 | p(1) -p(2) | v-v |

Terbufos | 13071-79-9 | 235-963-8 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Tetraethyllood # | 78-00-2 | 201-075-4 | 2931 00 95 | i(1) | sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Tetramethyllood # | 75-74-1 | 200-897-0 | 2931 00 95 | i(1) | sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Thalliumsulfaat | 7446-18-6 | 231-201-3 | 2833 29 90 | p(1) | v |

Thiocyclam | 31895-22-4 | 250-859-2 | 2934 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Triazofos | 24017-47-8 | 245-986-5 | 2933 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Tridemorf | 24602-86-6 | 246-347-3 | 2934 99 90 | p(1)-p(2) | v-v |

Triorganotinverbindingen + | - | - | 2931 00 95 en andere | p(2) i(2) | sb sb |

Tris (2,3-dibroompropyl)fosfaat # | 126-72-7 | 204-799-9 | 2919 00 90 | i(1) | sb | Zie PIC-circulaire op www.pic.int/ |

Trisaziridinylfosfineoxide (1,1',1?-fosforyltriaziridine) + | 545-55-1 | 208-892-5 | 2933 99 90 | i(1) | sb |

Vamidothion | 2275-23-2 | 218-894-8 | 2930 90 70 | p(1)-p(2) | v-v |

Zineb | 12122-67-7 | 235-180-1 | 2903 20 00 | p(1) | v |

* Subcategorie: p(1) = bestrijdingsmiddel in de groep gewasbeschermingsmiddelen, p(2) = andere bestrijdingsmiddelen met inbegrip van biociden, i(1) = industriële chemische stof voor beroepsmatig gebruik, i(2) = industriële chemische stof voor gebruik door het publiek.

** Gebruiksbeperking volgens de communautaire wetgeving (voor de betrokken subcategorie(ën)): sb = strenge beperking, v = verbod.

(1) Met uitzondering van motorbrandstoffen die onder Richtlijn 98/70/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 350 van 28.12.1998, blz.58) vallen.

# Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de PIC-procedure valt.

+ Chemische stof die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komt.

DEEL 2: LIJST VAN CHEMISCHE STOFFEN DIE VOOR PIC-KENNISGEVING IN AANMERKING KOMEN

(Artikel 10)

Deze lijst bevat chemische stoffen die voor PIC-kennisgeving in aanmerking komen. In het algemeen zijn geen chemische stoffen opgenomen die al aan de PIC-procedure zijn onderworpen; deze worden in deel 3 van deze bijlage vermeld.

Chemische stof | CAS-nummer | Einecs-nummer | GN-code | Categorie* | Gebruiksbeperking** |

2-Naftylamine (2-aminonaftaleen) en de zouten daarvan | 91-59-8, 553-00-4, 612-52-2 en andere | 202-080-4, 209-030-0, 210-313-6 en andere | 2921 45 00 | i | v |

4-Aminobifenyl (p-bifenylamine) en de zouten daarvan | 92-67-1, 2113-61-3 en andere | 202-177-1 en andere | 2921 49 80 | i | v |

4-Nitrobifenyl | 92-92-3 | 202-204-7 | 2904 20 00 | i | v |

Acefaat | 30560-19-1 | 250-241-2 | 2930 90 70 | p | v |

Aldicarb | 116-06-3 | 204-123-2 | 2930 90 70 | p | sb |

Amitraz | 33089-61-1 | 251-375-4 | 2925 20 00 | p | sb |

Asbestvezels: Chrysotiel | 12001-29-5 of 132207-32-0 | 2524 00 00 | i | v |

Atrazine | 1912-24-9 | 217-617-8 | 2933 69 10 | p | sb |

Benzidine en de zouten daarvan Benzidinederivaten | 92-87-5, 36341-27-2 en andere - | 202-199-1, 252-984-8 en andere - | 2921 59 90 | i | sb |

Chloorfenapyr | 122453-73-0 | 2933 99 90 | p | sb |

Chlozolinaat | 84332-86-5 | 282-714-4 | 2934 99 90 | p | v |

Dicofol met < 78% p,p'-dicofol of 1 g/kg DDT en aan DDT verwante verbindingen | 115-32-3 | 204-082-0 | 2906 29 00 | p | v |

Dinoterb | 1420-07-1 | 215-813-8 | 2908 90 00 | p | v |

Endosulfan | 115-29-7 | 204-079-4 | 2920 90 85 | p | v |

Fenthion | 55-38-9 | 200-231-9 | 2930 90 70 | p | sb |

Fentinacetaat | 900-95-8 | 212-984-0 | 2931 00 95 | p | v |

Fentinhydroxide | 76-87-9 | 200-990-6 | 2931 00 95 | p | v |

Methylparathion # | 298-00-0 | 206-050-1 | 2920 10 00 | p | v |

Monomethyldibroomdifenylmethaan Handelsnaam: DBBT | 99688-47-8 | 401-210-1 | 2903 69 90 | i | v |

Monomethyldichloordifenylmethaan Handelsnaam: Ugilec 121 of Ugilec 21 | - | 400-140-6 | 2903 69 90 | i | v |

Monomethyltetrachloordifenylmethaan Handelsnaam: Ugilec 141 | 76253-60-6 | 278-404-3 | 2903 69 90 | i | v |

Nitrofeen | 1836-75-5 | 217-406-0 | 2909 30 90 | p | v |

Nonylfenolen C6H4(OH)C9H19 | 25154-52-3 (fenol, nonyl-), 84852-15-3 (fenol, 4-nonyl-, vertakt), 11066-49-2 (isononylfenol), 90481-04-2, (fenol, nonyl-, vertakt), 104-40-5 (p-nonylfenol) en andere | 246-672-0, 284-325-5 234-284-4 291-844-0 203-199-4 en andere | 2907 13 00 | i | sb |

Nonylfenolethoxylaten (C2H4O)nC15H24O | 9016-45-9, 26027-38-3, 68412-54-4, 37205-87-1, 127087-87-0 en andere | 3402 13 00 | i p | sb v |

Octabroomdifenylether | 32536-52-0 | 251-087-9 | 2909 30 38 | i | sb |

Pentabroomdifenylether | 32534-81-9 | 251-084-2 | 2909 30 31 | i | sb |

Pyrazofos | 13457-18-6 | 236-656-1 | 2933 59 95 | p | v |

Quintozeen | 82-68-8 | 201-435-0 | 2904 90 85 | p | v |

Simazine | 122-34-9 | 204-535-2 | 2933 69 10 | p | sb |

Tecnazeen | 117-18-0 | 204-178-2 | 2904 90 85 | p | v |

Triorganotinverbindingen, met name tributyltinverbindingen, waaronder bis(tributyltin)oxide | 56-35-9 en andere | 200-268-0 en andere | 2931 00 95 en andere | p | sb |

* Categorie: p = bestrijdingsmiddel, i = industriële chemische stof.

** Gebruiksbeperking (voor de betrokken categorie(ën)): sb = strenge beperking, v = verbod.

CAS = Chemical Abstracts Service.

# Chemische stof die geheel of gedeeltelijk onder de internationale PIC-procedure valt.

DEEL 3: LIJST VAN CHEMISCHE STOFFEN DIE KRACHTENS HET VERDRAG VAN ROTTERDAM ONDER DE PIC-PROCEDURE VALLEN

(Artikelen 12 en 13)

(De vermelde categorieën zijn dezelfde als die in het verdrag)

Chemische stof | Relevant(e) CAS-nummer(s) | Categorie |

2,4,5-T en de zouten en esters daarvan | 93-76-5 # | Bestrijdingsmiddel |

Aldrin* | 309-00-2 | Bestrijdingsmiddel |

Binapacryl | 485-31-4 | Bestrijdingsmiddel |

Captafol | 2425-06-1 | Bestrijdingsmiddel |

Chloordaan* | 57-74-9 | Bestrijdingsmiddel |

Chloordimeform | 6164-98-3 | Bestrijdingsmiddel |

Chloorbenzilaat | 510-15-6 | Bestrijdingsmiddel |

DDT* | 50-29-3 | Bestrijdingsmiddel |

Dieldrin* | 60-57-1 | Bestrijdingsmiddel |

Dinitro-ortho-kresol (DNOC) en de zouten daarvan (zoals het ammonium-, het kalium- en het natriumzout) | 534-52-1, 2980-64-5, 5787-96-2, 2312-76-7 | Bestrijdingsmiddel |

Dinoseb en de zouten en esters daarvan | 88-85-7 # | Bestrijdingsmiddel |

1,2-Dibroomethaan (EDB) | 106-93-4 | Bestrijdingsmiddel |

Ethyleendichloride (1,2-dichloorethaan) | 107-06-2 | Bestrijdingsmiddel |

Ethyleenoxide | 75-21-8 | Bestrijdingsmiddel |

Fluoraceetamide | 640-19-7 | Bestrijdingsmiddel |

HCH (mengsel van isomeren) | 608-73-1 | Bestrijdingsmiddel |

Heptachloor* | 76-44-8 | Bestrijdingsmiddel |

Hexachloorbenzeen* | 118-74-1 | Bestrijdingsmiddel |

Lindaan | 58-89-9 | Bestrijdingsmiddel |

Kwikverbindingen, met inbegrip van anorganische kwikverbindingen, alkylkwikverbindingen en alkyloxyalkyl- en arylkwikverbindingen | Bestrijdingsmiddel |

Monocrotofos | 6923-22-4 | Bestrijdingsmiddel |

Parathion | 56-38-2 | Bestrijdingsmiddel |

Pentachloorfenol en de zouten en esters daarvan | 87-86-5 # | Bestrijdingsmiddel |

Toxafeen* | 8001-35-2 | Bestrijdingsmiddel |

Stuifpoeder-formuleringen die een combinatie bevatten van: 7% of meer benomyl, 10% of meer carbofuran en 15% of meer thiram | 17804-35-2 1563-66-2 137-26-8 | Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering |

Methamidofos (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 600 g werkzame stof/l) | 10265-92-6 | Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering |

Methylparathion (emulgeerbare concentraten (EC) met 19,5% of meer werkzame stof en poeder met 1,5% of meer werkzame stof) | 298-00-0 | Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering |

Fosfamidon (oplosbare vloeibare formuleringen van de stof met meer dan 1000 g werkzame stof/l) | 13171-21-6 (mengsel, (E)- en (Z)-isomeren) 23783-98-4 ((Z)-isomeer) 297-99-4 ((E)-isomeer) | Zeer gevaarlijke bestrijdingsmiddelformulering |

Asbestvezels: Actinoliet Anthofylliet Amosiet Crocidoliet Tremoliet | 77536-66-4 77536-67-5 12172-73-5 12001-28-4 77536-68-6 | Industriële chemische stof Industriële chemische stof Industriële chemische stof Industriële chemische stof Industriële chemische stof |

Polybroombifenylen (PBB's) | 36355-01-8 (hexa-) 27858-07-7 (octa-) 13654-09-6 (deca-) | Industriële chemische stof |

Polychloorbifenylen (PCB's)* | 1336-36-3 | Industriële chemische stof |

Polychloorterfenylen (PCT's) | 61788-33-8 | Industriële chemische stof |

Tetraethyllood | 78-00-2 | Industriële chemische stof |

Tetramethyllood | 75-74-1 | Industriële chemische stof |

Tris(2,3-dibroompropyl)fosfaat | 126-72-7 | Industriële chemische stof |

* Voor deze stoffen geldt een uitvoerverbod overeenkomstig de bepalingen van artikel 14, lid 2, en bijlage V van de verordening.

# Alleen de CAS-nummers van de oorspronkelijke verbindingen zijn vermeld.

BIJLAGE II

KENNISGEVING VAN EEN VERBODEN OF AAN STRENGE BEPERKINGEN ONDERWORPEN CHEMISCHE STOF AAN HET SECRETARIAAT VAN HET VERDRAG

Vereiste informatie voor kennisgevingen krachtens artikel 10

De kennisgeving omvat:

98. eigenschappen, identificatie en toepassingen:

a) de gangbare naam;

b) de chemische naam volgens een internationaal erkende nomenclatuur (bijvoorbeeld van de International Union of Pure and Applied Chemistry (IUPAC)), indien beschikbaar;

c) de handelsnamen en namen van preparaten;

d) codenummers: het nummer van de Chemical Abstracts Service (CAS), de douanecode van het geharmoniseerde systeem en andere nummers;

e) informatie over de indeling in een gevarencategorie indien voor de chemische stof eisen inzake de indeling gelden;

f) de toepassing(en) van de chemische stof:

in de Europese Unie,

elders (voorzover bekend);

g) de fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen;

99. definitieve regelgeving:

a) specifieke informatie over de definitieve regelgeving:

i) een samenvatting van de definitieve regelgeving;

ii) de referentie van het regelgevingsdocument;

iii) de datum van inwerkingtreding van de definitieve regelgeving;

iv) een vermelding of de definitieve regelgeving al dan niet op basis van een evaluatie van de risico's of gevaren is vastgesteld en, zo ja, informatie over deze evaluatie met een referentie van de betrokken documentatie;

v) redenen voor de definitieve regelgeving die verband houden met de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu;

vi) een overzicht van de gevaren en risico's van de chemische stof voor de gezondheid van de mens, met inbegrip van de gezondheid van consumenten en werknemers, of het milieu en de verwachte effecten van de definitieve regelgeving;

b) de categorie(ën) waarvoor de definitieve regelgeving is vastgesteld en per categorie:

i) de op grond van de definitieve regelgeving verboden toepassing(en);

ii) de nog niet verboden toepassing(en);

iii) een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar;

c) een indicatie, voorzover mogelijk, of de definitieve regelgeving ook voor andere staten en regio's van nut kan zijn;

d) overige relevante informatie zoals:

i) een beoordeling van de sociaal-economische effecten van de definitieve regelgeving;

ii) informatie over alternatieven en de risico's daarvan, indien beschikbaar, zoals:

- strategieën voor geïntegreerde plaagbestrijding;

- industriële methoden en processen, waaronder schonere technologie.

- BIJLAGE III

KENNISGEVING VAN UITVOER

Vereiste informatie krachtens artikel 7

100. De identiteit van de uit te voeren stof:

a) de naam volgens de nomenclatuur van de International Union of Pure and Applied Chemistry;

b) andere benamingen (zoals de ISO-naam, gangbare namen, handelsnamen en afkortingen);

c) het Einecs-nummer en het CAS-nummer;

d) het CUS-nummer (volgens de Europese douanelijst van chemische stoffen) en de code van de gecombineerde nomenclatuur;

e) de voornaamste verontreinigingen van de stof, indien deze met name relevant zijn.

101. De identiteit van het uit te voeren preparaat:

a) de handelsnaam of omschrijving van het preparaat;

b) voor elk van de in bijlage I opgenomen stoffen het percentage en de bij punt 1 bedoelde gegevens;

c) het CUS-nummer (volgens de Europese douanelijst van chemische stoffen) en de code van de gecombineerde nomenclatuur.

102. Informatie over de uitvoer:

a) het land van bestemming;

b) het land van herkomst;

c) de verwachte datum van eerste uitvoer dit jaar;

d) de geraamde hoeveelheid van de chemische stof die dit jaar naar het betrokken land zal worden uitgevoerd;

e) het voorgenomen gebruik in het land van bestemming, indien bekend, met informatie over de categorie(ën) uit hoofde van het Verdrag van Rotterdam waaronder het gebruik valt;

f) de naam, het adres en andere relevante gegevens van de importeur of het importbedrijf;

g) de naam, het adres en andere relevante gegevens van de exporteur of het exportbedrijf.

103. Aangewezen nationale instanties:

a) de naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in de Europese Unie, waar nadere inlichtingen kunnen worden ingewonnen;

b) de naam, het adres, het telefoon- en telexnummer, het faxnummer of het e-mailadres van de aangewezen instantie in het invoerende land.

104. Informatie over te nemen voorzorgsmaatregelen, met inbegrip van de gevaren- en risicocategorie en veiligheidsaanbevelingen.

105. Een overzicht van de fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische eigenschappen.

106. Toepassing van de chemische stof in de Europese Unie:

a) toepassingen, categorie(ën) in het kader van het Verdrag van Rotterdam en communautaire subcategorie(ën) waarvoor beperkende maatregelen (verbod of strenge beperking) gelden;

b) toepassingen waarvoor de chemische stof niet aan strenge beperkingen onderworpen of verboden is;

(gebruikscategorieën en -subcategorieën zoals gedefinieerd in bijlage I bij de verordening);

c) een raming van de hoeveelheden van de chemische stof die worden geproduceerd, ingevoerd, uitgevoerd en gebruikt, indien beschikbaar.

107. Informatie over voorzorgsmaatregelen ter vermindering van de blootstelling aan en emissie van de chemische stof.

108. Een overzicht van de beperkende voorschriften en de redenen daarvoor.

Een overzicht van de in bijlage II, punt 2, onder a), c) en d), bedoelde informatie.

Aanvullende informatie die door de uitvoerende partij wordt verstrekt omdat deze van belang wordt geacht, of nadere informatie, zoals gespecificeerd in bijlage II, op verzoek van de invoerende partij.

BIJLAGE IV

DOOR DE AANGEWEZEN NATIONALE INSTANTIES VAN DE LIDSTATEN KRACHTENS ARTIKEL 9 AAN DE COMMISSIE TE VERSTREKKEN INFORMATIE

109. Een overzicht van de hoeveelheden onder bijlage I vallende chemische stoffen (in de vorm van stoffen en preparaten) die tijdens het voorgaande jaar zijn uitgevoerd:

a) het jaar waarin uitvoer plaatsvond;

b) een tabel met een overzicht van hoeveelheden uitgevoerde chemische stoffen (in de vorm van stoffen en preparaten), zoals hieronder is aangegeven.

Chemische stof | Invoerend land | Hoeveelheid |

. |

. |

. |

110. Een lijst van de importeurs

Chemische stof | Invoerend land | Importeur of importbedrijf | Adres en andere relevante gegevens van de importeur of het importbedrijf |

BIJLAGE V

CHEMISCHE STOFFEN EN ARTIKELEN WAARVOOR EEN UITVOERVERBOD GELDT

(Artikel 14)

Beschrijving van chemische stof/artikel waarvoor een uitvoerverbod geldt | Eventuele bijkomende details (bv. naam van de chemische stof, Einecs-nummer, CAS-nummer, enz.) |

Kwikhoudende cosmetische zeep | GN-codes 3401 11 00, 3401 19 00, 3401 20 10, 3401 20 90, 3401 30 00 |

Persistente organische verontreinigende stoffen zoals opgesomd in de bijlagen A en B bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen overeenkomstig de daarin vervatte bepalingen | Aldrin | Einecs-nr. 206-215-8, CAS-nr. 309-00-2, GN-code 2903 59 90 |

Chloordaan | Einecs-nr. 200-349-0, CAS-nr. 57-74-9, GN-code 2903 59 90 |

Dieldrin | Einecs-nr. 200-484-5, CAS-nr. 60-57-1, GN-code 2910 90 00 |

DDT (1,1,1-trichloor-2,2-bis(p-chloorfenyl)ethaan | Einecs-nr. 200-024-3, CAS-nr. 50-29-3, GN-code 2903 62 00 |

Endrin | Einecs-nr. 200-775-7, CAS-nr. 72-20-8, GN-code 2910 90 00 |

Heptachloor | Einecs-nr. 200-962-3, CAS-nr. 76-44-8, GN-code 2903 59 90 |

Hexachloorbenzeen | Einecs-nr. 200-273-9, CAS-nr. 118-74-1, GN-code 2903 62 00 |

Mirex | Einecs-nr. 219-196-6, CAS-nr. 2385-85-5, GN-code 2903 59 90 |

Toxafeen (camfechloor) | Einecs-nr. 232-283-3, CAS-nr. 8001-35-2, GN-code 3808 10 20 |

Polychloorbifenylen (PCB's) | Einecs-nr. 215-648-1 en andere, CAS-nr. 1336-36-3 en andere, GN-code 2903 69 90 |

BIJLAGE VI

LIJST VAN DE PARTIJEN BIJ HET VERDRAG DIE INFORMATIE VEREISEN OVER HET TRANSITOVERVOER VAN CHEMISCHE STOFFEN DIE ONDER DE PIC-PROCEDURE VALLEN

(Artikel 15 van de verordening)

Land | Vereiste informatie |

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. BENAMING VAN HET VOORSTEL:

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de in- en uitvoer van gevaarlijke chemische stoffen (vervangt Verordening (EG) nr. 304/2003)

2. ABM/ABB-KADER

Betrokken beleidsterrein(en) en bijbehorende activiteit(en):

Milieu (ABB-code 0703: Tenuitvoerlegging van milieubeleid en -wetgeving van de Gemeenschap).

3. BEGROTINGSONDERDELEN

3.1. Begrotingsonderdelen (beleidsuitgaven en bijbehorende uitgaven voor technische en administratieve bijstand (vroegere BA-onderdelen)) inclusief omschrijving:

.

3.2. Duur van de actie en van de financiële gevolgen:

.

3.3. Begrotingskenmerken:

Begrotingsonderdeel | Soort uitgave | Nieuw | Bijdrage EVA | Bijdragen kandidaat-lidstaten | Rubriek financiële vooruitzichten |

Verplicht/ niet-verplicht | GK[34]/ NGK[35] | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | nr. [.] |

Verplicht/ niet-verplicht | GK/ NGK | JA/NEE | JA/NEE | JA/NEE | nr. [.] |

4. OVERZICHT VAN DE MIDDELEN

4.1. Financiële middelen

4.1.1. Overzicht van de vastleggingskredieten (VK) en betalingskredieten (BK)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort uitgave | Punt nr. | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 e.v. | Totaal |

Beleidsuitgaven[36] |

VK | 8.1. | a |

BK | b |

Administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag[37] |

Technische & administratieve bijstand (NGK) | 8.2.4. | c |

TOTAAL REFERENTIEBEDRAG |

VK | a+c |

BK | b+c |

Administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen[38] |

Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (NGK) | 8.2.5. | d | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,648 |

Andere niet in het referentiebedrag begrepen administratieve uitgaven (NGK) | 8.2.6. | e |

Totale indicatieve kosten van de maatregel |

TOTAAL VK inclusief personeelsuitgaven | a+c+d+e | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,648 |

TOTAAL BK inclusief personeelsuitgaven | b+c+d+e | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,648 |

Medefinanciering

Indien het voorstel door lidstaten of uit andere bronnen (geef aan welke) wordt medegefinancierd, geef dan een raming daarvan in de onderstaande tabel (voeg extra rijen toe indien de medefinanciering uit meer dan een bron afkomstig is):

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Medefinancieringsbron | Jaar n | n+1 | n+2 | n+3 | n+4 | n+5 e.v. | Totaal |

........ | f |

TOTAAL VK inclusief medefinanciering | a+c+d+e+f |

4.1.2. Verenigbaarheid met de financiële programmering

X Het voorstel is verenigbaar met de bestaande financiële programmering.

( Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van de financiële vooruitzichten.

( Het voorstel vergt wellicht toepassing van de bepalingen van het Interinstitutioneel Akkoord[39] (flexibiliteitsinstrument of herziening van de financiële vooruitzichten).

4.1.3. Financiële gevolgen voor de ontvangsten

X Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

( Het voorstel heeft de volgende financiële gevolgen voor de ontvangsten:

in miljoen euro (tot op een decimaal)

Vóór de actie [Jaar n-1] | Situatie na de actie |

Totale personele middelen in VTE | 1 AST | 1 AST | 1 AST | 1 AST | 1 AST | 1 AST |

5. KENMERKEN EN DOELSTELLINGEN

5.1. Behoefte waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Een betere bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in invoerende landen, met name ontwikkelingslanden, tegen gevaarlijke chemische stoffen. Met name om ervoor te zorgen dat ze afdoende informatie over uitvoer uit de EU krijgen en dat bepaalde chemische stoffen die onder de internationale PIC-procedure van het Verdrag van Rotterdam vallen en chemische stoffen die in de zin van dat verdrag in de EU verboden of aan strenge beperkingen onderworpen zijn, niet zonder de uitdrukkelijke toestemming van de invoerende landen worden uitgevoerd. Daartoe is er extra personeel nodig voor de ontwikkeling van een geharmoniseerd systeem met een grotere rol voor de Commissie bij het vragen en krijgen van uitdrukkelijke toestemming van invoerende landen, het verzamelen en opslaan van relevante informatie via de verdere ontwikkeling van de bestaande databank en de beschikbaarstelling van deze informatie aan alle betrokken partijen.

5.2. Meerwaarde van het communautaire optreden, samenhang van het voorstel met andere financiële instrumenten en mogelijke synergie

Zonder betrokkenheid van de Gemeenschap zou de huidige procedure voor uitdrukkelijke toestemming (waar de lidstaten bij betrokken zijn), waarbij er sprake is van onnodige overlappingen en dubbel werk, verwarring in invoerende landen en mogelijke risico's op onverenigbare benaderingen, blijven bestaan.

5.3. Doelstellingen, verwachte resultaten en bijbehorende indicatoren van het voorstel in de context van het ABM

Soepeler werkende procedures waarbij de bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu in invoerende landen op peil blijft zonder de exporteurs en de bevoegde instanties onredelijk te belasten. Het systeem moet vooral zorgen voor meer transparantie en samenhang en moet ertoe bijdragen dat de gevallen sneller kunnen worden afgehandeld. De mate waarin reacties op de verzoeken binnenkomen en de tijd die met het krijgen van een reactie gemoeid is, zullen worden gebruikt als indicatoren om de uitvoering en de effecten te volgen.

5.4. Wijze van uitvoering (indicatief)

X Gecentraliseerd beheer

X rechtstreeks door de Commissie

( gedelegeerd aan:

( uitvoerende agentschappen

( door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 van het Financieel Reglement

( nationale publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak

( Gedeeld of gedecentraliseerd beheer

( met lidstaten

( met derde landen

( Gezamenlijk beheer met internationale organisaties (geef aan welke)

Opmerkingen:

6. TOEZICHT EN EVALUATIE

6.1. Toezicht

De uitvoering zal voortdurend tijdens periodieke vergaderingen met de bevoegde instanties door de Commissie en de lidstaten worden getoetst.

De lidstaten zullen periodiek verslag moeten uitbrengen over het functioneren van alle procedures uit hoofde van de verordening. De Commissie zal deze informatie samen met een verslag over de vervulling van haar taken uit hoofde van de verordening bundelen en een algeheel samenvattend verslag bij het Parlement en de Raad indienen.

6.2. Evaluatie

6.2.1. Evaluatie vooraf:

6.2.2. Naar aanleiding van een tussentijdse evaluatie of evaluatie achteraf genomen maatregelen (ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan )

Zie het eerste verslag over het functioneren van Verordening (EG) nr. 304/2003 tot op heden, dat als begeleidend document aan dit voorstel is toegevoegd, waarin wordt bevestigd dat de procedure voor uitdrukkelijke toestemming niet zo soepel verloopt als de rest van de verordening.

6.2.3. Vorm en frequentie van toekomstige evaluaties

Periodieke evaluatie tijdens vergaderingen met de bevoegde instanties in de lidstaten.

7. FRAUDEBESTRIJDINGSMAATREGELEN

.

8. MIDDELEN

8.1. Financiële kosten van de doelstellingen van het voorstel

Vastleggingskredieten, in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 |

Ambtenaren of tijdelijk personeel[42] (XX 01 01) | A*/AD |

B*, C*/AST | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel[43] |

Uit art. XX 01 04/05 gefinancierd ander personeel[44] |

TOTAAL | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |

8.2.2. Omschrijving van de taken die uit de actie voortvloeien

Verzoeken om uitdrukkelijke toestemming doorgeven aan invoerende landen; aanvullende informatie verstrekken, wanneer van toepassing; herinneringen e.d. verzenden; reacties interpreteren, waar nodig; betrokken partijen op de hoogte stellen en informatie in een databank invoeren.

8.2.3. Herkomst van het (statutaire) personeel

( Posten die momenteel zijn toegewezen aan het beheer van het te vervangen of te verlengen programma

( Posten die al zijn toegewezen in het kader van de JBS/VOB-procedure voor jaar n

( Posten waarom in het kader van de volgende JBS/VOB-procedure zal worden gevraagd

X Bestaande posten binnen de beherende dienst die worden heringedeeld (interne herindeling)

( Posten die voor jaar n nodig zijn maar die in het kader van de JBS/VOB-procedure voor dat jaar nog niet zijn toegewezen

8.2.4. Andere administratieve uitgaven binnen het referentiebedrag (XX 01 04/05 - Uitgaven voor administratief beheer)

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Begrotingsonderdeel (nummer en omschrijving) | Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

Andere technische en administratieve bijstand |

- intern |

- extern |

Totaal Technische en administratieve bijstand |

8.2.5. Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen

in miljoen euro (tot op 3 decimalen)

Soort personeel | 2007 | 2008 | 2009 | 2010 | 2011 | 2012 e.v. |

Ambtenaren en tijdelijk personeel (XX 01 01) | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 |

Uit art. XX 01 02 gefinancierd personeel (hulpfunctionarissen, gedetacheerde nationale deskundigen, personeel op contractbasis, enz.) (vermeld begrotingsonderdeel) |

Totaal Personeelsuitgaven en aanverwante uitgaven (die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 | 0,108 |

Berekening - Ambtenaren en tijdelijke functionarissen |

Het standaardsalaris voor één AST, zoals opgenomen in punt 8.2.1, bedraagt 108 000 EUR |

Berekening - Uit artikel XX 01 02 gefinancierd personeel |

. |

8.2.6. Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen in miljoen euro (tot op 3 decimalen) |

Jaar n | Jaar n+1 | Jaar n+2 | Jaar n+3 | Jaar n+4 | Jaar n+5 e.v. | TOTAAL |

XX 01 02 11 01 - Dienstreizen |

XX 01 02 11 02 - Conferenties en vergaderingen |

XX 01 02 11 03 - Comités[46] |

XX 01 02 11 04 - Studies en adviezen |

XX 01 02 11 05 - Informatiesystemen |

2 Totaal Andere beheersuitgaven (XX 01 02 11) |

3 Andere uitgaven van administratieve aard (vermeld welke en verwijs naar het begrotingsonderdeel) |

Totaal Andere administratieve uitgaven die NIET in het referentiebedrag zijn begrepen) |

Berekening - Andere administratieve uitgaven die niet in het referentiebedrag zijn begrepen |

. |

De behoeften aan personele en administratieve middelen zullen worden gedekt met de kredieten die in het kader van de jaarlijks toewijzingsprocedure aan het beherende DG worden toegewezen.[pic][pic][pic]

[1] PB L 67 van 6.3.2003, blz. 1.

[2] Zaak C-178/03.

[3] Zaak C-94/03, Commissie tegen Raad.

[4] PB L 63 van 6.3.2003, blz. 27.

[5] PB L 299 van 28.10.2006, blz. 23.

[6] PB L 136 van 24.5.2006, blz. 9.

[7] Besluit 1999/468/EG van de Raad, zoals gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[8]

[9]

[10]

[11] PB L 63 van 6.3.2003, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 777/2006 van de Commissie (PB L 136 van 24.5.2006, blz. 9).

[12] PB L 251 van 29.8.1992, blz. 13. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 300/2002 van de Commissie (PB L 52 van 22.2.2002, blz. 1).

[13] Nog niet verschenen.

[14] XXX.

[15] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23. Besluit gewijzigd bij Besluit 2006/512/EG (PB L 200 van 22.7.2006, blz. 11).

[16] PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

[17] PB 196 van 16.8.1967, blz. 1.

[18] PB L 200 van 30.7.1999, blz. 1.

[19] PB L 22 van 26.1.2005, blz. 1.

[20] PB L 159 van 29.6.1996, blz. 1.

[21] PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

[22] PB L 377 van 31.12.1991, blz. 20.

[23] PB L 159 van 30.6.2000, blz. 1.

[24] PB L 186 van 30.6.1989, blz. 23.

[25] PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

[26] PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1.

[27] PB L 311 van 28.11.2001, blz. 67.

[28] PB L 311 van 28.11.2001, blz. 1.

[29] PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

[30] PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

[31] PB L 76 van 22.3.1991, blz. 35.

[32] PB L 158 van 23.6.1990, blz. 56.

[33] PB L 158 van 30.4.2004, blz. 7.

[34] Gesplitste kredieten.

[35] Niet-gesplitste kredieten.

[36] [37].09\]lmnO?Z??¡Uitgaven die niet onder hoofdstuk xx 01 van de betrokken titel xx vallen.

[38] Uitgaven in het kader van artikel xx 01 04 van titel xx.

[39] Uitgaven in het kader van hoofdstuk xx 01, met uitzondering van de artikelen xx 01 04 en xx 01 05.

[40] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord.

[41] Voeg zo nodig extra kolommen toe (wanneer de duur van de actie langer is dan 6 jaar).

[42] Zoals beschreven in punt 5.3.

[43] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[44] Waarvan de kosten NIET door het referentiebedrag worden gedekt.

[45] Waarvan de kosten door het referentiebedrag worden gedekt.

[46] Verwijs naar het specifieke financieel memorandum voor de betrokken uitvoerende agentschappen.

[47] Vermeld het soort comité en de groep waartoe het behoort.