Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en beheer
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en beheer
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en beheer /* COM/2006/0775 def. - COD 2006/0005 */
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 6.12.2006
COM(2006) 775 definitief
2006/0005 (COD)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag over het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en -beheer
2006/0005 (COD)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENTovereenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdragover het
gemeenschappelijk standpunt van de Raad met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad over overstromingsbeoordeling en -beheer
(Voor de EER relevante tekst)
1. CHRONOLOGISCH OVERZICHT
Toezending van het voorstel aan het EP en de Raad (document COM(2006) 15 def. – 2006/0005 COD): | 18.1.2006 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 17.5.2006 |
Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 13.6.2006 |
Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 23.11.2006 |
2. DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE
De voorgestelde richtlijn moet ervoor zorgen dat de risico's die overstromingen met zich meebrengen voor de gezondheid van de mens, het milieu, infrastructuur en eigendommen worden verminderd en beheerd. Er wordt een aanpak voorgesteld in drie stappen, waarbij in een eerste fase op basis van een voorlopige risicobeoordeling de gebieden worden aangewezen waar een aanzienlijk overstromingsrisico bestaat, en vervolgens werk wordt gemaakt van overstromingskartering en het opstellen van overstromingsrisicobeheerplannen voor de betrokken stroomgebieddistricten, m.i.v. kustgebieden. In elke fase wordt gezorgd voor coördinatie binnen stroomgebieden die het grondgebied van meerdere lidstaten en/of derde landen bestrijken, coördinatie met de kaderrichtlijn water (Richtlijn 2000/60/EG) en inspraak van het publiek. De voorgestelde richtlijn biedt de lidstaten de nodige speelruimte bij de bepaling van het vereiste beschermingsniveau en de keuze van de maatregelen die moeten worden genomen om dat beschermingsniveau tot stand te brengen, alsook wat betreft het tijdschema voor de implementering van de overstromingsrisicobeheerplannen.
3. OPMERKINGEN OVER HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
3.1 Algemene opmerkingen
Van de 76 door het Europees Parlement in eerste lezing voorgestelde amendementen heeft de Commissie er 59 (met inbegrip van 1 afzonderlijk ter stemming gelegd item) geheel, gedeeltelijk of in principe aanvaard. Van deze 59 amendementen werden er 35 in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt.
De Commissie heeft alle amendementen aanvaard die resulteerden in een verdere verduidelijking van de koppelingen met Richtlijn 2000/60/EG, het belang van de problematiek van de klimaatverandering en het gebruik van bestaande instrumenten.
De Commissie heeft met name de amendementen verworpen waardoor het toepassingsgebied van de richtlijn werd beperkt tot overstromingen met specifieke oorzaken, die al te gedetailleerde voorschriften behelsden of waardoor juridische onduidelijkheid dreigde te ontstaan.
3.2 Specifieke opmerkingen
3.2.1 Amendementen van het Parlement die door de Commissie zijn aanvaard en geheel of gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt.
De volgende amendementen zijn op passende wijze in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt: de nummers 1 (titel), 2, 11, 16, 25 (overwegingen), 26, 28, 29, 30, 32, 33, 39, 40, 52, 66 en 86 (artikelen).
Het solidariteitsbeginsel ten aanzien van grensoverschrijdende stroomgebieden, zoals vervat in de amendementen 6, 8 en 12, komt weliswaar tot uitdrukking in de overwegingen van het gemeenschappelijk standpunt, maar de specifieke punten betreffende samenwerking bij het zoeken naar compenserende ruimte (amendement 6) en de rol van niet-duurzaam rivierbeheer als oorzaak van toenemende risico's (amendement 8) zijn in het gemeenschappelijk standpunt niet gehandhaafd.
Met de amendementen 7 en 10 is in principe rekening gehouden middels een beknopte verwijzing naar klimaatverandering in overweging 2. Het gedeeltelijk overgenomen amendement 38 (artikel 5) schrijft ook voor dat bij de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling tevens rekening wordt gehouden met de "verwachtingen ten aanzien van grondgebruik en klimaatverandering", maar dat aspect is in het gemeenschappelijk standpunt niet verwerkt.
Het gedeeltelijk overgenomen amendement 20 legt daarnaast ook de nadruk op het belang van publieksparticipatie.
De amendementen 17, 24, 31, 37, 41, 55 en 71 bevatten bepalingen inzake het gebruik van bestaande instrumenten, die in principe in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt (artikel 13) . De eis van het Europees Parlement dat dergelijke bestaande beoordelingen, kaarten en plannen dienen te voldoen aan de eisen van de desbetreffende artikelen van de richtlijn, is echter strenger dan de soepelere gelijkwaardigheidscriteria van het gemeenschappelijk standpunt. De termijn waarbinnen deze instrumenten beschikbaar dienen te zijn om in aanmerking te komen voor de uitzondering waarin dit artikel voorziet, wordt in het gemeenschappelijk standpunt ook uitgebreid tot 12 december 2012, terwijl in amendement 71 sprake is van de datum van inwerkingtreding van de richtlijn.
Het gedeelte van de (eensluidende) amendementen 35 en 60 dat de beoordeling van kosten en baten betreft, is in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt (artikel 7) . Daarnaast is in die amendementen echter ook sprake van kostendekking en van de internalisatie van de kosten op het stuk van milieu en hulpbronnen. De Commissie gaat daarmee akkoord, op voorwaarde dat een en ander in overeenstemming is met de kostendekkingsbeginselen en -procedures van Richtlijn 2000/60/EG.
De amendementen 46 en 48 voegen enkele belangrijke elementen toe die verplicht moeten worden opgenomen in de overstromingsrisicokaarten. Gesteld mag worden dat het gemeenschappelijk standpunt hieraan tegemoetkomt (artikel 6, lid 5, onder d)) .
Amendement 49 is gedeeltelijk in het gemeenschappelijk standpunt geïntegreerd (artikel 6, lid 5, onder c)) , nl. wat betreft de toespitsing op specifieke verontreinigingsbronnen en specifieke voor milieuschade kwetsbare gebieden, veeleer dan op de raming van de potentiële economische en milieuschade. Het gemeenschappelijk standpunt dekt echter niet alle relevante, in het amendement beoogde bronnen: met name ontbreken diffuse verontreinigingbronnen en kleinere, niet onder de IPPC-richtlijn (Richtlijn 96/61/EG) vallende installaties. Het amendement bevat ook de eis dat rekening wordt gehouden met schade aan terrestrische ecosystemen. Dit aspect is in het gemeenschappelijk standpunt komen te vervallen.
Hoewel in het gemeenschappelijk standpunt aandacht wordt besteed aan uiterwaarden en de rol daarvan als retentiebekkens en afvoerroutes, voegt amendement 54 aan het overstromingsrisicobeheerplan een uitvoerigere analyse van het overstromingsproces en de ontwikkelingen op lange termijn toe (artikel 7) . Dit moet worden gezien in de context van de vereenvoudigingen die de Raad in de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling heeft aangebracht (artikel 4) .
Hoewel bepaalde delen van amendement 56 inzake grensoverschrijdende samenwerking in het gemeenschappelijk standpunt zijn behouden, zijn twee specifieke eisen (dat overstromingsrisicobeheerplannen (hoofdstuk IV) worden vastgesteld in nauw overleg met de plaatselijke en regionale overheden en dat het menselijk gebruik van uiterwaarden moet worden aangepast aan het geïdentificeerde risico) daarin niet opgenomen. De Commissie kan wel instemmen met de formulering van dit artikel in het gemeenschappelijk standpunt wat betreft niet-structurele maatregelen en de vermindering van de kans op overstromingen.
Hoewel het eerste deel van amendement 61 naar de geest grotendeels in het gemeenschappelijk standpunt is geïntegreerd (artikel 7, lid 4) , is de vermelding van " andere maatregelen " die het overstromingsrisico stroomopwaarts of stroomafwaarts kunnen doen toenemen, niet gehandhaafd.
Hoewel de strekking van amendement 64 in het gemeenschappelijk standpunt is gehandhaafd (artikel 8) , bepaalt het amendement eveneens dat gebruik kan worden gemaakt van internationale overeenkomsten ter uitvoering van deze richtlijn met betrekking tot derde landen.
Hoewel amendement 68 , dat nadrukkelijk verwijst naar alle verplichtingen uit hoofde van het Verdrag van Aarhus - inclusief inspraak van het publiek - in beginsel in het gemeenschappelijk standpunt is verwerkt (artikel 10) , valt op te merken dat in het gemeenschappelijk standpunt "inspraak van het publiek" in de titel is vervangen door "raadpleging".
3.2.2 Amendementen van het Parlement die door de Commissie zijn aanvaard maar niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt.
Wat de overwegingen betreft, voegen de amendementen 3 en 4 meer bijzonderheden en beschouwingen toe m.b.t. risico's voor het milieu en de oorzaken van het toegenomen overstromingsrisico, met name antropogene factoren (en klimaatverandering in het bijzonder). Amendement 5 (overweging) over het belang van "verticale" coördinatie (tussen nationale, regionale en plaatselijke autoriteiten) is in het gemeenschappelijk standpunt niet meegenomen. Hoewel de verwijzing naar het Handvest van de grondrechten is gehandhaafd (overweging 19) , bevat amendement 9 ook een verwijzing naar de conclusies van de Raad van 14 oktober 2004, met name over de toename van het overstromingsrisico als gevolg van klimaatverandering, die echter niet in het gemeenschappelijk standpunt is opgenomen. Amendement 13 beklemtoont het belang van de integratie van het overstromingsrisicobeheer in het overige EU-beleid. In amendement 15 wordt erop gewezen dat gebieden met een gering overstromingsrisico potentieel van belang kunnen zijn voor het verzachten van de gevolgen van overstromingen ; het gemeenschappelijk standpunt heeft het daarentegen over potentiële retentiegebieden (artikel 7) . In amendement 18 wordt benadrukt hoe belangrijk het is dat in de plannen aandacht wordt besteed aan potentiële milieuverontreiniging in samenhang met overstromingen. De amendementen 19 en 21 voegen technische details toe m.b.t. de voorspelling van overstromingen .
Amendement 34 betreft hoofdzakelijk het in aanmerking nemen van verzakking bij de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling. Amendement 36 voorziet in een beoordeling van de effectiviteit van de bestaande waterkeringsinfrastructuur bij de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling (artikel 4) .
Amendement 58 schrijft voor dat ook een beoordeling van de reddings- en herstelmaatregelen deel moet uitmaken van de overstromingsrisicobeheerplannen, wat betekent dat ook aan het onderdeel "toetsing" van de overstromingsrisicobeheercyclus in de richtlijn een centrale rol wordt toegekend.
Amendement 62 behelst een eis tot kennisgeving ingeval in de zesjarige periode tussen twee overstromingsrisicobeheerplannen wijzigingen worden aangebracht in het tijdschema voor de uitvoering van maatregelen in stroomgebieden die het grondgebied van meerdere lidstaten bestrijken.
Het afzonderlijk ter stemming gelegde amendement over artikel 13 (artikel 9 in het gemeenschappelijk standpunt) beoogde een versterkte coördinatie en integratie tussen de voorgestelde richtlijn en Richtlijn 2000/60/EG , terwijl in het gemeenschappelijk standpunt van de Raad de desbetreffende bepalingen juist worden afgezwakt doordat de eis tot strakke coördinatie wordt geschrapt en de coördinatie facultatief wordt gemaakt (artikel 9, overweging 16) .
Amendement 69 over informatie van het publiek als onderdeel van de op paraatheid gerichte maatregelen werd door het Parlement voorgesteld in samenhang met het artikel over publieksparticipatie, maar de Commissie is van mening dat dit punt ook kan worden geïntegreerd in de overstromingsrisicobeheerplannen (artikel 7) .
Amendement 73 stelt dat de Commissie in haar periodieke rapporten over de uitvoering van de richtlijn ook verslag moet uitbrengen over de effecten van klimaatverandering .
Amendement 74 bevat de eis om prioriteit te verlenen aan bepaalde maatregelen naargelang van de mate waarin deze bevorderlijk zijn voor de totstandbrenging van de doelstellingen van Richtlijn 2000/60/EG (die reeds van kracht is en thans reeds medebepalend is voor de beheerskeuzen ten aanzien van overstromingsrisico's).
3.2.3 Door de Commissie verworpen amendementen van het Parlement die in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt.
De amendementen 44 (betreffende de kartering van aan erosie onderhevige gebieden), 57 (gedeelte over niet-structurele maatregelen), 59 (in het gemeenschappelijk standpunt verwerkt in de bijlage, in de vorm van voorbeelden van andere wetgeving waarvoor een samenvatting van de relevante maatregelen in de overstromingsrisicobeheerplannen moet worden opgenomen) en 65 (over coördinatie in grensoverschrijdende stroomgebieddistricten) zijn door de Commissie verworpen op grond van bezwaren in samenhang met de subsidiariteit of overlappingen met andere verplichtingen. In het kader van het totaalpakket van het gemeenschappelijk standpunt zijn deze amendementen, in de vorm waarin zij in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt, voor de Commissie evenwel toch aanvaardbaar.
3.2.4 Amendementen van het Parlement die door de Commissie zijn verworpen en niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn opgenomen.
De amendementen 14, 23, 27, 42, 43, 47, 50, 51, 53, 63, 70, 72, 75 en 85 zijn zowel door de Commissie als door de Raad verworpen. Amendement 45 (van redactionele aard – betreft niet de Nederlandse versie) is wegens de in het gemeenschappelijk standpunt gekozen formulering overbodig geworden.
Afgezien van de door amendement 22 beoogde redactionele wijzigingen (overweging 17) , die aanvaardbaar zijn, verwerpt de Raad in zijn gemeenschappelijk standpunt (net als de Commissie) de wijzigingen in samenhang met de toepassing van artikel 4, lid 7, van Richtlijn 2000/60/EG betreffende hoger openbaar belang, aangezien de bepalingen van die richtlijn duidelijk genoeg zijn.
3.2.5 Bijkomende wijzigingen die door de Raad in het voorstel zijn aangebracht
Het gemeenschappelijk standpunt bevat een aanzienlijk aantal wijzigingen ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. Qua opbouw is de tekst gestroomlijnd; daarbij zijn verschillende artikelen uit de oorspronkelijke versie samengevoegd en verschillende overwegingen vereenvoudigd. Alle essentiële elementen van het voorstel van de Commissie zijn echter behouden gebleven.
De belangrijkste inhoudelijke wijzigingen in het gemeenschappelijk standpunt die niet voortvloeien uit amendementen van het Parlement, betreffen de gestroomlijnde voorlopige overstromingsrisicobeoordeling, de versterkte internationale samenwerking en een minder strakke coördinatie met Richtlijn 2000/60/EG.
Beperking, via de definitie van "overstroming", van de types overstromingen waarop de richtlijn van toepassing is : In het gemeenschappelijk standpunt is een inclusieve lijst van types overstromingen opgenomen waarop de richtlijn van toepassing is. Daarnaast is ook voorzien in de mogelijkheid om overstromingen van rioleringssystemen van de werkingssfeer van de richtlijn uit te sluiten (artikel 2, lid 1, en overweging 9) .
Kleinere beheerseenheden dan stroomgebieddistricten : Het gemeenschappelijk standpunt bepaalt dat kustgebieden en afzonderlijke stroomgebieden als beheerseenheden in aanmerking kunnen komen (artikel 3, lid 2, en daarmee samenhangende wijzigingen, alsook overweging 16) .
Stroomlijning van de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling en aandacht voor klimaatverandering : Het gemeenschappelijk standpunt stroomlijnt en vereenvoudigt de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling, met name wat betreft de beoordeling van de potentiële omvang en gevolgen van toekomstige overstromingen en de factoren die het overstromingsrisico veranderen (artikel 4, lid 2) . Hieronder valt ook de verplichting om rekening te houden met klimaatverandering, die echter is afgezwakt en nu facultatief is gemaakt tot het moment (in 2018) waarop de eerste toetsing van de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling plaatsvindt (artikel 14 en overweging 14) . Het Europees Parlement deelt echter het standpunt van de Commissie wat betreft het vereiste ambitieniveau met betrekking tot klimaatverandering, en stelde bovendien meer gedetailleerde eisen m.b.t. de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling voor. Voor de Commissie is het door het gemeenschappelijk standpunt geïmpliceerde uitstel van de inachtneming van klimaatverandering alleen aanvaardbaar in het kader van een globaal compromis. In een aan de conclusies van de Raad gehechte verklaring stelt zij dat de Europese burger verwacht dat het effect van klimaatverandering op het overstromingsrisico terdege wordt geëvalueerd en dat daar rekening mee wordt gehouden.
Tijdschema : Het gemeenschappelijk standpunt stelt de termijn voor de voltooiing van de eerste voorlopige overstromingsrisicobeoordeling vast op 22 december 2012, i.p.v. 3 jaar na de inwerkingtreding van de richtlijn (artikel 4, lid 3).
Samenwerking in grensoverschrijdende stroomgebieden : Deze samenwerking wordt in het gemeenschappelijk standpunt versterkt in alle drie de fasen waarin de richtlijn voorziet, nl. bij de voorlopige overstromingsrisicobeoordeling (artikel 4, lid 2, en artikel 5, lid 2 ) en bij het opstellen van de overstromingskaarten (artikel 6, lid 2) en de overstromingsrisicobeheerplannen (artikel 7, lid 4, en artikel 8).
Kaarten : beperking van de eisen inzake kartering van scenario's met een verschillende waarschijnlijkheidsgraad, afhankelijk van het type overstroming : Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in de mogelijkheid om scenario's met een lage waarschijnlijkheid (de meest extreme scenario's) alleen te karteren voor grondwateroverstromingen (artikel 6, lid 7) en voor kustoverstromingen voorzover er passende beschermingsmaatregelen beschikbaar zijn (artikel 6, lid 6) . De kartering van overstromingen met een grotere waarschijnlijkheid (minder extreme scenario's) is voorts facultatief gemaakt (artikel 6, lid 3, onder c)). Andere aangebrachte wijzigingen betreffen een verduidelijking dat de kaarten op de passende schaal moeten worden gemaakt, een verduidelijking dat het bereik van de overstroming op de overstromingsrisicokaarten moet worden aangegeven en een precisering van de manier waarop mogelijke schade aan economische activiteiten en het milieu op de overstromingsrisicokaarten moet worden omschreven.
Overstromingsrisicobeheerplannen : Het gemeenschappelijk standpunt voorziet in de mogelijkheid om per stroomgebieddistrict meer dan één overstromingsrisicobeheerplan op te stellen, op voorwaarde dat deze plannen op stroomgebieddistrictniveau worden gecoördineerd (artikelen 7 en 8) . Het voorziet ook in specifieke eisen betreffende de mogelijkheid tot samenwerking in internationale deelstroomgebieden.
Voorts bevat het gemeenschappelijk standpunt de eis dat "doelstellingen inzake overstromingsrisicobeheer" worden vastgesteld i.p.v. een gewenst "beschermingsniveau". Aldus wordt erkend dat het in het licht van de onvoorspelbaarheid van natuurrampen zoals overstromingen niet altijd mogelijk is een specifiek beschermingsniveau te garanderen. Ook wordt voorzien in de mogelijkheid om het risico in stroomopwaarts of stroomafwaarts gelegen landen te verhogen, op voorwaarde dat de betrokken partijen het daarover eens zijn (artikel 7, lid 4) .
Het gemeenschappelijk standpunt bevat ook een aantal andere verduidelijkingen m.b.t. de rol van de overstromingsrisicobeheerplannen (artikel 7) (koppelingen met de kaarten in hoofdstuk III, specifieke aandacht voor de bescherming van haveninfrastructuur en scheepvaart, precisering dat in het kader van paraatheid een prominente rol moet worden toegekend aan overstromingsvoorspellings- en vroegtijdige-waarschuwingssystemen, uitdrukkelijke vermelding van de mogelijkheid om door middel van gecontroleerde overstroming van bepaalde gebieden het algehele risico te doen afnemen) waardoor de inhoud van de voorgestelde richtlijn niet op essentiële punten wordt gewijzigd.
Uitvoeringsbepalingen en wijzigingen : Het gemeenschappelijk standpunt stelt een termijn vast voor de specificatie van de technische formats voor rapportage aan de Commissie, namelijk twee jaar vóór het verstrijken van de overeenkomstige rapportagetermijn. Voorts wordt de mogelijkheid tot aanpassing van de richtlijn aan de vooruitgang van wetenschap en techniek via de comitéprocedure beperkt tot de bijlage van de richtlijn (artikel 11).
Transponeringstabel : De bepaling dat de lidstaten in samenhang met de omzetting een transponeringstabel moeten bekendmaken, is in het gemeenschappelijk standpunt verplaatst ( van artikel 17 naar overweging 22).
In de bijlage zijn een eis tot omschrijving van de methodiek van de kosten-batenanalyse van maatregelen in grensoverschrijdende stroomgebieden en een eis tot verslaglegging over bewakingsmechanismen voor de uitvoering toegevoegd. Ook zijn bepaalde verduidelijkingen aangebracht betreffende de formats van onderdelen van de plannen.
4. CONCLUSIE
De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt, dat door de Raad met eenparigheid van stemmen is aangenomen, verbeteringen bevat op het stuk van de overstromingsrisicobeheerplannen en de internationale samenwerking. De Commissie kan hiervoor derhalve haar steun toezeggen. De Commissie wijst erop dat bepaalde punten van zorg blijven bestaan in samenhang met het feit dat in de voorlopige overstromingsrisicobeoordelingen pas in een latere fase rekening zal worden gehouden met mogelijke toekomstige ontwikkelingen - inclusief klimaatverandering - en met het feit dat de eisen inzake coördinatie met richtlijn 2000/60/EG door de Raad zijn gewijzigd. De Commissie heeft twee verklaringen afgelegd met het doel deze in de notulen van de Raad te laten opnemen (zie bijlage).
BIJLAGE
1. Verklaring van de Commissie betreffende klimaatverandering
De Commissie betreurt het dat er in het gemeenschappelijk standpunt geen tekst is opgenomen die verplicht tot een deugdelijke evaluatie en overweging van de gevolgen van klimaatverandering voor overstromingsrisico's.
Niettemin hoopt en verwacht de Commissie dat de lidstaten rekening zullen houden met de voorziene gevolgen van klimaatverandering. Zo niet, dan zou dat voor de burgers van de Unie onbegrijpelijk zijn.
2. Verklaring van de Commissie betreffende de transponeringstabel (a rtikel 17, voorheen artikel 19 )
De Commissie vestigt de aandacht op haar voorstel, dat in overeenstemming is met de doelstellingen van het interinstitutionele akkoord "Beter wetgeven", en dat ertoe strekt dat de lidstaten tabellen opstellen die het verband weergeven tussen de richtlijn en de door hen genomen omzettingsmaatregelen, aan de hand waarvan de Commissie kan nagaan of de nationale maatregelen in overeenstemming zijn met het Gemeenschapsrecht.
De Commissie zal een door de Raad vastgesteld gemeenschappelijk standpunt niet blokkeren. Zij verwacht echter dat dit punt, dat van horizontale aard is, door de instellingen gezamenlijk zal worden getoetst.