Home

Aanbeveling voor een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

Aanbeveling voor een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

Aanbeveling voor een beschikking van de Raad betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk /* SEC/2006/0020 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 11.1.2006

SEC(2006) 20 definitief

Aanbeveling voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

De toepassing van de buitensporigtekortprocedure (BTP) is geregeld bij artikel 104 van het Verdrag en bij Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997[1] over "de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten", die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact. Hoewel de meeste bepalingen op dezelfde wijze van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk als op andere landen die geen deel uitmaken van de eurozone, bepaalt punt 5 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland[2] dat de verplichting uit hoofde van artikel 104, lid 1, van het Verdrag om buitensporige overheidstekorten te vermijden niet van toepassing is op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land tot de derde fase van de EMU overgaat. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich evenwel in de tweede fase van de EMU en heeft zich dus overeenkomstig artikel 116, lid 4, van het Verdrag ertoe verbonden "ernaar te streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen".

Sedert de intrekking van de vorige BTP ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk in mei 1998 is het saldo van de overheidsbegroting van het Verenigd Koninkrijk omgeslagen van een ruim overschot eind jaren negentig in een tekort van 3,2% van het BBP in 2003/2004[3]. Deze ontwikkeling stemde overeen met een wijziging met ongeveer 4 procentpunten van het BBP van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo in de periode 1999/2000-2003/2004. In deze jaren nam de uitgavenquote van de overheid ook toe van minder dan 40% van het BBP tot ongeveer 43% van het BBP. Tijdens dezelfde periode namen de bruto overheidsinvesteringen in vaste activa toe van 1,2% tot 1,6% van het BBP; de bruto schuldquote van de overheid daalde tot 37,6% van het BBP in 2002/2003 maar laat sindsdien een stijging zien. In combinatie met het renteverloop leidde deze ontwikkeling ertoe dat de rentebetalingen in deze periode terugliepen van 2,9% tot 2,0% van het BBP. Omdat het tekort voor 2003/2004 het referentiepercentage overschreed, leidde de Commissie een buitensporigtekortprocedure in, waarbij in april 2004 een verslag overeenkomstig artikel 104, lid 3, werd opgesteld[4]. Aangezien er in de toenmalige beoordeling van uit werd gegaan dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van 3% van het BBP gering was en waarschijnlijk tijdelijk zou zijn, werd het tekort niet als buitensporig beschouwd.

Volgens de in augustus 2005 door het Verenigd Koninkrijk medegedeelde BTP-gegevens bedroeg het Britse overheidstekort in het begrotingsjaar 2004/2005 (dat loopt van april tot maart)[5],[6]3,2% van het BBP en overschreed het daarmee opnieuw de referentiewaarde van 3% van het BBP. Het voor het begrotingsjaar 2004/2005 medegedeeld cijfer leverde het bewijs dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact bestaat.

De Commissie heeft daarom haar goedkeuring gehecht aan een verslag op grond van artikel 104, lid 3, van het Verdrag waarin wordt beoordeeld of aan het tekortcriterium en het schuldcriterium van het Verdrag wordt voldaan. In het verslag werd vastgesteld dat het tekort voor 2004/2005 weliswaar hoger was dan de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het BBP, maar dat het toch dicht bij deze referentiewaarde bleef. De overschrijding van de referentiewaarde van 3% van het BBP was niet uitzonderlijk. De overschrijding werd met name niet veroorzaakt door een ongewone gebeurtenis, en de groei die met de overschrijding van de referentiewaarde in 2004/2005 gepaard ging, kan evenmin als een ernstige economische neergang worden beschouwd. Volgens prognoses zou de groei van 3,2% in 2004 het potentiële groeicijfer hebben overtroffen, hetgeen ook gold voor de groei in het begrotingsjaar 2004/2005. De geraamde output gap in 2004 was positief. Wat het tijdelijke karakter betreft, werd op basis van tussentijdse bijgewerkte economische en budgettaire vooruitzichten voor het Verenigd Koninkrijk verwacht dat het tekort in de loop van 2005/2006 en 2006/2007 hoger zou blijven dan 3%.

In haar verslag heeft de Commissie tevens alle relevante factoren onderzocht die op de economische en begrotingssituatie op middellange termijn betrekking hebben, alsook andere factoren die relevant leken voor de beoordeling van de overheidsfinanciën van het Verenigd Koninkrijk. Volgens het stabiliteits- en groeipact kunnen in de stappen die leiden naar het besluit over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort, ook andere relevante factoren in aanmerking worden genomen (zoals onder meer het advies van het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, het advies van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 5, en het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6) "indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde van het overkoepelende principe dat, voordat de andere relevante factoren in aanmerking worden genomen, de overschrijding van de referentiewaarde slechts van tijdelijke aard is en het algemene overheidstekort dicht bij de referentiewaarde blijft". In het geval van het Verenigd Koninkrijk werd in het verslag geconcludeerd dat het verwachte tekort voor 2004/2005 weliswaar dicht bij de referentiewaarde bleef, maar volgens prognoses in de begrotingsjaren 2005/2006 en 2006/2007 toch hoger zou zijn dan 3% van het BBP.

In artikel 104, lid 4, van het Verdrag wordt bepaald dat "het in artikel 114 bedoelde Comité (d.i. het Economisch en Financieel Comité) advies uitbrengt over het verslag van de Commissie". Het Comité bracht zijn advies uit op 30 september 2005; in dit advies, dat spoorde met de beoordeling die de Commissie in haar verslag had gemaakt, werd vastgesteld dat het buitensporig tekort niet als tijdelijk kon worden beschouwd. Het Comité heeft evenwel aanbevolen geen verdere stappen in het kader van de BTP meer te ondernemen in afwachting van de afronding van de aanstaande najaarsprognoses van de Commissie.

In de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie, waarin werd verondersteld dat het aangekondigde begrotingsbeleid van het Verenigd Koninkrijk geen wijzigingen zou ondergaan, werd verwacht dat het tekort zou toenemen tot iets minder dan 3,5% van het BBP in 2005/2006, hoger zou blijven dan 3% van het BBP in 2006/2007 en slechts in 2007/2008 geleidelijk zou verbeteren tot ongeveer 3% van het BBP. Deze prognoses bevestigden zowel de beoordeling die de Commissie in haar verslag op grond van artikel 104, lid 3, had gemaakt als het advies dat het Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, had opgesteld, namelijk dat het tekort in 2005/2006 en 2006/2007 naar verwachting hoger zou blijven dan 3% van het BBP en bijgevolg niet tijdelijk was. Op grond van deze prognoses is de overschrijding van de referentiewaarde van 3% van het BBP dus noch uitzonderlijk, noch tijdelijk, al blijft het tekort dicht bij de referentiewaarde.

Aansluitend op de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk begrotingsmaatregelen aangekondigd in het op 5 december 2005 bij het parlement ingediende Pre-Budget Report. Per saldo zouden deze maatregelen volgens de door de Britse autoriteiten opgestelde kostenbepaling ervan, in vergelijking met het basisscenario van het aangekondigde beleid (waarmee in de najaarsprognoses rekening werd gehouden) neerkomen op een versoepeling van het beleid met 0,1 procentpunt van het BBP in het lopende begrotingsjaar en een verstrakking van het beleid met iets minder dan 0,1 procentpunt van het BBP in 2006/2007. Ondanks deze maatregelen, die allemaal van structurele aard zijn, verwacht de Commissie nog steeds dat het tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 de referentiewaarde van 3% van het BBP zal overschrijden, waarbij het in 2006/2007 vermoedelijk ongeveer 3,1% van het BBP zal bedragen, en bijgevolg niet tijdelijk is.

Om die reden wordt - nogmaals omdat niet aan de bovenstaande tweeledige voorwaarde is voldaan - in het geval van het Verenigd Koninkrijk in het advies van de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 5, en het besluit van de Raad overeenkomstig artikel 104, lid 6, geen rekening gehouden met andere relevante factoren. Dit onderzoek lijkt er dus op te wijzen dat niet is voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag. De schuldquote van de overheid blijft daarentegen ruimschoots onder de referentiewaarde van 60% van het BBP (waarbij deze in het begrotingsjaar 2004/2005 40,8% van het BBP bedroeg). Wegens de omvang van de feitelijke en geraamde primaire tekorten is de schuldquote evenwel aan het stijgen: volgens de najaarsprognoses van de Commissie zou zij in 2007/2008 ongeveer 44,5% van het BBP bedragen. In de onderstaande tabel zijn de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie opgenomen met betrekking tot het overheidstekort en de schuldquote van het Verenigd Koninkrijk, waarbij het begrotingsjaar als basis is gehanteerd.

Verenigd Koninkrijk: prognoses op het gebied van de openbare financiën (basis = begrotingsjaar)

(% van het BBP)

Resultaat | Prognoses |

2004/05 | 2005/06 | 2006/07 | 2007/08 |

Overheidstekort | 3,2 | 3,4 | 3,2 | 3,0 |

Bruto overheidsschuld | 40,8 | 42,7 | 43,7 | 44,5 |

Gelet op haar verslag, het advies van het Economisch en Financieel Comité, de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie en het Pre-Budget Report van december 2005 van het Verenigd Koninkrijk is de Commissie derhalve van mening dat in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. Dit advies, dat op 11 januari 2006 door de Commissie werd goedgekeurd, wordt hierbij aan de Raad uitgebracht overeenkomstig artikel 104, lid 5, van het Verdrag. De Commissie beveelt de Raad aan dienovereenkomstig te besluiten conform artikel 104, lid 6.

Bovendien dient de Commissie overeenkomstig artikel 104, lid 7, van het Verdrag bij de Raad een aanbeveling in voor een tot het Verenigd Koninkrijk te richten aanbeveling van de Raad om te bereiken dat het buitensporige tekort wordt verholpen. Overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad dient in de aanbeveling van de Raad "een termijn te worden bepaald voor het corrigeren van het buitensporige tekort, dat behoudens bijzondere omstandigheden binnen het jaar nadat het is geconstateerd verholpen moet zijn. In de aanbeveling verzoekt de Raad de lidstaat een minimale jaarlijkse verbetering van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, van ten minste 0,5% van het BBP als benchmark te bewerkstelligen, teneinde het buitensporige tekort binnen de in de aanbeveling gestelde termijn te verhelpen".

In het geval van het Verenigd Koninkrijk blijkt uit de inaanmerkingneming van relevante factoren niet dat er bijzondere omstandigheden gelden op grond waarvan een afwijking van de standaardtermijn voor het verhelpen van het tekort kan worden gerechtvaardigd. Zo werd met name verwacht dat de negatieve output gap tussen 2005 en 2006 tot ongeveer een half procentpunt zou toenemen, terwijl de output volgens de ramingen in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie (waarin geen rekening wordt gehouden met de maatregelen van het Pre-Budget Report van december) vanaf eind 2005 zou verbeteren en vanaf 2006 vrijwel een trendmatige groei zou vertonen. De in het Pre-Budget Report aangekondigde maatregelen zullen dit groeiprofiel niet wezenlijk beïnvloeden. De geringe verstrakking van het begrotingsbeleid vanaf 2006/2007 is immers vooral gericht op de offshore-oliesector, waarvan mag worden aangenomen dat hij niet op normale conjuncturele wijze op de maatregelen zal reageren. In de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie werd uitgegaan van een verbetering van het conjunctuurgezuiverde tekort tussen 2005 en 2006 met 0,3 procentpunt van het BBP. Indien met de maatregelen in het Pre-Budget Report rekening wordt gehouden, dan zal deze verbetering naar verwachting ongeveer 0,4 procentpunt van het BBP bedragen. Al bij al mag afgaande op de aangekondigde beleidsmaatregelen worden verwacht dat de productiegroei vrij sterk zal blijven bij een bescheiden vermindering van het conjunctuurgezuiverde tekort, waarbij het feitelijke tekort evenwel iets hoger zal uitkomen dan de referentiewaarde. In het licht van dit basisscenario zou de toepassing van de benchmark, waarbij wordt gestreefd naar een jaarlijkse verbetering van ten minste 0,5% van het BBP, slechts een iets grotere begrotingsinspanning vereisen.

Aangezien de algemene groei-ontwikkeling in het Verenigd Koninkrijk vrij bevredigend blijft en de vereiste structurele verbetering van het overheidssaldo om een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie bescheiden is, wordt er in de aanbeveling bijgevolg van uitgegaan dat het in overeenstemming met het stabiliteits- en groeipact is om uiterlijk tegen het begrotingsjaar 2006/2007 een begrotingscorrectie tot stand te brengen.

Aanbeveling voor een

BESCHIKKING VAN DE RAAD

betreffende het bestaan van een buitensporig tekort in het Verenigd Koninkrijk

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 104, lid 6,

Gezien de aanbeveling van de Commissie,

Gezien de opmerkingen van het Verenigd Koninkrijk,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Artikel 104 van het Verdrag voorziet in een buitensporigtekortprocedure (BTP) om erop toe te zien dat lidstaten buitensporige overheidstekorten vermijden of deze tekorten corrigeren wanneer deze zich voordoen.

(2) Overeenkomstig punt 5 van het Protocol betreffende enkele bepalingen met betrekking tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland is de verplichting uit hoofde van artikel 104, lid 1, van het Verdrag om buitensporige overheidstekorten te vermijden niet van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, tenzij het land tot de derde fase van de Economische en Monetaire Unie overgaat[7]. Het Verenigd Koninkrijk bevindt zich in de tweede fase van de Economische en Monetaire Unie en is derhalve overeenkomstig artikel 116, lid 4, van het Verdrag verplicht ernaar te streven buitensporige overheidstekorten te voorkomen.

(3) Het stabiliteits- en groeipact is gebaseerd op de doelstelling van deugdelijke openbare financiën als middel om de voorwaarden voor prijsstabiliteit en voor een tot werkgelegenheidsschepping leidende sterke duurzame groei te verbeteren.

(4) De buitensporigtekortprocedure van artikel 104 van het Verdrag, die wordt omschreven in Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten[8], die deel uitmaakt van het stabiliteits- en groeipact, voorziet in een besluit betreffende het bestaan van een buitensporig tekort. Het aan het Verdrag gehechte protocol betreffende de procedure bij buitensporige tekorten bevat nadere bepalingen betreffende de toepassing van de buitensporigtekortprocedure. Verordening (EG) nr. 3605/93 van de Raad[9] bevat gedetailleerde regels en definities voor de toepassing van de bepalingen van genoemd protocol.

(5) Krachtens artikel 104, lid 5, van het Verdrag moet de Commissie advies uitbrengen aan de Raad indien zij van oordeel is dat er in een lidstaat een buitensporig tekort bestaat of kan ontstaan. Rekening houdend met haar verslag overeenkomstig artikel 104, lid 3, van het Verdrag en gezien het advies van Economisch en Financieel Comité overeenkomstig artikel 104, lid 4, van het Verdrag, de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie en het Pre-Budget Report van december 2005 van het Verenigd Koninkrijk, kwam de Commissie tot de conclusie dat in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat. De Commissie heeft derhalve op 11 januari 2006 een dergelijk advies over het Verenigd Koninkrijk aan de Raad uitgebracht.

(6) In artikel 104, lid 6, van het Verdrag wordt bepaald dat de Raad rekening moet houden met de opmerkingen die de betrokken lidstaat eventueel wenst te maken, alvorens, na een algehele evaluatie te hebben gemaakt, te besluiten of er al dan niet een buitensporig tekort bestaat. In het geval van het Verenigd Koninkrijk leidt deze algehele evaluatie tot de volgende conclusies.

(7) Sedert de intrekking van de vorige buitensporigtekortprocedure ten aanzien van het Verenigd Koninkrijk in mei 1998 is het saldo van de overheidsbegroting van het Verenigd Koninkrijk omgeslagen van een ruim overschot eind jaren negentig in een tekort van 3,2% van het BBP in 2003/2004[10]. Deze ontwikkeling stemde overeen met een wijziging van het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo van ongeveer 4 procentpunten van het BBP in de periode 1999/2000-2003/2004. In deze jaren nam de uitgavenquote van de overheid ook toe van minder dan 40% van het BBP tot ongeveer 43% van het BBP. Tijdens dezelfde periode namen de bruto overheidsinvesteringen in vaste activa toe van 1,2% tot 1,6% van het BBP; de bruto schuldquote van de overheid daalde tot 37,6% van het BBP in 2002/2003 maar laat sindsdien een stijging zien. In combinatie met het renteverloop leidde deze ontwikkeling ertoe dat de rentebetalingen in deze periode terugliepen van 2,9% tot 2,0% van het BBP. Dit had tot gevolg dat de Commissie een buitensporigtekortprocedure inleidde, waarbij in april 2004 een verslag overeenkomstig artikel 104, lid 3, werd opgesteld[11]. Aangezien er in de toenmalige beoordeling van uit werd gegaan dat de overschrijding door het tekort van de referentiewaarde van 3% van het BBP gering was en waarschijnlijk tijdelijk zou zijn, werd het tekort niet als buitensporig beschouwd.

(8) Volgens de in augustus 2005 door het Verenigd Koninkrijk medegedeelde BTP-gegevens, bleef het overheidstekort in het begrotingsjaar 2004/2005 onveranderd op 3,2% van het BBP, hetgeen opnieuw meer maar toch dicht in de buurt was van de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het BBP. De overschrijding van de referentiewaarde van 3% van het BBP was niet uitzonderlijk. De overschrijding werd met name niet veroorzaakt door een buiten de macht van de Britse autoriteiten vallende ongewone gebeurtenis, en zij was evenmin het gevolg van een ernstige economische neergang. Volgens prognoses zou de groei van 3,2% in 2004 het potentiële groeicijfer hebben overtroffen, hetgeen ook gold voor de groei in het begrotingsjaar 2004/2005. De geraamde output gap in 2004 was positief. De overschrijding door het tekort van de referentiewaarde kan dan ook niet worden aangemerkt als zijnde een gevolg van een ernstige economische neergang. Volgens de najaarsprognoses 2005 van de diensten van de Commissie kan de overschrijding van de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het BBP evenmin als tijdelijk worden aangemerkt. In deze prognoses, waarin werd verondersteld dat het aangekondigde begrotingsbeleid van het Verenigd Koninkrijk geen wijzigingen zou ondergaan, werd verwacht dat het tekort zou toenemen tot iets minder dan 3,5% van het BBP in 2005/2006 en in 2006/2007 hoger zou blijven dan 3% van het BBP. Op basis van deze prognoses kon de overschrijding van de referentiewaarde noch als uitzonderlijk, noch als tijdelijk in de zin van het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact worden aangemerkt, al blijft het tekort dicht bij de referentiewaarde. Aansluitend op de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk in het op 5 december 2005 bij het parlement ingediende Pre-Budget Report begrotingsmaatregelen aangekondigd. Per saldo zouden deze maatregelen volgens de door de Britse autoriteiten opgestelde kostenbepaling ervan in vergelijking met het basisscenario van het aangekondigde beleid (waarmee in de najaarsprognoses van de diensten van de Commissie rekening werd gehouden) neerkomen op een versoepeling van het beleid met 0,1 procentpunt van het BBP in het lopende begrotingsjaar en een verstrakking van het beleid met 0,1 procentpunt van het BBP in 2006/2007. Ondanks deze maatregelen, die allemaal van structurele aard zijn, blijft het oordeel onveranderd en wordt nog steeds verwacht dat het tekort in het begrotingsjaar 2006/2007 met ongeveer 3,1% van het BBP de referentiewaarde van 3% van het BBP zal overschrijden en bijgevolg niet van tijdelijke aard is. Er lijkt dus niet te worden voldaan aan het tekortcriterium van het Verdrag.

(9) De schuldquote van de overheid blijft daarentegen ruimschoots onder de referentiewaarde van 60% van het BBP (in de BTP-gegevens van augustus wordt melding gemaakt van een schuldquote van 40,8% van het BBP in het begrotingsjaar 2004/2005). Wegens de omvang van de feitelijke en geraamde primaire tekorten is de schuldquote evenwel aan het stijgen. Volgens de najaarsprognoses van de Commissie zou zij in 2007/2008 ongeveer 44,5% van het BBP bedragen.

(10) Overeenkomstig artikel 2, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 kunnen "relevante factoren" alleen in aanmerking worden genomen in de overeenkomstig artikel 104, lid 6, vastgestelde beschikking van de Raad over het al dan niet bestaan van een buitensporig tekort indien volledig is voldaan aan de tweeledige voorwaarde, namelijk dat het tekort dicht bij de referentiewaarde blijft en dat de overschrijding door de tekort van de referentiewaarde van tijdelijke aard is. In het geval van het Verenigd Koninkrijk is aan deze tweeledige voorwaarde niet voldaan. Derhalve wordt in deze beschikking geen rekening gehouden met andere relevante factoren,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uit een algehele evaluatie volgt dat er in het Verenigd Koninkrijk een buitensporig tekort bestaat.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De Voorzitter […]

[1] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1056/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 5).

[2] http://europa.eu.int/eur-lex/nl/treaties/selected/livre340.html

[3] BTP-kennisgeving van augustus 2005, neerwaarts herzien van 3,3% van het BBP. De Britse gegevens van augustus werden op 26 september 2005 door Eurostat gevalideerd.

[4] Zie: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/country/edp/edprep2004_uk.pdf.

[5] De BTP is van toepassing op het Verenigd Koninkrijk op basis van het Britse begrotingsjaar. In de in deze toelichting opgenomen feitelijke Britse gegevens met betrekking tot het overheidssaldo is rekening gehouden met het besluit van Eurostat van 14 juli 2000 inzake de toewijzing van UMTS-opbrengsten. Het Verenigd Koninkrijk heeft dit besluit over het algemeen niet toegepast bij binnenlandse bekendmakingen van gegevens over de openbare financiën, hetgeen ertoe leidt dat het netto vorderingentekort op Eurostat-basis ongeveer 0,1 procentpunt van het BBP per jaar lager is dan het saldo dat vanaf respectievelijk 2001 en 2001/2002 in de Britse nationale rekeningen wordt vermeld.

[6] Sedert de kennisgeving van augustus is het tekort voor 2004/2005 evenwel opwaarts herzien. Het tekort dat overeenstemt met het resultaat dat in het Pre-Budget Report (PBR) van december 2005 werd vermeld, bedraagt 3,3% van het BBP.

[7] http://europa.eu.int/eur-lex/nl/treaties/selected/livre340.html

[8] PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1056/2005 (PB L 174 van 7.7.2005, blz. 5).

[9] PB L 332 van 31.12.1993, blz. 7. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 475/2000 van de Raad (PB L 58 van 3.3.2000, blz. 1) en bij Verordening (EG) nr. 351/2002 van de Commissie (PB L 55 van 26.2.2002, blz. 23).

[10] BTP-kennisgeving van augustus 2005, neerwaarts herzien van 3,3% van het BBP. De Britse gegevens van augustus werden op 26 september 2005 door Eurostat gevalideerd.

[11] Zie: http://europa.eu.int/comm/economy_finance/about/activities/sgp/country/edp/edprep2004_uk.pdf.