Home

Conclusies van de Raad over de Europese taalvaardigheidsindicator

Conclusies van de Raad over de Europese taalvaardigheidsindicator

25.7.2006

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 172/1


Conclusies van de Raad over de Europese taalvaardigheidsindicator

(2006/C 172/01)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Overwegende hetgeen volgt:

het strategische doel dat door de Europese Raad van Lissabon van 23-24 maart 2000 voor de Europese Unie is gesteld en door de Europese Raad van Stockholm van 23-24 maart 2001 is bevestigd, namelijk de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld te worden die in staat is tot duurzame economische groei met meer en betere banen en een hechtere sociale samenhang;

de opdracht van de Europese Raad van Lissabon aan de Raad Onderwijs om over de concrete doelstellingen die de onderwijsstelsels in de toekomst moeten nastreven, een algemene gedachtewisseling te houden, waarbij de aandacht vooral uitgaat naar gemeenschappelijke vraagstukken en prioriteiten en tegelijk rekening wordt gehouden met de nationale diversiteit (1);

de resolutie van de Raad van 14 februari 2002 betreffende het bevorderen van talendiversiteit en het leren van talen(2) waarin onder andere werd benadrukt:

dat talenkennis een van de basisvaardigheden is die elke burger dient te bezitten om daadwerkelijk deel te hebben aan de Europese kennismaatschappij en als zodanig zowel de integratie in de maatschappij als de sociale cohesie bevordert; en dat

alle Europese talen in cultureel opzicht gelijk in waarde en waardigheid zijn en integraal deel uitmaken van de Europese cultuur en beschaving,

en waarin de lidstaten werd verzocht systemen op te zetten voor het valideren van vaardigheden inzake talenkennis gebaseerd op het door de Raad van Europa ontwikkelde gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen;

de conclusies van de Europese Raad van Barcelona van 15-16 maart 2002(3) waarin:

het gedetailleerde werkprogramma voor de follow-up inzake de doelstellingen voor de onderwijs- en opleidingsstelsels werd goedgekeurd(4);

werd aangedrongen op verdere maatregelen ter verbetering van de beheersing van basisvaardigheden, met name door het onderwijs van ten minste twee vreemde talen vanaf zeer jonge leeftijd; en

werd aangedrongen op de vaststelling van een taalvaardigheidsindicator in 2003;

de conclusies van de Raad van mei 2005 over nieuwe indicatoren voor onderwijs en opleiding(5);

de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad, getiteld De Europese indicator van het taalvermogen (6);

de ontwerp-aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad inzake kerncompetenties voor levenslang leren(7), waarin communicatie in een vreemde taal als kerncompetentie wordt gedefinieerd;

de mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's getiteld Een nieuwe kaderstrategie voor meertaligheid(8),

MEMOREERT dat

vaardigheden in vreemde talen niet alleen het wederzijdse begrip tussen volkeren helpen bevorderen, maar ook een absolute vereiste zijn voor een mobiele beroepsbevolking en bijdragen tot het concurrentievermogen van de economie van de Europese Unie;

het op gezette tijden toetsen van de prestaties aan de hand van indicatoren en benchmarks een essentieel onderdeel van het proces van Lissabon is, waardoor goede praktijken in kaart kunnen worden gebracht en het werkprogramma „Onderwijs en opleiding 2010” derhalve strategisch kan worden gestuurd met het oog op zowel korte- als langetermijnmaatregelen;

ERKENT dat

maatregelen vereist zijn om het huidige gebrek aan betrouwbaar vergelijkingsmateriaal over de resultaten van het onderricht in en het leren van vreemde talen te verhelpen;

die maatregelen moeten berusten op het verzamelen van gegevens via een objectieve toetsing van de taalvaardigheden, die zodanig wordt ontwikkeld en uitgevoerd dat de betrouwbaarheid, de juistheid en de validiteit van de gegevens gewaarborgd zijn;

dergelijke gegevens kunnen bijdragen tot het vaststellen en onderling uitwisselen van goede praktijken inzake taalonderwijsbeleid en -methoden door middel van een intensievere uitwisseling van informatie en ervaringen;

de lidstaten een duidelijker beeld moeten hebben van de praktische en financiële regelingen die zij ieder afzonderlijk met het oog op de toepassing van de Europese taalvaardigheidsindicator zullen moeten treffen;

BENADRUKT dat

bij de ontwikkeling van de indicator de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inrichting van hun onderwijsstelsels volledig in acht moet worden genomen, en een en ander niet mag leiden tot onnodige administratieve of financiële lasten voor de betrokken organisaties en instellingen;

de methode voor het verzamelen van gegevens moet voortbouwen op eerdere activiteiten op dit gebied op internationaal niveau, op het niveau van de Unie en op dat van de lidstaten, en kostenefficiënt moet worden ontwikkeld en uitgevoerd;

de Europese taalvaardigheidsindicator zo spoedig mogelijk moet worden ingevoerd, overeenkomstig onderstaande richtsnoeren:

gegevens over de vaardigheden inzake de eerste en de tweede vreemde taal worden als volgt verzameld:

via een gemeenschappelijke reeks toetsen die worden afgenomen bij een representatieve groep uit de doelgroep van elke lidstaat;

voor een representatieve groep leerlingen uit het onderwijs- en opleidingsstelsel aan het eind van ISCED-niveau 2;

indien een tweede vreemde taal niet voor het eind van ISCED 2 wordt onderwezen, mogen de lidstaten, voor de eerste gegevensverzamelingsronde, ervoor kiezen voor de tweede taal gegevens te verzamelen over de leerlingen op ISCED- niveau 3;

enkel voor de talen waarvoor er een voldoende representatieve groep studenten in een lidstaat aanwezig is;

de berekening van de toetsresultaten moet worden gebaseerd op de schalen van het gemeenschappelijk Europees referentiekader voor talen(9);

omdat eerbiediging van de talendiversiteit een kernwaarde is van de Europese Unie, moet de indicator berusten op gegevens over de kennis van alle officiële talen van de Europese Unie die in de Unie als vreemde taal worden onderwezen, maar uit praktische overwegingen is het aan te bevelen dat in de eerste ronde van de gegevensverzameling toetsen worden afgenomen in de meest onderwezen talen in de Europese Unie, voor zover zij voldoende proefpersonen opleveren;

de lidstaten bepalen zelf op welke van deze officiële talen moet worden getoetst;

de indicator moet berusten op de beoordeling van de kennis van de vier vaardigheden (de twee actieve en de twee passieve), maar om praktische redenen zou het raadzaam zijn om voor de eerste ronde van gegevensverzameling toetsen beschikbaar te stellen in de drie taalvaardigheden die het gemakkelijkst kunnen worden beoordeeld (luister-, lees- en schrijfvaardigheid);

de testmethodologie zou ter beschikking moeten worden gesteld aan de lidstaten die ervan gebruik willen maken voor de ontwikkeling van hun eigen toetsen in andere talen;

ook moet er passende contextuele informatie worden verzameld om onderliggende factoren beter te kunnen beoordelen;

VERZOEKT de Commissie:

op een zo kort mogelijke termijn een adviesraad (de EILC-Adviesraad) in te stellen, bestaande uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat en een vertegenwoordiger van de Raad van Europa, die tot taak heeft de Commissie te adviseren over technische aangelegenheden, zoals:

de specificatie van de aanbesteding voor het vervaardigen van de toetsingsinstrumenten;

de beoordeling van het werk van de contractant;

de passende regelingen, normen en technische protocollen voor het verzamelen van gegevens in de lidstaten, rekening houdend met de noodzaak onnodige administratieve en financiële lasten voor de lidstaten te voorkomen;

teneinde de lidstaten te helpen de implicaties op het gebied van organisatie en middelen te overzien, deze raad om te beginnen op te dragen een tijdschema op te stellen voor de werkzaamheden alsmede een uitgebreidere beschrijving van de opzet en de wijze van afnemen van de toetsen, met inbegrip van:

grootte van de te toetsen groep;

voorkeurstoetsmethode, en

voorkeursregelingen voor het afnemen van de toets, waarbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheden van e-toetsen;

de minimumomvang die een te toetsen groep bereikt moet hebben voordat een toets voor een bepaalde taal aan lidstaten ter beschikking wordt gesteld;

voor eind 2006 bij de Raad schriftelijk verslag uit te brengen over de voortgang van de werkzaamheden en, in voorkomend geval, over de nog hangende kwesties;

VERZOEKT de lidstaten:

alle nodige stappen te zetten om het proces van het opzetten van de EILC vooruit te helpen.