Home

2. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling V - Rekenkamer (C6-0468/2006 - 2006/2074(DEC))

2. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling V - Rekenkamer (C6-0468/2006 - 2006/2074(DEC))

2. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling V - Rekenkamer (C6-0468/2006 - 2006/2074(DEC))

Publicatieblad Nr. 074 E van 20/03/2008 blz. 0164 - 0166


2.

Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005, Afdeling V — Rekenkamer (C6-0468/2006 — 2006/2074(DEC))

Het Europees Parlement,

- gezien de algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2005 [1],

- gelet op de definitieve rekeningen van de Europese Gemeenschappen betreffende het begrotingsjaar 2005 — deel I (C6-0468/2006) [2],

- gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2005 en de speciale verslagen van de Rekenkamer, tezamen met de antwoorden van de gecontroleerde instellingen [3],

- gezien de verklaring over de betrouwbaarheid van de rekeningen en de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, afgegeven door de Rekenkamer uit hoofde van artikel 248 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap [4],

- gelet op artikel 272, lid 10, en de artikelen 274, 275 en 276 van het EG-Verdrag,

- gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [5], en met name de artikelen 50, 86, 145, 146 en 147,

- gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole (A6-0107/2007),

1. merkt op dat in 2005 de Europese Rekenkamer vastleggingskredieten ten bedrage van 107548618,24 EUR, met een gebruikspercentage van 87,22 %, beheerde;

2. merkt op dat, na de invoering van de boekhouding op transactiebasis met ingang van 1 januari 2005, de financiële staten van 2005 van de Rekenkamer een negatief economisch resultaat voor het jaar (16820000 EUR) en een schuldenlast van 11450000 EUR te zien geven;

3. herinnert eraan dat de rekeningen van de Europese Rekenkamer van 2005 (net zoals dat het geval was voor het begrotingsjaar 2004) zijn gecontroleerd door een extern accountant, KPMG, die tot de volgende conclusie is gekomen:

"de bijgaande financiële staten [geven] naar ons oordeel, overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002, de uitvoeringsvoorschriften daarbij, de algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen en de interne regels van de Europese Rekenkamer, een getrouw beeld van het vermogen en de financiële situatie van de Europese Rekenkamer per 31 december 2005 en van het economisch resultaat van het op die datum afgesloten begrotingsjaar"

4. merkt echter op dat KPMG deze verklaring heeft afgeleverd onder voorbehoud van het effect van de correcties die nodig zouden kunnen blijken in het kader van de boekhoudkundige verwerking van de pensioenen van de leden van de Rekenkamer, rekening houdende met het feit dat de relevante boekhoudregel nr. 12 toentertijd werd herzien; wijst erop dat de herziene boekhoudregel in oktober 2006 door de rekenplichtige van de Commissie is aangenomen;

5. herinnert eraan dat de Europese Rekenkamer in de rekeningen van 2004 voor het eerst een voorziening heeft opgenomen voor de pensioenen van haar leden, tezamen met een langetermijnvordering aan de lidstaten ten belope van 43689621 EUR; wijst erop dat het bedrag van de voorziening is berekend op basis van een door de Europese Gemeenschap uitgevoerde actuariële analyse;

6. merkt op dat bij afwezigheid van een equivalente voorziening wat de pensioenen van de leden betreft, de balans van de Europese Rekenkamer voor het begrotingsjaar 2005 een tekort van 16800000 EUR vertoont (in vergelijking met de situatie in 2004, waarin activa en passiva in evenwicht waren);

7. is van oordeel dat, uit hoofde van de beginselen van de op 1 januari 2005 ingevoerde boekhouding op transactiebasis, zowel de verplichting voor toekomstige pensioenuitkeringen als de vordering op lange termijn aan de lidstaten — en de garanties die de lidstaten bieden voor de financiering van het pensioenstelsel — deel moeten uitmaken van de balans;

8. constateert dat de Europese Rekenkamer de relevante boekhoudregel op de juiste wijze heeft toegepast; spreekt echter zijn bezorgdheid uit over de huidige positie met betrekking tot de balans van de Europese Rekenkamer, waarin de toekomstige pensioenen van de leden van deze instelling zijn opgenomen onder de passiva, zonder activa die het bedrag in evenwicht moeten brengen; neemt kennis van de verklaring volgens welke de waarborg van de lidstaten met betrekking tot de pensioenrechten volgens boekhoudregel 12 van de Commissie (Personeelsbeloningen) strikt genomen niet kan beschouwd worden als activa;

9. merkt met bezorgdheid op dat de Europese Rekenkamer problemen ondervindt om uit de door EPSO georganiseerde vergelijkende onderzoeken gekwalificeerd personeel te werven voor diverse posten;

10. herinnert eraan dat de heer Weber, voorzitter van de Europese Rekenkamer, in een toespraak in Straatsburg op 14 november 2005 de Commissie begrotingscontrole heeft meegedeeld dat de Europese Rekenkamer bezig was met een interne evaluatie van haar organisatie en methodes, die gevolgd zou worden door een "peer review";

11. spreekt nogmaals zijn hoop uit dat er voorafgaand aan de volgende uitbreiding een rationelere structuur voor de Europese Rekenkamer kan worden bedacht; verzoekt de Europese Rekenkamer om bestaande modellen in overweging te nemen met het oog op een vermindering van haar ledenaantal; wenst dat wordt nagedacht over voorstellen om een rouleersysteem in te voeren naar het voorbeeld van de raad van bestuur van de Europese Centrale Bank of een systeem met één auditeur-generaal;

12. merkt op uit het activiteitenverslag van de Europese Rekenkamer dat de instelling in 2005 heeft besloten te beginnen met een interne evaluatie op basis van het model van het Gemeenschappelijk zelfevaluatiekader voor overheidsdiensten (CAF), dat op basis van de samenwerking tussen EU-ministers voor ambtenarenzaken gezamenlijk is ontwikkeld door het Europees Instituut voor Bestuurskunde en de Innovative Public Service Group;

13. is verheugd over de informatie die is vervat in de antwoorden van de Europese Rekenkamer op de vragenlijst van de rapporteur, namelijk dat de Europese Rekenkamer na de interne evaluatie een actieplan heeft aangenomen en begonnen is met de uitvoering ervan, met acties die een ruim gebied bestrijken, zoals de taken en de strategische doeleinden, de programmering en het meten van de prestaties, auditmethoden, personeelsbeleid, interne en externe communicatie en administratieve procedures;

14. merkt op dat het actieplan zal worden onderworpen aan een "peer review" en dat de voorzitter van de Europese Rekenkamer tijdens zijn presentatie van het jaarlijkse werkprogramma van de Europese Rekenkamer voor 2007 meer informatie zal geven over de inhoud van het actieplan;

15. merkt in verband met de verklaringen van de financiële belangen van de leden op dat de leden van de Europese Rekenkamer, overeenkomstig de gedragscode van de instelling, een verklaring omtrent hun financiële belangen en andere activa (inclusief aandelen, converteerbare obligaties en investeringscertificaten, alsmede land en onroerende goederen, in combinatie met de professionele activiteiten van hun echtgenoten/ echtgenotes) moeten indienen bij de voorzitter van de Europese Rekenkamer, die zorg zal dragen voor de vertrouwelijke bewaring ervan, en dat deze verklaringen niet worden gepubliceerd;

16. verklaart dat de leden van alle EU-instellingen, uit principe en omwille van de transparantie, zouden moeten worden verplicht een verklaring omtrent hun financiële belangen in te dienen die op het internet via een openbaar register toegankelijk moet zijn; verzoekt de Rekenkamer het Parlement uiterlijk op 30 september 2007 mee te delen welke maatregelen zij dienaangaande wil nemen;

17. herinnert eraan dat het Hof van Justitie, op voorstel van het Parlement, een werkgroep heeft opgericht die onderzoek verricht naar de haalbaarheid van onder meer een verplichte verklaring van de financiële belangen van zijn leden; meent dat dit nuttig kan zijn voor het hele in de Europese Rekenkamer aan de gang zijnde proces van zelfevaluatie en "peer review".

[1] PB L 60 van 8.3.2005.

[2] PB C 264 van 31.10.2006, blz. 1.

[3] PB C 263 van 31.10.2006, blz. 1.

[4] PB C 263 van 31.10.2006, blz. 10.

[5] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

--------------------------------------------------