Home

3. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0395/2006 - 2006/2162(DEC))

3. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0395/2006 - 2006/2162(DEC))

3. Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0395/2006 - 2006/2162(DEC))

Publicatieblad Nr. 074 E van 20/03/2008 blz. 0235 - 0238


3.

Resolutie van het Europees Parlement van 24 april 2007 met de opmerkingen die een integrerend deel uitmaken van het besluit over het verlenen van kwijting voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 (C6-0395/2006 — 2006/2162(DEC))

Het Europees Parlement,

- gezien de definitieve jaarrekening van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005 [1],

- gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de definitieve jaarrekeningen van Eurojust voor het begrotingsjaar 2005, tezamen met de antwoorden van Eurojust [2],

- gezien de aanbeveling van de Raad van 27 februari 2007 (5711/2007 — C6-0080/2007),

- gelet op het EG-Verdrag, en met name artikel 276, alsmede het EU-Verdrag, en met name artikel 41,

- gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen [3], en met name artikel 185,

- gelet op Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken [4], en met name artikel 36,

- gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad [5], en met name artikel 94,

- gelet op artikel 71 en bijlage V van zijn Reglement,

- gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (A6-0120/2007),

A. overwegende dat de Rekenkamer heeft verklaard redelijke zekerheid verkregen te hebben dat de jaarrekening voor het per 31 december 2005 afgesloten begrotingsjaar betrouwbaar is en dat de onderliggende verrichtingen over het geheel genomen wettig en regelmatig zijn,

B. overwegende dat het Parlement op 27 april 2006 kwijting verleende aan de administratief directeur voor de uitvoering van de begroting van Eurojust voor het begrotingsjaar 2004 [6] en in de begeleidende resolutie van het kwijtingsbesluit onder meer het volgende opmerkte:

- wenst volledig op de hoogte gehouden te worden van de voornemens van de Nederlandse gastautoriteiten met betrekking tot een nieuw onderkomen voor Eurojust; wenst in het bijzonder op de hoogte gehouden te worden van de mogelijkheden voor Eurojust en Europol om in hetzelfde gebouw gevestigd te zijn en van de omstandigheden van een dergelijke verhuizing, alsmede van de financiële steun die het gastland hiervoor aan Eurojust zal verstrekken;

- merkt op dat Eurojust een andere begroting heeft uitgevoerd dan die welke door de Begrotingautoriteit is vastgesteld; verlangt met klem dat Eurojust de juiste procedures volgt en voortaan de goedkeuring van de Begrotingautoriteit afwacht alvorens uitvoering te geven aan enigerlei wijziging;

- beklemtoont dat het beginsel van scheiding van de taken van de ordonnateur en rekenplichtige moet worden geëerbiedigd en dat er geen herhaling mag plaatsvinden van de situatie in 2004 toen een personeelslid beide taken vervulde;

Algemene punten die van toepassing zijn op de meerderheid van EU-agentschappen die individuele kwijting vereisen

1. meent dat het voortdurend toenemende aantal communautaire agentschappen en de activiteiten van enkele ervan slecht lijken te passen in een algemeen beleidskader en dat de taken van bepaalde agentschappen niet altijd een afspiegeling vormen van de werkelijke behoeften van de Europese Unie noch van de verwachtingen van haar burgers; constateert dat de agentschappen in het algemeen niet altijd een goed imago en een goede pers hebben;

2. verzoekt de Commissie daarom een algemeen beleidskader voor de oprichting van nieuwe communautaire agentschappen vast te stellen, een kosten-batenanalyse voor te leggen voordat een nieuw agentschap wordt opgericht en erop toe te zien dat duplicatie van activiteiten tussen agentschappen of van taken van andere Europese organen wordt vermeden;

3. roept de Rekenkamer op haar oordeel over de kosten-batenanalyse uit te spreken voordat het Parlement een besluit neemt;

4. verzoekt de Commissie elke vijf jaar een studie te overleggen naar de toegevoegde waarde van ieder bestaand agentschap; verzoekt alle verantwoordelijke instellingen om in geval van een negatief oordeel over de toegevoegde waarde van een agentschap de noodzakelijke stappen te zetten om het mandaat van dat agentschap te herzien of het agentschap te sluiten;

5. betreurt, gezien het groeiende aantal regelgevende agentschappen, dat de onderhandelingen over het ontwerp van interinstitutioneel akkoord inzake een gemeenschappelijk kader voor deze agentschappen nog niet zijn afgerond; verzoekt de bevoegde diensten van de Commissie samen met de Rekenkamer alles in het werk te stellen om een dergelijk akkoord zo snel mogelijk te bereiken;

6. stelt vast dat de begrotingsverantwoordelijkheid van de Commissie nauwere banden van de agentschappen met de Commissie noodzakelijk maakt; roept de Commissie en de Raad ertoe op alle noodzakelijke stappen te ondernemen om de Commissie vóór 31 december 2007 een blokkerende minderheid te geven in de bestuursraden van de regelgevende agentschappen en daar in het geval van nieuwe agentschappen direct bij oprichting in te voorzien;

7. verzoekt de Rekenkamer, met het oog op een beter inzicht in het gebruik van EU-fondsen door agentschappen, een aanvullend hoofdstuk in haar jaarverslag op te nemen, dat is gewijd aan alle agentschappen waarvoor kwijting is vereist in de jaarrekening van de Commissie;

8. herinnert aan het beginsel volgens hetwelk voor alle communautaire agentschappen, gesubsidieerd of niet, kwijting door het Parlement vereist is, ook wanneer in hun oprichtingsstatuten is voorzien in een kwijtingsautoriteit;

9. verzoekt de Rekenkamer bij alle agentschappen prestatie-audits uit te voeren en daarover bij de bevoegde commissies van het Parlement, met inbegrip van de Commissie begrotingscontrole, verslag uit te brengen;

10. merkt op dat het aantal agentschappen voortdurend toeneemt en dat het gezien de politieke verantwoordelijkheid van de Commissie voor het functioneren van de agentschappen, die veel verder gaat dan eenvoudige logistieke ondersteuning, nog noodzakelijker is geworden dat de directoraten-generaal van de Commissie die belast zijn met de oprichting van en het toezicht op agentschappen een gezamenlijke opstelling tegenover agentschappen ontwikkelen; is van mening dat een soortgelijke structuur als die welke door de agentschappen is gevormd voor de coördinatie met de betrokken directoraten-generaal een pragmatische stap voorwaarts zou zijn op weg naar een gezamenlijke opstelling van de Commissie in alle zaken met betrekking tot de agentschappen;

11. verzoekt de Commissie de administratieve en technische steun aan de agentschappen uit te breiden in verband met de toenemende complexiteit van communautaire administratieve regels en technische problemen;

12. stelt vast dat een disciplinair orgaan bij alle communautaire agentschappen ontbreekt; verzoekt de Commissie de noodzakelijke maatregelen te nemen om een dergelijk mechanisme snel in te voeren;

13. juicht de aanzienlijke verbeteringen in de coördinatie van de agentschappen toe, die hen in staat stellen terugkerende problemen aan te pakken en efficiënter samen te werken met de Commissie en het Parlement;

14. is van opvatting dat de oprichting door diverse agentschappen van een gezamenlijke ondersteunende dienst met het oog op aanpassing van hun computersystemen voor financieel beheer aan die van de Commissie, een initiatief is dat moet worden voortgezet en uitgebreid;

15. roept de agentschappen ertoe op de samenwerking en benchmarking met andere spelers in het veld te verbeteren; moedigt de Commissie ertoe aan de maatregelen te nemen die zij dienstig acht om de agentschappen te helpen hun imago te verbeteren en de zichtbaarheid van hun activiteiten te verhogen;

16. roept de Commissie op een voorstel te doen voor harmonisering van de indeling van de jaarverslagen van de agentschappen en prestatie-indicatoren te ontwikkelen waarmee de doelmatigheid van de agentschappen kan worden vergeleken;

17. verzoekt de agentschappen aan het begin van elk jaar indicatoren te overleggen waarmee hun prestaties kunnen worden gemeten;

18. verzoekt alle agentschappen in toenemende mate SMART-doelstellingen te hanteren die moeten leiden tot een meer realistische planning en resultaatgericht werken;

19. onderschrijft de opvatting van de Rekenkamer dat de Commissie ook verantwoordelijk is voor het (financiële) beheer van de agentschappen; dringt er derhalve bij de Commissie op aan toezicht te houden op de leiding van de verschillende agentschappen en deze waar nodig bij te sturen en te helpen, in het bijzonder in verband met de juiste toepassing van aanbestedingsprocedures, de transparantie van de procedures voor de aanwerving van personeel, goed financieel beheer (onderbesteding en overbudgettering) en, als belangrijkste punt, de juiste toepassing van de regels met betrekking tot het kader voor interne controle;

20. meent dat de bijdragen van agentschappen in hun werkprogramma's in operationele en meetbare termen dienen te worden uitgedrukt en dat daarbij de nodige aandacht moet worden besteed aan de Commissienormen voor interne controle;

Specifieke Punten

21. wijst erop dat onderzoek van de begrotingsuitvoering uitwijst dat voor 90 % van de toegewezen kredieten voor het begrotingsjaar vastleggingen zijn gedaan en dat de algehele betalingsgraad 84 % bedroeg; stelt verder vast dat voor de beleidskredieten (titel III) de bestedingsgraad slechts 80 % van de vastleggingskredieten voor het begrotingsjaar bedroeg en dat een derde van de vastleggingen moest worden overgedragen; stelt vast dat van de naar het begrotingsjaar overgedragen vastleggingen meer dan 15 % moest worden geannuleerd; verzoekt Eurojust de kwaliteit van de programmering van de exploitatieuitgaven nog verder te verbeteren;

22. wijst erop dat het college besloot tot niet-automatische overdracht van kredieten ten belope van 285484 EUR; herinnert eraan dat dergelijke overdrachten alleen zijn toegestaan indien de meeste voorbereidende stappen voor het aangaan van de verplichtingen voltooid zijn vóór het einde van het begrotingsjaar, en dat dat niet het geval was;

23. beklemtoont dat Eurojust nog steeds niet beschikt over een eigen financieel reglement en in die omstandigheden Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 bleef toepassen; verzoekt de Commissie het Parlement op de hoogte te brengen van haar advies over het ontwerpreglement dat Eurojust heeft voorgelegd.

24. verzoekt Eurojust om de inventarisatieprocedure te verbeteren;

25. verzoekt Eurojust om het Parlement te informeren over de vaststelling van interne controlenormen door de Raad van bestuur; uit zijn bezorgdheid over het feit dat de formalisering van de operationele en boekhoudkundige procedures veelal tekortschoot, en dat de checklists die aangeven welke controles van de begrotingsvastleggingen moeten worden verricht voor belangrijke operationele processen (plaatsen van opdrachten en werving) in 2005 onvoldoende waren uitgewerkt; verzoekt Eurojust om het Parlement voor de kwijtingsprocedure van 2006 een korte beschrijving van mogelijke verbeteringen op dit gebied te verstrekken;

26. verzoekt Eurojust bij het sluiten van overeenkomsten en het beheer van contracten de geldende criteria in acht te nemen en rekening te houden met de uiterste looptijd van kaderovereenkomsten zoals vastgesteld in de voorschriften.

[1] PB C 266 van 31.10.2006, blz. 34.

[2] PB C 312 van 19.12.2006, blz. 67.

[3] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 (PB L 390 van 30.12.2006, blz. 1).

[4] PB L 63 van 6.3.2002, blz. 1. Besluit gewijzigd door Besluit 2003/659/JBZ (PB L 245 van 29.9.2003, blz. 44).

[5] PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

[6] PB L 340 van 6.12.2006, blz. 112.

--------------------------------------------------