Home

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Tweede voortgangsverslag {SEC(2007) 955}

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Tweede voortgangsverslag {SEC(2007) 955}

Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Tweede voortgangsverslag {SEC(2007) 955} /* COM/2007/0396 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 10.7.2007

COM(2007) 396 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Tweede voortgangsverslag {SEC(2007) 955}

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD, HET EUROPEES PARLEMENT EN HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ

betreffende de uitvoering van de communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (COM(2001) 593) – Tweede voortgangsverslag

Context

Dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (PCDD's, PCDF's en PCB's) vormen een groep toxische chemische stoffen die persistent zijn in het milieu, bioaccumuleren via de voedselketen en een risico opleveren van schadelijke effecten op de menselijke gezondheid en het milieu. Ze kunnen het immuunstelsel, het zenuwstelsel, het endocriene stelsel en de voortplantingsorganen aantasten en worden er ook van verdacht dat ze kanker veroorzaken. Foetussen en zuigelingen zijn het kwetsbaarst voor blootstelling. Het publiek, de beleidsmakers en de wetenschappelijke wereld maken zich grote zorgen over de negatieve effecten van een langdurige blootstelling aan zelfs de kleinste hoeveelheden dioxinen, furanen en PCB's op de gezondheid van de mens en het milieu.

De afgelopen twee decennia is al een algehele daling van de dioxine-, furaan- en PCB-concentraties in het milieu en in menselijke weefsels tot stand gebracht, met name door de regulering van industriële emissiebronnen zoals afvalverbranding. Gezien de persistentie van deze chemische stoffen is het hoe dan ook wenselijk te blijven ijveren voor een reductie van de antropogene emissies daarvan in het milieu; doel is de gestage vermindering en, indien mogelijk, de algehele eliminatie ervan. Bovendien moeten de concentraties in levensmiddelen en diervoeders verder worden verlaagd om de blootstelling van de mens te verminderen.

Om de opname door de mens te verminderen is het belangrijk dat de concentraties in de voedselketen afnemen, aangezien de consumptie van voedsel de belangrijkste route is voor de blootstelling van de mens. Verontreiniging van de voedselketen wordt veroorzaakt door de verontreiniging van het milieu. Dioxinen die in de atmosfeer worden uitgestoten, kunnen bijvoorbeeld neerslaan op planten of in water, worden opgenomen en geaccumuleerd door vissen en andere dieren die zich daarmee voeden en op die manier in de voedselketen terechtkomen. Daarom moeten er zowel voor het milieu als voor levensmiddelen en diervoeders maatregelen worden genomen om de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's te verminderen.

Op 24 oktober 2001 heeft de Commissie een mededeling aan de Raad, het Europees Parlement en het Europees Economisch en Sociaal Comité aangenomen waarin een communautaire strategie inzake dioxinen, furanen en polychloorbifenylen (dioxinestrategie) wordt uiteengezet[1]. De dioxinestrategie bestaat uit twee delen: het ene omvat acties ter beperking van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in het milieu , het andere acties ter beperking van hun aanwezigheid in levensmiddelen en diervoeders .

Op 12 december 2001 heeft de Raad (Milieu) zijn conclusies over de mededeling van de Commissie vastgesteld. Daarin wordt steun voor de dioxinestrategie van de Commissie uitgesproken en wordt de Commissie verzocht eind 2003 en vervolgens om de drie jaar verslag uit te brengen over de uitvoering van de strategie. Een eerste voortgangsverslag over de periode 2002-2003 is op 13 april 2004 aangenomen[2].

Deze mededeling vormt het tweede voortgangsverslag; zij bevat een samenvatting van de werkzaamheden die de Commissie in de periode 2004-2006 op het gebied van het milieu en op dat van levensmiddelen en diervoeders heeft ontplooid. Ter aanvulling is een bijlage met een uitvoerigere en meer technische beschrijving van de ontwikkelingen op de diverse gebieden opgenomen (SEC xxx).

Activiteiten met betrekking tot het milieu

Dioxinen, furanen en PCB's zijn in diverse takken van het milieubeleid aan de orde. Van bijzonder belang voor de besproken periode is de uitvoering van twee internationale verdragen over persistente organische verontreinigende stoffen (POP's).

Net als andere POP's storen dioxinen, furanen en PCB's zich niet aan internationale grenzen en vormen zij overal op aarde een bedreiging voor het milieu en de menselijke gezondheid. De wereldwijde bezorgdheid daarover heeft geresulteerd in het UNEP-Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen (Verdrag van Stockholm), waarbij de Gemeenschap in februari 2005 partij is geworden, en het Protocol inzake persistente organische stoffen dat in 1998 in het kader van het VN-ECE-Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand is aangenomen.

Om de EU in staat te stellen alle verplichtingen na te komen die voortvloeien uit deze twee internationale instrumenten, is in 2004 Verordening (EG) nr. 850/2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen[3] vastgesteld. De vaststelling van deze verordening is een belangrijke stap met het oog op de vermindering van verontreiniging door dioxinen, furanen en PCB's. De verordening bepaalt dat de lidstaten nationale emissie-inventarissen moeten opstellen voor dioxinen, furanen en PCB's en dat zij ter zake bestrijdingsmaatregelen moeten uitwerken. De nationale uitvoeringsplannen zijn opgesteld of zullen in de nabije toekomst worden voltooid. Op die manier garandeert de POP-verordening dat betere informatie over de nationale emissies van dioxinen, furanen en PCB's beschikbaar komt en dat op lidstaatniveau werk wordt gemaakt van bestrijdingsmaatregelen.

De Commissie heeft ook een communautair uitvoeringsplan[4] opgesteld waarin de op EU-niveau te nemen maatregelen worden omschreven. In samenhang met dat plan zijn de prioriteiten geanalyseerd met het oog op het uitwerken van acties ter bestrijding van onopzettelijke emissies van POP's, met inbegrip van dioxinen, furanen en PCB's. Het uitvoeringsplan bepaalt met name dat op industriële bronnen het bestaande wetgevingskader, met inbegrip van de IPPC-richtlijn[5] en de richtlijn betreffende afvalverbranding[6], van toepassing blijft. Emissies door particulieren, bv. woningverwarming door het stoken van hout en steenkool, worden steeds belangrijker. De Commissie wil op dit punt een bijdrage leveren door de uitwisseling van ervaringen en informatie tussen de belanghebbenden en de lidstaten te bevorderen.

Afgezien van deze algemene ontwikkelingen is in de periode 2004-2006 met betrekking tot het milieuonderdeel van de dioxinestrategie vooruitgang geboekt op een aantal specifieke gebieden:

Op het gebied van industriële emissies zijn de werkzaamheden ter vaststelling van de beste beschikbare technieken (BBT's) voor de preventie en bestrijding van verontreiniging voortgezet en eind 2006 is de laatste hand gelegd aan de laatste zes van een reeks van 32 BREF's (BBT-referentiedocumenten). Voor sommige reeds eerder aangenomen BREF's, waaronder die voor de sectoren cement en kalk, papier en pulp en ijzer en staal, is een begin gemaakt met een herziening om rekening te kunnen houden met de nieuwste ontwikkelingen.

In september 2006 is de thematische strategie inzake bodembescherming aangenomen. Deze omvat een voorstel voor een kaderrichtlijn die de lidstaten ertoe verplicht bodemverontreiniging te voorkomen, een inventaris van verontreinigde locaties op te stellen en de aldus geïdentificeerde locaties te saneren. Met betrekking tot afval bepaalt de POP-verordening dat verontreinigende POP's hetzij moeten worden vernietigd, hetzij onomkeerbaar in andere stoffen moeten worden omgezet. Er gelden bepaalde uitzonderingen op deze algemene regel, en in 2006 en 2007 zijn twee verordeningen[7] aangenomen waarin met het oog op de toepassing van dergelijke afwijkingen grenswaarden zijn vastgesteld voor dioxinen, furanen en PCB's.

In het kader van de publieke toegankelijkheid van gegevens over industriële emissies zijn in januari 2006 de grondslagen gelegd voor een nieuw, publiek toegankelijk register van verontreinigende stoffen (E-PRTR)[8]. In vergelijking met het bestaande register (EPER) gelden lagere rapportagedrempels voor dioxinen en furanen en bestaat nu ook een rapportageverplichting voor PCB's.

Gedurende de periode 2002-2005 zijn twee belangrijke studies uitgevoerd om een compleet beeld te verkrijgen van de situatie m.b.t. dioxinen, furanen en PCB's in de EU-10. De resultaten zijn besproken tijdens een in februari 2005 te Brussel gehouden workshop. De conclusie luidde dat bij voorrang werk moet worden gemaakt van de tenuitvoerlegging van de bestaande wetgeving en dat extra aandacht moet uitgaan naar kleine huishoudelijke emissiebronnen[9].

Activiteiten met betrekking tot levensmiddelen en diervoeders

De dioxinestrategie beschrijft een geïntegreerde aanpak voor wetgeving inzake levensmiddelen en diervoeders die erop gericht is de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in de hele voedselketen te verminderen. Deze geïntegreerde aanpak bestaat uit drie pijlers:

1. de vaststelling van strenge maar haalbare maximumconcentraties in diervoeders en levensmiddelen, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten inzake vermindering van de aanwezigheid van dioxinen in het milieu;

2. de vaststelling van actiedrempels waardoor maatregelen van kracht worden wanneer blijkt dat de concentraties in diervoeders of levensmiddelen duidelijk boven het achtergrondniveau liggen. Deze actiedrempels maken een snelle alarmering mogelijk;

3. de vaststelling van streefwaarden die in de loop van de tijd moeten worden gehaald teneinde de blootstelling van de meerderheid van de Europese bevolking te laten dalen tot onder de door het Wetenschappelijk Comité voor de menselijke voeding aanbevolen grenswaarden.

In de loop van de verslagperiode is de wetgeving inzake maximumniveaus in levensmiddelen en diervoeders geactualiseerd door de uitbreiding daarvan tot dioxineachtige PCB's, via de vaststelling van maximumniveaus voor de som van dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's[10]. Om een vlotte overgang te garanderen, blijven de bestaande maximumniveaus voor dioxinen en furanen tijdelijk van toepassing náást de nieuwe, in het voorstel opgenomen maximumniveaus voor de som van dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's.

Omdat de bronnen van dioxinen en dioxineachtige PCB's verschillen, zijn de in 2002 vastgestelde actiedrempels voor dioxinen en furanen gehandhaafd en zijn er in 2006, tegelijk met de maximumniveaus voor de som van dioxinen, furanen en dioxineachtige PCB's, ook afzonderlijke actiedrempels voor dioxineachtige PCB's vastgesteld[11].

De wetgeving inzake analysemethoden en monitoring van levensmiddelen en diervoeders is herzien en geactualiseerd met het oog op de opneming van dioxineachtige PCB's in de vastgestelde niveaus en om rekening te houden met de opgedane ervaring[12].

Wat de niet-dioxineachtige PCB's betreft, heeft de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid een beoordeling uitgevoerd van de risico's van de aanwezigheid van deze stoffen in levensmiddelen en diervoeders voor de volksgezondheid en de gezondheid van dieren[13]. In het licht van de conclusies van deze risicobeoordeling zijn thans besprekingen aan de gang over de eventuele vaststelling van regelgeving inzake het niveau van niet-dioxineachtige PCB's in levensmiddelen en diervoeders.

Onderzoekactiviteiten

Om bepaalde hiaten in onze kennis op te vullen, is middels een aantal projecten die via het zesde Kaderprogramma voor OTO werden gefinancierd, onderzoek verricht naar dioxinen, furanen en PCB's alsook andere stoffen, en meer bepaald naar hun gezondheidseffecten, de besmetting van de voedselketen en de milieuaspecten. Ook het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek heeft onderzoek gedaan naar deze stoffen in samenhang met bodem, water, lucht en emissies.

[1] COM(2001) 593 def.

[2] COM(2004) 240 def.

[3] Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende persistente organische verontreinigende stoffen en tot wijziging van Richtlijn 79/117/EEG, PB L 158 van 30.4.2004.

[4] SEC(2007) 341.

[5] Richtlijn 96/61/EG van de Raad van 24 september 1996 inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging, PB L 257 van 10.10.1996, blz. 26.

[6] Richtlijn 2000/76/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 december 2000 betreffende de verbranding van afval, PB L 332 van 28.12.2000, blz. 91.

[7] Verordening (EG) nr. 1195/2006 van de Raad van 18 juli 2006 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, PB L 217 van 8.8.2006, blz. 1, en Verordening (EG) nr. 172/2007 van de Raad van 16 februari 2007 tot wijziging van bijlage V bij Verordening (EG) nr. 850/2004 van het Europees Parlement en de Raad betreffende persistente organische verontreinigende stoffen, PB L 55 van 23.2.2007, blz. 1.

[8] Verordening (EG) nr. 166/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 januari 2006 betreffende de instelling van een Europees register inzake de uitstoot en overbrenging van verontreinigende stoffen, PB L 33 van 4.2.2006, blz. 1.

[9] De studieverslagen en workshopdocumenten kunnen worden geraadpleegd op: http://ec.europa.eu/environment/dioxin/index.htm#enlarged_eu

[10] Richtlijn 2006/13/EG van de Commissie van 3 februari 2006 tot wijziging van de bijlagen I en II bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake ongewenste stoffen in diervoeding wat dioxinen en dioxineachtige PCB’s betreft (PB L 32 van 4.2.2006, blz. 44) voor diervoeders, en Verordening (EG) nr. 199/2006 van de Commissie van 3 februari 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 466/2001 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen, wat betreft dioxinen en dioxineachtige PCB's (PB L 32 van 4.2.2006, blz. 34) voor levensmiddelen. Laatstgenoemde verordening is vervangen door Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van de maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

[11] Aanbeveling 2006/88/EG van de Commissie van 6 februari 2006 inzake de reductie van de aanwezigheid van dioxinen, furanen en PCB's in diervoeders en levensmiddelen (PB L 42 van 14.2.2006, blz. 26).

[12] Verordening (EG) nr. 1883/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van bemonsterings- en analysemethoden voor de officiële controle op het gehalte aan dioxinen en dioxineachtige PCB's in bepaalde levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 32). Deze verordening vervangt Richtl3[pic]n 2002/69/EG van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringsw3[pic]zen en analysemethoden voor de ofijn 2002/69/EG van 26 juli 2002 tot vaststelling van bemonsteringswijzen en analysemethoden voor de officiële controle op dioxinen en de gehaltebepaling van dioxineachtige PCB's in levensmiddelen (PB L 209 van 6.8.2002, blz. 5).

[13] www.efsa.europa.eu/etc/medialib/efsa/science/contam/contam_opinions/1229.Par.0003.File.dat/contam_op_ej284_ndl-pcb_en1.pdf