Resolutie van het Europees Parlement over de begrotingssteun voor ontwikkelingslanden (2006/2079(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over de begrotingssteun voor ontwikkelingslanden (2006/2079(INI))
Resolutie van het Europees Parlement over de begrotingssteun voor ontwikkelingslanden (2006/2079(INI))
Publicatieblad Nr. 287 E van 29/11/2007 blz. 0497 - 0501
P6_TA(2007)0043
Begrotingssteun voor ontwikkelingslanden
Resolutie van het Europees Parlement over de begrotingssteun voor ontwikkelingslanden (2006/2079(INI))
Het Europees Parlement,
- gelet op artikel 177 en artikel 180 van het EG-Verdrag,
- gezien de VN-Millenniumverklaring van 18 september 2000, waarin de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling zijn uiteengezet als doelstellingen die de internationale gemeenschap gezamenlijk moet bereiken om de armoede uit te bannen,
- gezien het actieprogramma van de Internationale Conferentie over bevolking en ontwikkeling van de Verenigde Naties, Cairo, 1994,
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement met als titel "Steunmaatregelen van de Gemeenschap ten behoeve van de economische hervormingsprogramma's en de structurele aanpassing: balans en vooruitzichten" (COM(2000)0058),
- gezien de Gids voor de programmering en tenuitvoerlegging van begrotingssteun in ontwikkelingslanden van de Dienst voor samenwerking EuropeAid (AIDCO) en de Directoraten-generaal Ontwikkeling (DEV) en Externe betrekkingen (RELEX) van april 2003,
- gezien de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Europese Gemeenschap ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 [1] (Partnerschapsovereenkomst van Cotonou),
- gezien de Gezamenlijke evaluatie van algemene begrotingssteun, syntheseverslag, van mei 2006 van het International Development Department (Universiteit van Birmingham),
- gezien Speciaal verslag nr. 5/2001 van de Rekenkamer over de tegenwaardefondsen van de steun voor structurele aanpassing, die wordt bestemd voor begrotingssteun (zevende en achtste EOF), vergezeld van de antwoorden van de Commissie [2],
- gezien Speciaal verslag nr. 2/2005 van de Rekenkamer over de begrotingssteun uit het EOF aan de ACSstaten: het beheer door de Commissie van het onderdeel: hervorming van de overheidsfinanciën, vergezeld van de antwoorden van de Commissie [3],
- gezien de mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over samenwerking met ACS-landen die bij gewapende conflicten betrokken zijn (COM(1999)0240),
- onder verwijzing naar zijn resolutie van 6 april 2006 over de doeltreffendheid van hulp en de corruptie in ontwikkelingslanden [4],
- gezien de nota van het Departement beleid van het Directoraat-generaal Extern beleid van het Europees Parlement over de voordelen en nadelen van begrotingssteun als middel voor steunverlening van juni 2004,
- gezien de ontmoeting op hoog niveau van de Commissie ontwikkelingssteun van de OESO (DAC) in Parijs in maart 2005,
- gezien de verklaring van Parijs inzake doeltreffendheid van steun van 2 maart 2005,
- gezien het kader voor prestatiemeting van het programma voor Public Expenditure and Financial Accountability (financiële verantwoording inzake overheidsfinanciën — PEFA) van juni 2005,
- gelet op artikel 45 van zijn Reglement,
- gezien het verslag van de Commissie ontwikkelingssamenwerking en het advies van de Begrotingscommissie (A6-0005/2007),
A. overwegende dat er discussie aan de gang is over hoe ontwikkelingsgelden het meest doeltreffend kunnen worden ingezet om er de bevolking in de ontvangende landen van te laten profiteren,
B. overwegende dat gesteld moet worden dat de inspanningen die gedurende vele decennia zijn geleverd om de dagelijkse levensomstandigheden van mensen in ontwikkelingslanden te verbeteren in vele delen van de wereld op niets zijn uitgelopen, vanwege een samenspel van complexe oorzaken en omstandigheden, waarvan sommige duidelijk kunnen worden aangemerkt als slecht bestuur, misbruik van middelen en corruptie,
C. overwegende dat de noodzaak van ontwikkelingssamenwerking voortdurend moet worden gerechtvaardigd, niet alleen tegenover het algemene publiek, maar ook tegenover andere belanghebbenden op het gebied van overheidsuitgaven,
D. overwegende dat begrotingssteun wordt gezien als een essentieel instrument voor de ontwikkelingssamenwerking van de Europese Gemeenschap en voorts dat circa een vijfde van de EOF-steun wordt verstrekt in de vorm van niet-gerichte begrotingssteun,
E. overwegende dat het belang van de verstrekking van voorspelbare steun van regering aan regering, waar mogelijk gebruik makend van de eigen systemen van de begunstigde landen, is erkend op de ontmoeting op hoog niveau van de DAC in Parijs in maart 2005,
F. overwegende dat begrotingssteun een nauwere donorcoördinatie mogelijk maakt,
G. overwegende dat efficiënte structuren in de ontvangende landen, zowel in de zin van een functionerende democratie met eerbiediging van fundamentele vrijheden, mensenrechten en politiek pluralisme, als op het gebied van begrotingsprocessen, een deskundige wijze van besteden en dienstverlening waarover verantwoording moet worden afgelegd, van cruciaal belang zijn voor de doeltreffendheid van begrotingssteun,
H. overwegende dat begrotingssteun de begunstigde in staat kan stellen zijn eigen ontwikkeling te sturen,
I. overwegende dat het proces van begrotingssteun plaatsvindt in een kader van partnerschap, voor wat betreft het vaststellen en evalueren van prioriteiten, door middel van een continue beleidsdialoog tussen donor en begunstigde,
J. overwegende dat begrotingssteun tevens de versterking van democratische processen moet stimuleren, om zo het maatschappelijk middenveld invloed op het beleid te laten uitoefenen, in het bijzonder door het te betrekken bij het uitwerken van een strategie om de armoede terug te dringen en ontwikkeling in de hand te werken en de parlementaire controle op het ontwikkelingsbeleid en de begrotingsbestedingen te bevorderen,
K. overwegende dat begrotingssteun ofwel algemene begrotingsteun kan zijn, die het totale macro-economische en begrotingskader dekt, ofwel sectorale begrotingssteun,
L. overwegende dat het "externe financieringstekort", de graad van armoede, behoorlijk bestuur, resultaten in het verleden, toewijding aan ontwikkeling en een realistische beoordeling van de mogelijke resultaten in termen van armoedevermindering, groei en institutionele hervorming belangrijke overwegingen bij de besluitvorming over het toewijzen van begrotingssteun zijn,
M. overwegende dat middelen die worden verstrekt als algemene begrotingssteun volledig fungibel zijn, aangezien de middelen rechtstreeks worden overgemaakt naar de rekening van de staatskas van een land, hetgeen in de praktijk betekent dat controle op, verantwoordelijkheid voor en verantwoording van het gebruik van deze middelen bij de ontvanger rusten,
N. overwegende dat in de artikelen 61, lid 2, en 67 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou duidelijk is vastgesteld wat de voorwaarden zijn opdat een land voor begrotingssteun in aanmerking zou komen, dat daarin specifiek gerefereerd wordt aan de noodzaak van normen voor het beheer van de overheidsuitgaven, macro-economisch en sectoraal beleid en overheidsopdrachten, en tevens dat de donor en de ontvanger erop dienen toe te zien dat de hervormingen economisch uitvoerbaar en politiek en sociaal aanvaardbaar zijn,
O. overwegende dat een functionerende parlementaire democratie met eerbiediging van fundamentele vrijheden en mensenrechten, met inbegrip van politiek pluralisme, en een doeltreffend systeem voor het beheer van overheidsfinanciën een voorwaarde zijn voor begrotingssteun, en dat bij het beoordelen hiervan moet worden bekeken hoe het ontvangende land scoort inzake behoorlijk bestuur, controle door een democratisch gekozen parlement, de rechtsstaat, het afleggen van verantwoording door de regering, deskundigheid en een goed ontwikkeld macro-economisch, ontwikkelings- en sectoraal beleid, alsmede openheid en transparantie van de openbare aanbestedingsprocedures,
P. overwegende dat risico moet worden afgemeten aan de mate waarin de overheidsstructuren in staat zijn middelen te verstrekken en te implementeren, alsmede aan behoorlijk bestuur, toepassing van ontwikkelingsbeginselen, corruptie, democratie en mensenrechten,
Q. overwegende dat doeltreffende systemen voor het beheer van overheidsfinanciën en van de begroting, gericht op een stabiel macro-economisch klimaat, een essentiële voorwaarde vormen voor ontwikkeling,
R. overwegende dat een aantal partnerlanden voor begrotingssteun, met name onder de ACS-landen, abominabele systemen voor het beheer van overheidsfinanciën hebben,
S. overwegende dat bij partnerschappen tussen donoren en begunstigden moet worden gezorgd voor een gezamenlijke analyse van de resultaten van de uitvoering van het ontwikkelingsbeleid en van hervormingen op dit gebied, die van wezenlijk belang zijn voor de evaluatie van de uitvoerbaarheid van begrotingssteun,
1. roept de Commissie en de lidstaten op om begrotingssteun alleen te verstrekken indien de netto voordelen van een dergelijke mechanisme aantoonbaar zijn op basis van duidelijke en objectief vast te stellen criteria en alleen na de risico's ten volle te hebben ingeschat;
2. benadrukt dat begrotingssteun als middel van hulpverlening alleen succesvol kan zijn indien beide partners hun verantwoordelijkheden volledig aanvaarden in een werkelijke geest van partnerschap en verantwoordelijkheid;
3. is van mening dat begrotingssteun zoveel mogelijk gericht moet zijn op ontwikkelingsprioriteiten inzake de vermindering van armoede, dat deze prioriteiten een centrale rol moeten spelen bij de beleidsdialoog tussen donoren en begunstigden en dat bij zowel de donor als de ontvanger parlementaire controle moet worden gewaarborgd;
4. benadrukt het belang van capaciteitsopbouw bij de ontvangende regeringen, die een meer leidende rol moeten spelen bij de coördinatie van de ontwikkelingshulp;
5. benadrukt het belang van het creëren van een cultuur van verantwoording met volledige betrokkenheid van parlementen en de hoogste controle-instanties; wijst erop dat begrotingssteun gepaard moet gaan met de versterking van het maatschappelijk middenveld;
6. beschouwt de rechtvaardige toepassing van duidelijke, expliciete en realistische voorwaarden, die door alle partijen zijn goedgekeurd en die zijn verbonden aan het programma voor begrotingssteun, als cruciaal voor het instrument in kwestie en onontbeerlijk voor het tegengaan van onvoorspelbare volatiliteit bij het verlenen van steun;
7. beveelt aan de criteria voor de inzet van begrotingssteun aan ACS-landen toe te passen, zoals vastgelegd in de artikelen 61, lid 2, en 67 van het de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou,
8. is bezorgd over het besluit om begrotingssteun te verlenen aan Malawi, waar zoals bekend de risico's aanzienlijk zijn, en aan Kenia, waaraan alle lidstaten de begrotingssteun hebben opgeschort, hetgeen de vraag oproept in hoeverre de Commissie in staat is dit instrument op doeltreffende wijze toe te passen;
9. is bezorgd over het feit dat de Rekenkamer heeft vastgesteld dat in sommige gevallen de redenen die de Commissie gaf voor het verlenen van begrotingssteun aan landen met slechte systemen voor het beheer van overheidsfinanciën ontoereikend waren, en dat de artikelen 61, lid 2, en 67 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou vaak op brede en subjectieve manier zijn uitgelegd;
10. is verontrust over het feit dat de Rekenkamer tekortkomingen heeft vastgesteld in de algemene samenhang waarvan de Commissie bij het instrument van de begrotingssteun blijk geeft, alsmede in de controle van, het toezicht op en de steun voor de systemen voor begrotingscontrole van de ontvangende landen, te weten het parlement en de hoogste controle-instanties van de betrokken landen, en dat de technische steun wordt onderbenut; wijst erop dat al deze factoren van wezenlijk belang zijn voor het instrument;
11. erkent dat er in een land slechts één programma voor macro-economische hervorming tegelijk kan worden uitgevoerd, dat gewoonlijk wordt geleid door de internationale financiële instellingen, maar dat de Commissie en de lidstaten moeten pogen een actieve rol te spelen door het beleid te beïnvloeden;
12. herinnert eraan dat macro-economische hervormingen alleen een duurzaam effect kunnen hebben indien tegelijkertijd de doelstellingen van menselijke en sociale ontwikkeling volledig worden nagestreefd;
13. is van mening dat sectorale begrotingssteun of sectorbrede benaderingen moeten worden overwogen als prioritaire instrumenten voor interventie in de sectoren gezondheidszorg en onderwijs;
14. bevestigt nogmaals dat 20 % van de totale jaarlijkse vastleggingen toegewezen moet worden aan activiteiten in de sectoren basis- en middelbaar onderwijs en basisgezondheidszorg (met inbegrip van seksuele en reproductieve gezondheidszorg);
15. verzoekt de Commissie het nieuwe internationale kader voor prestatiemeting van het PEFAprogramma over te nemen ter beoordeling van het beheer van de overheidsfinanciën van landen;
16. verzoekt de Commissie op coherente en evenwichtige wijze te reageren wanneer landen de beginselen van democratie en mensenrechten niet meer naleven;
17. verzoekt de Commissie de omvang en de risico's van corruptie te beoordelen overeenkomstig de artikelen 9, lid 3, en 97 van de Partnerschapsovereenkomst van Cotonou;
18. verzoekt de Commissie ste streven naar coherentie in de beleids- en besluitvorming met betrekking tot donorpartnerschappen voor begrotingssteun en verlangt dat donorgelden doeltreffend worden beheerd om onvoorspelbare volatiliteit bij het verlenen van steun te voorkomen, en is van mening dat de Commissie het best in staat is om op te treden als donorcoördinator binnen de EU;
19. acht het van cruciaal belang dat de uitbetaling van middelen en het evaluatieproces worden afgestemd op de eigen ontwikkelingsstrategie en begrotings- en evaluatieprocedures van de ontvangende landen;
20. verzoekt de Commissie sterk gericht te blijven op gerechtigheid en armoedevermindering en zich te concentreren op de meest gemarginaliseerde en armste segmenten van de samenleving;
21. beveelt de uitbetaling aan in variabele tranches, die resultaatgerichte stimulansen bieden, maar wijst erop dat de variabiliteit van de uitbetalingen zo voorspelbaar mogelijk moet zijn, om de begrotingsplanning niet te bemoeilijken;
22. is bezorgd over de gecompliceerdheid die inherent is aan het beoordelen van prestatie-indicatoren en met name de resultaten van de armoedebestrijding, en verzoekt de Commissie de ontwikkeling te steunen van capaciteit op het gebied van statistiek, gegevensvergaring, kwaliteitsbeoordeling en analyse;
23. verzoekt de Commissie met regelmatige tussenpozen en in samenwerking met alle belanghebbenden te controleren of de economische beleidsmaatregelen van de begunstigde landen overeenstemmen met de doelstellingen en beginselen van de ontwikkelingshulp en of aan de voorwaarden ervan wordt voldaan;
24. verzoekt de Commissie, de lidstaten en de ontvangende landen dringend om het grote publiek dienaangaande regelmatig te informeren om de effecten van begrotingssteun zichtbaar te maken voor de Europese belastingbetaler en om de mensen gevoelig te maken voor de noodzaak van ontwikkelingssamenwerking in het algemeen en de effecten van begrotingssteun in het bijzonder, en voorts om beweringen over misbruik van gelden tegen te gaan en om informatie te verstrekken over de basisvoorwaarden voor het verstrekken van begrotingssteun én over de gevallen waarin begrotingssteun ineffectief is gebleken; spoort de Commissie aan om de zichtbaarheid van de EU op het vlak van ontwikkelingshulp te verbeteren en de vooruitgang van de begunstigde derde landen bij het zelfstandig beheer van begrotingssteun aan te tonen;
25. verzoekt de Commissie de effectiviteit van begrotingssteun voor de armoedebestrijding regelmatig door middel van een kosten-batenanalyse te evalueren en aan te tonen dat de begunstigde derde landen vooruitgang hebben geboekt bij het onder eigen verantwoordelijkheid beheren van de begrotingssteun; vraagt haar daarbij te onderscheiden tussen algemene en sectorale begrotingssteun, zodat meer inzicht wordt verkregen in de effectiviteit van de diverse subsidie-instrumenten vanuit een oogpunt van armoedebestrijding, met dien verstande dat de beheerskosten van begrotings- en projectsteun eveneens geëvalueerd moeten worden; beklemtoont dat het doel hiervan moet zijn inzichtelijk te maken wanneer welk instrument gebruikt moet worden;
26. dringt er bij de Commissie op aan om de tekortkomingen inzake controle en toezicht aan te pakken door de invoering van een externe controle van de begrotingssteun (bijvoorbeeld door de Rekenkamer); is van mening dat de Commissie dient aangemoedigd te worden om het initiatief te nemen om samen met de andere grote donoren een gemeenschappelijk controleorgaan in het leven te roepen;
27. dringt, om de eigen mechanismen van de ontvangende landen op het gebied van begrotingscontrole te ondersteunen, erop aan dat het parlement van het ontvangende land betrokken wordt bij de vaststelling van de begroting en dat de begrotingswet gepubliceerd wordt; dringt er voorts nog op aan dat de begrotingssteun jaarlijks door het parlement wordt geanalyseerd aan de hand van de bereikte resultaten;
28. verzoekt de Commissie uiteen te zetten hoe begrotingssteun in de tijd beperkt kan worden; stelt dat het doel van begrotingssteun dient te zijn de eigen verantwoordelijkheid van de ontvangende landen te versterken en dat de Commissie dient uiteen te zetten binnen welk (afzienbaar) tijdsbestek dit bereikt kan worden.
29. verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.
[1] PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3. Overeenkomst gewijzigd bij de Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst van 25 juni 2005 (PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4).
[2] PB C 257 van 14.9.2001, blz. 1.
[3] PB C 249 van 7.10.2005, blz. 1.
[4] PB C 293 E van 2.12.2006, blz. 316.
--------------------------------------------------