Home

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland /* COM/2007/0411 def. - COD 2007/0141 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 16.7.2007

COM(2007) 411 definitief

2007/0141 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

Krachtens de toetredingsakte dient Estland artikel 19, lid 2, van Richtlijn 96/92/EG, dat betrekking heeft op de geleidelijke openstelling van de elektriciteitsmarkt, pas vanaf 31 december 2008 toe te passen. Naar aanleiding van een informatie-uitwisseling heeft de Raad op 28 juni 2004 Richtlijn 2004/85/EG tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland vastgesteld op grond waarvan de aangevraagde verlenging van de afwijking tot 31 december 2012 wordt toegestaan.

Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 28 november 2006 Richtlijn 2004/85/EG gedeeltelijk nietig verklaard. De gedeeltelijke nietigverklaring was niet terug te voeren op de inhoud van Richtlijn 2004/85/EG, maar op de keuze van de rechtsgrond door de Raad (artikel 57 van het toetredingsverdrag in plaats van artikel 95 van het EG-Verdrag). Aangezien de redenen om Estland toe te staan ook na 31 december 2008 af te wijken van de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b) en c), (openstelling van de markt) van Richtlijn 2003/54/EG nog steeds geldig zijn, moet die richtlijn dienovereenkomstig worden gewijzigd en dient daarvoor dezelfde formulering als in Richtlijn 2004/85/EG te worden gebruikt, met dien verstande dat de juiste rechtsgrond wordt aangegeven.

2007/0141 (COD)

Voorstel voor een

RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot wijziging van Richtlijn 2003/54/EG betreffende de toepassing van sommige bepalingen op Estland

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 47, lid 2, artikel 55 en artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie[1],

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[2],

Na raadpleging van het Comité van de Regio's[3],

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag[4],

Overwegende hetgeen volgt:

1. Tijdens de toetredingsonderhandelingen heeft Estland zich beroepen op het specifieke karakter van zijn elektriciteitssector om een overgangsperiode te vragen voor de toepassing van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit[5].

2. In bijlage VI van de toetredingsakte is bepaald dat Estland artikel 19, lid 2, van Richtlijn 96/92/EG, dat betrekking heeft op de geleidelijke openstelling van de markt, pas vanaf 31 december 2008 moet toepassen.

3. In verklaring 8 die als bijlage bij het toetredingsverdrag is gevoegd, wordt bovendien erkend dat de specifieke situatie met betrekking tot de herstructurering van de olieschaliesector in Estland nog tot eind 2012 bijzondere inspanningen zal vergen.

4. Richtlijn 96/92/EG is vervangen door Richtlijn 2003/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit en houdende intrekking van Richtlijn 96/92/EG[6], die uiterlijk op 1 juli 2004 ten uitvoer moest worden gelegd en de openstelling van de elektriciteitsmarkt heeft versneld.

5. Bij schrijven van 17 september 2003 vroeg Estland de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b), van Richtlijn 2003/54/EG, dat betrekking heeft op de openstelling van de markt voor niet-huishoudelijke afnemers, te mogen uitstellen tot 31 december 2012. In een aanvullend schrijven van 5 december 2003 gaf Estland aan dat het de in artikel 21, lid 1, onder c), van die richtlijn vermelde markt volledig zal openstellen tegen 31 december 2015.

6. Het verzoek van Estland was gebaseerd op een geloofwaardig herstructureringsplan voor de olieschaliesector, dat tot 31 december 2012 loopt.

7. Olieschalie is de enige inheemse energiebron in Estland en de Estse productie van olieschalie vertegenwoordigt bijna 84 % van de wereldproductie. 90 % van de in Estland geproduceerde elektriciteit is afkomstig van deze vaste brandstof. Olieschalie is bijgevolg van groot strategisch belang voor de zekerheid van de energievoorziening in Estland.

8. De toekenning van een aanvullende afwijking voor de periode 2009-2012 leek noodzakelijk om de zekerheid van de investeringen in de productiecentrales en de zekerheid van de energievoorziening in Estland te garanderen en het tegelijk mogelijk te maken de ernstige milieuproblemen die door deze centrales worden veroorzaakt, op te lossen.

9. Op 28 juni 2004 heeft de Raad Richtlijn 2004/85/EG vastgesteld, waarin de aangevraagde afwijking wordt toegestaan.

10. Het Hof van Justitie heeft in zijn arrest van 28 november 2006 in Zaak C-413/04, Parlement/Raad[7] , Richtlijn 2004/85/EG nietig verklaard, voor zover deze richtlijn Estland een afwijking verleende van de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b) en c), van Richtlijn 2003/54/EG na 31 december 2008 en Estland een overeenkomstige verplichting oplegde om op 1 januari 2009 slechts een gedeeltelijke openstelling van zijn markt van rond de 35 % van het elektriciteitsverbruik te verzekeren en de Commissie jaarlijks in kennis te stellen van de verbruiksdrempels die de eindverbruikers moeten overschrijden om hun elektriciteitsleverancier vrij te mogen kiezen.

11. Deze gedeeltelijke nietigverklaring was niet terug te voeren op de inhoud van Richtlijn 2004/85/EG, maar op de keuze van een verkeerde rechtsgrond.

12. Aangezien de redenen om Estland toe te staan ook na 31 december 2008 af te wijken van de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b) en c), van Richtlijn 2003/54/EG nog steeds geldig zijn, moet die richtlijn dienovereenkomstig worden aangepast en dient daarvoor dezelfde formulering als in Richtlijn 2004/85/EG te worden gebruikt, met dien verstande dat de juiste rechtsgrond wordt aangegeven,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 26, lid 3, van Richtlijn 2003/54/EG wordt vervangen door:

"3. Estland wordt tijdelijk vrijgesteld van de toepassing van artikel 21, lid 1, onder b) en c), tot 31 december 2012. Estland neemt de nodige maatregelen om de openstelling van zijn elektriciteitsmarkt te garanderen. Deze openstelling vindt geleidelijk plaats tijdens de referentieperiode en zal voltooid zijn op 1 januari 2013. Op 1 januari 2009 moet de openstelling van de Estse markt minstens 35 % van het verbruik vertegenwoordigen. Estland stelt de Commissie jaarlijks in kennis van de verbruiksdrempels die de eindverbruikers moeten overschrijden om hun elektriciteitsleverancier vrij te mogen kiezen."

Artikel 2

De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 1 juli 2007 aan deze richtlijn te voldoen. De lidstaten delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De lidstaten bepalen in welke vorm die verwijzing geschiedt.

Artikel 3

Deze richtlijn treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, op

Voor het Europees Parlement Voor de Raad

De Voorzitter De Voorzitter

[1] …

[2] …

[3] …

[4] …

[5] PB L 27 van 30.1.1997, blz. 20.

[6] PB L 176 van 15.7.2003, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 2004/85/EG (PB L 236 van 7.7.2004, blz. 10).

[7] EHJ [2006] I-11221.