Speciaal verslag nr. 3/2007 over het beheer van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004), vergezeld van de antwoorden van de Commissie
Speciaal verslag nr. 3/2007 over het beheer van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004), vergezeld van de antwoorden van de Commissie
31.7.2007 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 178/1 |
SPECIAAL VERSLAG Nr. 3/2007
over het beheer van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004), vergezeld van de antwoorden van de Commissie
(uitgebracht krachtens artikel 248, lid 4, tweede alinea, van het EG-Verdrag)
(2007/C 178/01)
INHOUD
I-VIII | SAMENVATTING |
1-16 | INLEIDING |
1 | Achtergrond |
2-9 | Het Europees Vluchtelingenfonds |
10-13 | Overzicht van de voornaamste verschillen tussen ERF I en ERF II |
14-16 | Reikwijdte, doelstellingen en aanpak van de controle |
17-25 | WAS DE VERDELING VAN DE MIDDELEN OVER DE LIDSTATEN CORRECT? |
17-19 | Basis voor de verdeling van de bedragen |
20-22 | De als basis voor de toewijzing gebruikte statistieken waren onvolledig en onbetrouwbaar |
23 | Interpretatieverschillen onder de lidstaten verstoren de grondslag |
24-25 | Herzieningen van eerder gevalideerde gegevens werden bij latere verdelingen van middelen niet ten volle in acht genomen of waren onvoldoende gedocumenteerd |
26-39 | VOERDEN DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN EEN GOED BEHEER? |
26 | De uitvoeringsregels van het ERF werden te laat gepubliceerd |
27-33 | De toewijzingsprocedure was niet erg efficiënt |
34-36 | Verschillende interpretaties van de ERF-regels door de lidstaten |
37 | Positieve voorbeelden van ERF-beheer |
38-39 | Toezicht en corrigerende maatregelen van de Commissie hadden onvoldoende resultaten |
40-44 | WELK EFFECT HAD HET ERF OP DE NATIONALE INSPANNINGEN INZAKE ASIELVERLENING? |
45-50 | CONCLUSIE |
51-54 | AANBEVELINGEN |
Bijlage I—Vergelijking tussen de communautaire voorschriften voor het Europees Vluchtelingenfonds in de perioden 2000-2004 (ERF I) en 2005-2010 (ERF II)
Bijlage II—Verdeling van de middelen per lidstaat (2000-2004)
Bijlage III—ERF-procedure voor toewijzing van voorlopige bedragen aan de lidstaten
Antwoorden van de Commissie
SAMENVATTING
I. | Het Europees Vluchtelingenfonds (ERF ofwel „Fonds”) werd in september 2000 ingesteld voor een eerste periode van vijf jaar die afliep in 2004. Het kreeg een financieel referentiebedrag van 216 miljoen euro toegewezen. De instelling van het Fonds vond plaats in een tijd van toenemende EU-activiteit op het snel evoluerende gebied van asielverlening en immigratie. |
II. | Het ERF diende tot steun en aanmoediging van de inspanningen die de lidstaten zich getroostten om vluchtelingen en ontheemden op te vangen en de gevolgen van de opvang te dragen. Het beheer van het Fonds werd gedeeld door de Commissie en de lidstaten. De Commissie droeg de algemene verantwoordelijkheid voor de correcte toepassing van het Fonds, terwijl de lidstaten belast waren met de uitvoering van de eigenlijke maatregelen. De voor financiering in aanmerking komende maatregelen werden opgesplitst in drie groepen: die voor de opvang, de integratie, en de repatriëring van vluchtelingen en ontheemden. |
III. | De Rekenkamer verrichtte een controle van het beheer in de eerste fase van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004), waarbij de volgende vragen centraal stonden:
|
IV. | De verdeling van de middelen was hoofdzakelijk gebaseerd op het aantal onderdanen van derde landen en staatlozen, overeenkomstig de definitie van het ERF, dat de lidstaten was binnengekomen. Het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat) moest bij de lidstaten statistische gegevens over het aantal asielzoekers inzamelen. Er bestonden geen geharmoniseerde definities van de in de ERF-regels genoemde doelgroepen en de lidstaten volgden verschillende interpretaties. De voor de ERF-toewijzingen gebruikte gegevens waren derhalve niet consistent, vergelijkbaar en betrouwbaar. Er werden ernstige discrepanties ontdekt in de onderliggende statistische gegevens. In sommige gevallen werden de gegevens gewijzigd omdat de wetgeving van de lidstaten steeds meer werd geharmoniseerd. |
V. | De hele jaarlijkse toewijzingsprocedure was omslachtig en de doeltreffendheid ervan was twijfelachtig. |
VI. | De lidstaten waren alleen verantwoordelijk voor het beheer en de administratie van de projecten, terwijl de Commissie ervoor moest zorgen dat de lidstaten beschikten over goed lopende beheers- en controlesystemen. Hoewel er tekortkomingen werden ontdekt en de Commissie enige corrigerende maatregelen heeft getroffen, werden nog niet alle in de lidstaten ontdekte problemen opgelost. |
VII. | Uit de controle van de Rekenkamer is gebleken dat sommige bepalingen van ERF I, en met name de subsidiabiliteitsregels, vatbaar waren voor sterk verschillende interpretaties. De Rekenkamer beveelt aan, gelet op haar bevindingen en op de reeds in ERF II aangebrachte wijzigingen, passende maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat het ERF in de toekomst duidelijker en doelgerichter werkt. |
VIII. | Met betrekking tot het effect van het ERF op de nationale financiering was er zowel in de lidstaten als bij de Commissie weinig informatie beschikbaar. Bij onderzoek van de bezochte projecten werden enige positieve veranderingen in de nationale inspanningen vastgesteld, vooral wat betreft het uittesten van innovatieve projecten en het verwerken van de resultaten daarvan in nationale strategieën. |
INLEIDING
Achtergrond
1. | Het Verdrag van Amsterdam beoogt de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid(1). In aansluiting hierop maakte de Europese Raad in oktober 1999 te Tampere (Finland) afspraken over een uitgebreid programma met beleidslijnen en praktische doelstellingen, inclusief de invoering van een gemeenschappelijke Europese asielregeling. |
Het Europees Vluchtelingenfonds
2. | Het Europees Vluchtelingenfonds (ERF ofwel „Fonds”) werd in september 2000 ingesteld voor een eerste periode van vijf jaar die afliep in 2004(2). |
3. | Het ERF werd ingesteld voor „de totstandbrenging van een evenwicht tussen de inspanningen die de lidstaten zich voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden getroosten”(3). Het moest berusten op de saamhorigheid tussen de lidstaten en zorgen voor een billijke onderlinge verdeling van de last. |
4. | Het Fonds moest maatregelen steunen waarmee werd beoogd goede voorwaarden voor opvang te scheppen en de vluchtelingen en ontheemden in de samenleving van een lidstaat te integreren. Tevens zou het ERF middelen uittrekken om vluchtelingen en ontheemden te helpen om te repatriëren en om met kennis van zaken te beslissen over een terugkeer naar hun land van oorsprong. |
5. | Aan het ERF werd een financieel referentiebedrag van 216 miljoen euro toegewezen. De definitieve kredieten beliepen 243 miljoen euro, waarvan 49 miljoen euro was bestemd voor noodmaatregelen maar niet werd besteed. Eind december 2006 was naar schatting van de Commissie 141 miljoen euro betaald. De onderstaande tabel toont de kredieten en vastleggingen voor de jaren 2000-2004. |
Kredieten en vastleggingen 2000-2004
(miljoen euro) | ||||||||||||
2000-2004 | 2004 | 2003 | 2002 | 2001 | 2000 | |||||||
Kredieten | Vastleggingen | Kredieten | Vastleggingen | Kredieten | Vastleggingen | Kredieten | Vastleggingen | Kredieten | Vastleggingen | Kredieten | Vastleggingen | |
Administratieve uitgaven ERF | 3,64 | 2,19 | 0,66 | 0,12 | 0,73 | 0,65 | 0,73 | 0,53 | 0,81 | 0,21 | 0,72 | 0,67 |
Beleidsuitgaven ERF | 189,02 | 189,00 | 42,27 | 42,27 | 42,27 | 42,27 | 45,08 | 44,99 | 34,19 | 34,19 | 25,28 | 25,28 |
Administratieve uitgaven noodmaatregelen ERF | 0,96 | 0,16 | 0,18 | 0,18 | 0,20 | 0,23 | ||||||
Beleidsuitgaven noodmaatregelen ERF | 49,03 | 9,82 | 9,82 | 9,82 | 9,80 | 9,78 | ||||||
Totaal | 242,65 | 191,19 | 52,91 | 42,39 | 53,00 | 42,92 | 55,81 | 45,52 | 45,00 | 34,40 | 36,01 | 25,95 |
Bron: Boekhouding Europese Commissie. |
6. | Het beheer van het ERF werd gedeeld(5) door de Commissie (directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid — DG JLS) en de lidstaten. De Commissie droeg de algemene verantwoordelijkheid voor de correcte implementatie van het Fonds, terwijl de lidstaten waren belast met het beheer van de eigenlijke maatregelen. Elke lidstaat had een nationale autoriteit benoemd die alle communicatie met de Commissie verzorgde en verantwoordelijk was voor de selectie van de afzonderlijke projecten en voor het financieel beheer en de administratie ervan. |
7. | Tot de doelgroep van het ERF behoorden onderdanen van derde landen of staatlozen die de in het Verdrag van Genève(6) omschreven status van vluchteling bezaten, alsook personen die een internationale of tijdelijke bescherming genoten. Ook asielzoekers die de status van vluchteling hadden aangevraagd en personen wier recht op tijdelijke bescherming in onderzoek was in een lidstaat, kwamen in aanmerking. |
8. | Volgens DG JLS beliep het aantal asielaanvragers, vluchtelingen en beschermde personen in 1996 ongeveer 303 000; het steeg tot 475 000 in 1999 en daalde weer tot 374 000 in 2003. |
9. | Het Europees Vluchtelingenfonds verleende communautaire steun door medefinanciering van acties. De medefinanciering kon maximaal 50 % bedragen van de totale kosten van de maatregel. Dit aandeel werd verhoogd tot maximaal 75 % voor landen waarvoor het Cohesiefonds gold. De betalingen van de Commissie aan de lidstaten vonden plaats via voorschotten, tussentijdse en saldobetalingen. |
Overzicht van de voornaamste verschillen tussen ERF I en ERF II
10. | Intussen is een tweede fase van het programma (ERF II) gestart, en wel voor de periode 2005-2010(7). |
11. | In de onderstaande vergelijking worden alleen de voornaamste verschillen tussen ERF I en ERF II belicht; die wijzigingen worden niet geanalyseerd of beoordeeld. Een gedetailleerde vergelijking tussen beide ERF's is te vinden in bijlage I. Doelstellingen en taken:
Bepalingen inzake uitvoering en beheer:
Financieel beheer en supervisie:
Follow-up, evaluatie en verslagen:
|
12. | Blijkens een onderzoek van de regelgeving van ERF II zijn naar aanleiding van de aanbevelingen uit dit verslag geen maatregelen getroffen in ERF II. |
13. | De Commissie heeft ook een kaderprogramma voor de periode 2007-2013 voorgesteld waarin het ERF is opgenomen. |
Reikwijdte, doelstellingen en aanpak van de controle
14. | De Rekenkamer verrichtte een controle van het beheer in de eerste fase van het Europees Vluchtelingenfonds (2000-2004). Daarmee werd beoogd, antwoord te krijgen op de volgende vragen:
|
15. | In het kader van deze controle en van de jaarlijkse betrouwbaarheidsverklaringen over 2003 en 2004(8) werden de betrokken Commissiediensten (DG JLS en Eurostat) te Brussel en te Luxemburg bezocht, evenals de verantwoordelijke nationale autoriteiten en de eindbegunstigden in de volgende lidstaten: Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Oostenrijk, Spanje, het Verenigd Koninkrijk en Zweden. |
16. | Overeenkomstig de regels voor het ERF(9) moest de Commissie uiterlijk op 1 september 2005 een eindverslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad. De Rekenkamer kon geen rekening houden met de resultaten van dat verslag, aangezien het werd afgerond na beëindiging van de controle door de Rekenkamer. |
WAS DE VERDELING VAN DE MIDDELEN OVER DE LIDSTATEN CORRECT?
Basis voor de verdeling van de bedragen
17. | De ERF-middelen werden jaarlijks verdeeld en omvatten een klein vast bedrag plus een groter variabel bedrag. Het vaste bedrag daalde van 500 000 euro per lidstaat in 2000 tot 100 000 euro in 2004. |
18. | Het variabele gedeelte van de jaarlijkse toewijzing werd over de lidstaten verdeeld in verhouding tot het aantal onderdanen van derde landen of staatlozen dat was toegelaten(10) in de drie jaar vóór het programmajaar. 65 % van die toewijzing was gebaseerd op het aantal asielzoekers en 35 % op het aantal vluchtelingen(11). De verdeling van de middelen voor de jaren 2000-2004 is weergegeven in bijlage II. De beschrijving van de toewijzingsprocedure is te vinden in bijlage III. |
19. | Het variabele gedeelte van de jaarlijkse toewijzing moest zijn gebaseerd op de meest recente cijfers van het Bureau voor de statistiek van de Europese Gemeenschappen (Eurostat)(12), die werden aangeleverd door de lidstaten. |
De als basis voor de toewijzing gebruikte statistieken waren onvolledig en onbetrouwbaar
20. | De beschikking van de Raad voorzag in een overgangsperiode, waarin kon worden gewerkt met door de lidstaten verstrekte gegevens indien de statistieken van Eurostat onvolledig waren. Die periode had beperkt moeten blijven tot 2000 en 2001, maar werd verlengd tot ERF 2002 en 2003. |
21. | Pas in 2005 kwam de Commissie, na vele jaren van voorbereiding, met een voorstel tot harmonisering van de communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming(13). In dat voorstel stelde de Commissie: „Daarbij baart vooral zorgen dat in de gegevensverzamelingen talrijke gegevens ontbreken. Ook het gebrek aan harmonisatie, zowel wat de gebruikte gegevensbronnen als de toegepaste definities betreft, is een ernstig probleem”(14). |
22. | Een ander punt is dat de betrouwbaarheid van de gegevens onzeker blijft zolang die op het niveau van de lidstaten noch door de Commissie, noch door de lidstaat zijn geverifieerd. |
Interpretatieverschillen onder de lidstaten verstoren de grondslag
23. | De omschrijving van de doelgroepen is door de lidstaten uiteenlopend geïnterpreteerd en werd binnen sommige lidstaten in de loop der jaren gewijzigd. In sommige gevallen werden de gegevens gewijzigd omdat de wetgeving van de lidstaten steeds meer werd geharmoniseerd.
|
Herzieningen van eerder gevalideerde gegevens werden bij latere verdelingen van middelen niet ten volle in acht genomen of waren onvoldoende gedocumenteerd
24. | Tijdens de hele looptijd van ERF I werden gegevens die in een bepaald jaar waren gevalideerd in latere jaren gewijzigd. Tussen 2002 en 2003 voerde Frankrijk bijvoorbeeld een gegevensherziening door, waarbij het aantal opgegeven personen werd verhoogd met 17 606 (totaal aantal opgegeven personen voor Frankrijk ERF 2003; cumulatief totaal voor de jaren 1999-2001: 238 947). De herziening van officiële statistieken is een gangbare praktijk en wordt op zich niet bekritiseerd. Maar als de Commissie de statistieken achteraf herziet, dient zij niet alleen de nieuwe verdeling, maar ook die van het voorafgaande jaar, te bekijken in het licht van de herziene gegevens. Wat betreft Italië heeft de Commissie de toewijzing voor 2004 (0,7 miljoen euro) sterk verminderd tegenover die voor 2003 (2,4 miljoen euro), voornamelijk omdat zij de statistieken van de vorige jaren over het aantal door Italië opgegeven personen voor de referentieperiode 2001 niet kon valideren. In een aantal gevallen was de toewijzing van middelen gebaseerd op gewijzigde statistieken, maar was noch bij DG JLS, noch bij Eurostat documentatie beschikbaar over de redenen voor die wijzigingen. |
25. | De ondervonden problemen hadden kunnen worden voorkomen indien het ERF vanaf het begin had gewerkt met betrouwbare en geharmoniseerde gegevens. Voor ERF II is de definitie van de doelgroepen niet aanzienlijk gewijzigd(17); de toewijzing van middelen berust nog steeds op door Eurostat(18) geproduceerde statistieken en deze zijn nog niet geharmoniseerd. |
VOERDEN DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN EEN GOED BEHEER?
De uitvoeringsregels van het ERF werden te laat gepubliceerd
26. | Aangezien het ERF een nieuw programma was, hadden de lidstaten van meet af aan behoren te beschikken over duidelijke richtlijnen voor het beheer. De Commissie maakte de regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven(19) bekend in april 2001, zes maanden na de start van het ERF, maar publiceerde de gedetailleerde regels voor de beheers- en controlesystemen meer dan 18 maanden na de instelling van het ERF. |
De toewijzingsprocedure was niet erg efficiënt
27. | De toewijzingsprocedure was omslachtig van opzet, en in de praktijk kende zij vertragingen en inefficiënties. De toewijzingsprocedure voor ERF I liep overeenkomstig de EU-regelgeving als volgt:
|
28. | In verband met de verdeling van de middelen over de lidstaten is niet duidelijk welke rol het verzoek om medefinanciering moest spelen. Zoals in paragraaf 18 werd gezegd, werden de toewijzingen uitsluitend gebaseerd op de aantallen asielzoekers en vluchtelingen. |
29. | In de praktijk kende het tijdschema voor de toewijzing en betaling aanzienlijke vertragingen. Per jaar waren er niet één, maar twee beschikkingen van de Commissie tot medefinanciering: een eerste beschikking op basis van de ontwerp-begroting voor het komende jaar en een herziene beschikking op basis van de definitief vastgestelde begroting. Die beschikkingen werden gewoonlijk pas verscheidene weken na de desbetreffende fasen in de begrotingsprocedure gegeven. Voor ERF 2003 laat het onderstaande voorbeeld zien hoe het tijdschema voor alle lidstaten in de praktijk was.
|
30. | De Commissie verrichtte pas betalingen aan de lidstaten nadat de tweede, herziene, beschikking van de Commissie tot medefinanciering was goedgekeurd. |
31. | Deze vertraagde betalingen van de Commissie veroorzaakten vertragingen bij de betalingen van de lidstaten aan de eindbegunstigden, aangezien de meeste lidstaten pas konden betalen nadat zij hun aandeel in het Fonds hadden ontvangen. Bijgevolg hadden de lidstaten er moeite mee om de termijnen voor uit het ERF gefinancierde projecten na te leven. |
32. | In het algemeen gingen de projecten van start voordat de eerste betalingen van de lidstaten waren ontvangen. In die gevallen moesten de eindbegunstigden hun uitgaven voorfinancieren; uitgaven die waren gedaan vóór de goedkeuring van het verzoek van de lidstaat om medefinanciering kwamen niet in aanmerking voor financiering uit ERF I. Dit knelpunt bevoordeelde financieel sterkere organisaties en ontmoedigde kleinere organisaties om nog nieuwe verzoeken in te dienen. |
33. | In het kader van ERF II kwamen er enkele wijzigingen in deze regeling:
|
Verschillende interpretaties van de ERF-regels door de lidstaten
34. | De controle bracht verschillen in interpretatie van de repatriëringsmaatregelen aan het licht; ter indicatie wordt gesteld dat deze voorzien in „voorlichting en advies aangaande programma's voor vrijwillige terugkeer en de situatie in de landen van oorsprong”. Verder kunnen ze „algemeen vormende of beroepsopleiding en steun bij de maatschappelijke herintreding”(20) omvatten. De Raad stelde vast: „Concrete hulp is nodig om de voorwaarden te scheppen of te verbeteren waaronder vluchtelingen en ontheemden die zulks wensen met kennis van zaken kunnen besluiten het grondgebied van de lidstaten te verlaten en naar hun land van oorsprong terug te keren(21).” In sommige lidstaten werd de repatriëringsmaatregel goeddeels toegepast om voor asielzoekers een vliegticket voor de terugreis te betalen. |
35. | Tussen de lidstaten bestonden grote interpretatieverschillen over de vraag wie repatriëringshulp kon aanvragen. Duitsland en Zweden volgden een striktere interpretatie van in aanmerking komende groepen en financierden alleen erkende vluchtelingen die toestemming hadden om in een van de lidstaten te verblijven, maar hadden besloten naar hun vaderland terug te keren. Omgekeerd pasten het Verenigd Koninkrijk en Italië de repatriëringsmaatregel voornamelijk toe voor het financieren van uitgeprocedeerde en afgewezen asielzoekers, met uitsluiting van hen die een onbeperkte toestemming tot verblijf dan wel de vluchtelingenstatus hadden gekregen. De financiering van uitgeprocedeerde asielzoekers werd mede gedragen door het Fonds, ook al was het besluit om terug te keren niet vrijwillig(22). De factor vrijwilligheid(20) wordt beklemtoond in de ERF-regels en is nog versterkt in ERF II(23). |
36. | Evenmin is behoorlijk gedefinieerd welke personen in aanmerking komen voor financiering van hun terugkeer naar hun land van oorsprong, zoals blijkt uit het onderstaande. In het Verenigd Koninkrijk vormden uitgeprocedeerde asielzoekers uit Midden-Europese landen, zoals de Tsjechische republiek en Polen, die asiel hadden gevraagd vóór de toetreding tot de Europese Unie, de grootste groepen voor wie het ERF in 2003 de vlucht naar huis financierde (332 Tsjechen en 125 Polen). De lidstaten kunnen eigen beleidslijnen volgen inzake de specifieke waarde van elke asielaanvraag, waarbij dus geen rekening wordt gehouden met het land van oorsprong. |
Positieve voorbeelden van ERF-beheer
37. | Ondanks problemen in de organisatie en het beheer van het ERF waren er talrijke voorbeelden van goede beheerssystemen. Duitsland en Zweden introduceerden een weldoordacht beheerssysteem met procedures, formulieren en verslagen, zodat de nationale autoriteit een groot aantal projecten kon behandelen. Bovendien werd nauwlettend toegezien op de projecten zodat de steun de eindbegunstigden tijdig bereikte. |
Toezicht en corrigerende maatregelen van de Commissie hadden onvoldoende resultaten
38. | De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de selectie, het financieel beheer en de administratie van de projecten. De beschikking van de Raad is erop gericht de lidstaten de nodige vrijheid te laten om de programma's naar gelang van hun behoeften uit te voeren. In de eerste plaats moeten de lidstaten de verantwoordelijkheid nemen voor de financiële controle van een actie. Met name moeten zij ervoor zorgen dat de middelen worden gebruikt volgens het beginsel van goed financieel beheer. Niettemin moet de Commissie zelf ervoor zorgen dat de lidstaten beschikken over goed lopende beheers- en controlesystemen, zodat zij zekerheid heeft dat de communautaire middelen efficiënt en correct worden benut. |
39. | In het algemeen legde de Commissie wel controlebezoeken af in verband met ERF I, maar zij kon niet altijd garanderen dat alle lidstaten goede beheerspraktijken hadden. Krachtens ERF II(24) dient de Commissie in samenwerking met de lidstaten regelmatig toezicht te houden, waarbij ook wordt geëvalueerd welk effect de acties hebben en in hoeverre ze complementair zijn met andere communautaire instrumenten. In het Verenigd Koninkrijk ontdekte de Rekenkamer ernstige tekortkomingen (bijvoorbeeld een ontoereikend controletraject bij de selectie van projecten, onvoldoende toezicht op projecten). Voorafgaand aan de controle van de Rekenkamer begin 2005 had de Commissie één inspectiebezoek verricht in 2002 en één controle achteraf in 2003. Verscheidene waargenomen tekortkomingen zijn evenwel nog niet verholpen.Zoals de Commissie reeds had vastgesteld bij een inspectiebezoek in Oostenrijk, waren bepaalde kerntaken van het beheer van de ERF-acties door de nationale autoriteit gedelegeerd aan een particuliere onderneming. Dit is niet conform het Financieel Reglement wat betreft de delegatie van taken aan derden. De door de Commissie aanbevolen correctie werd te laat aangebracht.Italië deed op vier jaar tijd één openbare oproep voor het indienen van voorstellen. Deze was bovendien alleen gericht tot de gemeenten, zodat andere potentiële aanvragers werden uitgesloten van deelname aan het ERF. |
WELK EFFECT HAD HET ERF OP DE NATIONALE INSPANNINGEN INZAKE ASIELVERLENING?
40. | De Rekenkamer beoogde te onderzoeken of de instelling van het ERF had geleid tot wijzigingen in de nationale uitgaven op asielgebied. De informatie was echter beperkt, zowel in de lidstaten als bij de Commissie. Dat lag ten dele aan het feit dat de meeste lidstaten in hun nationale begrotingen geen specifieke onderdelen hadden voor de uitgaven voor vluchtelingen en asielzoekers. Het was dus niet mogelijk ter zake tot een definitieve conclusie te komen. |
41. | In de tussentijdse evaluatie(25) werd niet de additionaliteit van het Fonds onderzocht, maar stond de vraag centraal in hoeverre de lidstaten de afzonderlijke ERF-projecten hadden medegefinancierd. Het eindverslag is niet onderzocht omdat het ten tijde van de controle nog niet was vastgesteld. |
42. | Er waren wel enige indicatoren beschikbaar met betrekking tot het effect van de acties op personen die onder de drie maatregelen vielen, maar die werden niet systematisch in het oog gehouden. Evenzo gebruikte de Commissie Eurostat-gegevens over vluchtelingen voor haar analyses, maar vergeleek ze die niet systematisch met de gegevens die waren ontvangen van de lidstaten. |
43. | Op basis van de projecten die de Rekenkamer bezocht, kan zij verklaren dat het ERF enige positieve veranderingen teweeg heeft gebracht in de nationale inspanningen, vooral wat betreft het uittesten van innovatieve projecten en het verwerken van de resultaten daarvan in nationale strategieën. |
Eén geslaagd project in het Verenigd Koninkrijk was een één-op-één-vluchtelingenmentorregeling, waarbij vrijwillige mentoren — burgers van het gastland — vluchtelingen helpen om zich aan te passen en te integreren in de samenleving van het land dat hun asiel verleent. Er was een persoonlijk integratieplan opgesteld, dat onder meer bestond uit taalcursussen, kennismaking met de stad van verblijf en met mensen buiten de vluchtelingengemeenschap, leren omgaan met administratieve kwesties en hulp bij het zoeken naar werk. Het project wordt nu gefinancierd met nationale middelen.
44. | In andere gevallen had het ERF een positief effect op het nationale asielbeleid in die zin dat het ertoe leidde dat er voor het eerst nationale programma's werden opgesteld. Het nationale asielprogramma van Italië werd mogelijk gemaakt door de medefinanciering van het ERF; het is gericht op de opvang en assistentie van asielzoekers en vluchtelingen op het hele nationale grondgebied. Het werd ingevoerd door het ministerie van Binnenlandse zaken, UNHCR en de nationale vereniging van Italiaanse gemeenten (ANCI). |
CONCLUSIE
45. | Het Europees vluchtelingenfonds wees zijn middelen toe op basis van statistische gegevens. De Rekenkamer stelde vast dat die gegevens niet volledig, consistent, vergelijkbaar en betrouwbaar waren. De Commissie kwam pas in 2005, na vele jaren van voorbereiding, met een voorstel voor een verordening tot harmonisering van de statistieken (zie de paragrafen 20 t/m 22). |
46. | Sommige uitvoeringsvoorschriften werden door de Commissie te laat bekendgemaakt, zodat de lidstaten in de beginfase van het ERF geen duidelijke instructies hadden. De omslachtige administratieve procedure voor de toewijzing van middelen veroorzaakte vertragingen bij de betalingen in de lidstaten (zie de paragrafen 26 t/m 33). |
47. | De beschikking van de Raad bevatte geen voldoende duidelijke omschrijving van de essentiële ERF-begrippen (zoals in aanmerking komende doelgroepen of te subsidiëren maatregelen, zie de paragrafen 34 t/m 36). De Commissie bood de lidstaten niet altijd de nodige steun om dubbelzinnige interpretaties van de regels te vermijden. Hoewel niet werd geconstateerd dat de regels systematisch werden overtreden, werden ze door de lidstaten niet op gelijke wijze toegepast. |
48. | De Commissie kon niet altijd garanderen dat in de lidstaten goede beheerspraktijken werden toegepast (zie paragraaf 39). |
49. | Er waren weinig gegevens beschikbaar over het effect van het ERF op de nationale inspanningen op asielgebied (zie de paragrafen 40 t/m 42). |
50. | Het resultaat van het eindverslag kon niet in aanmerking worden genomen omdat het ten tijde van de controle nog niet was vastgesteld (zie de paragrafen 16 en 41). |
AANBEVELINGEN
51. | De Commissie moet zich blijven inspannen om de statistische gegevens te harmoniseren. Tegelijkertijd moet zij maatstaven opstellen om verificatie van de gegevens mogelijk te maken. |
52. | De Commissie heeft een aantal statistische gegevens herzien. Wanneer de Commissie gegevens achteraf herziet, moet zij bij de verdeling van de middelen met die herziene informatie rekening houden. |
53. | Indien de Commissie niet kan garanderen dat de statistieken betrouwbaar zijn en dat de toewijzing van middelen evenredig is aan het aantal opgevangen vluchtelingen en asielzoekers, dienen andere manieren van middelentoewijzing te worden overwogen, zoals de uitkering van vaste bedragen. |
54. | Uit de controle van de Rekenkamer is gebleken dat sommige bepalingen van ERF I, en met name de subsidiabiliteitsregels, vatbaar waren voor sterk verschillende interpretaties. De Rekenkamer beveelt de Commissie, het Parlement en de Raad aan, gelet op haar bevindingen en op de reeds in ERF II aangebrachte wijzigingen, na te denken over de vraag of zij wensen dat het ERF in de toekomst duidelijker en doelgerichter werkt. |
Dit verslag werd door de Rekenkamer te Luxemburg vastgesteld op haar vergadering van 21 maart 2007.
Voor de Rekenkamer
Hubert WEBER
President
Bron: Boekhouding Europese Commissie.
BIJLAGE I
Vergelijking tussen de communautaire voorschriften voor het Europees Vluchtelingenfonds in de perioden 2000-2004 (ERF I) en 2005-2010 (ERF II)
INLEIDING
Deze vergelijking is gebaseerd op de volgende documenten:
— | Beschikking 2000/596/EG van de Raad van 28 september 2000; |
— | Beschikking 2001/275/EG van de Commissie van 20 maart 2001; |
— | Beschikking 2002/307/EG van de Commissie van 18 december 2001; |
— | Beschikking 2004/904/EG van de Raad van 2 december 2004; |
— | Toelichting en voorstel voor een beschikking van de Raad (SEC 2004/161) tot instelling van een Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2005-2010; |
— | Uitgebreide effectbeoordeling, werkdocument voor Commissiepersoneel, SEC (2004) 161, 12 februari 2004. |
In de onderstaande vergelijking worden alleen de voornaamste verschillen tussen ERF I en ERF II belicht. Er is geen sprake van een analyse of evaluatie van die wijzigingen.
I. DOELSTELLINGEN EN TAKEN
Het programma 2000-2004 | Het programma 2005-2010 | |||||||||||||||||||
Doelstelling | Het Europees Vluchtelingenfonds is een financieel instrument dat hoofdzakelijk bestemd is om de inspanningen van de lidstaten om vluchtelingen en ontheemden op te vangen, te steunen en aan te moedigen en de gevolgen van de opvang te dragen. | |||||||||||||||||||
Looptijd | 5 jaar, van 1 januari 2000 tot 31 december 2004. | 6 jaar, van 1 januari 2005 tot 31 december 2010. | ||||||||||||||||||
Doelgroepen | Vijf doelgroepen:
(Artikel 3 van Beschikking 2000/596/EG) | Vier doelgroepen:
(Artikel 3 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||
Programmering | Geen meerjarenprogramma's, jaarlijkse toewijzingen. | Twee meerjarenprogramma's van elk drie jaar. Voor elke programmafase moeten de lidstaten bij de Commissie meerjarenprogramma's indienen. (Artikel 15 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||
Acties | Er zijn drie verschillende soorten maatregelen van de lidstaten: opvang, integratie en repatriëring. Opvang
Integratie
Repatriëring
(Artikel 4 van Beschikking 2000/596/EG) | Een combinatie van acties (opvang, integratie, vrijwillige terugkeer) is toegestaan. | ||||||||||||||||||
Mogelijke subsidiabele acties zijn ten dele specifieker van aard. | ||||||||||||||||||||
Er zijn subsidiabele acties op het gebied van opvangvoorzieningen en asielprocedures (huisvesting, medische en psychologische zorg, sociale bijstand, onderwijs, taalonderricht). | ||||||||||||||||||||
Er zijn meer subsidiabele acties op het gebied van integratie (acties om deelneming aan het maatschappelijke en culturele leven te bevorderen, onderwijs, beroepsopleiding, erkenning van kwalificaties en diploma's; acties ter integratie waarbij plaatselijke autoriteiten worden betrokken, het grote publiek, vluchtelingenorganisaties, vrijwilligersgroepen en sociale partners). | ||||||||||||||||||||
Subsidiabele acties op het gebied van vrijwillige terugkeer zijn onder meer: voorlichtings- en adviesdiensten, voorlichting over het land of de regio van herkomst, algemene of beroepsopleiding, acties die het opzetten en uitvoeren van nationale programma's voor vrijwillige terugkeer vergemakkelijken. | ||||||||||||||||||||
Er is bijzondere aandacht voor de specifieke situatie van kwetsbare personen. (Artikelen 4 tot en met 7 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||||
Communautaire acties | Subsidiabele acties hebben betrekking op studies, uitwisselingen van ervaring en de bevordering van de samenwerking, evaluatie van de uitvoering van de maatregelen en de technische bijstand. (Artikel 5 van Beschikking 2000/596/EG) | Communautaire acties zijn toegespitst op transnationale acties of acties van communautair belang. (Artikel 8 van Beschikking 2004/904/EG) |
II. BEPALINGEN INZAKE UITVOERING EN BEHEER
Het programma 2000-2004 | Het programma 2005-2010 | |
Uitvoering | De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de door het Fonds gesteunde acties. Er wordt een verantwoordelijke autoriteit aangewezen (overheidsdienst) voor de communicatie met de Commissie. | De lidstaat wijst een verantwoordelijke autoriteit aan. Deze moet een functioneel orgaan van de lidstaat of een nationale overheidsinstantie zijn. De uitvoerende taken kunnen geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd aan een overheidsinstantie of een privaatrechtelijke entiteit met een openbaredienstverleningstaak. |
De respectieve verantwoordelijkheden van de Commissie, de lidstaat en de verantwoordelijke autoriteit worden meer gedetailleerd beschreven. | ||
Er zijn geen minimumvoorwaarden voor de verantwoordelijke autoriteit. (Artikel 7 van Beschikking 2000/596/EG) | Er zijn minimumvoorwaarden voor de verantwoordelijke autoriteit vastgesteld. (Artikelen 12 en 13 van Beschikking 2004/904/EG) | |
Verzoek om medefinanciering | De lidstaat dient jaarlijks een verzoek om medefinanciering in. (Artikel 8 van Beschikking 2000/596/EG) | Op basis van richtsnoeren van de Commissie stelt de lidstaat overeenkomstig de meerjarige programmering een ontwerp-meerjarenprogramma voor. (Artikel 15 van Beschikking 2004/904/EG) |
III. FINANCIEEL BEHEER
Het programma 2000-2004 | Het programma 2005-2010 | |
Financiële bepaling | 216 miljoen euro. (Artikel 2 van Beschikking 2000/596/EG) | 114 miljoen euro voor de periode 2005-2006. De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten. (Artikel 2 van Beschikking 2004/904/EG) |
Financieringsstructuur | De bijdrage van het Fonds mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van de maatregel. Dit aandeel kan worden verhoogd tot 75 % in lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen. (Artikel 13 van Beschikking 2000/596/EG) | De bijdrage van het Fonds mag niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van een bepaalde maatregel. Maar dit kan worden verhoogd tot 60 % voor bijzonder vernieuwende acties en tot 75 % in lidstaten die onder het Cohesiefonds vallen. De bijdrage mag niet meer bedragen dan 80 % van de totale kosten voor specifieke communautaire acties. (Artikel 20 van Beschikking 2004/904/EG) |
Technische en administratieve hulp | Een bedrag ten belope van ten hoogste 5 % van de totale toewijzing aan een lidstaat mag worden gereserveerd voor technische en administratieve hulp. (Artikel 12 van Beschikking 2000/596/EG) | Aan de 7 % van het jaarlijkse bedrag dat is uitgetrokken voor technische en administratieve hulp wordt 30 000euro toegevoegd. (Artikel 18 van Beschikking 2004/904/EG) |
Jaarlijkse verdeling | Het vaste bedrag onder ERF I was degressief: 500 000 euro voor het jaar 2000 en 100 000 euro voor het jaar 2004. (Artikel 10 van Beschikking 2000/596/EG) | Een vast bedrag van 300 000 euro, niet meer degressief zoals onder ERF I. Speciale steun ad 500 000 euro voor de nieuwe lidstaten in de eerste drie jaren van fase II. (Artikel 17 van Beschikking 2004/904/EG) |
Betalingen | Voorschot-, tussentijdse en saldobetalingen. | Eerste voorschot, tweede voorschot en saldobetaling. |
Zodra de beschikking van de Commissie is goedgekeurd, wordt een voorschot van 50 % van het bedrag betaald. | Een voorschot ten belope van 50 % van het bedrag wordt betaald binnen zestig dagen na de goedkeuring van het besluit tot medefinanciering. | |
Een tussentijdse betaling van ten hoogste 30 % wordt gedaan zodra de lidstaat verklaart de helft van het eerste voorschot de facto te hebben uitgegeven. | Een tweede voorschot wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden nadat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan een verslag over de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma en aan een uitgavendeclaratie die betrekking heeft op minstens 70 % van het bedrag van het eerste voorschot. Het bedrag mag niet meer belopen dan 50 % van het totale bedrag, dan wel het verschil tussen het bedrag voor geselecteerde projecten en het bedrag van het eerste voorschot. | |
Het saldo wordt uitbetaald binnen drie maanden na de goedkeuring van de door de lidstaat ingediende rekeningen en van het jaarverslag over de uitvoering van het programma. (Artikel 17 van Beschikking 2000/596/EG) | Het saldo wordt uitbetaald uiterlijk drie maanden nadat de Commissie haar goedkeuring heeft gehecht aan het eindverslag en aan de definitieve uitgavendeclaratie van het jaarprogramma. (Artikel 23 van Beschikking 2004/904/EG) | |
Middelen voor communautaire acties | Op initiatief van de Commissie kan maximaal 5 % van de beschikbare middelen van het Fonds worden gebruikt ter financiering van innoverende acties of acties van communautair belang. Het Fonds kan zulke acties overigens tot 100 % financieren. (Artikel 5 van Beschikking 2000/596/EG) | Maximaal 7 % van de beschikbare middelen van het Fonds kan worden gebruikt ter financiering van communautaire acties, met speciale aandacht voor transnationale acties of acties van communautair belang met betrekking tot het asielbeleid en maatregelen ten aanzien van vluchtelingen en ontheemden. Het ERF kan zulke acties tot 80 % financieren. (Artikel 8 van Beschikking 2004/904/EG) |
IV. TOEZICHT, EVALUATIE EN VERSLAGEN
Het programma 2000-2004 | Het programma 2005-2010 | |||||||||||||||||||
Controles | De controles bestrijken ten minste 20 % van de totale subsidiabele uitgaven. (Artikel 5 van Beschikking 2002/307/EG) | De controles bestrijken ten minste 10 % van de totale subsidiabele uitgaven voor elk jaarlijks uitvoeringsprogramma. (Artikel 25 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||
Follow-up en evaluatie | De verantwoordelijke autoriteit neemt maatregelen om voor de follow-up en de evaluatie van de acties te zorgen. (Artikel 20 van Beschikking 2000/596/EG) | De Commissie zorgt voor de follow-up en de evaluatie van het Fonds in samenwerking met de lidstaten. (Artikel 27 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||
Regeling voor follow-up | Gedetailleerde regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven en uitvoeringsverslagen. (Beschikking 2001/275/EG) | |||||||||||||||||||
Verslaglegging door de lidstaten | De verantwoordelijke autoriteit
Geen aparte evaluatie van het effect van het programma. (Artikel 20 van Beschikking 2000/596/EG) | De verantwoordelijke autoriteit
De lidstaten presenteren:
(Artikel 28 van Beschikking 2004/904/EG) | ||||||||||||||||||
Bestemming van de door de Commissie uitgebrachte verslagen en soort verslagen | De Commissie bezorgt het Europees Parlement en de Raad een
(Artikel 20 van Beschikking 2000/596/EG) | De Commissie bezorgt het Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's:
(Artikel 28 van Beschikking 2004/904/EG) |
BIJLAGE II
VERDELING VAN DE MIDDELEN PER LIDSTAAT (2000-2004)
(euro) | ||||||
ERF 2004 | ERF 2003 | ERF 2002 | ERF 2001 | ERF 2000 | Totaal ERF 2000-2004 | |
Oostenrijk | 2 230 280 | 2 007 650 | 1 938 106 | 1 454 754 | 912 382 | 8 543 173 |
België | 2 131 527 | 2 381 192 | 2 729 083 | 1 869 725 | 1 233 201 | 10 344 727 |
Finland | 392 633 | 524 730 | 671 256 | 673 606 | 651 387 | 2 913 612 |
Frankrijk | 4 041 961 | 5 067 825 | 4 133 681 | 3 156 228 | 2 255 055 | 18 654 750 |
Duitsland | 8 113 022 | 9 935 792 | 10 324 675 | 8 391 364 | 6 218 899 | 42 983 751 |
Griekenland | 459 296 | 439 481 | 535 611 | 629 043 | 652 057 | 2 715 489 |
Ierland | 919 091 | 981 675 | 965 573 | 709 110 | 632 205 | 4 207 654 |
Italië | 741 665 | 2 396 268 | 3 460 943 | 2 741 881 | 1 956 105 | 11 296 861 |
Luxemburg | 171 648 | 299 703 | 411 195 | 481 073 | 528 972 | 1 892 591 |
Nederland | 2 972 103 | 3 239 737 | 4 175 006 | 3 642 650 | 2 984 949 | 17 014 444 |
Portugal | 123 370 | 304 394 | 457 006 | 518 816 | 534 238 | 1 937 823 |
Spanje | 665 287 | 786 229 | 933 064 | 837 462 | 745 291 | 3 967 333 |
Zweden | 2 691 652 | 2 869 672 | 3 326 823 | 2 555 672 | 1 808 621 | 13 252 440 |
VK | 10 877 221 | 8 923 101 | 8 764 928 | 4 819 118 | 2 902 640 | 36 287 008 |
Toetredende landen | 3 626 695 | 3 626 695 | ||||
Communautaire acties | 2 113 550 | 2 113 550 | 2 254 050 | 1 709 500 | 1 264 000 | 9 454 650 |
Totaal | 42 271 000 | 42 271 000 | 45 081 000 | 34 190 000 | 25 280 000 | 189 093 000 |
Bron: Beschikkingen van de Commissie in de jaren 2000-2004. |
BIJLAGE III
ERF-procedure voor toewijzing van voorlopige bedragen aan de lidstaten 2000-2001
ERF-procedure voor toewijzing van voorlopige bedragen aan de lidstaten 2002-2003
ERF-procedure voor toewijzing van voorlopige bedragen aan de lidstaten 2004
ANTWOORDEN VAN DE COMMISSIE
SAMENVATTING
I. | Naar aanleiding van de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam op 1 mei 1999 is het Europees Vluchtelingenfonds (hierna „ERF” genoemd) in september 2000 opgericht. Het is het allereerste communautair rechtsinstrument op het gebied van asiel en migratie dat op grond van dit nieuwe verdrag (artikel 63 van het EG-Verdrag) is goedgekeurd. Het Europees Vluchtelingenfonds is dus een vernieuwend financieel instrument dat tot doel heeft — in een Europees kader waarin een snel optreden is vereist — de inspanningen van de lidstaten voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden te steunen en aan te moedigen, alsmede de gevolgen van de opvang te helpen dragen. |
II. | De Commissie draagt de algemene verantwoordelijkheid over de uitvoering van de Gemeenschapsbegroting (op grond van de verdragsbepalingen) maar in de rechtsgrondslag van het ERF wordt aangegeven dat „de lidstaten verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de door het Fonds gesteunde acties”. |
IV. | De verzameling van statistische gegevens voor de berekening van de toewijzing van begrotingsmiddelen aan de lidstaten heeft tot doel de middelen op basis van reële behoeften toe te kennen. De rechtsgrondslag voorziet in het gebruik van de gegevens met betrekking tot vluchtelingen en ontheemden van de laatste drie jaar, maar deze gegevens fluctueren voortdurend. De Commissie wordt dus met een complex vraagstuk geconfronteerd. Langzamerhand wordt hiervoor een oplossing gevonden. Het gaat evenwel om een aanhoudend, structureel probleem. Uiteindelijk is de Commissie van oordeel dat zij met betrekking tot de periode 2000-2004 billijk is opgetreden voor de toewijzing van de middelen onder de lidstaten, hetgeen door de onafhankelijke, externe evaluatie wordt bevestigd. |
V. | De relatieve onverenigbaarheid tussen het tijdschema van de begrotingsprocedure van de Unie en het tijdschema van het ERF 1 voor de programmeringsfase werkt in het nadeel van de procedure voor de goedkeuring van medefinancieringsbesluiten ten gunste van lidstaten, die tijdens de onderhandelingen over de rechtsgrondslag van ERF 1 werd gewijzigd. Om de rechtsgrondslag in acht te nemen en in het bijzonder om de lidstaten in staat te stellen hun maatregelen tijdig voor te bereiden, heeft de Commissie ervoor gekozen op het einde van het voorafgaande jaar op basis van het voorontwerp van begroting voorlopige besluiten vast te stellen en vervolgens naar aanleiding van de goedkeuring van de definitieve begroting een gewijzigd besluit vast te stellen. |
VI. | Volgens de rechtsgrondslag van het ERF moet de Commissie ervoor zorgen dat de lidstaten beschikken over goed lopende controlesystemen. De corrigerende maatregelen waarover de Commissie in het kader van het gedeeld beheer beschikt (opschorting van betalingen of financiële correcties), vergen vaak veel tijd om ten uitvoer te leggen, aangezien het recht op weerwoord van de lidstaten in acht dient te worden genomen. Voorts komen de gevolgen van deze maatregelen pas op middellange termijn tot uiting. In het bijgewerkte Financieel Reglement, dat begin 2007 van kracht werd, worden de verantwoordelijkheden van de verschillende actoren op het gebied van het gedeeld beheer, duidelijker afgebakend. |
VII. | De Commissie is van mening dat de verschillen bij de uitvoering van de maatregelen voortvloeien uit de grondslagen van het ERF. Het ERF is namelijk gebaseerd op gemeenschappelijke richtsnoeren en een aanpassing van de maatregelen aan de nationale doelstellingen en behoeften. Gelet op de beperkte middelen van het ERF was het niet mogelijk om in elke lidstaat alle doelstellingen op een uniforme wijze te bestrijken. Voorts is de Commissie van oordeel dat elke interpretatie die met de algemene richtsnoeren in overeenstemming is, is toegestaan. Met de goedkeuring van het kaderprogramma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” zal de Unie beschikken over vier financiële instrumenten waarvan de doelstellingen en de toepassingsgebieden nauwkeuriger zijn afgebakend. Hiermee kan worden tegemoet gekomen aan de meeste bezwaren die door de Rekenkamer werden geuit. |
VIII. | Wat betreft de evaluatie van de effecten van het ERF 2000-2004, heeft de Commissie sedert de doorlichting van de Rekenkamer een evaluatie gepubliceerd die is gebaseerd op een onderzoek dat door onafhankelijke deskundigen werd uitgevoerd. In dit onderzoek wordt een zeer gunstige balans opgemaakt van de verwezenlijkingen van het fonds, waaraan tijdens deze vijf jaren nochtans beperkte financiële middelen waren toegewezen. |
INLEIDING
2. | Het Europees Vluchtelingenfonds („ERF”) is het allereerste communautair rechtsinstrument dat op het gebied van asiel en immigratie is goedgekeurd. |
6. | De keuze voor gedeeld beheer als implementatiemethode van het ERF had tot doel de aandacht erop te vestigen dat de door dit instrument verleende steun efficiënter en doelgerichter zou zijn, indien de medegefinancierde acties waren toegespitst op de situatie en de behoeften binnen elke lidstaat. In de beschikking van de Raad wordt bepaald dat de Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, in het bijzonder met betrekking tot de vaststelling van regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven. |
10 en 11. | De Commissie heeft bepaalde verbeteringen, die door de Rekenkamer werden gewenst en die in de verslagen van de voorgaande jaren aan de orde waren gekomen, ter goedkeuring aan de Raad kunnen voorleggen. Op basis van de voorstellen van de Commissie heeft de Raad ingestemd met de wetswijzigingen voor de periode 2005-2010 in verband met gebruiksvriendelijkere uitvoeringsvoorschriften. Naar aanleiding van de goedkeuring van nieuwe communautaire richtlijnen op het gebied van het asielbeleid konden de doelgroepen voor het ERF II nauwkeuriger worden afgebakend. |
13. | In het raam van een kaderprogramma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” heeft de Commissie nieuwe financiële instrumenten voor de periode 2007-2013 voorgesteld. In de bepalingen van deze financiële instrumenten worden een groot deel van de door de Rekenkamer in dit verslag aan de orde gestelde kwesties verduidelijkt. |
16. | Het eindverslag van het ERF 2000-2004 volgt op een groot aantal onderzoeken bij de lidstaten en bij de diensten van de Commissie. De Commissie heeft met name externe deskundigen verzocht het volledige ERF voor de periode 2000-2004 te evalueren. Het onderzoeksrapport van de deskundigen was beschikbaar in maart 2006 en telt 1 125 bladzijden. De Commissie geeft evenwel toe dat het eindverslag, dat in december 2006 werd bekendgemaakt, vóór september 2005 bij de andere instellingen had moeten zijn ingediend. |
WAS DE VERDELING VAN DE MIDDELEN ONDER DE LIDSTATEN CORRECT?
20 t/m 22. | De toewijzing van de begrotingsmiddelen door de Commissie vond plaats op basis van de beschikbare gegevens en in voortdurend overleg met de lidstaten. In 2000 bestond er geen gemeenschappelijke statistische afbakening van de doelgroepen. Evenmin was er een methodologie beschikbaar voor het bijhouden van statistieken over asielverzoeken. De jaarlijkse nationale gegevensverzamelingen van de lidstaten waren niet specifiek toegespitst op de behoeften van de Commissie. De harmonisatie op dit vlak (definitie van de termen, procedure voor gegevensverzameling) nam meer tijd in beslag dan verwacht. De Commissie heeft instrumenten ontwikkeld om de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de gegevensverzameling te verbeteren. Het harmoniseringsproces is in de periode 2000-2004 geleidelijk verbeterd en wordt nog steeds voortgezet. Hierin komt de complexiteit van de asielstelsels tot uiting en de grote verschillen die er tussen de lidstaan bestaan met betrekking tot de wijze waarop asielverzoeken en -besluiten worden gedefinieerd en geteld. De beperkte beschikbaarheid van statistische gegevens die voor de toewijzing van middelen uit het Fonds waren vereist, vloeide voort uit het gebrek aan specifieke wetgeving op statistisch gebied die lidstaten verplicht asielgegevens aan Eurostat te verstrekken. Zeker in de loop van de eerste jaren van deze gegevensverzameling werden vele gegevens nog niet systematisch en tijdig door de lidstaten verstrekt. De voorlopige aanpak moest derhalve langer dan verwacht worden gehandhaafd. Ondertussen is de Commissie in september 2005 gekomen met een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming (COM(2005) 375 def.). Dit voorstel is een aanzienlijke stap voorwaarts voor geharmomiseerde communautaire statistieken op het gebied van migratie en asiel, waardoor de situatie verder zou moeten verbeteren. De Commissie was niet bevoegd om controles uit te voeren met betrekking tot de asielstelsels of de opgestelde statistieken. |
23. | Bepaalde statistische interpretatieverschillen zijn te verklaren door de uiteenlopende nationale wetgevingen. De betrouwbaarheid van de gegevens komt hierdoor evenwel niet in het gedrang. De Commissie geeft toe dat uiteenlopende factoren negatief hebben ingewerkt op de verzameling van statistische gegevens. Uiteindelijk heeft de Commissie wel getracht billijke criteria op te stellen voor de toewijzing van de budgettaire middelen, hetgeen wordt bevestigd door de externe onafhankelijke evaluatie van het ERF 1. |
24. | In sommige gevallen verklaarde Eurostat dat het geen opmerkingen kon maken bij of een controle kon uitvoeren van door de lidstaten voorgestelde gegevensherzieningen. Dit was alleen het geval wanneer de lidstaten niet de relevante metagegevens verstrekten, wanneer geen onderverdelingen per maand en/of burgerschap werden verstrekt (hetgeen tot gevolg had dat de interne samenhang van de gegevens niet kon worden gecontroleerd) of wanneer er sprake was van ongerechtvaardigde verschillen met de voorheen verstrekte gegevens. Wat de berekening van de begrotingsmiddelen per lidstaat betreft, is de Commissie van oordeel dat zij reeds rekening houdt met de variabiliteit van de statistieken, aangezien de toewijzing van de middelen tot stand komt op basis van de drie laatste jaren: met de gevolgen van de herzieningen achteraf wordt dus op een in de tijd gespreide wijze rekening gehouden. De Commissie is van oordeel dat een herziening achteraf van de per lidstaat toegekende middelen niet kan worden overwogen. De Commissie geeft toe dat bij het opstellen van de statistieken voor de toewijzing van middelen tijdens de eerste twee jaren van het ERF I het resultaat van de gegevensuitwisseling tussen de lidstaten en de Commissie beter diende te zijn onderbouwd. Zoals bij Italië het geval was, werden evenwel inspanningen geleverd om de aanpassingen zo goed mogelijk tot stand te brengen. In de communicatieprocedures tussen Eurostat en de lidstaten met het oog op het opstellen van asielstatistieken komen de aanvaarde praktijken uit andere statistische werktterreinen tot uiting. Dit is een transparant proces, waarbij de lidstaten voldoende mogelijkheden hebben om hun nationale gegevens te controleren en te valideren of te herzien. |
25. | Bij de oprichting van het ERF waren er voor de gehele Europese Unie nog geen geharmoniseerde statistische gegevens. Derhalve heeft de Commissie aan de Raad en het Parlement voorgesteld te voorzien in een pragmatische en rechtvaardige aanpak. |
VOERDEN DE COMMISSIE EN DE LIDSTATEN EEN GOED BEHEER?
26. | De goedkeuring van uitvoeringsvoorschriften loopt bij de aanvang van een nieuw programma onvermijdelijk vertraging op. De Commissie erkent dat een zekere vertraging(1) heeft plaatsgevonden als gevolg van het noodzakelijke overleg met de lidstaten en de vertalingstermijnen. De Commissie heeft evenwel nauw samengewerkt met de lidstaten tijdens het opstellen van de uitvoeringsvoorschriften. De moeilijkheden die de lidstaten bij het beheer van het programma ondervonden, werden dus niet veroorzaakt door de vertragingen bij het afwerken van de bepalingen van deze uitvoeringsvoorschriften. |
27. | Bij de oprichting van het ERF werd uitgegaan van het beginsel dat zowel de toewijzing van de middelen als de programmering op het niveau van de lidstaten op jaarbasis zouden plaatsvinden. Derhalve was het logisch dat de Commissie de voorbereiding van de programmering op het niveau van de lidstaten in overeenstemming diende te brengen met de noodzaak om de dotaties af te stemmen op de door de begrotingsautoriteit goedgekeurde bedragen. De programmeringsbeginselen werden geoptimaliseerd voor de volgende fasen van het ERF 2005-2013. De logische samenhang is evenwel ongewijzigd gebleven. Aangezien de termijnen voor het onderzoek en de goedkeuring van de jaarlijkse programma's niet kunnen worden ingekort, kan de Commissie niet anders dan de lidstaten te verzoeken een programmering op te stellen op basis van voorlopige budgettaire gegevens en vervolgens hun programma's op basis van de definitieve gegevens aan te passen. |
28. | Overeenkomstig de rechtsgrondslag maakt het verzoek om medefinanciering het mogelijk dat de lidstaten de jaarlijkse programmatie van acties preciseren met betrekking tot de verschillende mogelijke maatregelen van het ERF door deze te rechtvaardigen ten opzichte van de nationale behoeften en is dit verzoek niet beperkt tot het hernemen van de algemene budgettaire toewijzingen. |
29. | De Commissie van mening dat uit het voorbeeld van het jaar 2003 blijkt hoe moeilijk het is het tijdschema van de begrotingsprocedure van de Unie in overeenstemming te brengen met dit van het ERF I. Tijdens de onderhandelingen over de rechtsgrondslag werd het oorspronkelijke, door de Commissie voorgestelde tijdschema gewijzigd. De individuele medefinancieringsbeschikkingen ten aanzien van de lidstasten werden voorafgegaan door een beschikking voor de toewijzing van middelen ten aanzien van alle lidstaten, de indiening en het onderzoek van de jaarlijkse programma's van de lidstaten en de raadpleging van het comité van de lidstaten. Voor elk van deze fasen diende een termijn van verscheidene weken in acht te worden genomen. |
31 t/m 33. | In het raam van het ERF II kan de Commissie tot 100 % van de middelen uitbetalen voor de tweede voorfinaniering die aan de lidstaten wordt verstrekt. Derhalve kan een lidstaat tot 100 % uitbetalen aan de eindbegunstigde, zonder afbreuk te doen aan zijn eigen uitbetalingsprocedures. De nieuw programmering van de uitbetalingen zal voordelig zijn voor alle organisaties, ongeacht hun omvang. |
34 en 35. | De belangrijkste doelstelling van de keuze voor een financieel instrument in gedeeld beheer was de lidstaten in staat te stellen de algemene maatregelen aan te passen aan de nationale behoeften. De Commissie beschouwt de verscheidenheid tussen de lidstaten op het gebied van doelstellingen, met inachtneming van de rechtsgrondslag, als een bewijs van het correcte gebruik van het ERF door de lidstaten en als een waarborg voor de efficiëntie. Uit de door de Commissie op basis van een rapport van externe deskundigen uitgevoerde evaluatie met betrekking tot de periode 2000-2004 van het ERF is gebleken hoe doeltreffend deze aanpak was en hoe positief de perceptie ervan was. De Commissie is van oordeel dat in het kader van repatriëringsmaatregelen terugreizen kunnen worden gefinancierd. De lijst van de in de rechtsgrondslag vermelde maatregelen, waarbij wordt verwezen naar voorlichting en voorafgaand advies, wordt namelijk slechts als leidraad gegeven. In bepaalde lidstaten vonden de repatriëringsmaatregelen in een eerste fase op een beperkte schaal plaats. Voorafgaand aan een eventuele algemene toepassing werden eerst proefprojecten uitgevoerd. De medefinanciering van de vrijwillige terugkeer van uitgeprocedeerde asielzoekers is volgens de rechtsgrondslag van het ERF subsidiabel. In zijn verklaring geeft de Europese Raad voor vluchtelingen en bannelingen blijk van een standpunt dat geen verband houdt met het toepassingsgebied en de toepassingsvoorschriften van het ERF. |
36. | Over het geheel genomen is de Commissie niet van oordeel dat de definitie van voor een repatriëring in aanmerking komende personen niet steekhoudend is. De medefinanciering van de repatriëring van elke onderdaan van een derde land, met inbegrip van de toetredingslanden vóór de inwerkingtreding van de toetredingsovereenkomsten, is in overeenstemming met het ERF. Wat betreft de doelgroepen van de door het ERF medegefinancierde maatregelen (opvang, integratie of terugkeer), kon er dus niet worden voorzien in een verschil van behandeling tussen de onderdanen van derde landen (toetredingslanden of niet). |
37. | Uit de door de Rekenkamer vermelde positieve voorbeelden komt duidelijk naar voren dat de lidstaten die dit wensten op grond van de wettelijke bepalingen en de begeleiding door de Commissie een goed uitgewerkt controlesysteem konden invoeren. |
39. | De Commissie is van mening dat het toezicht betrekking heeft op het geheel van de relaties met de lidstaten en dus niet alleen op de controles ter plaatse. In het kader van de vergaderingen van het comité van de lidstaten kon bijvoorbeeld een specifieke begeleiding tot stand komen met betrekking tot de verschillende regels van het ERF. In het licht van de schaarse middelen en hoewel dit op basis van de rechtsgrondslag van ERF I geen verplichting was voor de Commissie, heeft zij een programma opgesteld voor het uitvoeren van controles ter plaatse om de lidstaten bijstand te verlenen. Wat betreft de aanzienlijke tekortkomingen die door de Commissie in het Verenigd Koninkrijk werden vastgesteld, heeft de directeur-generaal van het directoraat-generaal Justitie, vrijheid en veiligheid (DG JLS) in zijn jaarverslagen 2004 en 2005 een voorbehoud gemaakt ten aanzien van deze specifieke situatie. Op voorstel van de Commissie heeft het Verenigd Koninkrijk ingestemd met het beginsel van een financiële correctie van 5 % voor de jaren 2000 en 2001. Hiermee komt de verantwoordelijkheid van de lidstaat tot uiting voor de vastgestelde tekortkomingen. De afsluitingsprocedure voor de jaren 2002 tot 2004 is nog lopende. Tijdens een monitoringbezoek heeft de Commissie vastgesteld dat in Oostenrijk buitensporig veel taken werden gedelegeerd. De nationale autoriteiten werden hiervan onmiddellijk in kennis gesteld. De aard van de gedelegeerde taken werd gewijzigd in het kader van de nieuwe aanbestedingsprocedure naar aanleiding van de verlenging van de dienstenovereenkomst. Naar aanleiding van de vaststellingen van de Rekenkamer met betrekking tot Italië is de Commissie voornemens twee maatregelen te nemen: een controle achteraf met betrekking tot het ERF 2000-2004 en een monitoringbezoek met betrekking tot de controlesystemen voor het ERF II. De controle achteraf is bijna afgerond. De uitvoeringsvoorwaarden van het ERF werden hierbij nauwkeurig onderzocht, met inbegrip van de overeenstemming van de procedures voor de oproepen tot het indienen van voorstellen met de in de rechtsgrondslag opgenomen bepalingen. Over het geheel genomen gaat de Commissie bij de afsluiting van de jaarlijkse programma's en in voorkomend geval tijdens haar eigen monitoringbezoeken na of de eventuele tekortkomingen waarop de Rekenkamer de aandacht had gevestigd, werden rechtgezet. |
WELK EFFECT HAD HET ERF OP DE NATIONALE INSPANNINGEN INZAKE ASIELVERLENING?
41. | Het ERF is in de eerste plaats gebaseerd op het solidariteitsbeginsel tussen de lidstaten waardoor de Unie de financiële lasten met betrekking tot de opvang, integratie en repatriëring van vluchtelingen en ontheemden kan verdelen. In Beschikking 2000/596/EG van de Raad wordt niet verwezen naar een verplichting tot het verrichten van overheidsuitgaven. Dit vormt een bevestiging van het feit dat het additionaliteitscriterium niet van toepassing is op het ERF I. |
42. | De Commissie heeft weliswaar geen systematische vergelijking uitgevoerd, maar zij heeft wel in december 2006 een werkdocument van haar diensten(2) bekendgemaakt, waarin een samenvatting wordt gegeven van een onderzoek met betrekking tot de acties van het ERF op het niveau van de lidstaten dat gedurende verscheidene maanden werd uitgevoerd. De conclusies van dit document zijn gebaseerd op een evaluatie die door onafhankelijke deskundigen werd uitgevoerd. In deze evaluatie wordt een zeer gunstige balans opgemaakt van de resultaten die met het ERF werden geboekt, ondanks de al met al bescheiden financiële middelen waarover het ERF tijdens deze vijf jaar beschikte. |
43. | De door de Commissie uitgevoerde evaluatie heeft ook tot de volgende vaststellingen geleid:
|
CONCLUSIE
45. | De Commissie is van oordeel dat zij in de periode 2000-2004 ondanks de beperkingen op het gebied van de statistische gegevens voor een billijke verdeling van de budgettaire middelen van het ERF heeft gezorgd. Het uiteindelijke doel van de verzameling van statistische gegevens is te beschikken over een correcte inschatting van de belasting op het niveau van de lidstaten om over de geheleUnie een billijke verdeling tot stand te kunnen van de kosten voor de maatregelen die in het kader van het ERF werden genomen. De kwaliteit van de statistische gegevens verbetert geleidelijk. |
46. | De Commissie erkent dat bepaalde uitvoeringsvoorschriften van het ERF met een aanzienlijke vertraging werden uitgebracht. De indiening en bespreking van de uitvoeringsvoorschriften binnen het comité van de lidstaten vond reeds lang voor hun goedkeuring plaats. Wat betreft het ERF I, vertoonde de procedure voor de toewijzing van middelen enkele tekortkomingen. Bepaalde vereenvoudigingen werden reeds aangebracht. De Commissie is van mening dat alleen op basis van de huidige procedure kan worden gezorgd voor een snelle besteding van de middelen van het ERF binnen de lidstaten, op grond van een gedetailleerd jaarprogramma dat vooraf door de Commissie is goedgekeurd. |
47. | De Commissie stemt ermee in dat de inspanningen op het vlak van de uitlegging en opleiding bij de lidstaten met de betrekking tot de regels van het ERF dienen te worden voortgezet. Zij is evenwel van mening dat de verschillen tussen de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van de nationale maatregelen niet voortvloeien uit uiteenlopende interpretaties van de rechtsgrondslag maar het resultaat zijn van een aanpassing van de maatregelen aan de nationale behoeften. |
48. | De Commissie heeft advies verleend en toezicht uitgeoefend bij de lidstaten, hoewel deze laatste opdracht niet in de bepalingen van de rechtsgrondslag was opgenomen. De lidstaten zijn evenwel in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de maatregelen. De Commissie kan hierbij controlerend of zelfs sanctionerend optreden, maar zij kan geenszins zelf de gebreken of de tekortkomingen van de controlesystemen van de lidstaten door middel van een rechtstreeks ingrijpen verhelpen. Telkens als dit nodig is, neemt de Commissie bij de in de rechtsgrondslag vermelde gevallen de maatregelen voor het toepassen van forfaitaire financiële correcties. |
49 en 50. | De Commissie erkent dat zij de resultaten van de evaluatie van het ERF voor de periode 2000-2004 te laat heeft bekendgemaakt. Op het niveau van elke lidstaat waren evenwel jaarlijkse evaluaties beschikbaar. Met beperkte middelen heeft het ERF voordeel gebracht aan een groot aantal personen (600 000). In verscheidene lidstaten werden de wetgeving en de maatregelen op het gebied van het asielbeleid versterkt of in een andere richting omgebogen. |
AANBEVELINGEN
51. | De Commissie stemt in met de aanbeveling voor een grotere harmonisering van de statistische gegevens. Zij zal ernaar streven om met de lidstaten de nadere regelen vast te stellen voor een nauwkeurigere validering van de gegevens. De Commissie is van mening dat wegens de aard van de ingewonnen gegevens een restrisico met betrekking tot een inferieure kwaliteit van sommige informatie evenwel niet kan worden uitgesloten. Het door de Commissie in september 2005 ingediende voorstel voor een verordening betreffende statistieken over asiel en migratie zou een oplossing moeten bieden voor dit vraagstuk zodra deze verordening van toepassing wordt op de verzameling van statistische gegevens over asiel. Voorts moeten de Commissie en de lidstaten hun samenwerking intensiveren. In het nieuwe ERF (2008-2013) zijn maatregelen opgenomen met het oog op de uitbreiding van de capaciteit om statistieken te vergaren, te analyseren en te verspreiden. |
52. | De Commissie stemt in met de aanbeveling inzake de noodzaak om herziene statistieken te gebruiken. Zij is evenwel van mening dat zij reeds rekening houdt met de herzieningen achteraf van de gegevens van de voorbije jaren, aangezien zij de meest bijgewerkte gegevens van de laatste drie jaren gebruikt voor de toekenning van de kredieten van een referentiejaar. Deze procedure is in overeenstemming met de rechtsgrondslag en het jaarperiodiciteitsbeginsel van de communautaire begroting. |
53. | De huidige aanpak met betrekking tot de statistische gegevens voor de toewijzing van middelen is het resultaat van grondig en moeizaam overleg met de Raad tijdens de onderhandelingen over de rechtsgrondslag. De uitkering van vaste bedragen wordt reeds gedeeltelijk toegepast (minimumdrempel per lidstaat). De Commissie is van oordeel dat zij op dit punt geen verdere stappen kan ondernemen en dat de middelen niet volledig op een forfaitaire grondslag kunnen worden toegekend zonder de basisdoelstelling van het ERF in het gedrang te brengen, die erin bestaat de lasten voor het beheer van vluchtelingen en ontheemden op het niveau van de Unie te verdelen. |
54. | De Commissie stemt in met de aanbeveling voor het aangaan van overleg met de Raad en het Parlement met betrekking tot duidelijke en precieze subsidiabiliteitsregels, maar zij vestigt de aandacht erop dat in het kader van de onderhandelingen met het oog op de goedkeuring van de rechtsgrondslag van het ERF voor de periode 2008-2013 reeds een diepgaand debat over de subsidiabele maatregelen en doelgroepen heeft plaatsgevonden. Het vraagstuk van de personen die in aanmerking komen voor een repatriëringsmaatregel zal door de inwerkingtreding van het Europees Terugkeerfonds worden opgelost. |