Home

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) COM(2007) 669 final — 2007/0230 (COD)

Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) COM(2007) 669 final — 2007/0230 (COD)

9.8.2008

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 204/110


Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)”

COM(2007) 669 final — 2007/0230 (COD)

(2008/C 204/22)

De Raad heeft op 21 november 2007 besloten het Europees Economisch en Sociaal Comité overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag te raadplegen over het

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2004/40/EG betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) (achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

De gespecialiseerde afdeling Werkgelegenheid, sociale zaken, burgerschap, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 21 februari 2008 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Pater.

Het Comité heeft tijdens zijn op 12 en 13 maart 2008 gehouden zitting (vergadering van 12 maart 2008) het volgende advies uitgebracht, dat met 66 stemmen vóór en 1 stem tegen, bij 11 onthoudingen, is goedgekeurd.

1. Conclusies

1.1

Het Comité is van mening dat de bescherming van de gezondheid van werknemers tegen de directe en indirecte gevolgen van elektromagnetische velden zo snel mogelijk door middel van een Europese richtlijn moet worden geregeld. Toch staat het positief tegenover het voorstel van de Commissie, zeker gezien de argumenten die zij aandraagt en die in onderhavig advies worden besproken.

1.2

Uitstel van de omzetting lost de praktische problemen met de tenuitvoerlegging van Richtlijn 2004/40/EG op zich niet op. Het Comité is het dan ook met de Commissie eens dat alles in het werk moet worden gesteld om de richtlijn zo snel mogelijk te verbeteren.

1.3

Het benadrukt dat de Commissie werknemers en werkgevers in het ongewisse laat over haar wetgevingsvoorstellen, nu de inwerkingtreding van de huidige richtlijn met vier jaar wordt uitgesteld, terwijl er tegelijkertijd voor wordt gepleit om in die periode de inhoud van de richtlijn te herzien. Het Comité gaat er dan ook vanuit dat de Commissie onmiddellijk actie zal ondernemen om de negatieve effecten van een dergelijke rechtsonzekerheid in de communautaire wetgeving te beperken.

1.4

De Commissie zou er goed aan doen de opmerkingen en voorstellen uit dit advies mee te nemen bij haar verdere werkzaamheden.

2. Strekking van het Commissievoorstel

2.1

Het Commissievoorstel is bedoeld om de omzettingstermijn van Richtlijn 2004/40/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (elektromagnetische velden) te verlengen tot 30 april 2012.

2.2

Het voornaamste argument waarop de Commissie zich met haar voorstel beroept, is de angst dat de vastgestelde blootstellingsgrenswaarden voor werknemers een belemmering zullen vormen voor de ontwikkeling van medische diagnostiek met behulp van magnetische-resonantiebeeldvorming (MRI). Bovendien zou de Commissie meer tijd willen hebben om precies in kaart te brengen welke gevolgen de richtlijn heeft voor andere groepen werknemers en andere economische sectoren die gebruik maken van elektromagnetische velden.

2.3

Tegelijkertijd kondigt de Commissie aan dat ze met voorstellen zal komen om Richtlijn 2004/40/EG te herzien en beter te laten aansluiten op de nieuwe onderzoeksresultaten die in 2008 en 2009 worden verwacht. Daartoe behoren ook de aanbevelingen van de ICNIRP(1) en de WHO(2), die volgens de Commissie op het punt van blootstellingsgrenswaarden kunnen afwijken van de bestaande richtlijn.

2.4

De Europese sociale partners zijn niet geraadpleegd over het voorstel van de Commissie.

2.5

Richtlijn 2004/40/EG, waarop het Commissievoorstel betrekking heeft, is de achttiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG en betreft de bescherming van alle categorieën werknemers tegen het risico van blootstelling aan elektromagnetische velden op het werk(3). Het Comité werd niet geraadpleegd over het voorstel voor deze richtlijn(4), omdat zijn in 1993 uitgebrachte advies over fysische agentia op het werk(5) als toereikend werd gezien.

2.6

Op dit moment hanteren de lidstaten zeer verschillende normen voor de bescherming tegen overmatige blootstelling aan elektromagnetische velden. Sommige (Oostenrijk, Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen en Italië) hebben de Commissie reeds geïnformeerd dat ze de voorschriften uit de richtlijn hebben omgezet in nationale wetgeving(6). In andere lidstaten (waaronder Zweden, Finland, Polen, Bulgarije, Roemenië, Groot-Brittannië en Frankrijk) zijn nog altijd de verschillende oudere voorschriften van kracht of ontbreekt het op dit punt überhaupt aan een specifieke regelgeving(7).

3. Algemene opmerkingen

3.1

Gezien de bepalingen uit kaderrichtlijn 89/391/EEG en de vele beschikbare onderzoeksgegevens staat het buiten kijf dat er zo snel mogelijk een Europese richtlijn moet komen met alle noodzakelijke voorschriften om dit probleem te ondervangen. Alleen zo kan de gezondheid van werknemers (met name die van aanstaande moeders) op een adequate manier worden beschermd tegen de directe en indirecte negatieve gevolgen van elektromagnetische velden en kunnen zij in staat worden gesteld hun werkzaamheden naar behoren uit te voeren.

3.2

Toch staat het Comité positief tegenover het voorstel van de Commissie, zeker gezien de argumenten die zij aandraagt en die in onderhavig advies worden besproken.

3.3

Het Comité is het met de Commissie eens dat alles in het werk moet worden gesteld om de richtlijn zo snel mogelijk te verbeteren, zodat de hierin vervatte bepalingen concreet kunnen worden toegepast. De herziene richtlijn zou het probleem van bescherming tegen blootstelling aan elektromagnetische velden meer bij de wortel moeten aanpakken en daarbij ook rekening moeten houden met de bijzondere opmerkingen verderop in dit advies.

3.4

Het valt te betreuren dat de Commissie voor het eerst in haar geschiedenis in alle ernst een voorstel doet voor uitstel van de inwerkingtreding van een bindende richtlijn op het gebied van minimumvoorschriften inzake de bescherming van werknemers tegen werkgerelateerde gevaren.

3.5

Het feit dat de Commissie heeft aangekondigd Richtlijn 2004/40/EG inhoudelijk te zullen aanpassen, terwijl er tegelijkertijd een appèl is uitgegaan naar de lidstaten om de omzetting daarvan op te schorten(8), betekent eigenlijk dat Richtlijn 2004/40/EG in zijn huidige vorm wordt ingetrokken, ook al is er formeel gezien slechts sprake van uitstel van de inwerkingtreding. Een dergelijke situatie zal leiden tot inconsistenties in het rechtssysteem, doordat betrokken partijen tegenstrijdige signalen krijgen over de maatregelen die moeten worden getroffen om de blootstelling aan elektromagnetische straling op de Europese arbeidsmarkt te beperken. Daarom moeten er zo snel mogelijk uniforme regels komen.

3.6

Verschillende lidstaten hebben als voorbereiding op de omzetting in nationale wetgeving een analyse uitgevoerd van Richtlijn 2004/40/EG en daarbij diverse gebreken aan het licht gebracht, die een volledige omzetting op zijn minst bemoeilijken. Aangenomen mag worden dat de Commissie de voor 2009 aangekondigde verbeterde richtlijn zal voorleggen aan het Comité en dat zij de eventuele opmerkingen in dit advies ter harte zal nemen.

3.7

Momenteel bestaan er tussen de lidstaten verschillen in het beschermingsniveau van werknemers met betrekking tot het risico van blootstelling aan elektromagnetische velden. Daarom is het van prioritair belang dat er snel een herziene richtlijn komt die alle werknemers voldoende veiligheid biedt bij blootstelling aan elektromagnetische velden.

4. Bijzondere opmerkingen

4.1

De argumenten die de Commissie aandraagt voor de in haar ogen noodzakelijke verlenging van de omzettingstermijn voor de richtlijn, lijken te eenzijdig en te veel gericht op een zeer kleine groep werknemers (een paar honderd in heel Europa), zoals MRI-laboranten, die in hoge mate worden blootgesteld aan bovengenoemde risico's. De Commissie gaat daarmee voorbij aan de gevolgen van de opschorting van beschermende maatregelen voor veel grotere groepen werknemers uit uiteenlopende economische sectoren die tijdens hun werk in aanraking komen met elektromagnetische velden (veroorzaakt door bijv. lasapparatuur, elektrolytische apparatuur, zendmasten of energie-installaties). Het betreft hier minstens miljoenen werknemers in heel Europa.

4.2

Uitstel van de omzettingstermijn is op zich geen oplossing voor de onlangs geconstateerde problemen in verband met onduidelijke definities, maar is wel noodzakelijk om gelijke voorwaarden te scheppen voor de sociale partners.

4.3

Het Comité vindt het belangrijk dat de regels die worden vastgesteld, een solide wetenschappelijke basis hebben. Het wetenschappelijk onderzoek naar de gevolgen van blootstelling aan elektromagnetische velden gaat terug tot het midden van de twintigste eeuw en heeft gedegen wetenschappelijke kennis opgeleverd over minimumvoorschriften inzake gezondheid en veiligheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers. Het Comité is dan ook van mening dat de herziene richtlijn binnen de door de Commissie voorgestelde termijn van vier jaar moet worden goedgekeurd.

4.4

De Commissie zou meer initiatieven moeten ontplooien en zelf meer moeten ondernemen om een actief beleid te ontwikkelen voor de bescherming van werknemers tegen overmatige blootstelling aan elektromagnetische velden op het werk (te meer daar het grote publiek op grond van Aanbeveling 519/1999(9) wel reeds een dergelijke bescherming geniet en sommige landen al een rechtssysteem hebben opgezet voor de bescherming van werknemers tegen elektromagnetische velden(10)).

4.5

Door op Europese schaal meer te putten uit de wetenschappelijke en juridische expertise van deskundigen en instellingen in de 27 lidstaten zou de Commissie profijt kunnen trekken van de bestaande praktische ervaring en rekening kunnen houden met specifieke oplossingen voor wet- en regelgeving in verschillende regio's om recent ontdekte problemen met de omzetting van Richtlijn 2004/40/EG in concrete maatregelen aan te pakken.

4.6

Het Comité roept de Commissie, net als in zijn advies uit 1993(11), op om onderzoek te doen naar de gezondheidsrisico's die werknemers op het werk lopen door bijvoorbeeld (jarenlange) blootstelling aan elektromagnetische velden of middenfrequente straling.

4.7

Met het oog op de door de Commissie aangekondigde herziening en het genoemde appèl aan de lidstaten om te wachten met de formele omzetting in nationale wetgeving, mag er, zolang er nog geen definitieve versie van de richtlijn is opgesteld, in de normen van het CENELEC(12) niet worden verwezen naar hun „harmonisering met Richtlijn 2004/40/EG”. Dit voorkomt dat de coherentie van de communautaire wetgeving gevaar loopt.

4.8

Om de blootstellingsvoorwaarden voor werknemers in overeenstemming te brengen met de bepalingen uit de richtlijn, kunnen soms verregaande technische aanpassingen (waaronder vervanging van machines) nodig zijn. Daarom moet er bij de invoering van de betreffende voorschriften in bedrijven tot op zekere hoogte rekening worden gehouden met economische overwegingen. Het zou de moeite waard zijn om te kijken naar de ervaringen met de tenuitvoerlegging van de bepalingen uit de machinerichtlijn(13), die een bepaalde termijn stelt waarbinnen alle noodzakelijke aanpassingen op de werkplek aan de voorschriften uit de richtlijn kunnen worden doorgevoerd.

4.9

Voor de werkgevers is het cruciaal dat de voorschriften vooral betrekking hebben op nieuwe machines, aangezien het voor producenten het gemakkelijkst en goedkoopst is om technische oplossingen aan te dragen die de blootstelling van werknemers verminderen of zelfs helemaal wegnemen. Het Comité wijst erop dat dergelijke maatregelen ook bescherming moeten bieden aan mensen die als zelfstandige zulke machines bedienen en die formeel gezien buiten de bepalingen van de richtlijn vallen (te denken valt aan bijvoorbeeld laswerk in ambachtelijke familiebedrijven of op boerderijen).

4.10

De kosten voor het vaststellen van het risico van blootstelling aan elektromagnetische velden op het werk kunnen in de toekomst drastisch worden verminderd als producenten of leveranciers inzage geven in de documentatie over de aard en de sterkte van de door machines voortgebrachte elektromagnetische velden. Omdat het op dit moment op Europees niveau ontbreekt aan een effectieve regelgeving, wordt dergelijke documentatie vaak niet ter beschikking gesteld. Met name voor kleine en middelgrote bedrijven is dit bijzonder lastig, want zij kunnen zich lang niet altijd een professionele risicobeoordeling veroorloven.

4.11

Indien vakbonden en verzekeringsmaatschappijen toegang zouden krijgen tot geschikte documentatie, zouden ze, ongeacht de datum van inwerkingtreding van de richtlijn en de toekomstige bepalingen daaruit, verschillende maatregelen kunnen treffen voor de bescherming van werknemers (overeenkomstig het algemeen geldende principe om waar mogelijk onnodige risico's te vermijden).

4.12

Het is zorgwekkend dat als gevolg van de opgeschorte omzettingstermijn de komende jaren allerlei machines in gebruik worden genomen, zonder dat er enige documentatie voorhanden is over de precieze risico's voor bedieners en monteurs.

Brussel, 12 maart 2008

De voorzitter

van het Europees Economisch en Sociaal Comité

D. DIMITRIADIS