Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Adequate governance van de herziene Lissabonstrategie
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over Adequate governance van de herziene Lissabonstrategie
28.7.2009 | NL | Publicatieblad van de Europese Unie | C 175/13 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over „Adequate governance van de herziene Lissabonstrategie”
(2009/C 175/03)
In een brief aan de heer DIMITRIADIS heeft de Europese Commissie op 11 juni 2008 het Europees Economisch en Sociaal Comité verzocht om overeenkomstig artikel 262 van het EG-Verdrag een verkennend advies op te stellen over het thema:
Adequate governance van de herziene Lissabonstrategie.
Het bureau van het EESC heeft de afdeling Economische en Monetaire Unie, economische en sociale samenhang op 25 mei 2008 met de voorbereiding van de desbetreffende werkzaamheden belast.
Gezien de urgente aard van de werkzaamheden heeft het Comité tijdens zijn op 3 en 4 december 2008 gehouden 449e zitting (vergadering van 4 december) besloten mevrouw FLORIO als algemeen rapporteur aan te wijzen. Vervolgens heeft het onderstaand advies met 100 stemmen vóór en 5 tegen, bij 2 onthoudingen, goedgekeurd.
INLEIDING
In tijden van grote onzekerheid is er behoefte aan een langetermijnvisie, een consistent beleid en betrokkenheid van alle stakeholders. De Lissabonstrategie biedt een overkoepelend kader dat de Europese Unie in staat stelt om nog luider met één stem te spreken op het wereldtoneel.
Door het maatschappelijk middenveld hierbij actiever te betrekken zal ongebruikt potentieel worden aangeboord. Uit de opzet en uitvoering van de strategie blijkt dat een combinatie van een top-down- en bottom-upaanpak het beste is. Door een goede governance van de Lissabonstrategie kunnen beleidslijnen beter op elkaar worden afgestemd en kunnen economische groei en werkgelegenheid worden bevorderd.
1. Conclusies en aanbevelingen
1.1 De Lissabonstrategie is een project dat de gehele Europese samenleving in staat moet stellen om de uitdagingen van de oprukkende mondialisering aan te kunnen. Het Comité is van oordeel dat ten gevolge van de huidige crisis op de financiële markten en de economische consequenties en toenemende onzekerheid die hieruit voortvloeien, het Europese concurrentievermogen, duurzame groei en sociale samenhang nog altijd van cruciaal belang zijn. De drie pijlers van de Lissabonagenda, nl. groei en werkgelegenheid, sociale samenhang en duurzaamheid, vereisen een continue interactieve en evenwichtige aanpak.
1.2 Dit advies is in de eerste plaats op verzoek van de Europese Commissie tot stand gekomen(1). Het gaat over de governance van de Lissabonstrategie en ligt in het verlengde van eerdere bijdragen van zowel het EESC als Europese maatschappelijke organisaties aan het Lissabonproces.
1.3 Het Comité beklemtoont dat de nationale overheden de strategie voldoende moeten steunen en wijst derhalve op hun politieke en morele plicht om samen met de maatschappelijke organisaties hervormingen op touw te zetten en door te voeren. Het is van essentieel belang dat de niet-gouvernementele stakeholders in de lidstaten als volwaardige gesprekspartners kunnen meebeslissen over de agenda van het Lissabonproces. De nationale sociaaleconomische raden of soortgelijke organisaties moeten de rol spelen die hun krachtens de nationale wetgeving en praktijk ten aanzien van de Lissabonstrategie toekomt(2).
1.4 Er zijn grote verschillen in governance tussen de lidstaten. In sommige lidstaten zijn de raadplegings- en informatieprocedures goed georganiseerd, in andere zijn deze voor verbetering vatbaar. Uitwisseling van goede praktijkervaringen moet worden gestimuleerd. Het EESC gaat dan ook regelmatig op werkbezoek in de lidstaten om met stakeholders uit het maatschappelijk middenveld over de uitwisseling van goede praktijkervaringen en de uitvoering van de hervormingen te spreken(3).
1.5 Het EESC wijst erop dat de herziening van de strategie de burgers belangrijke economische en sociale stabiliteit garandeert, terwijl tegelijkertijd doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling zijn vastgesteld. De verschillende actoren uit de publieke en private sector zouden elk hun eigen rol moeten bepalen en nagaan welke positieve bijdrage zij kunnen leveren, zodat economische efficiëntie en sociale rechtvaardigheid gecombineerd kunnen worden ten behoeve van het welzijn van de Europese burgers.
1.6 Het EESC vindt het zeer wenselijk dat alle stakeholders (op nationaal, regionaal en lokaal niveau) rechtstreeks betrokken worden bij het vaststellen van „adequate governance” op het desbetreffende niveau. Gezien de verschillende overlegniveaus zijn verschillende vormen van betrokkenheid en verschillende werkmethodes nodig.
1.7 Rekening houdend met verschillen tussen lidstaten is het EESC voorstander van een permanente dialoog met de nationale sociaaleconomische raden enerzijds en de sociale partners anderzijds, waaraan ook andere stakeholders uit het maatschappelijk middenveld (bijv. het mkb en organisaties uit de sociale economie(4)) en universiteiten en denktanks kunnen deelnemen. Daarnaast kunnen organisaties die sociale cohesie en gelijke kansen willen bevorderen, hierbij worden betrokken.
1.8 Aan het einde van elke Lissaboncyclus zou er (als follow-up van de permanente nationale dialoog) een conferentie met stakeholders en maatschappelijke organisaties kunnen worden gehouden om de sterke en zwakke punten te bespreken. Door de nadruk te leggen op de sterke punten en successen zal er, in het algemeen, een sterker maatschappelijk draagvlak ontstaan voor de voortzetting van het hervormingsproces.
1.9 Er is een beter en meer gedetailleerd monitoringsysteem nodig om toezicht te houden op de rol en de acties van de verschillende stakeholders bij de tenuitvoerlegging. Daarom pleit het Comité voor een meer algemeen gebruik van het model voor kwantitatieve en kwalitatieve benchmarking (zie par. 2.8) dat in sommige landen wordt getest; hierdoor krijgen maatschappelijke organisaties een grotere rol bij de uitvoering en monitoring.
1.10 Volgens het Comité is er dringend behoefte aan een breed maatschappelijk debat over de wijze waarop de strategie wordt uitgevoerd. Het is dan ook de hoogste tijd dat het maatschappelijk middenveld een brede en diepgaande discussie aangaat over de hervormingen die de Lissabonstrategie op verschillende niveaus teweegbrengt. De nationale sociaaleconomische raden of soortgelijke maatschappelijke organisaties in lidstaten zonder een dergelijke raad moeten een grotere rol gaan spelen, met name in de gevallen waarin hun speciale rol nog niet uit de verf komt. Ook andere adviesorganen die zich bezighouden met bepaalde aspecten van de Lissabonstrategie (nationale raden voor duurzame ontwikkeling, gelijke kansen of armoedebestrijding), moeten hierbij worden betrokken, samen met organen voor de raadpleging van de sociale partners.
1.11 Er moeten nieuwe concrete stappen worden ondernomen door de Europese Commissie en de lidstaten om de tenuitvoerlegging te verbeteren door gebruik te maken van nieuwe, met name elektronische, communicatiemethodes (in kaart brengen van goede praktijkervaringen, scoreborden enz.) Grensoverschrijdende samenwerking en de uitwisseling van goede praktijkervaringen dienen te worden bevorderd.
1.12 Het EESC kan niet alleen fungeren als platform voor de uitwisseling van informatie tussen nationale sociaaleconomische raden, sociale partners en andere maatschappelijke actoren aan de ene kant en de Europese instellingen aan de andere kant, maar ook als platform voor de uitwisseling van gedachten en ervaringen tussen nationale niet-gouvernementele actoren. Het Comité is zeer te spreken over de bijdragen van de nationale sociaaleconomische raden en andere maatschappelijke organisaties aan de discussies.
1.13 De nationale coördinatoren van de Lissabonstrategie zouden tijdens de ontwikkeling, tenuitvoerlegging en evaluatie van de nationale hervormingsprogramma's in alle gevallen regelmatig moeten samenwerken met alle welbepaalde stakeholders. Het Comité verzoekt de regeringen van de lidstaten om hun burgers uitgebreider te informeren over de resultaten van de civiele en sociale dialoog met betrekking tot de Lissabondoelstellingen.
2. De rol van in het governance-proces — nieuwe vormen van en instrumenten voor adequate governance
2.1 Doordat de internationale economie met grote problemen en onzekerheden wordt geconfronteerd, is het economisch optimisme in Europa sterk getaand. In deze context winnen de Lissabonagenda en de tenuitvoerlegging van evenwichtige structurele hervormingen nog aan belang en zijn onmiddellijke oplossingen geboden.
2.2 Het EESC vindt een adequate governance van de strategie uiterst belangrijk voor een coherente tenuitvoerlegging ervan en wijst erop dat de inbreng van verschillende niveaus (nationaal, regionaal en lokaal) voorstellen en oplossingen dichterbij kan helpen brengen.
2.3 Het EESC stelt vast dat de strategie in veel lidstaten aanvankelijk werd beschouwd als een een-tweetje tussen nationale overheden en Europese instellingen. Het Comité heeft samen met de nationale sociaaleconomische raden en andere maatschappelijke organisaties een belangrijke bijdrage geleverd aan de verbetering van de governance ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Het Comité betreurt dat de betrokkenheid van alle stakeholders niet in alle lidstaten evenveel is toegenomen.
2.4 De nationale Lissaboncoördinatoren moeten maatschappelijke organisaties en sociale partners actiever betrekken bij de activiteiten en hervormingen die in het kader van de Lissabonstrategie vereist zijn (bijv. door hen tijdig te informeren en samen evenementen te organiseren) en bij het ontwikkelen van een doeltreffender publieksvoorlichting over de strategie.
2.5 Nauwe samenwerking tussen de nationale sociaaleconomische raden, de sociale partners en andere maatschappelijke organisaties heeft ook buiten het beleidsterrein een positieve invloed en leidt tot nieuwe vormen van synergie. Het is van belang dat alle stakeholders, waaronder ook vertegenwoordigers van kansarme groepen (gehandicapten, immigranten enz.), hun steentje bijdragen.
2.6 Voor een succesvolle tenuitvoerlegging is, in overeenstemming met de Lissabondoelstellingen, een efficiënter gebruik van de communautaire middelen (Structuurfondsen e.d.) noodzakelijk.
2.7 Adequate multilevel governance
2.7.1 Er zijn nieuwe en innovatieve vormen van governance nodig om de wereldwijde uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Het EESC stelt voor een permanente dialoog tot stand te brengen met de nationale sociaaleconomische raden, de sociale partners, het mkb, universiteiten, andere stakeholders uit het maatschappelijk middenveld, waaronder ook organisaties uit de sociale economie, en al diegenen die sociale cohesie en gelijke kansen voor iedereen willen bevorderen. Deze dialoog moet de knelpunten bij de tenuitvoerlegging in kaart helpen brengen en de aanzet geven tot nieuwe stimuleringsmaatregelen voor achterblijvende gebieden. Op deze manier kunnen nationale sociaaleconomische raden of soortgelijke organisaties bijdragen tot het vinden van mogelijke oplossingen voor de gesignaleerde problemen.
2.7.2 Deze permanente dialoog kan, in de landen waar dat noodzakelijk wordt geacht, als instrument dienen voor adequate multilevel governance in samenwerking met de dienst van de nationale Lissaboncoördinator en kan tevens van pas komen bij het evalueren van acties op elk prioritair terrein (overeenkomstig de aanbevelingen die de Commissie voor elke lidstaat apart geformuleerd heeft), eventueel m.b.v. een systeem voor kwantitatieve en kwalitatieve benchmarking op nationaal, regionaal en lokaal niveau (zie par. 2.8). Dit kan ook nuttig zijn voor grensoverschrijdende benchmarking.
2.7.3 Tijdens bijeenkomsten van de Europese Commissie met sociale partners, ngo's en allerlei maatschappelijke organisaties moet transparantie (toegang tot gegevens en inachtneming van termijnen) worden gegarandeerd.
2.7.4 Een instrument dat bij de tenuitvoerlegging van de Lissabonagenda kan worden gebruikt, is de open coördinatiemethode (OCM). Het Comité heeft er bij tal van gelegenheden op gewezen dat deze methode op een betere en efficiëntere manier kan worden aangewend. Met het oog hierop kan gebruik worden gemaakt van de onlangs geïntroduceerde methode van de „gemeenschappelijke beginselen”(5) en kan het maatschappelijk middenveld worden betrokken bij de uitwerking van en de onderhandelingen over de Lissabondoelstellingen op Europees niveau. Gezien de huidige ernstige financiële en economische situatie moeten alle regeringen en stakeholders echter verdere stappen ondernemen om betere doelstellingen vast te stellen.
2.7.5 Stakeholders dienen nieuwe methodes te ontwikkelen om goede praktijkvoorbeelden uit te wisselen: via multilevelnetwerken kan onderling informatie worden uitgewisseld tussen de verschillende bestuursniveaus, terwijl een nauwere samenwerking tussen grensgebieden van één of meerdere lidstaten kan leiden tot de ontwikkeling van grensoverschrijdende doelstellingen.
2.8 Kwantitatieve en kwalitatieve benchmarking
2.8.1 Eén van de verschillen tussen de lidstaten betreft de wijze waarop relevante gegevens voor structurele indicatoren worden verzameld. Er moeten manieren en middelen worden gevonden om objectieve informatie van hoge kwaliteit over de indicatoren in alle lidstaten te verkrijgen. Nog belangrijker is het echter om, zoals Eurostat ook probeert, de bestaande contacten tussen de verantwoordelijke agentschappen (bijv. nationale bureaus voor de statistiek) te versterken, zodat de noodzakelijke gemeenschappelijke databank kan worden opgezet. De betreffende gegevens moeten ruim toegankelijk zijn en de discussies over de gehanteerde criteria dienen op een zo transparant mogelijke manier te worden gevoerd.
2.8.2 Kwantitatieve en kwalitatieve benchmarking, gebaseerd op de doelstellingen van de nationale hervormingsprogramma's en uitgevoerd door stakeholders in samenwerking met overheidsvertegenwoordigers, levert efficiënte en concrete informatie op, waardoor het mogelijk wordt om aan de hand van structurele indicatoren(6) te meten hoeveel vooruitgang elke lidstaat heeft geboekt met betrekking tot de algemene doelstellingen van de Lissabonstrategie. Elke nationale sociaaleconomische raad of soortgelijke organisatie zou zijn eigen prioritaire criteria moeten analyseren en bepalen. Nationale sociaaleconomische raden in landen als België, Bulgarije en Frankrijk zijn al begonnen met regelmatige benchmarking (bijv. om de twee jaar) van de 14 door de lidstaten vastgestelde indicatoren en nog een paar extra indicatoren, met behulp van openbare statistische gegevens op de Eurostat-website. Andere sociaaleconomische raden kunnen dit voorbeeld desgewenst volgen.
2.8.3 Nationale criteria kunnen op basis van de behoeften van elk niveau (nationaal, regionaal, lokaal en sectoraal(7)) worden gewijzigd en aangepast. Nationale benchmarks op elk prioritair terrein (zoals bepaald op de Europese Voorjaarstop van 2006) moeten vooral gericht zijn op het verzamelen van nationale en regionale gegevens met het oog op de ontwikkeling van concrete prestatie-indicatoren en –maatregelen. Het gegevensbestand moet toegankelijk zijn voor nationale sociaaleconomische raden, sociale partners en andere stakeholders uit het maatschappelijk middenveld. De volgende praktische stappen worden voorgesteld:
— | een toegankelijke benchmarking via internet (op de website van het EESC: CESLINK(8)) om op een efficiënte manier actuele gegevens(9) te verzamelen en te analyseren; |
— | gegevens kunnen één of meerdere keren per driejarige Lissaboncyclus worden verzameld door nationale sociaaleconomische raden of soortgelijke organisaties of hier moet via het bestaande nationale participatiesysteem voor worden gezorgd; |
— | de resultaten kunnen ook tijdens regelmatige rondetafelbijeenkomsten worden geanalyseerd en tijdens een jaarlijkse EESC-conferentie worden gepresenteerd. |
2.8.4 Op deze manier kunnen de stakeholders realistische streefdoelen vaststellen en coherente informatie verschaffen voor de herziening van de nationale hervormingsprogramma's. Bovendien zal het zo gemakkelijk worden om informatie te actualiseren en continu te evalueren. Tegelijkertijd kunnen de beste praktijkervaringen uit de verschillende lidstaten aldus gemakkelijk in kaart worden gebracht.
Brussel, 4 december 2008
De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité
M. Sepi
De secretaris-generaal van het Europees Economisch en Sociaal Comité
M. Westlake
Zie http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page?_pageid=1133,47800773,1133_47802588&_dad=portal&_schema=PORTAL
BIJLAGE I
BELANGRIJKSTE BIJDRAGEN VAN HET EESC AAN DE LISSABONSTRATEGIE, OPGESTELD IN SAMENWERKING MET ZIJN NETWERK VAN NATIONALE SOCIAALECONOMISCHE RADEN EN SOORTGELIJKE ORGANISATIES
Samenvattende verslagen voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad:
— | Tenuitvoerlegging van de Lissabonstrategie — Bijdragen naar aanleiding van het mandaat van de Europese Raad van 22 en 23 maart 2005 — Samenvattend verslag, opgesteld in samenwerking met de nationale sociaaleconomische raden van de Europese Unie — Bijdragen van twee kandidaat-lidstaten — Verslag van de verbindingsgroep CESE 1468/2005 rev. (zie EESC-website: http://www.eesc.europa.eu/lisbon_strategy/events/09_03_06_improving/documents/ces1468-2005_rev_d_nl.pdf) |
— | Lissabonstrategie 2008-2010. De rol van het maatschappelijk middenveld. Samenvattend verslag voor de Europese Raad (13 en 14 maart 2008). Uitvoering van de Lissabonstrategie: stand van zaken en perspectieven CESE 40/2008 Resolutie voor de voorjaarsbijeenkomst van de Europese Raad: |
— | Resolutie van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De tenuitvoerlegging van de herziene Lissabonstrategie (voorjaar 2007) CESE 298/2007 Rapporteur: de heer Van IERSEL Corapporteur: de heer BARABAS |
ADVIEZEN OVER DE PRIORITAIRE GEBIEDEN VAN DE LISSABONSTRATEGIE
— | Op weg naar de Europese kennismaatschappij — De bijdrage van het maatschappelijk middenveld aan de Lissabonstrategie (verkennend advies) PB C 65 van 17.3.2006, blz. 94 Rapporteur: de heer OLSSON Corapporteurs: mevrouw BELABED en de heer Van IERSEL |
— | Potentieel van ondernemingen, met name het mkb (Lissabonstrategie) (initiatiefadvies) PB C 256 van 27.10.2007, blz. 8 Rapporteur: mevrouw FAES |
— | Investeringen in kennis en innovatie (Lissabonstrategie) (initiatiefadvies) PB C 256 van 27.10.2007, blz. 17 Rapporteur: de heer WOLF |
— | Arbeidskansen voor prioritaire categorieën (Lissabonstrategie) PB C 256 van 27.10.2007, blz. 93 Rapporteur: de heer GREIF |
— | Het bepalen van een energiebeleid voor Europa (Lissabonstrategie) (initiatiefadvies) PB C 256 van 27.10.2007, blz. 31 Rapporteur: mevrouw SIRKEINEN |
ANDERE DOCUMENTEN AFKOMSTIG VAN DE IN HET KADER VAN „LISSABON” OPGERICHTE WERKORGANEN
— | Brochure „58 concrete measures to ensure the success of the Lisbon Strategy” |
ANDERE ADVIEZEN (NIET AFKOMSTIG VAN DE IN HET KADER VAN „LISSABON” OPGERICHTE WERKORGANEN)
— | Klimaatverandering en de Lissabonstrategie (initiatiefadvies) PB C 44 van 16.2.2008, blz. 69 Rapporteur: de heer EHNMARK |
— | Ondernemersgeest en de agenda van Lissabon (initiatiefadvies) PB C 44 van 16.2.2008, blz. 84 Rapporteur: mevrouw SHARMA Corapporteur: de heer OLSSON |
BIJLAGE II
Beknopt verslag van het werkbezoek aan Boekarest op 13 oktober 2008
De delegatie van het EESC heeft een ontmoeting gehad met Roemeense maatschappelijke organisaties in het gebouw van de nationale sociaaleconomische raad. Er is gesproken met vertegenwoordigers van 17 maatschappelijke organisaties.
Werkgevers en vakbonden zijn het over tal van onderwerpen eens, maar vinden weinig gehoor bij de regering. Conclusies:
Algemeen:
— | De regering raadpleegt de sociale partners over het NHP, maar het tijdschema is vaak onrealistisch. De suggesties van de sociale partners worden zeer zelden in aanmerking genomen of overgenomen in het NHP. |
— | In het NHP wordt serieus aandacht besteed aan problemen i.v.m. de energievoorziening of klimaatverandering in het land. |
— | De sociale dialoog functioneert niet goed en de voordelen ervan moeten beter onder de aandacht van de burgers worden gebracht. Alle sociale partners moeten dan ook meer samenwerken en de handen ineenslaan om de sociaaleconomische belangen te vertegenwoordigen. |
— | Wegens het onevenwichtige loonbeleid hebben meer dan drie miljoen hooggekwalificeerde werknemers het land verlaten; als gevolg hiervan is een ernstig tekort aan arbeidskrachten ontstaan. Er zijn minstens 500 000 werknemers nodig om aan de behoeften van de verschillende sectoren te kunnen voldoen. |
— | De wetgeving voor het oprichten en runnen van een klein en/of middelgroot bedrijf moet worden aangepast. |
— | Er moeten meer belastingvriendelijke maatregelen worden genomen om de economische groei en werkgelegenheid in Roemenië te stimuleren; daarbij moet vooral aandacht worden besteed aan de 750 000 gehandicapten. |
— | Een systeem voor levenslang leren is niet of nauwelijks aanwezig. |
— | Het Roemeens maatschappelijk middenveld maakt zich zorgen over de continuïteit van o.m. de grondstoffen- en energievoorziening. |
— | Corruptie is nog steeds een factor die de ontwikkeling in diverse sectoren ondermijnt. |
Specifiek:
— | De toepassing van de arbeidswetgeving blijft problematisch en de nationale arbeidsinspectie schiet tekort (zwart circuit). |
— | De uitvoering van flexizekerheid is een probleem; de interpretatie en toepassing ervan door de overheid leidt tot onzekerheid. |
— | Het beroepsonderwijs en ook het zogeheten „certificatiesysteem” moeten beter inspelen op de behoeften van de verschillende sectoren. De huidige situatie ondermijnt ernstig het concurrentievermogen van de hele economie. Zowel in de beginfase als in de uitvoerings- en evaluatiefase is hulp hard nodig. |
— | Het mkb ondervindt hinder van parafiscale heffingen. |
— | Maatschappelijke organisaties kampen voortdurend met financiële en capaciteitsproblemen en zijn nog niet volledig ontwikkeld. Een coalitie van ngo's is aanwezig in de stuurcomités voor de Structuurfondsen maar meer betrokkenheid is noodzakelijk. |
— | In onderwijsprogramma's moet aandacht worden besteed aan kwesties als energie, klimaatverandering en duurzame ontwikkeling (met name het lesprogramma van scholen moet beter worden gecoördineerd). |
De sociale partners ontvangen informatie van de Europese Commissie. Alle partners hebben de nationale regering verzocht om ook andere maatschappelijke organisaties te raadplegen en een beter gestructureerde civiele dialoog te ontwikkelen. Dit moet tot uiting komen in een hervorming van de Roemeense sociaaleconomische raad. De juridische grondslag daarvoor is al aanwezig en werd oorspronkelijk door de regering voorgesteld, maar andere maatschappelijke organisaties zijn nog niet vertegenwoordigd.