Home

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatie van het milieubeleid 2007 {SEC(2008)2150}

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatie van het milieubeleid 2007 {SEC(2008)2150}

Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement - Evaluatie van het milieubeleid 2007 {SEC(2008)2150} /* COM/2008/0409 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 2.7.2008

COM(2008) 409 definitief

MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD EN HET EUROPEES PARLEMENT

Evaluatie van het milieubeleid 2007 {SEC(2008)2150}

Inleiding

2007 was een keerpunt voor het EU-milieubeleid. Zoals bleek uit de tussentijdse evaluatie van het zesde milieuactieprogramma 2002-2012 (6de MAP) is aan de voornaamste verplichtingen uit hoofde van dat programma voldaan. Nu moet vooral aandacht worden besteed aan de tenuitvoerlegging.

Milieukwesties staan nu onverminderd bovenaan de politieke agenda en eisen de aandacht op van besluitvormers, media en bevolking. 80 % van de EU-burgers is van oordeel dat het milieu van belang is voor hun levenskwaliteit. Een goed voorbeeld is de klimaatverandering, met name sedert de goedkeuring van het pakket maatregelen inzake energie en klimaatverandering dat in maart 2007 door de Europese staatshoofden en regeringsleiders werd goedgekeurd. In het kader van het initiatief voor een betere regelgeving zijn de instrumenten daar waar mogelijk nauwkeurig afgestemd. Naar buiten toe blijft de EU het voortouw nemen bij de aanpak van milieuvraagstukken, waarbij ze kan steunen op degelijke resultaten die intern al zijn geboekt en op goede bi- en multilaterale betrekkingen met de belangrijkste partners. Bij onderhandelingen op mondiaal niveau heeft de EU op verschillende gebieden belangrijke vooruitgang geboekt, met name op de Bali-conferentie over het toekomstige klimaatbeleid.

We moeten ons echter voorbereiden op belangrijke uitdagingen in de toekomst: bepaling van een strategische langetermijnvisie voor duurzame productie en consumptie, aanpassing aan de onvermijdelijke klimaatveranderingen en bescherming van de biodiversiteit. Wij moeten profiteren van het feit dat er in 2008 en 2009 relatief weinig wetgevingsvoorstellen op de agenda staan om op deze punten serieuze vooruitgang te boeken. Op internationaal niveau krijgen we te maken met zware onderhandelingen om internationale overeenkomsten op klimaatgebied tot stand te brengen en om de biodiversiteit in stand te houden en te beheren.

In 2007 werd een aantal beslissende stappen gezet

Het beleidskader is er

In de eerste plaats sloeg Europa met het pakket maatregelen inzake energie en klimaatverandering dat door de Europese Raad in 2007 werd goedgekeurd, vastberaden de weg in van een koolstofarme economie.

Op voorwaarde dat er een internationale overeenkomst komt, heeft de EU zich ertoe verplicht de uitstoot van broeikasgassen met 30 % omlaag te brengen. Maar zelfs wanneer zo'n internationale overeenkomst uitblijft, heeft zij toegezegd deze uitstoot tegen 2020 unilateraal met ten minste 20 % te verlagen. Voor energie uit hernieuwbare bronnen en biobrandstoffen in de vervoerssector streeft de EU naar een aandeel van respectievelijk 20 en 10 %. In januari 2008 vertaalde de Commissie deze verplichtingen in concrete maatregelen door een pakket uitvoeringsmaatregelen goed te keuren op het gebied van klimaatactie en hernieuwbare energie. Dit pakket omvat voorstellen voor (a) een verbeterde regeling voor de handel in emissierechten (ETS), (b) gezamenlijke inspanningen in niet-ETS-sectoren zoals wegvervoer, gebouwen, diensten en landbouw, (c) een richtlijn met juridisch bindende streefcijfers voor hernieuwbare energie met inbegrip van een reeks duurzaamheidscriteria voor biobrandstoffen, (d) nieuwe communautaire richtsnoeren over staatssteun voor milieubescherming en (e) een regelgevingskader om ervoor te zorgen dat technologieën voor koolstofvastlegging en geologische opslag op een veilige manier worden gebruikt. Omdat de toename van de productie van biobrandstoffen een van de oorzaken is van de recente wereldwijde stijgingen van de voedselprijzen zal de Commissie toezicht houden op de sociale en milieugevolgen van het beleid en eventueel corrigerende maatregelen voorstellen.

Ook op andere gebieden heeft de Commissie voldaan aan vrijwel alle belangrijke verplichtingen die zij uit hoofde van het zesde MAP is aangegaan. Alle zeven thematische strategieën (lucht, afvalpreventie en recycling, marien milieu, bodem, bestrijdingsmiddelen, natuurlijke hulpbronnen en stedelijk milieu) zijn voorgelegd aan de medewetgever. Begeleidende wetgevingsvoorstellen zijn door de Raad en het Parlement goedgekeurd of worden onderzocht.

Ook andere belangrijke initiatieven werden gestart. De Commissie diende een voorstel in voor een nieuwe richtlijn inzake industriële emissies die de richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging samenvoegt met zes andere sectorale richtlijnen en herziet. Dit houdt in dat strengere grenswaarden worden vastgesteld in bepaalde sectoren, normen worden vastgesteld voor milieu-inspecties en dat de werkingssfeer wordt uitgebreid tot middelgrote stookinstallaties. De langverwachte verordening inzake REACH – registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen – die een hervorming inhoudt van de manier waarop wij met chemische stoffen omgaan, werd goedgekeurd en het Europees Agentschap voor chemische stoffen heeft zijn werkzaamheden aangevat. Ook de richtlijn inzake milieuaansprakelijkheid is in werking getreden. Deze belangrijke onderdelen van de hervorming van de wetgeving vormen de basis voor een duurzame industrie in Europa.

Op het gebied van het beheer van hulpbronnen werd overeenstemming bereikt over de kaderrichtlijn mariene strategie, op grond waarvan de lidstaten moeten doen wat nodig is om ervoor te zorgen dat het mariene milieu tegen 2020 in goede staat verkeert. Een nieuwe wet met betrekking tot het vervoer van afvalstoffen is sedert juli 2007 van toepassing, met inbegrip van een verbod op de uitvoer van gevaarlijk afval naar ontwikkelingslanden.

Toch werd niet in alle sectoren in gelijke mate vooruitgang geboekt. De Commissie betreurt het bijvoorbeeld dat de Raad geen politieke overeenstemming kon bereiken over het voorstel voor een kaderrichtlijn inzake de bodem.

In de tussentijdse evaluatie van het zesde MAP werden de voornaamste prioriteiten van het programma – klimaatverandering, natuur en biodiversiteit, milieu en gezondheid en natuurlijke hulpbronnen en afval – bevestigd en werd de balans opgemaakt van de geboekte vooruitgang. Opgemerkt werd dat de EU nog niet echt op weg is naar duurzame ontwikkeling; haar beleid zal – mits het volledig wordt uitgevoerd – alleen resultaten opleveren op termijn, wanneer de druk op het milieu blijft toenemen; dit betekent dat meer inspanningen nodig zijn. Deze conclusies werden, wat klimaat en energie betreft, ook bevestigd in het voortgangsverslag over de hernieuwde strategie van Lissabon voor groei en banen.

Nieuwe financiële instrumenten worden ingezet

De financiële instrumenten voor het milieubeleid binnen het huidige financiële meerjarenkader werden in 2007 operationeel: voor LIFE+, dat in maart 2007 werd goedgekeurd door de Raad en het Parlement, werd een bedrag uitgetrokken van 2 143 miljoen euro voor 2007-13, waarmee financiële middelen zullen worden verstrekt voor de vier prioritaire gebieden van het zesde MAP. 50 % van de fondsen is bestemd voor natuur en biodiversiteit.

Het eerste van de drie instrumenten die binnen het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie ter ondersteuning van eco-innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) gepland zijn, ging in 2007 van start. 228 miljoen euro is bestemd voor eco-innovatie in 2007-13.

Daarnaast lanceerde de Commissie het thematisch programma over milieu en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, met inbegrip van energie, waarvoor aanvankelijk 889 miljoen euro is uitgetrokken voor de periode 2007-13. Dit programma is gericht op de milieuaspecten van ontwikkelings- en ander extern beleid en wil het EU-milieu- en energiebeleid naar het buitenland uitdragen. In 2007 is 74 miljoen euro gereserveerd voor milieuprojecten. Ook externe financiële instrumenten die in 2007 operationeel werden, leveren steun voor het milieubeleid, namelijk het financieringsinstrument voor ontwikkelingssamenwerking, het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument en het instrument voor pretoetredingssteun.

Voor het financieringsinstrument voor civiele bescherming dat in 2007 door de Raad werd goedgekeurd, werd voor de periode 2007-13 een budget vastgesteld van 189,8 miljoen euro om alle EU-activiteiten op het gebied van civiele bescherming te financieren.

Betere regelgeving nu centraal bij milieubeleidsvorming

Inspanningen om de wetgeving te vereenvoudigen werden daar waar mogelijk en zinvol voortgezet. Het voorstel van de Commissie voor een nieuwe richtlijn inzake industriële emissies, bijvoorbeeld, biedt een duidelijk en samenhangend rechtskader voor de industrie en zou de administratieve kosten omlaag moeten brengen. Een ander besluit van de Commissie dat in 2007 werd goedgekeurd zal meer duidelijkheid brengen in het toezicht op de ETS en de verslagleggingseisen voor installaties met een lage uitstoot verlichten.

De Commissie heeft ook een groenboek over marktconforme instrumenten opgesteld om een discussie op gang te brengen over de manier waarop het gebruik van dergelijke instrumenten op communautair en nationaal niveau verder kan worden bevorderd, omdat dit vaak de meest kosteneffectieve manier is om milieudoelstellingen te realiseren.

Voor een betere regelgeving is een degelijke kennisbasis nodig om de drijvende krachten, belastende factoren, toestand van en gevolgen voor het milieu te kunnen beoordelen. Met de inwerkingtreding van de INSPIRE-richtlijn heeft de EU een belangrijke stap gezet om ervoor te zorgen dat relevante ruimtelijke gegevens kunnen worden opgezocht, geraadpleegd en verspreid.

De Commissie blijft effectbeoordelingen uitvoeren van al haar belangrijkste beleidsvoorstellen. 2007 was het eerste jaar waarin de dienst voor effectbeoordelingen, die deze beoordelingen onderzoekt, actief was

Meer integratie van het milieu in ander beleid

Deze toenemende integratie hangt samen met de groeiende consensus over de noodzaak op de meeste beleidsgebieden rekening te houden met de bestrijding van klimaatverandering. Het vierde beoordelingsverslag van de intergouvernementele werkgroep inzake klimaatverandering bevestigde dat de opwarming van het klimaatsysteem een ondubbelzinnig feit is en dat de gevolgen ernstig kunnen zijn, zodat wellicht op tal van beleidsgebieden maatregelen moeten worden genomen. Deels in samenhang met dit vraagstuk werd vooruitgang geboekt bij de integratie van het milieu in het vervoersbeleid . Dit is een van de moeilijkste punten bij de bestrijding van klimaatverandering en andere vervuiling. In 2007 deed de Commissie een voorstel voor kaderwetgeving om de emissiedoelstelling voor nieuwe voertuigen in 2012 (120 g CO2 per km) te bereiken. Tezelfdertijd keurden de Raad en het Parlement nieuwe normen (Euro 5 en 6) goed die strengere grenswaarden inhouden voor de emissies van deeltjes en stikstofoxiden. De Commissie kwam tevens met voorstellen voor nieuwe emissienormen voor zware vrachtwagens (Euro VI) die, wanneer ze eenmaal zijn goedgekeurd, zullen zorgen voor schonere vrachtwagens en bussen. Met de voorgestelde herziening van de richtlijn over de brandstofkwaliteit zullen het zwavelgehalte en de uitstoot van vervuilende stoffen omlaag worden gebracht, evenals de broeikasgasintensiteit van brandstoffen gemeten op levenscyclusbasis. De richtlijn betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht die in april 2008 werd goedgekeurd, zal de blootstelling aan kleine deeltjes (PM2.5) in stedelijke gebieden verminderen. De Commissie hechtte voorts haar goedkeuring aan een groenboek over mobiliteit in steden en startte een openbare raadpleging over follow-up-maatregelen, waarvan de resultaten zullen worden verwerkt in een actieplan dat in het najaar van 2008 gepresenteerd zal worden. Voorts heeft zij een voorstel ingediend voor een richtlijn om milieuaspecten in acht te nemen bij de aankoop van voertuigen door overheidsinstanties.

Ook op andere beleidsgebieden werd voortgang geboekt met integratie.

Landbouw : Het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) omvat een reeks instrumenten die bijdragen aan de bescherming van het milieu en natuurbehoud (bijv. loskoppeling, randvoorwaarden, milieumaatregelen in de landbouw en betalingen in het kader van Natura 2000). De Commissie hechtte in 2007 ook haar goedkeuring aan 57 van de 94 programma's voor plattelandsontwikkeling voor de periode 2007-13, waarmee een budget is gemoeid van 68 miljard euro. Bijna de helft van dit bedrag is bestemd voor maatregelen ter verbetering van het milieu en het landschap.

Cohesiebeleid : Eind 2007 had de Commissie vrijwel alle operationele programma's van de lidstaten goedgekeurd. Daarbij werd 347 miljard euro toegewezen voor de periode 2007-13. Ongeveer 28 % van deze middelen gaat naar investeringen in projecten die verband houden met het milieu en infrastructuur, hoofdzakelijk voor duurzaam vervoer (ongeveer 34 miljard euro) en water (ongeveer 22 miljard euro), en daarnaast naar onder meer hernieuwbare energie en energie-efficiëntie, afvalbeheer, risicopreventie, natuurbescherming en schone technologieën.

Ontwikkeling : De Commissie heeft haar beleid voortgezet om geleidelijk aan meer rekening te houden met het duurzaamheidsaspect in haar overeenkomsten inzake ontwikkelingssamenwerking, zowel door zich te concentreren op specifieke milieuthema's als door het milieu te integreren in alle ontwikkelingssamenwerkingsactiviteiten.

Gezondheid : Uit de tussentijdse evaluatie van het actieplan voor milieu en gezondheid 2004-2010 kwam naar voren dat de samenwerking tussen milieubeleid, gezondheidsbeleid en de overeenkomstige onderzoeksterreinen hechter is geworden.

Industriebeleid : In haar tussentijdse evaluatie van het industriebeleid kondigde de Commissie aan, het Europese bedrijfsleven de mogelijkheden te laten zien die milieu-uitdagingen, indien hiermee naar behoren wordt omgegaan, kunnen vertegenwoordigen. Zij zal dit voornemen vertalen in maatregelen gericht op duurzaam industriebeleid en duurzame productie en consumptie.

Onderzoek : De Commissie bleef milieuduurzaamheid integreren in haar onderzoeksprogramma's. In het 7de Kaderprogramma voor 2007-13 steunen milieu- en energiethema's (met een budget van respectievelijk 1 890 miljoen euro en 2 350 miljoen euro) de ontwikkeling en uitvoering van milieubeleid met inbegrip van onderzoek op het gebied van energie en klimaatverandering.

Handel : De Commissie bleef zich actief inzetten voor de integratie van duurzame ontwikkeling in de regionale en bilaterale vrijhandels- en associatieovereenkomsten waarover zij onderhandelingen voerde in verschillende delen van de wereld. De werkzaamheden worden hierbij deels gestuurd door de handelsgerelateerde duurzameontwikkelingseffectbeoordelingen die de Commissie uitvoert alvorens een vrijhandelsovereenkomst te sluiten.

Internationaal EU-leiderschap inzake milieubeleid wordt bevestigd

Binnenlandse milieubeleidsinitiatieven schragen de EU-inspanningen om wereldwijd hoge milieunormen te bevorderen. Internationale onderhandelingen over klimaatverandering in 2007 resulteerden in het in Bali genomen besluit om intensief samen te werken om een omvattende wereldwijde overeenkomst tot stand te kunnen brengen voor effectieve actie na 2012 en de onderhandelingen daarover af te sluiten in 2009. De EU streeft ernaar een akkoord tot stand te brengen over bindende absolute emissieverlagingen voor de ontwikkelde landen en over een grotere bijdrage van de ontwikkelingslanden, met name de nieuwe industrielanden.

Ook op andere gebieden werd vooruitgang geboekt. Op de 14de conferentie van de partijen bij de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten werd een moratorium van negen jaar overeengekomen op de verkoop van ivoor na de eenmalige verkoop van onbewerkt ivoor dat eigendom was van de regeringen. Om te kunnen instaan voor de legaliteit van bosproducten die in de EU worden ingevoerd uit landen die de overeenkomst ter zake hebben ondertekend, is de Commissie formele onderhandelingen gestart om vrijwillige partnerschapsovereenkomsten over wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw te sluiten met Indonesië, Ghana en Kameroen en heeft zij de onderhandelingen met Maleisië voortgezet. Samen met UNEP richtte de Commissie het internationale panel voor duurzaam beheer van hulpbronnen (International Panel for Sustainable Resource Management) op, dat aan beleidsmakers in de hele wereld gezaghebbend wetenschappelijk advies moet verlenen over het beheer van hulpbronnen. De Commissie zette ook haar besprekingen met kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten voort om hen te helpen zich geleidelijk aan te passen aan de EU-normen en de toekomstige toetredingsonderhandelingen voor te bereiden. Met de partnerlanden in het Europees nabuurschapsbeleid en het strategisch partnerschap EU-Rusland werden de dialoog en samenwerking over milieuvraagstukken versterkt.

Meer legitimiteit voor het EU-milieubeleid

Het meest recente Eurobarometeronderzoek over de attitudes van Europese burgers dat eind 2007 werd uitgevoerd bevestigt dat het EU-milieubeleid de steun van de bevolking geniet. In vrijwel alle lidstaten hadden respondenten liever dat besluiten over milieubescherming gezamenlijk binnen de EU worden genomen (67 %) dan op nationaal niveau. Zij zijn van oordeel dat Europese wetgeving noodzakelijk is (82 %), geloven dat de EU bijstand zou moeten verlenen aan niet EU-landen om hen te helpen hun milieunormen op een hoger peil te brengen (80 %) en vinden het aanvaardbaar als de EU meer geld zou uittrekken voor milieubescherming ook al zou dit ten koste gaan van uitgaven in andere gebieden (78 %).

Het nieuwe Verdrag van Lissabon dat in December 2007 werd ondertekend betekent een versterking van de EU-capaciteit voor actie. In dit verdrag wordt de bestrijding van klimaatverandering uitdrukkelijk geïntegreerd in het EU-milieubeleid en wordt erkend dat de EU een leidinggevende rol heeft te spelen bij de bestrijding van klimaatverandering op internationaal niveau. Het verdrag verschaft tevens een duidelijkere rechtsgrond voor EU-actie met betrekking tot energie en civiele bescherming, en onderstreept de solidariteit tussen lidstaten.

Maar om de mondiale uitdagingen in 2008 en daarna het hoofd te bieden is een nieuwe impuls nodig …

Ondanks deze vooruitgang kunnen wij niet op onze lauweren rusten; in de eerste plaats omdat er alleen sprake kan zijn van vooruitgang wanneer alle maatregelen ook volledig worden uitgevoerd en ten tweede omdat de uitdagingen die voor ons liggen, nog fermere actie vergen. Dit werd onderstreept in het eerste voortgangsverslag over de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling.

De tenuitvoerlegging verder versterken

Hoewel het beleidskader al is geschapen en de meeste maatregelen zijn genomen, geschiedt de tenuitvoerlegging van EU-milieuwetgeving door de lidstaten vaak traag of onvolledig. Eind 2007 hielden 479 nog lopende inbreukprocedures – 22 % van het EU-totaal – verband met de EU-milieuwetgeving. De meeste gevallen hadden betrekking op een slechte toepassing van de EU-milieuwetgeving, maar er waren er ook die betrekking hadden op het uitblijven van omzetting of onjuiste omzetting van richtlijnen.

De Commissie is actie blijven ondernemen om de tenuitvoerlegging te verbeteren. Daarbij heeft ze zowel ondersteunende maatregelen genomen als sancties opgelegd. Ze heeft intersectorale voorstellen ingediend, onder meer voor betere voorlichting, hulp bij het oplossen van problemen, meer transparantie en een doeltreffender beheer van inbreuken. In de lidstaten werden bewustmakingscampagnes georganiseerd over verschillende vraagstukken, met name over de richtlijn afvalbeheer en de richtlijn over het storten van afvalstoffen, omdat bij beide een grote achterstand bestaat wat de tenuitvoerlegging betreft en de gevolgen voor het milieu ernstig zouden kunnen zijn. De Commissie deed een voorstel voor een ondersteuningsprogramma voor naleving van de milieuwetgeving (Environmental Compliance Assistance Programme) waarbij aan kleine en middelgrote ondernemingen steun wordt verleend in de vorm van opleiding, technisch advies en versterking van ondersteunende netwerken met het oog op de naleving van milieuwetgeving.

De Commissie heeft ook juridische stappen ondernomen tegen verschillende lidstaten die de belangrijkste milieuwetgeving niet naar behoren hebben uitgevoerd of omgezet. Daarnaast werd een voorstel ingediend dat ervoor wil zorgen dat ernstige milieuovertredingen in alle lidstaten aan strafrechtelijke sancties worden onderworpen.

In 2008 zal de Commissie meer inspanningen doen om de lidstaten en hun autoriteiten te helpen bij de uitvoering door betere uitwisseling van informatie, begeleiding en opleiding. Met externe bijstandsprogramma’s zal de EU financiële en technische steun blijven verlenen aan partnerlanden om hen te helpen hun milieubeleid af te stemmen op het acquis van de EU, met name de kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaat-lidstaten. De Commissie heeft tevens besloten een mededeling op te stellen met een overzicht van de middelen die wij kunnen gebruiken om schendingen van de milieuwetgeving te voorkomen en waarin criteria uiteen worden gezet om na te gaan welke inbreukgevallen onmiddellijk intensieve juridische stappen van de Commissie eisen. Verder zal zij de aanbeveling van 2001 over minimumcriteria voor milieu-inspecties herbezien.

Tot slot zal medio 2008 een geïntegreerde communicatiecampagne worden gestart om zowel de belanghebbenden als de bevolking meer bewust te maken van dit vraagstuk en ervoor te zorgen dat alle belangrijke beleidslijnen en initiatieven maximale steun krijgen.

Voortzetting van inspanningen om beleid en instrumenten te vereenvoudigen en te verbeteren

Omdat milieubeleid en de integratie ervan in andere beleidsgebieden steeds belangrijker worden, moeten we voortdurend blijven werken aan de optimalisering van efficiëntie, kosteneffectiviteit en transparantie. De Commissie zal op die manier de beginselen van betere regelgeving op dit gebied blijven toepassen.

Met het oog hierop zullen de richtlijn betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur en de richtlijn betreffende de beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur in 2008 worden herzien. De verordening betreffende de ozonlaag afbrekende stoffen zal worden bijgewerkt en vereenvoudigd. De regelingen met betrekking tot de milieukeur en EMAS (communautair milieubeheer- en milieuauditsysteem) zullen worden herzien om de procedures te verbeteren en de administratieve last voor ondernemingen die aan deze regelingen deelnemen te verlichten. De Commissie en het Europees Milieuagentschap (EEA) hebben gezamenlijk het Waterinformatiesysteem voor Europa (WISE) ontwikkeld, dat tegen 2010 alle verslagen in het kader van de waterrichtlijnen zou moeten bestrijken. De Commissie zal ook het gezamenlijk systeem voor milieu-informatie (SEIS) verder ontwikkelen en het GMES-programma (wereldwijde monitoring van milieu en veiligheid) versterken.

Verslagen over de richtlijnen inzake milieueffectbeoordeling en strategische milieueffectbeoordeling tonen dat de lidstaten in de beste positie verkeren om de efficiëntie op dit gebied te verbeteren. De Commissie werkt nu aan richtsnoeren om bestaande interpretatievraagstukken op te lossen en meer samenhang te brengen in de toepassing.

De voornaamste uitdagingen die voor ons liggen

Duurzaamheid

De huidige wereldeconomie is niet duurzaam. Wij veroorzaken milieuschade en putten de hulpbronnen uit. Omdat we in materiële zin rijker worden, zijn we geneigd meer te verlangen van onze omgeving en van die van onze handelspartners. De groeiende bevolking van nieuwe industrielanden zal wat het verbruik van hulpbronnen betreft al snel het zelfde niveau bereiken als dat van de EU nu.

De wereldeconomie van de toekomst zal schoner, slanker en slimmer moeten zijn. De regio’s die erin slagen deze doelstelling het eerst te bereiken, zullen voordeel halen uit de ommekeer en meer economische en politiek invloed verwerven.

In 2008 zal de Commissie een actieplan voor duurzame consumptie en productie en een duurzaam industriebeleid presenteren. Algemene doelstelling is de obstakels voor duurzame productie en duurzame consumptie aan te pakken die tot dusver niet aan de orde waren gekomen of die door versterking en verbeterde coördinatie van het bestaande beleid uit de weg kunnen worden geruimd. Dit plan zal de werkingssfeer van de richtlijn betreffende het eco-ontwerp van energieverbruikende producten uitbreiden, de productetikettering aanscherpen en de stimulansen voor betere producten en slimmer verbruik harmoniseren. Het is de bedoeling de regelingen voor EMAS en de milieukeur te herzien, groene openbare aanbestedingsprocedures te bevorderen en samen te werken met kleinhandelaren om invloed uit te oefenen op de aanvoerketen. In de context van het Europees initiatief voor leidende markten zal de Commissie maatregelen ontwikkelen om een gunstig kader te creëren voor specifieke milieu-industrieën. De kaderrichtlijn afval die waarschijnlijk in 2008 wordt aangenomen, zal bijdragen tot de totstandbrenging van een Europese recycleermaatschappij.

Om een geslaagd beleid op te kunnen bouwen moeten we over correcte cijfers beschikken. Op dit punt schiet het BBP als indicator van vooruitgang tekort. De conferentie "Het BBP voorbij" in 2007 gaf het startsein voor het proces dat het BBP moet aanvullen met cijfers die een vollediger beeld van rijkdom en welzijn verschaffen omdat zij een sociale en milieudimensie omvatten. De Commissie zal in een mededeling in 2008 schetsen hoe zij deze ideeën vorm wil geven.

Aanpassing aan klimaatverandering

Het is nu duidelijk dat klimaatverandering de komende 100 jaar een van de grootste uitdagingen is voor de mensheid. Om hiervoor een oplossing te vinden, zullen beleidsmakers twee onderscheiden maar in wezen aan elkaar gekoppelde vraagstukken moeten aanpakken.

Het eerste is de beperking van de temperatuurstijging om rampzalige klimaatveranderingen te vermijden. Daaraan wordt gewerkt met de goedkeuring van het pakket maatregelen inzake klimaatverandering van 2007 en begin 2008 en de start van de post-Kyoto-onderhandelingen. De EU dringt aan op een nieuwe mondiale overeenkomst inzake klimaatverandering waarbij sterk wordt gesnoeid in emissies, ook in de luchtvaart en de scheepvaart. In de aanloop tot de VN-klimaatconferentie in Poznan in december 2008 zal de Commissie blijven werken aan de voornaamste bouwstenen van een toekomstige overeenkomst die zijn omschreven in het Bali-actieplan. Verwacht wordt dat de conferentie aanvullende politieke richtsnoeren verschaft voor de onderhandelingen na 2012, waarbij rekening wordt gehouden met de resultaten van andere bijeenkomsten op hoog niveau over klimaatverandering.

Maar zelfs al zou de wereld morgen niet langer broeikasgassen produceren, dan nog zou het klimaat nog decennialang blijven veranderen. Wij moeten ons dus ook aanpassen om het onvermijdelijke in goede banen te leiden. Aanpassing betekent manieren vinden om water doeltreffender te gebruiken, gewassen ontwikkelen die tegen droogte kunnen, ervoor zorgen dat zwakkeren en ouderen tijdens hittegolven goed worden verzorgd, maar ook landcorridors aanleggen om dier- en plantensoorten te helpen te migreren en kustweringen versterken.

In navolging van het Groenboek over aanpassing van 2007 en de mededeling over waterschaarste en droogte – waarin de juiste prijs van water en waterefficiëntie een centrale plaats kregen in de beleidsopties – zal de Commissie een witboek presenteren over de aanpassing aan klimaatverandering. Hierin zal onderzocht worden hoe aanpassingsprincipes geïntegreerd kunnen worden in gemeenschappelijk beleid zoals landbouw, visserij, vervoer, energie, regionale ontwikkeling, onderzoek en gezondheid, rekening houdend met de internationale dimensie.

Gezien de toenemende bezorgdheid over de gevolgen van de klimaatverandering voor verplaatsingen van bevolkingsgroepen, met name in ontwikkelingslanden, zal de Commissie ook hierover meer kennis verzamelen. Ze zal daarbij ook onderzoeken of concrete richtsnoeren noodzakelijk zijn in de context van de migratie- en ontwikkelingsagenda van de EU.

Bescherming van biodiversiteit

De teloorgang van biodiversiteit is een wereldwijde bedreiging die even ernstig is als klimaatverandering en even dringend om maatregelen vraagt. In een belangrijk opzicht is dit verlies nog zorgwekkender omdat het uitsterven van dier- en plantensoorten onomkeerbaar is. Het behoud van de biodiversiteit is onze levensverzekering voor de toekomst. Op de 9de conferentie van de partijen bij het Verdrag inzake biologische diversiteit (CBD) in Bonn in mei 2008 werd onderzocht welke vooruitgang is geboekt bij de tenuitvoerlegging van de CBD-besluiten en in hoeverre de doelstelling is bereikt om het tempo van het verlies van biodiversiteit tegen 2010 aanzienlijk te verlagen. Omdat we nog maar twee jaar hebben te gaan voor 2010 heeft de conferentie besluiten genomen om de tenuitvoerlegging wereldwijd, op regionaal en nationaal niveau een impuls te geven. Om het belang van dit vraagstuk verder te benadrukken heeft de Commissie samen met Duitsland de eerste resultaten gepresenteerd van een evaluatie van de economische waarde van biodiversiteit en ecosysteemdiensten en van de kosten van een scenario waarin geen actie wordt ondernomen.

Intern zullen aanvullende inspanningen nodig zijn om de EU-doelstelling om verdere biodiversiteitsverliezen vóór 2010 te voorkomen, te kunnen verwezenlijken. De vierde Europa-brede evaluatie van het Europees Milieuagentschap liet zien dat momenteel meer dan 700 Europese soorten worden bedreigd en dat het aantal invasieve uitheemse soorten in de biogeografische regio Europa blijft toenemen. In 2008 zal de Commissie haar inspanningen ter uitvoering van het biodiversiteitsactieplan intensiveren, verder werken aan de uitbreiding van het Natura 2000-netwerk met inbegrip van mariene gebieden en een reeks bosbouwvoorstellen indienen om illegale houtkap en ontbossing te bestrijden. Na de goedkeuring van de richtlijn mariene strategie zal verder worden gewerkt aan het vaststellen van Europese mariene regio's en de ontwikkeling van mariene strategieën met duidelijke doelstellingen.

Conclusie

Milieubeleid heeft steeds meer raakvlakken met andere beleidsterreinen en bepaalt mee hoe onze toekomst eruit zal zien. Dit beleid is een stuwende kracht voor structurele verandering. Dat brengt nieuwe verantwoordelijkheden, risico's en mogelijkheden met zich.

Er zijn tal van economische opportuniteiten: het potentieel voor eco-industrieën is enorm en Europa zou moeten profiteren van – en zelfs een stuwende rol moeten spelen bij – de ontwikkeling van wereldmarkten in volle expansie. In sociaal opzicht is er een duidelijk verband tussen een gezond milieu en sociale gerechtigheid en sociale cohesie. Anderzijds kunnen bepaalde sectoren en groepen tijdelijk meer worden getroffen dan andere. Een steeds groter deel van het totale pakket maatregelen zal rekening moeten houden met deze potentiële gevolgen en moeten trachten deze te verzachten.

Milieubeleid moet in toenemende mate rekening houden met economische en sociale aspecten en moet eveneens worden geïntegreerd in sectoraal beleid om de geplande doelstellingen te kunnen verwezenlijken. We moeten ons bewust zijn van de mogelijke gevolgen op andere belangrijke gebieden, meer kosteneffectief te werk gaan en daar waar mogelijk synergieën nastreven. Integratie is de sleutel voor een duurzame toekomst.