Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |
Brussel, 7.1.2009
COM(2008) 896 definitief
2006/0006 (COD)
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende
het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende
het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
PROCEDUREVERLOOP
Indiening van het voorstel bij het Europees Parlement en de Raad (document COM(2006) 16 definitief - 2006/0006 (COD): | 31 januari 2006 |
Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité: | 26 oktober 2006 |
Advies van het Europees Parlement in eerste lezing: | 9 juli 2008 |
Indiening van het gewijzigde voorstel: | 15 oktober 2008 |
Vaststelling van het gemeenschappelijk standpunt: | 17 december 2008 |
DOEL VAN HET VOORSTEL VAN DE COMMISSIE
Het doel van het voorstel voor een uitvoeringsverordening is de voltooiing van de modernisering van de bestaande regels op dit gebied en bijgevolg de vervanging van de bestaande toepassingsverordening[1]. Het voorstel beoogt met name de procedures voor de toepassing van de bepalingen van de basisverordening (EG) nr. 883/2004[2] ten behoeve van alle betrokkenen (de verzekerden, hun werkgevers, de socialezekerheidsorganen en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten) vast te stellen. Het voorstel is gebaseerd op de artikelen 42 en 308 van het EG-Verdrag en vereist unanimiteit.
Het voorstel voltooit de via de basisverordening tot stand gebrachte modernisering en tracht de bestaande procedures te verbeteren door hen te vereenvoudigen en te verduidelijken. Het voorstel verduidelijkt ook de rechten en plichten van de verschillende partijen. In alle delen van de verordening bieden nieuwe gestructureerde procedures en processen een platform voor een grotere samenwerking tussen de organen en bevorderen transparantie en wederzijds vertrouwen. Deze grotere samenwerking wordt ondersteund door een nieuw systeem van elektronische gegevensuitwisseling tussen de lidstaten, dat de efficiëntie en de nauwkeurigheid verbetert.
ANALYSE VAN HET GEMEENSCHAPPELIJK STANDPUNT
3.1 Algemene opmerkingen over het gemeenschappelijk standpunt
Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad neemt een groot aantal door het Parlement voorgestelde en in het gewijzigde voorstel van de Commissie opgenomen amendementen over. De Commissie heeft alle amendementen van het EP aanvaard, met uitzondering van de amendementen 26 en 55.
De positieve beoordeling van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad door de Commissie is gebaseerd op een zorgvuldige toetsing van de bepalingen aan de vier onderliggende beginselen van het voorstel van de Commissie:
- organisatie van een doeltreffendere en nauwere samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen om alle belanghebbenden in staat te stellen profijt te trekken van de modernisering van Verordening 883/2004;
- vereenvoudiging van de uitvoeringsverordening;
- verbetering van de transparantie van de financiële procedures tussen de organen en ten aanzien van de personen waarop de verordening betrekking heeft;
- flexibiliteit en doeltreffendheid van de regelgeving.
De Commissie juicht de inspanningen van de Raad toe om de amendementen van het EP zoveel mogelijk over te nemen. De meeste daarvan zijn in wezen aanvaard. De resterende verschillen betreffen wijzigingen in de formulering en de gebruikte terminologie om te zorgen voor de consistentie van de gehele verordening. Gezien de lengte van het onderhandelingsproces (zes voorzitterschappen), het grote aantal bepalingen en de complexiteit daarvan vond tijdens het laatste voorzitterschap een grondige "doorlichting" van de tekst plaats. De Commissie stemt volledig in met deze "opschoning", aangezien zij bedoeld is om te zorgen voor de consistentie van de gehele tekst en de rechtszekerheid te vergroten.
Andere verschillen betreffen technische aspecten, met name wat de technologische vereisten voor de elektronische gegevensuitwisseling betreft. De meeste wijzigingen vloeien voort uit de werkzaamheden van deskundigen op dit gebied, bijvoorbeeld de definitie van een "elektronisch contactpunt" in artikel 1, lid 2, onder a), bijlage IV en de vaststelling van een overgangsperiode voor de elektronische gegevensuitwisseling in artikel 96. De Commissie steunt deze technische wijzigingen.
Over het algemeen is de Commissie van mening dat de overgrote meerderheid van de door de Raad aangebrachte wijzigingen bijdraagt tot de verbetering van de processen en procedures om ervoor te zorgen dat de prestaties sneller en efficiënter worden verleend (zie met name artikel 2, lid 1; artikel 3, lid 2), de artikelen 3 tot en met 7 en de artikelen 16, 17, 28, 35, 44 en 90 in verband met informatie). De wijzigingen verduidelijken verder de rol en de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen (zie bijvoorbeeld artikel 14 over de detachering van werknemers, artikel 26 over geplande behandelingen, artikel 56 over de werkloosheidsuitkeringen en artikel 88 over medische keuringen en administratieve controles). De Commissie is ook van mening dat de tekst van het gemeenschappelijk standpunt het delicate evenwicht tussen de rechten en de plichten van de individuele personen handhaaft ten aanzien van de bevoegdheden van de socialezekerheidsorganen en de bevoegde autoriteiten.
3.2 Amendementen van het Europees Parlement die geheel, gedeeltelijk of in beginsel zijn opgenomen in het gewijzigde voorstel en geheel, gedeeltelijk of in beginsel in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt
De Raad kon 145 van de 162 amendementen, die geheel of gedeeltelijk in het gewijzigde voorstel van de Commissie waren opgenomen, aanvaarden, namelijk de amendementen nrs. 2, 4, 5, 7-8, 12, 14, 17-25, 27-34, 36-47, 49-54, 56-71, 73-78, 80-88, 90-107, 109-132, 134-146, 147 (eerste deel), 148 (eerste deel), 149 en 152-162.
De Raad heeft ook, met een andere formulering, de beginselen aanvaard die ten grondslag liggen aan de amendementen nrs. 3 (nieuwe overweging 8 bis), 6 en 9 (definities van "elektronisch contactpunt"' en "gestandaardiseerd elektronisch bericht", 10 (verwijzing naar de personen met een handicap, ingevoerd naast de verwijzing naar ouderen), 11 (regels voor uitwisselingen tussen organen), 15 (uitwisseling van persoonlijke gegevens tussen de nationale overheidsdiensten en de bescherming van die gegevens), 16 (regels voor uitwisselingen tussen begunstigden en organen), 26 (voorlopige toepassing van wetgeving en voorlopige toekenning van prestaties), 28 (administratieve akkoorden tussen twee of meer lidstaten), 48 (procedure voor de toepassing van artikel 13 van de basisverordening), 72 (termijn voor het reageren op een verzoek om toestemming voor een medische behandeling in een andere lidstaat), 97 en 98 (aanvullende bepalingen voor de berekening van prestaties).
3.3 Amendementen van het Europees Parlement die niet in het gewijzigde voorstel zijn opgenomen en niet in het gemeenschappelijk standpunt zijn verwerkt
- Amendement nr. 15 (artikel 3, lid 2) - uitwisseling van persoonlijke gegevens tussen de nationale overheidsdiensten en de bescherming van die gegevens - wat betreft de verwijzing naar Richtlijn 95/46/EG betreffende de bescherming van persoonsgegevens en de inhoud van bijlage IV bij Verordening 883/2004.
- Amendement nr. 26 (artikel 6, lid 4) - hoewel zij het eens waren met dit artikel, waren de Raad en de Commissie van mening dat de tekst verder moet worden verduidelijkt als aangegeven in artikel 6, lid 5, van het gemeenschappelijk standpunt.
- Amendement nr. 55 (artikel 19, lid 2) - dit amendement bepaalt dat op het bewijs van de toepasselijke wetgeving het door de werkgever opgegeven loon wordt vermeld. De Raad deelde het standpunt van de Commissie dat dit verder gaat dan de informatie die nodig is voor socialezekerheidsdoeleinden en de doelstellingen van de verordening.
3.4 Belangrijkste verschillen tussen het gewijzigde voorstel van de Commissie en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad
- Elektronische gegevensuitwisseling: in samenhang met artikel 4, lid 2, heeft de Raad in een nieuwe bepaling (artikel 96) de mogelijkheid verduidelijkt van de toekenning van een overgangsperiode voor elektronische gegevensuitwisselingen tussen de organen van de lidstaten, en de termijn daarvan vastgesteld. De Commissie ondersteunt dit punt, aangezien het sommige lidstaten in staat stelt zich goed voor te bereiden en er tegelijkertijd voor zorgt dat de benutting van de voordelen van de elektronische uitwisseling niet wordt uitgesteld tot na een door alle lidstaten overeengekomen datum.
- Omrekening van tijdvakken van verzekering: artikel 13 bevat een gedetailleerde bepaling die de lidstaten in staat stelt het tijdvak van verzekering, uitgedrukt in verschillende eenheden, met het oog op de samentelling om te rekenen. Het voorstel van de Commissie beoogde de vereenvoudiging van deze van Verordening 574/72 afgeleide bepaling. Het ging uit van de veronderstelling dat alleen vijfdaagse werkweken zouden worden gebruikt. Uit de bespreking in de Raad is gebleken dat dit niet het geval was, aangezien de wetgeving van sommige lidstaten nog de berekening (althans voor sommige regelingen) voorschrijft op grond van een zes- of zevendaagse week (bv. voor zelfstandigen). De Commissie stemt er daarom mee in om deze bepaling voorlopig in de tekst op te nemen. De omrekeningstabel zorgt ervoor dat de omrekening van de tijdvakken niet tot een verlies van tijdvakken van verzekering leidt. Verder zal hij worden gebruikt als een gemeenschappelijk instrument voor een automatisch berekeningsproces, waardoor het risico van fouten wordt verminderd.
- Termijnen voor de indiening en de afhandeling van schuldvorderingen tussen lidstaten (amendementen 164 - 167). De Raad heeft het nodig geacht om de door het Parlement en de Commissie voorgestelde termijnen voor de indiening en de afhandeling van schuldvorderingen en voor de beslechting van geschillen te verlengen (12 maanden voor de indiening van schuldvorderingen, 18 maanden voor de afhandeling van schuldvorderingen en 36 maanden voor de beslechting van geschillen). Sommige lidstaten waren van mening dat een verkorting van die termijnen alleen kon worden ingevoerd in het licht van zowel ervaring als technologische vooruitgang. De Commissie is het met deze aanpak in zekere mate eens. De procedure is verbeterd en in twee fasen verdeeld. De Commissie erkent het gebrek aan ervaring met deze nieuwe procedure. Verder aanvaardt de Commissie de in artikel 87 ingevoerde herzieningsclausule, omdat de werkzaamheden van de Rekencommissie, die de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels bijstaat, reeds positieve resultaten heeft opgeleverd. Op grond van het voorgaande kan de Commissie de tekst van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad aanvaarden.
- Artikel 26, lid 6 - amendement 79. De Commissie heeft het amendement van het Europees Parlement gesteund in verband met de vergoeding van de reis- en verblijfkosten van een persoon die een persoon met een handicap begeleidt. Overeenkomstig de jurisprudentie van het Europees Hof van Justitie en rekening houdend met de grenzen van een verordening die de coördinatie en niet de harmonisatie van de socialezekerheidswetgeving beoogt, erkent de Commissie echter dat dit een zaak voor nationale wetgeving is. Het standpunt van de Raad is in overeenstemming met de huidige wetgeving betreffende reiskosten die onlosmakelijk verbonden zijn aan de medische behandeling van de verzekerde. De Commissie aanvaardt daarom het gemeenschappelijk standpunt van de Raad op dit punt. De situatie van patiënten met een handicap en hun begeleidende personen (en ook van personen die kinderen begeleiden) wat hun reis- en verblijfkosten betreft, zou kunnen worden behandeld via een ander wetgevingsinstrument met een rechtsgrondslag die de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen beoogt.
CONCLUSIE
De Commissie heeft er nauwlettend op toegezien dat de individuele rechten worden gehandhaafd, bijvoorbeeld op het gebied van beroepsziekten, arbeidsongevallen en gezinsuitkeringen. De Commissie erkent de moeilijkheid van deze taak gezien de diversiteit en de specificiteit van de nationale socialezekerheidswetgeving van de 27 lidstaten. De Commissie is het ermee eens dat een zekere mate van flexibiliteit nodig is in de procedures, bijvoorbeeld ten aanzien van termijnen.
De Commissie benadrukt dat het akkoord om de samenwerking tussen de organen van de lidstaten te verbeteren via een gemeenschappelijk en veilig netwerk voor de elektronische uitwisseling van informatie voor socialezekerheidsdoeleinden (EESSI) een belangrijk element van de gemoderniseerde coördinatie in het kader van Verordening 883/2004 is. De samenwerking tussen de socialezekerheidsorganen in verband met financiële aangelegenheden is verduidelijkt en beter gestructureerd.
De Commissie is van mening dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad sommige maatregelen in het voorstel van de Commissie verbetert. Met name verduidelijkt het bepaalde criteria met als gevolg dat sommige sleutelconcepten van de basisverordening op homogenere wijze zullen worden uitgevoerd, zoals de bepaling van de toepasselijke wetgeving of de detachering van werknemers. Dit vormt een vooruitgang voor alle betrokken partijen. De Commissie constateert ook dat het gemeenschappelijk standpunt van de Raad grotendeels rekening houdt met het standpunt van het Europees Parlement
De Commissie is van mening dat het door de Raad bereikte compromis over de meest gevoelige kwesties het begin is van een dynamisch proces dat alle lidstaten in staat zal stellen zich achter het standpunt van het Europees Parlement te scharen. De Commissie erkent de waarde van dit proces en zal trachten het voort te zetten en bij te dragen tot het welslagen ervan.
Ten slotte is de goedkeuring van deze verordening een voorwaarde om het mogelijk te maken dat Verordening 883/2004 in 2010 van toepassing wordt. Verordening 883/2004 verbetert de socialezekerheidsrechten van de burgers die hun recht op vrij verkeer uitoefenen. Zodra zij van kracht is, zal Verordening 883/2004 een direct effect op het dagelijkse leven van miljoenen EU-burgers hebben.
Gezien het bovenstaande geeft de Commissie algemene steun aan het gemeenschappelijk standpunt van de Raad.
[1] Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1).
[2] PB L 166 van 30.4.2004.; rectificatie in PB L 200 van 7.6.2004, blz. 1.