Home

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006 #Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006 (2006/2268(INI))

Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006 #Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006 (2006/2268(INI))

6.8.2009

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 184/8


Dinsdag, 19 februari 2008
Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006

P6_TA(2008)0052

Resolutie van het Europees Parlement van 19 februari 2008 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslagen 2005-2006 (2006/2268(INI))

2009/C 184 E/02

Het Europees Parlement,

onder verwijzing naar zijn resoluties over de eerdere jaarverslagen van de Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF),

gezien het op 12 juli 2006 gepubliceerde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslag 2005” (COM(2006)0378), en de bijbehorende bijlagen (SEC(2006)0911 en SEC(2006)0912),

gezien het op 6 juli 2007 gepubliceerde verslag van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad met als titel „Bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen — Fraudebestrijding — Jaarverslag 2006” (COM(2007)0390), en de bijbehorende bijlagen (SEC(2007)0930 en SEC(2007)0938),

gezien het jaarlijks activiteitenverslag van het OLAF voor 2005(1),

gezien het jaarlijks activiteitenverslag van het OLAF voor 2006(2),

gezien het activiteitenverslag van het Comité van toezicht van het OLAF voor de periode van december 2005 tot mei 2007(3),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2005(4),

gezien het jaarverslag van de Rekenkamer over de uitvoering van de begroting voor het begrotingsjaar 2006(5),

gelet op artikel 276, lid 3 en artikel 280, lid 5 van het EG-Verdrag,

gelet op Verordening (EG, Euratom) nr. 1995/2006 van de Raad van 13 december 2006 tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(6),

gezien Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(7),

gelet op artikel 45 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie begrotingscontrole en de adviezen van de Commissie regionale ontwikkeling en de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling (A6-0009/2008),

A.

in overweging van het bepaalde in artikel 280, leden 1 en 2 van het EG-Verdrag,

B.

overwegende dat artikel 53 ter, lid 2 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(8) (Financieel Reglement) het volgende stipuleert:

„2. Onverminderd aanvullende bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen, en om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten alle nodige wetgevende, regelgevende, administratieve of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen. Daartoe dienen zij met name:

a)

zich te vergewissen van de goede uitvoering van de uit de communautaire begroting gefinancierde acties;

b)

onregelmatigheden en fraude te voorkomen en aan te pakken;

c)

ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen;

d)

door middel van relevante sectorale verordeningen en in overeenstemming met artikel 30, lid 3 te zorgen voor een adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

Daartoe voeren de lidstaten controles uit en voeren zij een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem in (…)”

Omvang van de gemelde onregelmatigheden

1.

is verheugd over het feit dat de verslagen over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, en met name dat over het begrotingsjaar 2006, een meer analytisch karakter hebben gekregen; merkt evenwel op dat de daarin opgenomen statistieken afkomstig zijn van onderling zeer uiteenlopende nationale instanties, die gebruik maken van verschillende administratie-, rechts-, controle- en inspectiesystemen;

2.

verlangt dat de jaarverslagen over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, evenals de op basis daarvan opgestelde verslagen van het Europees Parlement op de agenda van de Raad worden gezet en dat de Raad vervolgens zijn opmerkingen aan het Parlement en de Commissie kenbaar maakt;

3.

stelt vast dat in 2006 op de gebieden „Eigen middelen”, „Landbouwuitgaven” en „Structuurbeleidsmaatregelen van de lidstaten” onregelmatigheden ten belope van in totaal 1 143 miljoen EUR zijn gemeld (voor 2005: 1 024 miljoen EUR; voor 2004: 982,3 miljoen EUR; voor 2003: 922 miljoen EUR; voor 2002: 1 150 miljoen EUR); de door de lidstaten in 2006 aan de Commissie doorgegeven bedragen kunnen als volgt worden opgesplitst:

eigen middelen: 353 miljoen EUR (voor 2005: 328,4 miljoen EUR; voor 2004: 212,4 miljoen EUR; voor 2003: 269,9 miljoen EUR; voor 2002: 367 miljoen EUR),

garanties uit hoofde van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL): 87 miljoen EUR (voor 2005: 102 miljoen EUR; voor 2004: 82,1 miljoen EUR; voor 2003: 169,7 miljoen EUR; voor 2002: 198,1 miljoen EUR),

structuurbeleidsmaatregelen: 703 miljoen EUR (voor 2005: 601 miljoen EUR; voor 2004: 694,5 miljoen EUR; voor 2003: 482,2 miljoen EUR; voor 2002: 614,1 miljoen EUR),

stelt eveneens vast dat met betrekking tot de pretoetredingsmiddelen voor 2006 onregelmatigheden zijn gemeld voor een bedrag van in totaal 12,32 miljoen EUR (voor 2005: 17,6 miljoen EUR);

4.

is van mening dat de jaarlijkse schommelingen met betrekking tot het financiële effect van onregelmatigheden door een groot aantal factoren beïnvloed kunnen zijn;

5.

wijst er met nadruk op dat wanneer de Commissie een groot aantal onregelmatigheden worden gemeld, dit niet noodzakelijkerwijs een hoog fraudeniveau impliceert; het kan ook worden gezien als een bewijs dat de ingezette controlesystemen goed functioneren en dat de lidstaten nauw met de Commissie samenwerken; constateert overigens met voldoening dat de Commissie in haar jaarverslag over 2006 juist de nadruk legt op het belang van een solide samenwerking;

Algemene analyse

6.

stelt met betrekking tot de eigen middelen vast dat het bedrag waarvoor onregelmatigheden zijn gemeld met 7 % is gestegen, namelijk van 328 miljoen EUR in 2005 tot 353 miljoen EUR in 2006; de gesignaleerde onregelmatigheden blijken zich vooral voor te doen bij producten zoals televisietoestellen (in 2005: 69 miljoen EUR, in 2006: 62,3 miljoen EUR) en sigaretten (in 2005: 30,9 miljoen EUR, in 2006: 27,6 miljoen EUR); met name in Italië (+ 122 %) en Nederland (+ 81 %) zijn duidelijk veel meer gevallen geconstateerd; daarvan zijn in 2006 113,4 miljoen EUR (32 %) gerecupereerd;

7.

merkt met betrekking tot de landbouwuitgaven op dat het bedrag waarvoor onregelmatigheden zijn geconstateerd van 105 miljoen EUR in 2005 is teruggelopen tot 87 miljoen EUR in 2006; Spanje, Frankrijk en Italië waren met in totaal 64,9 miljoen EUR verantwoordelijk voor 57,2 % van de gesignaleerde onregelmatigheden, en het bleek daarbij vooral te gaan om de sectoren plattelandsontwikkeling, rund- en kalfsvlees en groente en fruit;

8.

is ingenomen met de tenuitvoerlegging van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(9) (GLB), die erop gericht is de lidstaten een eenvoudiger en doeltreffender wettelijk kader te bieden voor het terugvorderen van onregelmatige betalingen; dringt er bij de Commissie op aan de toepassing van deze verordening te evalueren en hierover aan het Parlement verslag uit te brengen;

9.

verheugt zich over het goede functioneren van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS), waarlangs 68 % van de verrichtingen passeren en dat het mogelijk heeft gemaakt een belangrijk deel van de geconstateerde onregelmatigheden op te sporen;

10.

stelt met bezorgdheid vast dat het terugvorderingspercentage voor ten onrechte betaalde bedragen laag blijft en van lidstaat tot lidstaat verschilt, en dringt er bij de Commissie op aan haar inspanningen op te voeren om dit percentage te verbeteren, mede omdat hoe langer het aansleept, hoe meer de kans op succesvolle terugvordering afneemt;

11.

is van oordeel dat wanneer in een bepaalde lidstaat het terugvorderingspercentage systematisch laag blijft, de Commissie correctiemechanismen moet toepassen;

12.

ondersteunt de Commissie volledig bij de strikte toepassing van de wetgeving betreffende de opschorting van de betalingen en dringt erop aan dat ook voor GLB-middelen eenzelfde procedure moet gelden als met betrekking tot de reeds gestarte acties(10) voor het niet-overmaken van kredieten als de Commissie niet over een absolute garantie beschikt voor de betrouwbaarheid van de beheer- en controlesystemen van de lidstaat die de kredieten ontvangt;

13.

dringt er bij de Commissie op aan de effectiviteit en transparantie van de toezichtsystemen met betrekking tot betalingen aan landbouwers te evalueren in het kader van haar jaarverslagen over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen;

14.

is ingenomen met de werkzaamheden van de taskforce Terugvordering(11), die er in de voorgaande jaren (3 061 miljoen EUR over de periode 1971-2006) in geslaagd is een groot aantal onregelmatigheden af te wikkelen; als gevolg daarvan hebben de lidstaten 898 miljoen EUR kunnen recupereren en konden 1 200 miljoen EUR via de zgn. „procedure voor de goedkeuring van de rekeningen” worden afgewikkeld; onderstreept echter dat de lidstaten veel waakzamer zouden moeten zijn om onregelmatigheden te voorkomen en waar nodig geld terug te vorderen;

15.

stelt vast dat de Commissie haar tweede verslag over de tekortkomingen bij de tenuitvoerlegging van het „zwarte lijst”-systeem (Verordening (EG) nr. 1469/95 van de Raad(12)) heeft goedgekeurd en dringt aan op een bredere discussie tussen de EU-instellingen over maatregelen om hierin verbetering te brengen, waarbij een aanzienlijke verhoging van de boetes voor lidstaten die in gebreke blijven bij de terugbetaling van onterecht uitgekeerde bedragen het meest voor de hand ligt;

16.

merkt met betrekking tot de structuurbeleidsmaatregelen op dat het bedrag waarvoor onregelmatigheden zijn geconstateerd met 17 % is gestegen, namelijk van 601 miljoen EUR in 2005 tot 703 miljoen EUR in 2006 (voor de structuurfondsen 517 miljoen EUR en voor het Cohesiefonds 186 miljoen EUR); het ging daarbij voornamelijk (voor 75 %) om het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Europees Sociaal Fonds (ESF); in 2006 waren Duitsland, Spanje, Italië, Portugal en het Verenigd Koninkrijk verantwoordelijk voor ca. 85 % van het met de structuurfondsen gemoeide irregulier bestede bedrag (438,1 miljoen EUR); in veel gevallen brachten de begunstigden niet-subsidiabele uitgaven in rekening; de feiten kwamen bij de controle van de desbetreffende documenten aan het licht;

17.

betreurt dat bij 60 van de 95 uit de structuurfondsen gefinancierde projecten die gedurende de huidige programmeringsperiode werden gecontroleerd, materiële fouten in de gedeclareerde projectuitgaven zijn geconstateerd, waarmee het aantal onregelmatigheden ten opzichte van het voorgaande jaar is gestegen; is van mening dat een groter aantal projecten gecontroleerd dient te worden, zodat op basis van de daaruit getrokken conclusies duidelijke aanbevelingen kunnen worden geformuleerd voor het verbeteren van het financieel beheer;

18.

constateert dat voor 2006 nog 266,5 van de in totaal 703 miljoen EUR moeten worden gerecupereerd, terwijl dat bedrag voor de daaraan voorafgaande jaren wordt becijferd op 762 miljoen EUR; dringt er bij de Commissie op aan de bevoegde commissies van het Parlement op halfjaarlijkse basis te informeren omtrent de vooruitgang die is geboekt en de specifieke maatregelen die zijn getroffen om de terugvordering van nog uitstaande bedragen te bespoedigen;

19.

merkt met betrekking tot de pretoetredingsmiddelen op dat het financiële effect van de geconstateerde onregelmatigheden van 26,5 miljoen EUR in 2005 is teruggelopen tot 12,3 miljoen EUR in 2006; in de meeste gevallen ging het daarbij om facturering van niet-subsidiabele uitgaven en om niet-naleving van contractuele of reglementaire voorwaarden; sedert de instelling van de bewuste fondsen zijn er 11 miljoen EUR gerecupereerd, maar dat neemt niet weg dat er nog altijd 14 miljoen EUR terug te vorderen zijn;

20.

blijft ervan overtuigd dat de lidstaten en de EU-instellingen, inclusief de Rekenkamer, politieke overeenstemming over het concept „aanvaardbaar foutenrisico” moeten zien te bereiken, wil er ooit sprake kunnen zijn van de afgifte van een positieve betrouwbaarheidsverklaring;

Geconstateerde manco's

21.

dringt er bij de Commissie op aan, in het jaarverslag voor 2008 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen een analyse op te nemen van de door de lidstaten bij de bestrijding van onregelmatigheden ingezette instanties en systemen; in die analyse moeten onder andere de volgende vragen worden beantwoord om het Parlement in staat te stellen zich een duidelijker beeld te vormen van de toepassing van de wet- en regelgeving door het fraudebestrijdingsnetwerk:

welke nationale instanties zijn in de lidstaten bij de uitvoering van deze taak betrokken?

hoe werken zij organisatorisch samen?

over welke inspectiebevoegdheden beschikken de respectieve nationale instanties?

opereren de bewuste nationale instanties op basis van jaarprogramma's?

zijn zij verplicht een rapport op te maken over de in het kader van hun controleactiviteiten te bereiken doelstellingen?

zijn de nationale instanties verplicht een rapport op te maken over de besteding van EU-fondsen?

hoe werken zij samen met het OLAF en op welke wijze worden hun bevindingen aan de Commissie kenbaar gemaakt?

tot welke Europese databanken hebben zij rechtstreeks toegang?

tot welke nationale databanken kan de Commissie toegang krijgen?

wat zijn de geraamde kosten van de uit te voeren controles?

welke systemen worden er gebruikt om onregelmatigheden te melden?

hoe staat het met de implementatie van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad?

22.

verzoekt de Commissie met betrekking tot de sector eigen middelen aan te geven welke verdere stappen zij zal ondernemen om paal en perk te stellen aan de illegale invoer van televisietoestellen, sigaretten, en meer in het algemeen van namaakproducten; merkt in dit verband met voldoening op dat het OLAF erin geslaagd is in China een steunpunt op te richten; spoort de Commissie ertoe aan namaak intensiever te bestrijden; dringt er bij de Commissie op aan, in het kader van het jaarverslag over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen voor 2007, dat in juli 2008 zal worden gepubliceerd, aan het Parlement verslag uit te brengen over de initiatieven en stappen die zijn ondernomen naar aanleiding van de resolutie van het Parlement van 11 oktober 2007 over de gevolgen van het akkoord tussen de Gemeenschap, lidstaten en Philip Morris over de strijd tegen fraude en sigarettensmokkel en uitvoering van de aanbevelingen van de Enquêtecommissie inzake communautair douanevervoer van het Europees Parlement(13);

23.

acht het met betrekking tot de landbouwuitgaven volstrekt onaanvaardbaar dat Duitsland en Spanje al sinds vele jaren nalaten de Commissie in elektronische vorm informatie omtrent de op dit gebied geconstateerde onregelmatigheden te verschaffen; wijst er bovendien op dat deze beide landen voor 38 % (33,2 miljoen EUR) van de onregelmatigheden verantwoordelijk zijn en dat Duitsland — hoewel het daartoe verplicht is — geen nadere gegevens meer verstrekt over de personen en bedrijven die daarbij betrokken zijn; dringt er derhalve bij de Commissie op aan tegen deze beide lidstaten inbreukprocedures in te stellen en — hangende deze procedures — 10 % van de landbouwsubsidiebetalingen op te schorten; verzoekt de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole de betrokken Permanente Vertegenwoordigingen hierover schriftelijk om uitleg te vragen;

24.

beschouwt het eveneens als onacceptabel dat er 39 maanden verstrijken tussen het moment waarop een onregelmatigheid wordt begaan en het ogenblik waarop deze aan de Commissie wordt gemeld, aangezien een en ander de invorderbaarheid bemoeilijkt; verzoekt de Commissie te laten weten welke maatregelen zij denkt te treffen om de lidstaten tot de orde te roepen; merkt op dat het gedrag van de lidstaten duidt op een gebrek aan waakzaamheid;

25.

verzoekt de Commissie mede te delen welke maatregelen zij heeft getroffen om het aantal onregelmatigheden in de sectoren plattelandsontwikkeling, rund- en kalfsvlees en groente en fruit terug te dringen;

26.

verlangt dat de Commissie zich beslist opstelt wanneer Griekenland zich niet houdt aan het actieplan voor de invoering van het GBCS(14); verlangt te worden geïnformeerd over het totale bedrag aan toelagen/subsidies die Griekenland tot dusver uit de communautaire begroting voor het opzetten van het GBCS heeft ontvangen en over de vraag of dit bedrag kan worden gerecupereerd indien het systeem tegen september 2008 niet volledig operationeel is;

27.

merkt met betrekking tot de structuurbeleidsmaatregelen op dat 84 % van de in 2006 geconstateerde onregelmatigheden werden geregistreerd in Italië (met 228,2 miljoen EUR), Spanje (met 85,7 miljoen EUR), het Verenigd Koninkrijk (met 59,8 miljoen EUR), Portugal (met 37,2 miljoen EUR) en Duitsland (met 27,2 miljoen EUR); merkt voorts op dat noch Duitsland, noch Spanje gebruik maakt van de elektronische module van het antifraude-informatiesysteem en dat Duitsland bovendien geen gegevens over de betrokken personen of bedrijven doorstuurt; verzoekt de voorzitter van de Commissie begrotingscontrole de betrokken permanente vertegenwoordigingen hierover schriftelijk om uitleg te vragen;

28.

is in dit verband van mening dat de programmeringsperiode 2000-2006 heeft aangetoond dat het hanteren van al te ingewikkelde regels en ondoeltreffende controle- en bewakingssystemen onregelmatigheden in de hand werkt; wijst er tevens op dat de betalingen vaak te laat bij de begunstigden zijn aangekomen; is derhalve ingenomen met de verbeteringen die Verordening (EG) nr.1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds(15) heeft bewerkstelligd; spreekt over het algemeen de wens uit dat de regionale en plaatselijke overheden meer bij de programmering en uitvoering van de fondsen worden betrokken;

29.

brengt in herinnering dat het Parlement in in paragraaf 11 van zijn resolutie van 15 juni 2006 over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de fraudebestrijding — jaarverslag 2004(16) had verklaard dat: „(…) in de rapportageperiode 2005 bijzondere aandacht besteed moet worden aan onregelmatigheden bij maatregelen van het structuurbeleid”; constateert echter dat de situatie nog verder lijkt te zijn verslechterd;

30.

is van mening dat de Commissie speciale aandacht zou moeten besteden aan criminele netwerken die zijn gespecialiseerd in het verduisteren van EU-gelden;

31.

verzoekt de Commissie, de Commissie begrotingscontrole van het Parlement een uitvoerige analyse te verschaffen van de al dan niet met inzet van maffiose middelen door de georganiseerde criminaliteit gebruikte methode of methodes om de financiële belangen van de Gemeenschap te schaden;

32.

spreekt zijn diepe verontrusting uit over de constatering van de president van de Europese Rekenkamer dat: „de stelsels van controle en toezicht in de lidstaten over het algemeen ondoeltreffend of middelmatig efficiënt waren (en dat) het toezicht op hun werking door de Commissie slechts middelmatig efficiënt was”(17);

33.

verlangt derhalve dat de lidstaten de kwaliteit van hun controle- en bewakingssystemen garanderen door op het daartoe geëigende politieke niveau een nationale beheersverklaring aan te nemen met betrekking tot alle communautaire middelen in gedeeld beheer; verzoekt de Commissie dit idee actief te bepleiten en in het jaarverslag over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen te rapporteren over de op dat terrein geboekte vooruitgang;

34.

dringt er bij de Commissie op aan de nodige maatregelen, eventueel met inbegrip van inbreukprocedures, te nemen tegen lidstaten die de diensten van de Commissie niet bijstaan bij de uitvoering van controles er plaatse zoals voorgeschreven in Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96;

35.

verzoekt de Commissie in dit verband tevens te evalueren in hoeverre de opneming van dwingende en conservatoire voorwaarden in toekomstige EG-wetgeving omtrent middelen in gedeeld beheer nuttig zou kunnen zijn om aan het einde van de terugvorderingsprocedure alsnog onregelmatig verkregen gelden te kunnen recupereren, bijvoorbeeld door de betrokken lidstaat jegens de Gemeenschappen borg te laten staan voor het correcte gebruik van Europese middelen door degenen waarvoor deze bestemd zijn;

36.

brengt in herinnering dat er voor de structuurbeleidsmaatregelen over 2006 en de daaraan voorafgaande jaren nog ruim 1 000 miljoen EUR aan terugvorderingen openstaan;

37.

wijst nadrukkelijk op de directe verantwoordelijkheid van de lidstaten om onrechtmatig uitgekeerde middelen terug te vorderen; herhaalt zijn aanbeveling aan de Commissie om in geval van ernstige onregelmatigheden tussentijdse betalingen aan lidstaten op te schorten; erkent de noodzaak van het nemen van passende maatregelen wanneer de beheers- en controlesystemen van een lidstaat tekortkomingen vertonen en herinnert eraan dat fraude en onregelmatigheden schade toebrengen aan het werk van de Europese Unie, met name bij structuurprojecten;

38.

juicht het toe dat in het kader van het Europees Transparantie-initiatief informatie over de begunstigden van de structuurfondsen openbaar zal worden gemaakt en dringt aan op de invoering van een bindende verplichting in de lidstaten om informatie te publiceren over projecten en begunstigden van middelen uit alle communautaire middelen in gedeeld beheer;

39.

verlangt dat de lidstaten de Commissie jaarlijks mededeling doen van het financiële verlies dat ontstaat als gevolg van bedragen die definitief verloren gaan, en dat de Commissie deze cijfers vervolgens in haar jaarverslag vermeldt;

40.

dringt er bij de bevoegde instanties van de lidstaten op aan de Commissie en het OLAF eenmaal per jaar in kennis te stellen van de door de rechtbanken gedane uitspraken omtrent het frauduleuze gebruik van structuurfondsgelden;

41.

verlangt dat de Commissie een standpunt inneemt ten aanzien van het negatieve oordeel dat de Rekenkamer over haar werk heeft geveld en dat zij tegelijkertijd aangeeft welke stappen zij heeft ondernomen om binnen de lidstaten een verbetering te bewerkstelligen in een situatie die afbreuk doet aan de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen;

42.

roept de Commissie er tevens toe op, aan de lidstaten vaker verslag uit te brengen en nadere details te verstrekken omtrent de manier waarop zij van de gemelde gegevens gebruik heeft gemaakt en over de vraag welk verder gevolg zij aan de gerapporteerde onregelmatigheden heeft gegeven;

43.

constateert met betrekking tot de besteding van de pretoetredingsmiddelen dat Bulgarije (voor 1,7 miljoen EUR), Polen (voor 2,4 miljoen EUR), Roemenië (voor 5,5 miljoen EUR) en Slowakije (voor 1,9 miljoen EUR) in 2006 voor 94 % van de geconstateerde onregelmatigheden verantwoordelijk waren; merkt in dit verband op dat de Commissie de noodzaak heeft onderstreept om te komen tot een gemeenschappelijke interpretatie en een consistent gebruik van de desbetreffende richtsnoeren en werkdocumenten; verzoekt de Commissie derhalve aan te geven welke stappen zij in dat verband heeft ondernomen;

44.

verzoekt de Commissie de lidstaten in de gelegenheid te stellen onregelmatigheden waarbij de verdenking rijst van fraude of verduistering van begin af aan nog trefzekerder te kunnen opsporen, aangezien de lidstaten nog steeds moeilijkheden ondervinden om precies te bepalen wanneer er sprake is van een onregelmatigheid of fraudegeval en welke zaken aan de Commissie/OLAF moeten worden gemeld — ook al houden ze zich wel degelijk aan hun driemaandelijkse rapportageverplichtingen;

45.

roept de Commissie op de lidstaten assistentie te verlenen bij het gebruik van het antifraude-informatiesysteem Ciginfo (instrument voor informatieverspreiding m.b.t. inbeslagnemingen van sigaretten) van het OLAF; is van mening dat deze geïntegreerde, voor administratiedoeleinden opgezette homepage de uitwisseling van gegevens (met name over onregelmatigheden) tussen het OLAF en de lidstaten kan helpen verbeteren van zodra de nationale en Europese systemen eenmaal compatibel zijn;

46.

constateert met voldoening dat de Commissie begrotingscontrole reeds tweemaal een ontmoeting heeft georganiseerd met haar pendanten bij de nationale parlementen; is van mening dat jaarlijkse ontmoetingen tussen de commissies voor begrotingscontrole van de nationale parlementen en het Europees Parlement van zeer groot nut kunnen zijn voor de verbetering van de controle- en bewakingssystemen in de lidstaten en met het oog op de opstelling van nationale beheersverklaringen;

47.

spreekt de wens uit dat de Rekenkamer zo nauw mogelijk samenwerkt met de nationale en regionale rekenkamers, zodat zij bij de controle op de besteding van EU-gelden in de lidstaten steeds beter gebruik kan maken van de door hen opgemaakte rapporten;

Activiteitenverslagen van het OLAF

48.

constateert dat het OLAF in 2006 naar aanleiding van speciaal verslag 1/2005 van de Rekenkamer is geherstructureerd; is van mening dat het functioneren van het OLAF in het kader van de procedure tot herziening van de OLAF-verordening door het Parlement zou moeten worden geëvalueerd;

49.

verzoekt de Commissie erop toe te zien dat de in artikel 95 van het Financieel Reglement bedoelde gegevensbank per 1 januari 2009 volledig operationeel is;

50.

constateert dat het OLAF in 2005 802 en in 2006 826 nieuwe meldingen heeft ontvangen; is verheugd over het feit dat het evaluatiesysteem het mogelijk heeft gemaakt het aantal ingestelde onderzoeken tot 254 gevallen te beperken en dat bij de meeste afgeronde onderzoeken uit de statistieken is gebleken dat aan de zaak op administratief, tuchtrechtelijk, financieel, justitieel of wetgevend vlak gevolg is gegeven; merkt op dat het financieel effect voor alle nog lopende en afgesloten zaken eind 2005 uitkwam op een bedrag van 6 600 miljoen EUR en eind 2006 op 7 400 miljoen EUR; merkt voorts op dat het daarbij in 2006 vooral ging om de structuurfondsen (voor 1 606,7 miljoen EUR), sigaretten (voor 1 320,1 miljoen EUR), douane (voor 989,8 miljoen EUR) en BTW (voor 727,8 miljoen EUR);

51.

dringt er bij de Commissie op aan de rechtsgrondslag voor te bereiden die nodig is voor de bekendmaking van de namen van bedrijven en personen die fraude hebben gepleegd ten nadele van de Gemeenschap;

52.

is ingenomen met de manier waarop het OLAF het Parlement heeft geïnformeerd omtrent het gevolg dat aan de afgesloten onderzoeken is gegeven; wijst er evenwel op dat de betrokken parketten (van de in totaal 134 gevallen waarin om een justitieel onderzoek was verzocht) in 20 gevallen wegens verjaring of gebrek aan bewijs hebben geweigerd een nader onderzoek in te stellen;

53.

betreurt evenwel dat het OLAF de dialoog over de schriftelijke gegevens die de bevoegde parlementaire commissie geregeld ontvangt niet opnieuw op gang heeft gebracht, zoals hem was gevraagd in de reeds aangehaalde resolutie van 15 juni 2006;

54.

constateert dat zich, evenals in de voorgaande jaren, de meeste gevallen blijken te hebben voorgedaan in België, Duitsland en Italië;

55.

vestigt de aandacht op zijn reeds aangehaalde resolutie van 11 oktober 2007;

56.

stelt vast dat de onderzoeken van het OLAF in 2006 een bedrag van ruim 450 miljoen EUR aan terugvorderingen hebben opgeleverd, en dat dit bedrag afkomstig was uit in 2006 afgesloten zaken (voor ca. 114 miljoen EUR) en uit nog lopende vervolgmaatregelen (ca. 336 miljoen EUR, in hoofdzaak afkomstig uit de landbouwsector (namelijk 134,6 miljoen EUR) en uit de structuurfondsen (namelijk 146,3 miljoen EUR));

57.

is ingenomen met de samenwerking tussen het OLAF, Europol, Eurojust en een aantal andere internationale organisaties, die onder andere de bestrijding van de georganiseerde criminaliteit ten doel heeft; wijst er tegelijkertijd op dat deze samenwerking transparant dient te zijn en zo moet zijn opgezet dat de onafhankelijke positie van het OLAF in stand wordt gehouden;

58.

heeft er begrip voor dat de Commissie het aantal taalversies van haar verslagen om economische redenen wil beperken; dringt er niettemin op aan dat bijlage 2 bij de jaarverslagen over de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen, alsook de activiteitenverslagen op zijn minst in het Engels, het Frans en het Duits beschikbaar worden gesteld;

Herziening van de OLAF-Verordening

59.

herinnert de Commissie eraan dat het Parlement in paragraaf 30 van zijn reeds aangehaalde resolutie van 15 juni 2006 ervoor heeft gepleit „(…) om alle onderzoeksbevoegdheden van OLAF in één enkele verordening bijeen te brengen”; onderstreept daarnaast dat de werkgroep fraudebestrijding van de Raad eveneens voorstander lijkt te zijn van stroomlijning van de bestaande rechtsgronden(18); dringt er derhalve bij het OLAF op aan, in het kader van zijn jaarlijks activiteitenverslag voor 2007 zo spoedig mogelijk met een analyse te komen van de interoperabiliteit van de respectieve rechtsgrondslagen waaraan het zijn onderzoeksbevoegdheden ontleent, zodat de bevindingen van deze analyse eventueel kunnen worden gebruikt bij de toekomstige herziening van de OLAF-Verordening; maakt in dit verband opmerkzaam op het feit dat het Verdrag van Lissabon(19) met betrekking tot fraudebestrijding eveneens een wijziging in artikel 280 van het EU-Verdrag omvat;

60.

merkt op dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens op 27 november 2007 met betrekking tot het in zaak 20477/05 Tillack vs. België ingediende verzoek heeft geoordeeld dat de Belgische staat, door in de woning van de betrokken journalist een huiszoeking te verrichten, artikel 10 (vrijheid van meningsuiting) van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens heeft geschonden; merkt in dit verband evenwel op dat noch de door het OLAF, noch de door de Commissie in een eerder stadium ingestelde administratieve onderzoeken het voorwerp vormden van dit arrest; is in dit verband van mening dat alles in het werk moet worden gesteld om de rechten van personen op wie een onderzoek betrekking heeft te beschermen;

Bestrijding van BTW-fraude

61.

maakt zich buitengewoon veel zorgen over de financiële schade die door zogenaamde „carrouseltransacties” wordt veroorzaakt; constateert dat bijvoorbeeld het Duitse Institut für Wirtschaftsforschung het verlies aan nationale BTW-inkomsten voor de periode 2003-2005 op 17 à 18 miljard EUR per jaar schat; de lidstaten gaan er in het algemeen van uit dat ze elk jaar ongeveer 10 % van hun BTW-inkomsten mislopen; een derde van deze verliezen is toe te schrijven aan grensoverschrijdende carrouseltransacties;

62.

wijst er voorts op dat het Britse Hogerhuis het verlies aan nationale BTW-inkomsten voor het Verenigd Koninkrijk over de periode 2005/2006 op 3 500 à 4 750 miljoen GBP raamt, hetgeen neerkomt op minstens 9,6 miljoen GBP per dag; in het desbetreffende rapport staat met name dat „het thans bestaande systeem voor intracommunautaire BTW-transacties niet te handhaven is”(20);

63.

wijst erop dat er voor de inning van de eigen middelen uit de BTW alleen van de daadwerkelijke inkomsten kan worden uitgegaan;

64.

is ernstig bezorgd over het feit dat veel lidstaten nog steeds niets blijken te voelen voor nauwere samenwerking tussen de bevoegde nationale diensten enerzijds en tussen de Commissie — met inbegrip van het OLAF — en de nationale diensten anderzijds;

65.

is ingenomen met de mededeling van de Commissie aan de Raad over enkele basiselementen voor de ontwikkeling van een BTW-fraudebestrijdingsstrategie in de EU (COM(2007)0758); verzoekt zijn terzake bevoegde commissie derhalve actief toe te zien op de implementatie daarvan;

66.

laakt het feit dat de Raad nog steeds geen standpunt heeft bepaald ten aanzien van het voorstel voor een verordening betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraude en andere onwettige activiteiten(21), dat door het Europees Parlement op 23 juni 2005(22) in eerste lezing is aangenomen; verzoekt zijn Voorzitter met het voorzitterschap van de Raad contact op te nemen om hierin meer vaart te brengen;

67.

is van mening dat een betere samenwerking tussen de betrokken diensten en met de Commissie (OLAF) onontbeerlijk is om grensoverschrijdende „carrouselfraude” effectief te kunnen tegengaan; is in dit verband tevens van oordeel dat het systeem voor de uitwisseling van BTW-gegevens en de samenwerking op het gebied van gegevensanalyse met ondersteuning van de Commissie (OLAF) moeten worden verbeterd;

*

* *

68.

verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie, het Hof van Justitie, de Rekenkamer, het Comité van toezicht van het OLAF en het OLAF zelf.